NL9202293A - Inrichting voor het verwijderen van atherosclerotische plaque van de wand van een slagader. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET VERWIJDEREN VAN ATHEROSCLBROTISCHE PLAQUE VAN DE WAND VAN EEN SLAGADER

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwijderen van plague van de wand van een slagader. Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld bekend uit US-A-5 112 345. De daaruit bekende inrichting maakt gebruik vein een holle roteerbare katheter. Dë omtrek van het vrije einde daarvan is scherp en draagt aan zijn einde als freesmessen werkende bladen. Tijdens de freesbewerking kan afgefreesd materiaal worden afgezogen door de holle katheter. Bij deze bekende techniek bestaat het gevaar, dat afgefreesd plaque-materiaal niet wordt afgezogen maar in de bloedbaan terecht komt.

De bekende inrichting kan door zijn opbouw ongewenste krachten op de slagaderwand uitoefenen, waardoor deze beschadigd kan raken.

Doel van de uitvinding is, een inrichting te bieden, die niet behept is met de nadelen van deze bekende techniek. De inrichting volgens de uitvinding is daartoe gekenmerkt door een in een slagader ter plaatse van een door plaque veroorzaakte vernauwing te brengen freeseenheid, omvattende twee met gelijk toerental rond een longitudinale rotatie-hartlijn aandrijfbare freeskoppen met messen; eerste aandrijfmiddelen voor het roterend aandrijven van de freeskoppen; tweede aandrijfmiddelen voor het simultaan met de werking van de eerste aandrijfmiddelen in langsrichting ten opzichte van elkaar verplaatsen van de freeskoppen; en opslagmiddelen voor het tijdens een freesbewerking opslaan van afgefreesd plaque-materiaal.

Door de gelijke, maar tegengestelde roterende aandrijving van de freeskoppen is de positionering van de inrichting in de slagader inherent stabiel en worden geen krachten op de vaatwand uitgeoefend.

Bij voorkeur wordt de inrichting zodanig uitgevoerd, dat hij bij het inbrengen geringe radiale afmetingen bezit en tijdens de freesbehandeling een grotere effectieve diameter vertoont. Na de freesbewerking dient de inrichting dan te worden teruggebracht in zijn smalle vorm om naar de uitgangspositie te worden teruggeschoven, waarna hij uit de slagader kan worden verwijderd. De inrichting kan hiertoe het kenmerk vertonen dat de freeseenheid radiaal ten opzichte van de longitudinale hartlijn uitzetbaar is.

Om een gemakkelijk schuiven door de slagader te verzekeren kan de inrichting het kenmerk vertonen dat de voorzone en de achterzone elk naar het respectieve einde van de freeskop versmallen.

De inrichting kan met voordeel zodanig zijn uitgevoerd dat de opslagmiddelen twee, elk aan een freeskop toegevoegde, algemeen afgeknot-kegelvormige, uitzetbare, voor bloed doorstroombare houders omvatten. Bijvoorbeeld kan voor de houders een flexibel of rekbaar materiaal worden toegepast.

Zeer eenvoudig van opbouw is die uitvoering, waarin elke houder door de einden van spaken, bijvoorbeeld de bijbehorende messen wordt ondersteund.

Voor het uitzetten van de freeskop kan gebruik worden gemaakt van een externe mechanische besturing. Eenvoudiger is echter die uitvoering, waarin elke freeskop onder invloed van de tijdens aandrijving optredende centrifugale krachten uitzetbaar is.

Met de inrichting volgens het genoemde Amerikaanse octrooischrift US-A-5 112 345 kan niet altijd worden voorkomen, dat tijdens het inbrengen van de inrichting de messen in onbedoeld contact komen met de vaatwand en die beschadigen. Om dit nadeel tegen te gaan kan de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk vertonen dat de opslagmiddelen de messen althans ten dele afdekken.

Verdere kenmerken en bijzonderheden van de uitvinding zullen nu worden genoemd en toegelicht aan de hand van bijgaande tekening. Hierin tonen: de figuren 1-10 overeenkomstige dwarsdoorsneden door een slagader, waarbij de opeenvolgende behandelingsfasen zijn weergegeven, waarbij met een inrichting volgens de uitvinding een lokale constrictie, bestaande uit stenotische, atherosclerotische plaque wordt verwijderd; figuur 11 een dwarsdoorsnede-aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding in meer detail en op grotere schaal; en figuur 12 de doorsnede XII/XII van figuur 11.

In alle figuren zijn overeenkomstige onderdelen en elementen met dezelfde verwijzingsgetallen weergegeven.

In een slagader 1 heeft zich lokaal een vernauwing of constrictie gevormd, bestaande uit stenotische, atherosclerotische plaque 2. Zoals figuur 1 toont, bestaat deze plaque uit een min of meer ringvormige afzetting 2.

Figuur 2 toont de volgende fase, waarin een zogenaamde voerdraad 3 in de slagader is ingebracht. Een dergelijke voerdraad dient voor het geleiden van de hierna te beschrijven inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 3 toont dat een inrichting 4 volgens de uitvinding over de voerdraad 3 in de richting van de pijl 5 wordt verplaatst naar de ringvormige ophoping 2. Daartoe wordt gebruik gemaakt van een hierna te beschrijven flexibele buis 6.

Figuur 4 toont de situatie, waarin de inrichting 4 op de plaats van de ophoping 2 is gearriveerd. Zoals hierna aan de hand van figuur 11 zal worden beschreven, kan de inrichting 4 nu uiteen worden bewogen, waarbij een eerste freeskop 7 aan de linkerzijde van de ring 2 blijft, terwijl een tweede freeskop 8 door de vernauwing 2 heen wordt gedrukt om aan de andere zijde daarvan te worden gepositioneerd.

Figuur 5 toont de toestand, waarin deze verplaatsing is voltooid en de inrichting 4 gereed is voor het door fresen verwijderen van het plaque-materiaal van de ophoping 2.

Zoals ook aan de hand van figuur 11 zal worden besproken, kunnen nu de freeskoppen 7, 8, bestaande uit een aantal messen, zie figuur 11/12, in tegengestelde rotatie worden aangedreven, zoals met pijlen 9, 10 is aangeduid. Tijdens deze tegengestelde rotatie, waarin de messen effectief kunnen zijn voor het affresen van plaque-materiaal, worden op nader te beschrijven wijze de freeskoppen 7, 8 naar elkaar toe bewogen volgens de pijlen 11, 12. Figuur 7 toont de situatie, waarin de freeskoppen 7, 8 naar elkaar zijn toe bewogen en al enig materiaal van de ophoping 2 hebben verwijderd. Door de vorm van de messen 13, 14 van de freeskoppen 7, 8 kunnen de messen niet verder naar elkaar worden bewogen dan in figuur 7 is aangeduid. Om de tussen de messen nog aanwezige plaque te verwijderen kan de inrichting in deze toestand volgens pijl 15 heen en weer worden bewogen om ook het tussenliggende plaque-materiaal af te fresen. Opgemerkt wordt dat hierna nog zal worden besproken, op welke wijze de messen worden aangedreven en waarheen het afgefreesde plaque-materiaal wordt afgevoerd.

Figuur 8 toont de situatie, waarin de freesbewerking is voltooid. In deze situatie is de rotatie van de freeskoppen beëindigd en kan de rechter freeskop 8 volgens pijl 17 naar links worden bewogen in de richting van freeskop 7. De koppen 7, 8 zijn dan teruggebracht in de in figuur 3 getoonde situatie en kunnen volgens pijl 16 worden teruggetrokken langs de voordraad 3.

Figuur 9 toont deze situatie.

Figuur 10 tenslotte toont de toestand, waarin de ader 1 is gekomen na de hierboven beschreven behandeling door de inrichting 4, na het verwijderen van de voerdraad 3.

De figuren 3, 4, 5, 8 en 9 tonen de situatie, waarin de inrichting 4 een relatief geringe diameter bezit, waarin hij gemakkelijk in de ader kan worden verplaatst. Dit is de rusttoestand, waarin geen roterende aandrijving van de freeskoppen 7, 8 plaatsvindt. In de werkzame toestand, waarin de koppen 7, 8 roterend worden aangedreven vindt op hierna te beschrijven wijze een radiale uitzetting van de inrichting plaats, zoals getoond in de figuren 6 en 7. In deze toestand kan elke freeskop door zijn vergrote diameter effectief het plaque-materiaal in de ophoping 2 verwijderen, evenwel zonder in contact te komen met de slagaderwand. Dit laatste immers zou verwonding ten gevolge kunnen hebben. Aan de hand van de figuren 11 en 12 zal de expansie van de freeskoppen door roterende aandrijving nader worden besproken.

Aan de freeskoppen zijn verder konusvormige houders 18, 19 toegevoegd. Deze houders bestaan uit semi-permeabele membranen en zijn mede-vervormbaar bij de uitzetting van de freeskoppen 7, 8.

Figuur 11 toont een met figuur 7 corresponderend aanzicht van de inrichting 4.

De inrichting 4 is door middel van een buisconstructie 20 verplaatsbaar en aandrijfbaar. De eerste freeskop 7 met de bijbehorende houder 8 zijn verbonden met een buitenbuis 21 ten opzichte waarvan een binnenbuis 22 schuifbaar is. Het deze binnenbuis 22 is de tweede freeskop 8 met de bijbehorende houder 19 bevestigd. Door de buizen 21, 22 ten opzichte vein elkaar te verschuiven kunnen de freeskoppen 7, 8 met bijbehorende houders 18, 19 ten opzichte van elkaar axiaal worden verplaatst. Door bijbehorende rotatie van de buizen zouden desgewenst de koppen 7, 8 met houders 18, 19 roterend kunnen worden aangedreven. Bij de structuur volgens de inrichting 4 wordt van dit principe evenwel geen gebruik gemaakt, omdat aandrijving door middel van flexibele assen het overbrengen van momentkrachten vereist, hetgeen met dunne assen niet eenvoudig en beheersbaar is. Daarom wordt in deze uitvoering gebruik gemaakt van aan elke freeskop 7, 8 toegevoegde turbinemiddelen. Door het uitoefenen van een zuiging volgens pijl 23 kan via openingen 24, 25 bloed langs de freeskoppen 13, 14 uit de ader 1 worden afgezogen. Zoals in het bijzonder figuur 12 duidelijk toont kan hierdoor door middel van schoepen 26 een roterende kracht op de messen 13, 14 worden uitgeoefend. Door aangepaste positionering van de turbineschoepen 26 vindt de juiste tegengestelde rotatie vein de messen 13, 14 plaats.

Mede als gevolg van de zuiging, waarbij bloed door de openingen 24, 25 wordt afgevoerd, vindt een effectief transport van afgefreesd materiaal van de ophoping 2 naar de houders 18, 19 plaats. De gaten 24, 25 zijn afgedekt door semi-permeabele membranen 27, 28, waardoor geen afgefreesd materiaal wordt afgezogen. Verder is het van belang op te merken, dat door de effectieve uitzetting van de houders 18, 19 het afgefreesde materiaal niet in de bloedbaan terecht kan komen.

De expansie van de messen 13 vindt plaats, doordat de messen tijdens roterende aandrijving onderworpen zijn aan centrifugale krachten. Doordat de messen worden gedragen door omgezette strips, die alle gemakshalve met 29 zijn aangeduid, kunnen ze rond die strips scharnieren.

Figuur 11 toont met onderbroken lijnen de rusttoestand aan van de tweede freeskop 8.

Figuur 12 toont de dwarsdoorsnede XII/XII door de tweede freeskop 8 volgens figuur 11.

Claims (16)

1. Inrichting voor het verwijderen van plaque van de wand van een slagader gekenmerkt door een in een slagader ter plaatse van een door plaque veroorzaakte vernauwing te brengen freeseenheid, omvattende: twee met gelijk toerental rond een longitudinale rotatie-hartlijn aandrijfbare freeskoppen met messen; eerste aandrijfmiddelen voor het roterend aandrijven van de freeskoppen; tweede aandrijfmiddelen voor het simultaan met de werking van de eerste aandrijfmiddelen in langsrichting ten opzichte van elkaar verplaatsen van de freeskoppen; en opslagmiddelen voor het tijdens een freesbewerking opslaan van afgefreesd plaque-materiaal.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de freeseenheid radiaal ten opzichte van de longitudinale hartlijn uitzetbaar is.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk. dat de voorzone en de achterzone elk naar het respectieve einde van de freeskop versmallen.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de opslagmiddelen twee, elk aan een freeskop toegevoegde, algemeen afgeknot-kegelvormige, uitzetbare, voor bloed doorstroombare houders omvatten.

5. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat elke houder door de einden van spaken, bijvoorbeeld de bijbehorende messen wordt ondersteund.

6. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elke freeskop onder invloed van de tijdens aandrijving optredende centrifugale krachten uitzetbaar is.

7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de opslagmiddelen de messen althans ten dele afdekken.

8. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de houders semi-permeabel zijn.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de houders membranen omvatten met een porie-diameter in de orde van grootte van 5-10 pm.

10. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de freeseenheid in de rusttoestand een centrale constrictie met een vloeiend afgeronde vorm vertoont ter plaatse van de overgang tussen de aan elke freeskop toegevoegde opslagmiddelen.

11. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerkf dat de eerste aandrijfmiddelen ten minste één in de freeseenheid aanwezige motor omvatten.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerkr dat de motor een turbine omvat, die wordt aangedreven via een in de freeseenheid uitmondende zuigleiding.

13. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door aan de freeseenheid toegevoegde opnemers voor het afgeven van signalen die representatief zijn voor de waarden van voor de werking van de inrichting representatieve parameters.

14. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de messen een zodanige spoed bezitten, dat afgefreesd materiaal naar de opslagmiddelen wordt gevoerd.

15. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de opslagmiddelen bij roterende aandrijving van de freeskoppen stilstaan.

16. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de effectieve spoorbreedte van de freeskoppen variabel is.