NL9220021A

NL9220021A - Plantgereedschap.

Info

Publication number: NL9220021A
Application number: NL929220021A
Authority: NL
Original assignee: William J Luke
Priority date: 1991-07-30
Filing date: 1992-07-30
Publication date: 1994-06-01
Also published as: US5228400A; GB9401411D0; DE4292606T1; GB2274378A; WO1993002543A1; CA2114232C; GB2274378B; CA2114232A1

Description

Plantgereedschap Technisch gebied

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een plantgereedschap, in het bijzonder voor tuinplanten en bollen, alhoewel het ook geschikt zou zijn voor gebruik bij zaden. Achtergrond van de techniek

Het beplanten van een tuin of ander gebied met tuinplanten, bollen of zaden is zeer arbeidsintensief en bracht tot nu toe zwaar fysiek handwerk met zich mee, terwijl het tevens het bukken en het innemen van oncomfortabele standen noodzakelijk maakte, hetgeen in het bijzonder moeilijk is voor een persoon met een of ander lichamelijk gebrek.

Volgens de aanvrager heeft tot nu toe geen enkel gereedschap de voorgenoemde moeilijkheden overwonnen die werden ontmoet bij het planten van tuinplanten, bollen of zaden. De tot nu toe bekende gereedschappen bestonden bijvoorbeeld ofwel uit een soort schop, zoals bij het Amerikaanse octrooischrift 385.384 van T. Seller of het Amerikaanse octrooischrift 486.713 van A.A. Hawes, of het zijn gecompliceerde of moeilijk te gebruiken apparaten, zoals bij het Amerikaanse octrooischrift 1.439.601 van R.F. Boop of het Amerikaanse octrooischrift 4.736.694 van Kratky et al. Een verder apparaat is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.275.672 van Clad, dat op vergelijkbare wijze de voorgenoemde problemen niet oplost.

Het is derhalve een doel van de onderhavige uitvinding een plantgereedschap te verschaffen dat gemakkelijk is te gebruiken, efficiënt is, een rechttoe, rechtaan constructie bezit en door bijna iedereen kan worden gebruikt zonder dat overmatige lichaamskracht nodig is.

Korte beschrijving van de tekeningen

Dit doel en andere doelen en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijker worden uit de nuvolgende beschrijving in samenhang met de bijgaande schematische tekening, waarin: fig. 1 is een algeheel aanzicht van één uitvoerings-voorbeeld van het plantgereedschap volgens de uitvinding; fig. 2 is een zijaanzicht van het gereedschap van fig. 3 is een bovenaanzicht van het konische gedeelte of eigenlijke plantgedeelte van het gereedschap van fig. 1; en fig. 4 is een gedetailleerd explosie-aanzicht van het onderste gedeelte van het gereedschap van fig. 1, waarbij is weergegeven op welke wijze de verschillende onderdelen worden samengevoegd.

Openbaring van de uitvinding

Het plantgereedschap van de onderhavige uitvinding wordt primair gekenmerkt door: een handvat; steunmiddelen die met één uiteinde van het handvat zijn verbonden, waarbij de steunmiddelen open zijn op de wijze van een voetbeugel voor het opnemen van een voet van een persoon die het gereedschap gebruikt, en een konisch gedeelte dat op een van het handvat verwijderde plaats met de steunmiddelen is verbonden, waarbij het konische gedeelte een taps gedeelte bezit dat van de steunmiddelen is afgekeerd.

Volgens één voorkeursuitvoering van de onderhavige uitvinding is het konische gedeelte hol en omvat een ringvormig vlak oppervlak aan een uiteinde daarvan dat is verwijderd van het tapse gedeelte, welk ringvormig vlak oppervlak in het midden open is, terwijl het tapse gedeelte is afgesloten.

Voor het gebruik van het plantgereedschap volgens de uitvinding wordt allereerst de bodem voorbereid. Dit kan worden gedaan door het bewerken van de bodem, of, indien dit lastig is of de tijd het niet toelaat, kan de bodem goed worden natgemaakt. Daarna wordt het konische gedeelte van het gereedschap, dat het eigenlijke plantgedeelte of gatmaakgedeelte vormt, op een geschikte plaats geplaatst, waar het gewenst is een tuinplant, bol of zaad te plaatsen. De gebruiker plaatst dan een voet in de voetbeugelachtige opening die wordt gevormd door de steunmiddelen, waarbij de voet op de bovenzijde van het konische gedeelte rust. De gebruiker drukt daarna met voldoende kracht op het konische gedeelte om een gat van de gewenste grootte te maken. Aangezien het gehele gereedschap van een zodanige lengte is dat een gebruiker deze comfortabel kan gebruiken zonder voorover te bukken, ontziet het plantgereedschap volgens de uitvinding de rug van een persoon aanzienlijk. Tegelijkertijd staat het plantgereedschap volgens de uitvinding toe dat een groot aantal gaten in een zeer korte tijdsperiode wordt gemaakt.

Aangezien het konische gedeelte kenmerkend verscheidene inch lang is, kan een grote verscheidenheid van gatmaten worden verkregen. De gebruiker drukt louter met de voet benedenwaarts op het konische gedeelte met voldoende kracht voor het verkrijgen van de gewenste gatmaat. Indien een gat wordt gewenst dat groter is dan het konische gedeelte, ofwel voor het opnemen van grotere bollen of planten, of voor het verschaffen van een grotere ruimte in de grond voor het latere begieten van de planten, is het slechts noodzakelijk, zodra het konische gedeelte in de grond is gedrukt, het gehele gereedschap ofwel heen en weer en/of op een cirkelvormige wijze te bewegen voor het daardoor vergroten van het gat.

Het plantgereedschap volgens de uitvinding verschaft op een zeer ongekunstelde en voordelige wijze een inrichting voor het snel en gemakkelijk tot stand brengen van gaten van elke gewenste grootte voor tuinplanten, bollen en zaden. Aangezien het gereedschap volgens de uitvinding wordt gebruikt met de gebruiker in een rechtopstaande stand zonder bijvoorbeeld de noodzaak tot het werkelijk uit het gewenste gat scheppen van grond, is zeer weinig lichamelijke arbeid nodig en kan het gereedschap door bijna iedereen worden gebruikt.

Verdere specifieke kenmerken van de onderhavige uitvinding zullen hierna in detail worden beschreven.

Beste wiize voor het uitvoeren van de uitvinding

Thans wordt in detail naar de tekening verwezen, die de thans de voorkeur verdienende specifieke uitvoering toont en waarbij het plantgereedschap volgens de uitvinding door het verwijzingscijfer 1 is aangeduid. Het gereedschap 1 omvat een handvat 2 dat is vervaardigd van enig geschikt materiaal, zoals hout, alhoewel het handvat ook van kunststof of zelfs metaal kan zijn gemaakt. Een greepgedeelte 3 is met één uiteinde van een steelgedeelte 4 van het handvat 2 verbonden. Met het andere uiteinde 4a van het steelgedeelte 4 is met behulp van bouten 5 en moeren 6 een steunorgaan 7 verbonden. In de weergegeven uitvoering, en in het bijzonder zoals is weergegeven in fig. 4, is het steunorgaan 7 voorzien van twee identieke delen 7a en 7b, die met het uiteinde 4a van het steelgedeelte 4 zijn verbonden, in het bijzonder bij afgeplatte gedeelten 8 die aan tegenovergestelde zijden van het uiteinde 4a zijn aan- gebracht. Voor dit doel is het bovenste gedeelte van de delen 7a, 7b van het steunorgaan 7 uitgevoerd met gaten 9, waarbij de bouten 5 door de gaten 9 van een van de steundelen, bijvoorbeeld het deel 7a, dan door gaten 10 in het uiteinde 4a van het steelgedeelte 4 en tenslotte door de gaten 9 in het andere steundeel, bijvoorbeeld het deel 7b, zijn gestoken.

Op het onderste uiteinde van het steunorgaan is het eigenlijke plant- of gatmaakgedeelte van het gereedschap aangesloten, dat de vorm bezit van het konische gedeelte 10. Dit konische gedeelte is uitgevoerd met een taps gedeelte 11a, dat bij voorkeur een glad oppervlak heeft voor het vergemakkelijken van het gebruik daarvan. In de weergegeven uitvoering zijn het steunorgaan 7 en het konische gedeelte 11 onderling verbonden via schroeforganen 12 die zich uitstrekken door, in de steundelen 7a, 7b aangebrachte gaten 13, en zijn dan in gaten 14 in het konische gedeelte 11 gestoken.

Alhoewel het konische gedeelte 11 een massief deel zou kunnen zijn, is in de in de tekeningen weergegeven voorkeursuitvoering het konische gedeelte 11 hol en is met andere woorden uitgevoerd met een uitgehold gedeelte 15. In het bijzonder in het geval waarbij het konische gedeelte 11 van metaal, zoals gegoten aluminium, is vervaardigd, bespaart het uitgeholde gedeelte 15 niet alleen materiaal, doch dit voorkomt dat het konische gedeelte te zwaar wordt. Zoals voorts in het bijzonder is te zien in het aanzicht van fig. 4, is het konische gedeelte 11, aan dat uiteinde dat is verwijderd van het tapse gedeelte 11a en is verbonden met het steunorgaan 7, uitgevoerd met een ringvormig vlak oppervlak 16 dat uiteraard in het middengedeelte open is. Teneinde een meer afgewerkt uiterlijk te verschaffen, kan het ringvormige vlakke oppervlak 16 aan tegenovergelegen zijden zijn uitgevoerd met verdiepte gebieden 17 voor het opnemen van omgezette uiteinden van de steundelen 7a, 7b.

Alhoewel het steunorgaan 7 een element uit één stuk zou kunnen zijn, is het steunorgaan 7 voorzien van de twee delen 7a en 7b, zoals hiervoor in de voorkeursuitvoering is besproken. Elk van deze steundelen bezit een eerste eindge-deelte 18 dat zich in wezen evenwijdig aan het handvat 2 uitstrekt en is verbonden met het uiteinde 4a van het steelgedeelte 4 daarvan, en in het bijzonder met het afgeplatte ge- deelte 8 van het uiteinde 4a van het steelgedeelte zodat de gedeelten 18 enigszins verdiept zullen zijn en niet zo ver uitsteken. Voor dit doel is elk eerste eindgedeelte 18 uitgevoerd met de gaten 9 voor het opnemen van de bouten 5. Aangrenzend aan het eerste eindgedeelte 18 bevindt zich een tus-sengedeelte 19, waarbij de tussengedeelten van de twee steun-delen 7a, 7b van elkaar weg divergeren in de richting van het konische gedeelte 11 teneinde een voetbeugelachtige opening te vormen voor het opnemen van een voet van een persoon die het gereedschap gebruikt. In de weergegeven uitvoering is elk tus-sengedeelte 19 weergegeven als zijnde hoekig gebogen, doch het zou ook een recht deel kunnen zijn of zijn gebogen of gekromd. Bij zowel een gebogen uitvoering als de weergegeven hoekig afgebogen vorm is het belangrijk dat het tussengedeelte buitenwaarts is gekromd of gebogen teneinde de open ruimte voor het vormen van de genoemde voetbeugel voor het opnemen van de voet van een gebruiker te maximaliseren.

Aangrenzend aan elk tussengedeelte 19 bevindt zich een tweede eindgedeelte 20 dat binnenwaarts is gebogen in de richting van het tegenovergestelde steundeel 7a, 7b. Elk eindgedeelte 20 is verbonden met het ringvormige vlakke oppervlak 16 van het konische gedeelte 11. Hiertoe zijn de tweede eind-gedeelten 20 uitgevoerd met de gaten 13 voor het daardoorheen opnemen van de schroeforganen 12. Indien de verdiepte gebieden 17 zijn verschaft, bezitten zij bij voorkeur een zodanige diepte dat de eindgedeelten 20 volledig daarin zijn opgenomen zodat zij glad aansluiten op het vlakke oppervlak 16.

Het dient te worden begrepen dat wanneer het steunor-gaan 7 een constructie uit één stuk is, de tweede eindgedeelten 20 onderling zouden zijn verbonden boven het uitgeholde gedeelte 15. De tweedelige constructie van het steunorgaan 7 verdient evenwel de voorkeur omdat hierdoor het gereedschap gemakkelijker is te vervaardigen en te monteren omdat met twee steundelen onvermijdelijke fabricagetoleranties gemakkelijker tijdens het monteren kunnen worden opgenomen.

Zoals in fig. 1 is weergegeven, zijn voor het vergemakkelijken van het gebruik van het plantgereedschap volgens de uitvinding het handvat, en in het bijzonder het greepge-deelte 3 daarvan, en de voetbeugelachtige opening van het steunorgaan 7 met elkaar in lijn gelegen.

Zoals het konische gedeelte 11 als het steunorgaan 7 kunnen zijn gemaakt van elk geschikt materiaal, in het bijzonder van een metaal of een kunststof. Het konische gedeelte 11 is bij voorkeur vervaardigd van gegoten aluminium, terwijl het steunorgaan bij voorkeur is vervaardigd van staal. Het zou zelfs mogelijk zijn het beugelorgaan en het konische gedeelte uit één stuk te maken, in het bijzonder wanneer zij zijn vervaardigd van een geschikte harde kunststof.

De onderhavige uitvinding is uiteraard op geen enkele wijze beperkt tot de specifieke openbaring van de beschrijving en tekeningen, doch omvat tevens alle wijzigingen binnen het kader van de bijgaande conclusies.

Claims

1. Plantgereedschap, gekenmerkt door een handvat (2); een steunorgaan (7) dat met één uiteinde (4a) van het handvat (2) is verbonden, welk steunorgaan open is op de wijze van een voetbeugel voor het opnemen van een voet van een persoon die het gereedschap gebruikt; en een enkel konisch gedeelte (11) dat met het beugelor-gaan (7) is verbonden op een plaats verwijderd van het handvat (2), welk konische gedeelte (11) in lijn ligt met het handvat en een taps gedeelte (11a) bezit dat van het steunorgaan (7) is afgekeerd.

2. Plantgereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het konische gedeelte (11) hol is en een ringvormig vlak oppervlak (16) omvat aan een uiteinde daarvan dat is verwijderd van het tapse gedeelte (11a), welk ringvormig vlak oppervlak (16) in het midden open is, terwijl het tapse gedeelte is afgesloten.

3. Plantgereedschap volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het konische gedeelte (11) is vervaardigd van een materiaal dat is gekozen uit de groep bestaande uit metalen en kunststoffen.

4. Plantgereedschap volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het konische gedeelte (11) is vervaardigd van aluminium.

5. Plantgereedschap volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het steunorgaan (7) is voorzien van twee afzonderlijke delen (7a, 7b), elk waarvan is verbonden met zowel het handvat (2) als het konische gedeelte (11).

6. Plantgereedschap volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat elk van de delen (7a, 7b) van het steunorgaan (7) achtereenvolgens is voorzien van: een eerste eindgedeelte (18) dat zich in wezen evenwijdig aan het handvat (2) uitstrekt en aan één uiteinde van het steelgedeelte (4) verwijderd van het ene uiteinde (4a) daarvan is geplaatst.

15. Plantgereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het steunorgaan (7) en het konische gedeelte (11) uit één stuk bestaan. met het ene uiteinde (4a) daarvan is verbonden; een tussenge-deelte (19), waarbij de tussengedeelten van de twee delen (7a, 7b) van elkaar af divergeren in de richting van het konische gedeelte (11) voor het vormen van de voetbeugelvormige opening van het steunorgaan (7); en een tweede eindgedeelte (20) dat binnenwaarts in de richting van het andere deel (7b, 7a) is gebogen en is verbonden met het ringvormige vlakke oppervlak (16) van het konische gedeelte (11).

6. Plantgereedschap volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat elk van de delen (7a, 7b) van het steunorgaan (7) achtereenvolgens is voorzien van: een eerste eindgedeelte (18) dat zich in wezen evenwijdig aan het handvat (2) uitstrekt en met het ene uiteinde (4a) daarvan is verbonden; een tussenge-deelte (19), waarbij de tussengedeelten van de twee delen (7a, 7b) van elkaar af divergeren in de richting van het konische gedeelte (11) voor het vormen van de voetbeugelvormige opening van het steunorgaan (7); en een tweede eindgedeelte (20) dat binnenwaarts in de richting van het andere deel (7b, 7a) is gebogen en is verbonden met het ringvormige vlakke oppervlak (16) van het konische gedeelte (11).

7. Plantgereedschap volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het binnenwaarts gebogen tweede eindgedeelte (20) van elk van de delen (7a, 7b) van het steunorgaan (7) voor het open middelste gedeelte van het ringvormige vlakke oppervlak (16) van het konische gedeelte (11) eindigt.

8. Plantgereedschap volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat elk van de tussengedeelten (19) van de delen (7a, 7b) van het steunorgaan (7) hoekig buitenwaarts is gebogen.

9. Plantgereedschap volgens conclusie 6,met het kenmerk, dat elk van de tussengedeelten (19) van de delen (7a, 7b) van het steunorgaan (7) op een gekromde wijze buitenwaarts is gebogen.

10. Plantgereedschap volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het steunorgaan (7) is vervaardigd van een materiaal dat is gekozen van de groep bestaande uit metalen en kunststoffen.

11. Plantgereedschap volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het steunorgaan (7) is vervaardigd van staal.

12. Plantgereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het konische gedeelte (11) een massief deel is.

13. Plantgereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het steunorgaan (7) een deel uit één stuk is dat achtereenvolgens is voorzien van: een eerste open eindgedeelte met twee elementen (18) die elk in wezen evenwijdig aan het handvat (2) verlopen en zijn verbonden met het ene uiteinde (4a) daarvan; twee tussengedeelten (19) die elk aan een van de twee elementen (18) van het eerste open eindgedeelte grenzen, welke tussengedeelten (19) van elkaar af divergeren in de richting van het konische gedeelte (11) voor het vormen van de vóetbeugelvormige opening van het steunorgaan (7); en een tweede gesloten eindgedeelte met een element dat de tussengedeelten (19) onderling verbindt en met het konische gedeelte (11) is verbonden. 14. (gewijzigd) Plantgereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het handvat (2) is voorzien van: een greepgedeelte (3) dat aan een uiteinde van het steelgedeelte (4) verwijderd van het steunorgaan (7) is geplaatst.

13. Plantgereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het steunorgaan (7) een deel uit één stuk is dat achtereenvolgens is voorzien van: een eerste open eindgedeelte met twee elementen (18) die elk in wezen evenwijdig aan het handvat (2) verlopen en zijn verbonden met het ene uiteinde (4a) daarvan; twee tussengedeelten (19) die elk aan een van de twee elementen (18) van het eerste open eindgedeelte grenzen, welke tussengedeelten (19) van elkaar af divergeren in de richting van het konische gedeelte (ll) voor het vormen van de voetbeugelvormige opening van het steunorgaan (7); en een tweede gesloten eindgedeelte met een element dat de tussengedeelten (19) onderling verbindt en met het konische gedeelte (11) is verbonden.

14. Plantgereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het handvat (2) is voorzien van: een steelgedeel-te (4) dat is uitgevoerd met het ene uiteinde (4a) waarmede het steunorgaan (7) is verbonden; en een greepgedeelte (3) dat GEWIJZIGDE CONCLUSIES [ontvangen door het Internationaal Bureau op 29 december 1992 (29.12.92); oorspronkelijke conclusies 1 en 14 gewijzigd; andere conclusies ongewijzigd] 1. (gewijzigd) Plantgereedschap, gekenmerkt door een handvat (2) met een enkel langgerekt steelgedeel-te (4) met een langshartlijn; een steunorgaan (7) dat met één uiteinde (4a) van het steelgedeelte (4) is verbonden, welk steunorgaan (7) zich uitstrekt vanaf het steelgedeelte (4) en open is op de wijze van een voetbeugel voor het opnemen van een voet van een persoon die het gereedschap gebruikt; en een enkel konisch gedeelte (11) met een centrale langshartlijn, welk konische gedeelte (11) met het steunorgaan (7) is verbonden op een plaats verwijderd van het steelgedeelte (4), waarbij de langshartlijn van het konische gedeelte (11) in lijn ligt met de langshartlijn van het steelgedeelte (4) en een taps gedeelte (11a) bezit dat is afgekeerd van het steunorgaan (7).

15. Plantgereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het steunorgaan (7) en het konische gedeelte (11) uit één stuk bestaan.