NL9202009A - Filtereenheid met losneembare bodem. - Google Patents

Description

Titel:

Filtereenheid met losneembare bodem.

De uitvinding heeft betrekking op een filtereenheid bestemd voor gebruik in een inrichting voor het door extractie bereiden van dranken, zoals koffie of thee, omvattende een filterpan met een bodem en een opstaande rand.

Een dergelijke filtereenheid is bijvoorbeeld bekend uit het Duitse Offenlegungsschrift DE 3 644 947. Deze filtereenheid is uitgevoerd als een verschuifbare lade die uit de inrichting kan worden verwijderd teneinde nieuw filterpapier en vers koffiemeel in het filter in te brengen danwel, na afloop van een zetproces, het gebruikte koffiemeel met het filterpapier te verwijderen.

Wordt een dergelijke filtereenheid gebruikt in inrichtingen voor het bereiden van relatief grote hoeveelheden koffie of thee dan doen zich problemen voor ten aanzien van de hanteerbaarheid van de filtereenheid. Wordt als voorbeeld uitgegaan van een inrichting die bestemd is voor het bereiden van 70 liter koffie in één keer dan moet de filtereenheid worden gevuld met 3,25 kg gemalen koffie. Samen met het eigen gewicht bedraagt het totale gewicht van de filtereenheid dan ongeveer 10 kg. Bij dergelijke inrichtingen voor het bereiden van grote hoeveelheden koffie bevindt de filtereenheid zich op tamelijk grote afstand boven de grond, in veel gevallen ongeveer 1,5 meter. Om de filtereenheid op zijn plaats te brengen, moet de gebruiker dus behoorlijk tillen. Deze situatie wordt nog erger na afloop van het zetproces. In het filter blijft circa 5 liter water achter en het gehele filter met het vochtige koffiemeel weegt dan circa 15 kg en heeft een temperatuur van meer dan 60°C. Het vergt behoorlijk wat kracht om een dergelijke zware filtereenheid op 1,5 meter boven de grond uit de inrichting te verwijderen.

Het probleem dat ten grondslag ligt aan de uitvinding is dus in het bijzonder hoe het (natte) filterpapier met het daarin aanwezige natte koffiemeel uit de filterpan kan worden verwijderd zonder te morsen of te knoeien, zodanig dat direct daarna het filter weer voor een volgend zetsel gereed kan worden gemaakt en ook zodanig dat alle benodigde handelingen door een willekeurig persoon veilig uitgevoerd kunnen worden. Om te vermijden dat er resten koffiemeel in de filterpan achterblijven is het bovendien wenselijk om de filtereenheid zodanig uit te voeren dat het papieren filter met de inhoud uit de pan kan worden verwijderd zonder dat het filterpapier kapot gaat.

De uitvinding verschaft nu een filtereenheid bestemd voor gebruik in een inrichting voor het bereiden van dranken zoals koffie of thee, omvattende een filterpan met een bodem en een opstaande rand, welke filtereenheid volgens de uitvinding het kenmerk heeft dat de bodem van de filterpan ten opzichte van de opstaande rand verschuifbaar is in geleider-elementen die aan de opstaande rand zijn bevestigd.

De uitvinding zal in het volgende in meer detail worden omschreven aan de hand van de bijgaande figuren.

Figuur 1a toont een bovenaanzicht op de filtereenheid volgens de uitvinding.

Figuur 1b toont een doorsnede door de filtereenheid volgens de uitvinding volgens de lijn I-I in figuur 1a.

Figuur 1c toont een doorsnede door de filtereenheid volgens de uitvinding volgens de lijn II-II in figuur 1a.

Figuur 2 toont de filtereenheid volgens de uitvinding in de gebruikssituatie gepositioneerd boven een opvangreservoir.

Figuren 3a.....3d illustreren de wijze waarop door verschuiven van de bodem van de filtereenheid het filterpapier met het daarin aanwezige natte koffiemeel na afloop van een zetproces kan worden verwijderd.

Figuur 1a toont een bovenaanzicht op de filtereenheid volgens de uitvinding. Een doorsnede van deze filtereenheid volgens de lijn I-I is getoond in figuur 1b en een andere doorsnede volgens de lijn II-II is getoond in figuur 1c. De bodem van deze filtereenheid is uitgevoerd als een lade 1 met een handvat 2. In het bovenvlak van de lade bevindt zicht een opvangbak 3 met daarboven een draadrooster 4. De opvangbak 3 is voorzien van een uitstroomopening 5. Het ondervlak is uitgevoerd als draadrooster of als geperforeerde plaat en is derhalve doorlatend voor het koffie-extract dat tijdens gebruik uit de opening 5 stroomt. De opstaande rand 6 van de filtereenheid is dubbelwandig uitgevoerd en voorzien van een binnenwand 7 en een buitenwand 8. De binnenwand 7 is geperforeerd, zodat koffie-extract via deze geperforeerde binnenwand terecht kan komen in de ruimte tussen de binnen- en de buitenwand en vandaar naar beneden kan stromen tot in de opvangbak vanwaar het extract via de opening 5 afvloeit. In de gebruikssituatie bevindt zich in de filtereenheid een filterpapier 9 met daarin een bed van gemalen koffie 10.

Het hele, als lade uitgevoerde samenstel bestaande uit de componenten 1-8 (en in de gebruikstoestand bovendien de componenten 9 en 10) is verschuifbaar ten opzichte van een vaste constructie 11 die in de figuren 1a.....1c slechts schematisch is aangeduid en die deel kan uit- maken van een grotere koffiezeteenheid. Details van een dergelijke eenheid zijn binnen het kader van de uitvinding van weinig belang en zullen derhalve niet worden verstrekt. Belangrijk is wel het feit dat de filter-eenheid met behulp van de lade-geleiders 12 en 13 aan het stationaire frame 11 is bevestigd, zodanig dat de filtereenheid ten opzichte van dit stationaire frame 11 in horizontale richting in- of uitgeschoven kan . worden zoals aan de hand van de volgende figuren nog nader zal worden verklaard. De lade-geleiders 12 en 13 zijn bij voorkeur van een type waarin een aantal rollen worden toegepast om te verzekeren dat de gehele lade licht loopt en derhalve met weinig kracht kan worden gehanteerd. Details van dergelijke ladegeleiders worden voor een vakman bekend verondersteld.

Figuur 2 toont de filtereenheid volgens de uitvinding in een gebruikssituatie, gepositioneerd boven een opvangreservoir 11 bestemd voor het opvangen van het koffie-extract 12. Heet water wordt via de leiding 13 toegevoerd aan de bovenzijde van de filtereenheid. Op de filtereenheid bevindt zich in figuur 2 een deksel 14 met daarin een rooster 15 dat dienst doet als waterverdeler. Vanaf het rooster 15 komt het water terecht op het bed 10 van gemalen koffie. Het extract stroomt enerzijds via het draadrooster 4 in de opvangbak 3 en loopt anderzijds ook via de ruimte tussen de dubbelwandige opstaande rand 6 in deze opvangbak 3. Het in de opvangbak verzamelde extract vloeit weg via de uitstroomopening 5 en wordt opgevangen in het reservoir 11. Het reservoir 11 is voorzien van een kraan 16 via welke koffie kan worden getapt.

Na afloop van het zetproces wordt het reservoir 11 onder de filtereenheid verwijderd. Over het algemeen zijn deze reservoirs uitgevoerd als grote verrijdbare ketels met eventueel een isolatiemantel en zonodig een verwarmingseenheid om de koffie in het reservoir op een vooraf bepaalde temperatuur te houden.

Na het verwijderen van het reservoir 11 wordt een afvalemmer onder de filtereenheid geplaatst en wordt de schuiflade 1 verwijderd waardoor het filterpapier met het natte gebruikte koffiemeel uit de filtereenheid valt en terechtkomt in de afvalemmer. De wijze waarop dit gebeurd is in meer detail geïllustreerd in figuur 3.

In figuur 3a is de situatie geïllustreerd direct na afloop van het zetproces. De lade 1 bevindt zich nog in dezelfde situatie als tijdens het zetproces. Nadat een afvalemmer of afvalbak onder de filtereenheid is geplaatst wordt via het handvat aan de la getrokken, zoals schematisch is geïllustreerd met de pijl 17 in figuur 3b. Zoals in figuur 3b tevens is te zien begint het filterpapier met het daarin aanwezige natte koffiemeel aan de rechterzijde van de figuur al enigszins naar beneden te zakken. In figuur 3c is de lade 1 als verder onder de opstaande rand uitgetrokken en is ook het filterpapier al verder naar beneden gezakt. In figuur 3d is de eindsituatie bereikt, waarbij de la geheel onder de opstaande rand is uitgetrokken en het filterpapier met het daarin aanwezige natte koffie-meel ongehinderd naar beneden kan vallen.

Zoals in de figuren is geïllustreerd is de opstaande rand bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat de diameter van de bovenzijde groter is dan de diameter van de onderzijde. Door deze taps toelopende vorm van de opstaande rand wordt het filterpapier tijdens het naar beneden vallen enigszins samengeduwd waardoor het natte koffiemeel beter wordt omsloten tijdens de val in de afvalemmer. Daarmee wordt de kans op eventueel spatten bij het neerkomen in de afvalemmer sterk gereduceerd.

Zoals verder in het bijzonder in de figuren 3a____3d is geïllus treerd is de achterrand van de filterlade, de rand waarover het filterpapier glijdt tijdens het uitschuiven van de lade, afgerond om eventuele beschadiging van het filterpapier te voorkomen. Ook het draadrooster dat enigszins uitsteekt boven het bovenvlak van de filterlade, is aan de achterzijde afgerond om beschadiging van het filterpapier te voorkomen.

In de geïllustreerde uitvoeringsvorm is de bovenzijde van de op-vangbak 3 voorzien van een rooster bestaande uit een aantal evenwijdige stangen. Het is in principe mogelijk om de bovenzijde uit te voeren als een geperforeerde plaat, maar het gebruik van een draadrooster met onderling evenwijdige stangen die gericht zijn evenwijdig aan de schuifbewe-ging van de la verdient de voorkeur omdat ook daarmee de kans op beschadiging van het filterpapier relatief klein is.

Claims (4)

1. Filtereenheid bestemd voor gebruik in een inrichting voor het bereiden van dranken, zoals koffie of thee, omvattende een filterpan met een bodem en een opstaande rand, met het kenmerk, dat de bodem van de filterpan ten opzichte van de opstaande rand verschuifbaar is in gelei-derelementen die aan de opstaande rand zijn bevestigd.

2. Filtereenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de opstaande rand in de richting van de verschuifbare bodem taps toeloopt.

3. Filtereenheid volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de bodem voorzien is van een doorlatend bovenvlak gevormd door een reeks evenwijdige staven die zich uitstrekken in de richting waarin de bodem verschuifbaar is.

4. Filtereenheid volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de achterrand van de bodem, respectievelijk van het doorlatende bovenvlak, is afgerond of afgeschuimd.