NL9300215A

NL9300215A - Houdersamenstel met verschuifbaar deksel.

Info

Publication number: NL9300215A
Application number: NL9300215A
Authority: NL
Original assignee: Pharmachemie Bv
Priority date: 1993-02-03
Filing date: 1993-02-03
Publication date: 1994-09-01
Also published as: FI940504A; NO940282D0; CA2114865A1; EP0609954A1; KR940019572A; DE69411769T2; EP0609954B1; ATE168646T1; DE69411769D1; FI940504A0; NO940282L; ES2119061T3; DK0609954T3; JPH0789563A; GR3027572T3

Description

Houdersamenstel met verschuifbaar deksel.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een houdersamenstel omvattende een houder met een opening begrensd door een hals alsmede een op de houder te plaatsen deksel. Een dergelijk houdersamenstel is in de s^and der techniek algemeen bekend. Dergelijke houders worden bijvoorbeeld gebruikt voor het verpakken van produkten waarvan het onwenselijk is dat deze in kinderhanden vallen. Voorbeelden daarvan zijn de gezondheid beïnvloedende chemicaliën zoals medicijnen. Anderzijds moet bij ontwerp van kinderveilige sluitingen voor medicijnverpakkingen er steeds aan gedacht worden dat ook geriatrische patiënten in staat moeten zijn dergelijke verpakkingen te openen.

In de praktijk betekent dit dat dergelijke afsluitingen voor verpakkingen zodanig uitgevoerd moeten zijn dat na het eenmaal voordoen de betreffende groep kinderen niet in staat is deze handeling te reproduceren terwijl een minder begaafde patiënt daar wel toe in staat is. In de stand der techniek werden voor verpakkingen van medicijnen tot nu toe blisterverpakkingen gebruikt. Hoewel deze verpakkingen gebruiksvriendelijk zijn kleven daaraan steeds zwaarder wordende milieubezwaren. De verpakkingen zijn niet opnieuw te gebruiken en bestaan uit een moeilijk te recyclen laminaat van een drager die al dan niet gealuminiseerd is waarop een kunststoffolie aangebracht is en waartussen holten begrensd worden voor het opnemen van de medicijnen.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding in een kinderveilig houder-dekselsamenstel te voorzien dat eenvoudig hervulbaar is.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven houdersamenstel verwezenlijkt doordat de hals en het deksel van in de aangebrachte positie van het deksel samenwerkende nokkenmiddelen voorzien zijn, die verschuiven van het deksel in een richting loodrecht op de hartlijn van de opening toelaten en zodanig zijn uitgevoerd, dat in een positie liggend tussen de volledig gesloten stand van het deksel en de volledig uitgeschoven stand van het deksel de samenwerking tussen die nokkenmiddelen verbroken kan worden.

Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag het deksel verschuifbaar op de houder aan te brengen zonder dat echter door het verschuiven de opening vrijgegeven wordt. Dit betekent dat het deksel van de houder verwijderd moet worden om toegang tot de opening te krijgen. Slechts in een positie die bepaald wordt door de onderlinge positie van de nokmiddelen kan het deksel van de houder verwijderd worden. Een derge- lijke positie kan aangegeven worden door aanduidingen op zowel de houder als het deksel die bijvoorbeeld in de positie van het verwijderen van het deksel tegenover elkaar moeten liggen. Door het deksel en de houder in niet verschoven positie zodanig uit te voeren dat een doorlopend glad geheel verkregen wordt, wordt in een eerste beveiliging voorzien. Het is immers door het vloeiend doorlopend zijn niet mogelijk veel kracht op het deksel uit te oefenen ten opzichte van de houder. Pas door het verschuiven van het deksel buiten de omtrek van de houder kan daaronder een kracht uitgeoefend worden. De tweede veiligheid wordt gevormd door de hierboven beschreven nokmiddelen. Dat wil zeggen slechts indien het deksel zich in de juiste naar buiten geschoven positie ten opzichte van de houder bevindt, is verwijderen daarvan mogelijk.

Hoewel het mogelijk is de nokmiddelen op alle posities zowel bij de houder als het deksel aan te brengen, wordt er volgens de uitvinding de voorkeur aan gegeven dat de hals en het deksel aan de zijde die in de richting van de verschuifbaarheid van het deksel ligt, voorzien zijn van de nokmiddelen. Dergelijke uitsteeksels kunnen produktie-technisch bijzonder eenvoudig aangebracht worden en beïnvloeden enerzijds het afdichten van de opening niet terwijl anderzijds deze geen uitwendig aangrijp-punt vormen voor het (onbevoegd) openen van het deksel.

Volgens een voorkeursuitvoering van de uitvinding zijn de nokkenmid-delen in de hals uitgevoerd als langsuitsteeksels. Deze langsuitsteeksels kunnen ondergrepen worden door de nokmiddelen op het deksel. Deze nokraid-delen op het deksel omvatten ten minste een lip. De zojuist beschreven langsuitsteeksels zijn daarbij voorzien van een onderbreking met een lengte die overeenkomt met de lengte van de lip. Dat wil zeggen indien de lip zich juist onder de onderbreking bevindt kan het ondergrijpen van de langsuitsteeksels teniet gedaan worden door de lip rechtstandig omhoog te bewegen. Indien het gewenst is dat het deksel in twee richtingen verschuifbaar is en in twee posities afgenomen kan worden kunnen meer dan een lip aanwezig zijn.

Bij voorkeur zijn de samenwerkende nokkenmiddelen zodanig uitgevoerd dat in elke positie het deksel op de houder gesnapt kan worden. De gebruiker hoeft zich dan niet te bekommeren over de juiste positie van het deksel ten opzichte van de houder.

Bij voorkeur zijn aanslagmiddelen aanwezig om de meest uitgeschoven positie van het deksel ten opzichte van de houder te bepalen.

De hierboven beschreven vloeiende overgang tussen deksel en houder kan op eenvoudige verkregen worden indien onder de hals van de houder een verbreding aangebracht is op de houder.

Om in optimale afdichting te voorzien bestaat het deksel uit een omtreksdeel voorzien van de nokmiddelen en een afdichtdeel dat in het bijzonder uitgevoerd is om op de opening van de hals aan te grijpen. Daarbij is de constructie bij voorkeur zodanig dat het afdichtdeel verplaatsbaar ten opzichte van het deksel aangebracht is. Daardoor is het mogelijk het afdichtdeel zodanig uit te voeren dat dit de opening van de hals volledig omsluit. Immers verschuiven van het omtreksdeel van het deksel om dit in een positie te brengen waarin het van de houder bewogen kan worden, heeft geen invloed op de positie van het afdichtdeel. Daarbij is het mogelijk het afdichtdeel vrij verschuifbaar ten opzichte van het deksel aan te brengen. Bij een dergelijke uitvoering is na het eenmaal op juiste wijze kiezen van de positionering van het deksel ten opzichte van de houder het steeds mogelijk het deksel van de houder te verwijderen zonder dat de hierboven beschreven schuifhandeling plaats dient te vinden. Dit betekent dat de kinderveilige sluiting slechts veilig is tot het eerste gebruik en nadien steeds bewust verschuiving van het deksel ten opzichte van de houder noodzakelijk is. Volgens een voorkeursuitvoering waarbij het deksel bestaat uit een omtreksdeel en een afdichtdeel zijn echter veermiddelen aanwezig die het afdichtdeel steeds in een bepaalde positie ten opzichte van het omtreksdeel drijven. Omdat het afdichtdeel in vaste positie ten opzichte van de opening van de houder aangebracht wordt betekent dit dat het omtreksdeel, dat van de nokkenmiddelen voorzien is, steeds in een grendelpositie teruggedreven wordt, d.w.z. dat de houder steeds in de kinderveilige positie gesloten is.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgeheelde uitvoering verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 in perspectivisch aanzicht het houdersamenstel volgens de uitvinding in gesloten positie;

Fig. 2 in perspectivisch aanzicht de verschillende delen van het houdersaraenstel in uiteengenomen positie;

Fig. 3a en 3b in resp. dwars- en langsdoorsnede het houdersamenstel in samengevoegde stand;

Fig. k het houdersamenstel in aanzicht in de openingsstand; en

Fig. 5 in aanzicht het houdersamenstel volgens de uitvinding tijdens het openen.

Het houdersamenstel volgens de uitvinding is in de figuren in het geheel met 1 aangegeven. Dit bestaat uit een houder 2 voorzien van een opening 3 aangebracht in een hals 4. Daarop dient een deksel 5 aange- bracht te worden. Hals k is van uitsteeksels 6 voorzien terwijl het deksel 5 bestaat uit een afdichtdeel 14 en een omtreksdeel 13. In omtreks-deel 13 zijn lippen 7 aanwezig alsmede geleidingstongen 16. Tussen uitsteeksels 6 in hals 4 is een uitsparing 9 aangebracht. Een dergelijke uitsparing 10 is tussen lippen 7 in omtreksdeel 13 van het deksel aangebracht. Afdichtdeel 14 is voorzien van een rand 17 die zoals blijkt uit fig. 3 valt tussen de bovenzijde van het omtreksdeel 13 en geleidingstong 16. Daarbij is geleidingstong 16 zodanig uitgevoerd dat tijdens de pro-duktie afdichtdeel 14 gemakkelijk daarlangs kan snappen. Afdichtdeel l4 is bovendien voorzien van veerarmen 15 die aangrijpen op het omtreksdeel 13. Deze zijn zodanig uitgevoerd dat het omtreksdeel 13 en afdichtdeel 14 steeds ernaar streven concentrisch ten opzichte van elkaar geplaatst te zijn. Omtreksdeel 13 is voorzien van een aanduiding 12 terwijl houder 2 van een aanduiding 11 voorzien is.

Het hierboven beschreven houdersamenstel werkt als volgt: Uitgaande van een houder 2 die bijvoorbeeld gevuld wordt met tabletten wordt het samengevoegde deksel 5 op de houder gesnapt. Lippen 7 en uitsteeksels 6 zijn zodanig uitgevoerd dat in neerwaartse zin langs elkaar bewegen steeds mogelijk is. Doordat afdichtdeel 14 een enigszins zoekende vrije rand heeft die op de begrenzing van opening 3 van hals 4 aangrijpt, is zeer nauwkeurige positionering van het deksel 5 ten opzichte van de houder van ondergeschikt belang. Na het snappen van het deksel 5 op houder 2 is het niet mogelijk dit van houder 2 te verwijderen omdat lippen 7 onder uitsteeksels 6 liggen zoals blijkt uit fig. 3b. Door het deksel 5 zodanig te verplaatsen ten opzichte van houder 2 als in fig. 4 getoond is met aanduidingen 11 en 12 tegenover elkaar, komen de lippen 7 zodanig ten opzichte van het linker uitsteeksel 6 van de houder te liggen dat de meest rechter lip 7 door uitsparing 9 kan bewegen en uitsparing 10 verplaatsing langs het linker uitsteeksel 6 mogelijk maakt. In deze positie kan het deksel naar boven gebracht worden. Dit wordt vergemakkelijk doordat zoals uit fig. 4 blijkt het deksel buiten de omtrek van de houder bewogen is zodat van onderen een kracht uitgeoefend kan worden. Het uitoefenen van een dergelijke kracht is noodzakelijk om de snapverbinding tussen afdichtdeel 14 en hals 9 nabij de opening te verbreken. Deze snapverbinding zorgt voor afdichting. Tijdens de schuifbeweging van het omtreksdeel 13 blijft het afdichtdeel 14 op zijn plaats. Bij het loslaten van omtreksdeel 13 veert dit automatisch terug naar de centrale positie op de houder door de aanwezigheid van de veerarmen 15.

Op deze wijze wordt een dubbele beveiliging verkregen. In de geslo- ten positie zoals getoond in fig. 1 van de houder en deksel is het moeilijk kracht op het deksel uit te oefenen om dit eenvoudig naar boven te tillen. Bovendien belemmeren de nokken een dergelijke verplaatsing. Bij verder manipuleren met het houdersamenstel blijkt dat het deksel verschuifbaar is. Een kind zal dan trachten het deksel verder te verschuiven om het op deze wijze opening 3 vrij te geven. Doordat het omtreksdeel 13 tegen hals 4 aanslaat is een verdere verschuiving niet mogelijk. Deze aanslag is zo stevig dat losbreken van het deksel van de houder niet eenvoudig mogelijk is. Bij het verschuiven van het deksel 5 ten opzichte van de houder is het slechts in één positie mogelijk het deksel naar boven te bewegen. Dit vormt de tweede beveiliging.

Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeursuitvoering beschreven is, moet begrepen worden dat daaraan talrijke wijzigingen aangebracht kunnen worden zonder buiten het bereik van de onderhavige aanvrage te geraken. Zo is het mogelijk de nokmiddelen op een andere plaats dan aangegeven aan te brengen. Deze kunnen bijvoorbeeld uitwendig aangebracht worden. Ook is het mogelijk verdere middelen aan te brengen die de gebruiker het gevoel geven dat het deksel en de houder in een bepaalde positie ten opzichte van elkaar gelegen zijn. Al dergelijke wijzigingen liggen binnen het bereik van de bijgevoegde conclusies.

Claims

1. Houdersamenstel (1) omvattende een houder (2) met een opening (3) begrensd door een hals (4) alsmede een op de houder te plaatsen deksel (5). met het kenmerk, dat de hals (4) en het deksel (5) van in de aangebrachte positie van het deksel samenwerkende nokkenmiddelen (6, 7) voorzien zijn, die verschuiven van het deksel in een richting loodrecht op de hartlijn (8) van de opening toelaten en zodanig zijn uitgevoerd, dat in een positie liggend tussen de volledig gesloten stand van het deksel en de volledig uitgeschoven stand van het deksel de samenwerking tussen die nokkenmiddelen verbroken kan worden.

2. Houdersamenstel volgens conclusie 1, waarbij de hals en het deksel aan de zijde die in de richting van de verschuifbaarheid van het deksel ligt, voorzien zijn van de nokkenmiddelen.

3· Houdersamenstel volgens conclusie 2, waarbij de nokkenmiddelen in de hals omvatten langsuitsteeksels (6) die ondergrepen kunnen worden door de nokmiddelen op het deksel, die ten minste een lip (7) omvatten, waarbij de langsuitsteeksels van een onderbreking (9) voorzien zijn waarvan de lengte overeenkomt met de lengte van die ten minste ene lip.

4. Houdersamenstel volgens een van dë voorgaande conclusies, waarbij de samenwerkende nokkenmiddelen zodanig zijn uitgevoerd, dat in elke positie het deksel op de houder gesnapt kan worden.

5. Houdersamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij aanslagmiddelen aanwezig zijn die de meest uitgeschoven positie van het deksel ten opzichte van de houder bepalen.

6. Houdersamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij onder de hals van de houder een verbreding is aangebracht, die in aangebrachte volledig gesloten toestand van het deksel in hoofdzaak gelijklig-gend op de omtreksrand van het deksel aansluit.

7. Houdersamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het deksel bestaat uit een omtreksdeel dat voorzien is van de nokmiddelen en een afdichtdeel (14) ingericht om op de opening van de hals aan te grijpen.

8. Houdersamenstel volgens conclusie 7» waarbij de vorm van het afdichtdeel in hoofdzaak overeenkomt met de af te dichten halsopening (3) en het afdichtdeel verplaatsbaar ten opzichte van het omtreksdeel in de richting van het schuiven is aangebracht.

9· Houdersamenstel volgens conclusie 7 of 8, waarbij veermiddelen (15) aanwezig zijn om het afdichtdeel naar een middenstand ten opzichte van het omtreksdeel van het deksel te drijven.

10. Houdersamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij op het deksel en de houder aanduidingen (11, 12) voor de positie van het deksel ten opzichte van de houder aanwezig zijn.