NL9201676A - Elektrische installatiedoos, meer in het bijzonder aftakdoos. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Elektrische installatiedoos, meer in het bijzonder aftakdoos.

De uitvinding heeft betrekking op een elektrische installatiedoos, meer in het bijzonder aftakdoos, met een door een deksel afsluitbaar dooslichaam, dat voorzien is van een aantal van de dooszijwanden uitgaande, voor het insteken van een installatiebuis resp. voor het klemmend omvatten van een elektrische kabel ongerichte spruiten.

Dergelijke installatiedozen worden o.a. op grote schaal toegepast als lasdoos of centraaldoos, welke tegen een plafond of wand van een elektrisch te installeren ruimte worden gemonteerd en veelal dienen voor het onderbrengen van de voor het verbinden van de einden van via verschillende spruiten in de doosruimte samenkomende geleiders toegepaste lasdoppen.

Bij de tot nu toe bekende en algemeen toegepaste installatie-c.q. lasdozen worden in hoofdzaak vlakke deksels toegepast en worden de spruiten gevormd door in de omtreksrichting ononderbroken, in hoofdzaak cilindrische stompen, die uitgaan van de opstaande zijwanden van het eigenlijke dooslichaam.

Installatiedozen worden niet alleen bij de aanleg van elektrische installaties gebruikt, doch zijn ook nodig, wanneer op een bestaande doorgaande leiding aftakkingen moeten worden gemaakt. In een dergelijk geval dient bij gébruik van de bekende installatiedoos de doorgaande leiding c.q. kabel op de aftakplaats te worden doorgesneden om vervolgens de daardoor verkregen leiding- c.q. kabeleinden via overstaande spruiten in het dooslichaam te kunnen steken.

Een moeilijkheid daarbij is, dat het opnieuw met elkaar (en met de aftakleiding) verbinden van de leiding- c.q. kabeleinden extra leiding- c.q. kabellengte vraagt, welke veelal niet in voldoende mate in de loop van de kabel of leiding te vinden is. De bekende installatiedoos is derhalve als aftakdoos in feite ongeschikt.

De uitvinding nu beoogt een installatiedoos van het in de aanhef omschreven type te verschaffen, welke in het bijzonder voor gébruik als aftakdoos geschikt is.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat de doos een deelvlak heeft, waarin de assen van tenminste twee, van overstaande dooswanden uitgaande spruiten zijn gelegen, waarbij de beide helften van elk van deze twee spruiten met zijdelings daarvan uitstekende flensdelen op elkaar sluiten.

In feite is bij de installatiedoos volgens de uitvinding sprake van twee dooshelften, waarbij de ene helft dient als deksel voor de andere helft, zoals dit ook bij kabelmoffen voor ondergrondse kabels bekend is.

Van een aldus uitgevoerde instal latiedoos kan eenvoudig een helft onder de een weinig van zijn ondergrond opgelichte doorgaande leiding c.q. kabel worden geschoven en vervolgens in een zodanige positie worden vastgezet, dat de leiding c.q. kabel in zijn door de beide overstaande, in eikaars verlengde liggende spruithelften gevormde ligplaats valt. Vervolgens kan volgens een bekend aftakklenprincipe een aftakgeleider met de doorgaande geleider worden verbonden. Deze aftakgeleider zou in principe door een ongedeelde spruit in de doos kunnen worden gestoken.

In een practische uitvoering echter zijn ook de assen van de overige spruiten in het deelvlak van de doos gelegen. De gedeelde spruiten, die niet voor het opnemen van een bestaande doorgaande leiding behoeven te worden gebruikt, kunnen daarbij van schroefdraad zijn voorzien en samenwerken met wartelmoeren, zoals bij installatiedozen met ongedeelde spruiten op zichzelf bekend is.

Volgens een verder kenmerk, van de uitvinding zijn de beide dooshelften aan hun op elkaar sluitende randvlakken voorzien van complementair gevormde, in elkaar grijpende ribben en groeven.

Door overeenkomstig een voorkeursuitvoering de ribben en groeven in dwarsdoorsnede V-vormig uit te voeren, zodanig, dat de ribben en groeven onder wigwerking in elkaar sluiten, kan bovendien een waterdichte verbinding tussen de dooshelften worden verkregen, zonder dat daartoe een afzonderlijke pakking nodig is, zoals bij de bekende doos het geval is.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van een installatiedoos volgens de uitvinding en fig. 2 is een aanzicht van een helft van de doos volgens fig. 1.

Van de in fig. 1 weergegeven installatiedoos zijn de zijwanden met 1-4 aangegeven. Van de beide overstaande zijwanden 1 en 2 steken de op één lijn gelegen spruiten 5 en 6 uit, terwijl zich van de andere twee overstaande wanden 3 en 4 spruiten 7 en 8 uitstrekken, die eveneens op één lijn zijn gelegen.

De getekende installatiedoos is gedeeld volgens een vlak 9, dat de gemeenschappelijke as 10 van de spruiten 5 en 6, alsook de gemeen- schappelijke as 11 van de spruiten 7 en 8 bevat. Aldus zijn twee dooshelften ontstaan, die elk een helft van elk der spruiten 5-8 bevatten. De helften 5a, 5b en 6a, 6b van de spruiten 5 resp. 6 zijn daarbij voorzien van zijdelings uitstekende flensdelen 12 resp. 13 en kunnen op elkaar worden vastgeklemd met behulp van zijdelings cm de cp elkaar liggende flensdelen grijpende klemstukken 14 en 15. Deze klemstukken kunnen in de asrichting 10 cp de samen te klemmen flensdelen worden geschoven, waarbij de naar elkaar toegekeerde randdelen van de klemstukken in corresponderende groeven 17 (fig. 2) in de flensdelen grijpen.

De helften 7a, b en 8a, b van de beide andere spruiten 7 en 8 zijn van schroefdraad voorzien, zodat zij door middel van een wartel-moer op elkaar kunnen worden bevestigd. In fig. 1 linksboven is de cp de spruit 8 geschroefde wartelmoer met 18 aangegeven.

De beide dooshelften zijn aan hun qp elkaar sluitende randvlak-ken (waarvan alleen het met 19 aangeduide randvlak van de dooshelft in fig. 2 is te zien) voorzien van complementair gevormde, in plkagr grijpende ribben 20 en groeven 21. Zoals in fig. 2 is te zien, zetten deze ribben en groeven zich voort over de op elkaar sluitende rand-vlakken van de flensdelen 12 en 13 van de spruiten 5 en 6. Ze zouden voorts ook kunnen doorlopen over de op elkaar sluitende randvlakken van de spruithelften 7a, 7b resp. 8a, 8b.

De ribben 20 en groeven 21 zijn in dwarsdoorsnede V-vormig, waardoor zij bij het op elkaar plaatsen en vastdrukken (met behulp van de klemstukken 14 en 15 en de wartelmoeren 18, onder wigwerking in elkaar grijpen, waardoor een waterdichte verbinding tussen de beide dooshelften kan worden verkregen. Daarnaast dragen de ribben groeven 20, 21 zorg voor de nodige centrering van de beide dooshelften.

De beschreven installatiedoos is in het bijzonder geschikt voor gebruikt, wanneer een doorlopende geleider of kabel moet worden af getakt. In een dergelijk geval wordt de af te takken kabel eenvoudig een weinig van de dragende ondergrond opgelicht, waarna één der dooshelften, bijv. die van fig. 2, onder de aldus opgelichte kabel wordt verschoven en zodanig wordt geplaatst, dat de kabel in de door de beide spruithelften 5a en 6a gevormde ligplaats valt. Vervolgens wordt een aftakgeleider, bijv. aftakkabel, waarop van te voren een wartelmoer met bijbehorende knelring van rubber (in de tekening niet nader weergegeven is geschoven, in een spruithelft 7a of 8a gelegd, waarna de verbinding tussen deze aftakkabel en de doorgaande kabel tot stand wordt gébracht.

Vervolgens wordt de tweede dooshelft aangebracht en op de eerste bevestigd door het aanbrengen van de klemstukken 14 en de wartelmoeren 18. Daarbij kan in de op de niet gébruikte spruit (7 of 8) geschroefde wartelmoer een de spruitopening afslijtend schijfje van bijv. rubber worden aangebracht.

De beschreven installatiedoos wordt bij voorkeur uitgevoerd in een geschikte thermoplastische kunststof. Het zal daarbij duidelijk zijn, dat de installatiedoos volgens de uitvinding meer spruiten kan bevatten dan in de tekening is weergegeven en dat desgewenst ook de spruiten 7 en 8 met klemstukken in plaats van met wartelmoeren kunnen zijn uitgerust.

Claims (7)

1. Elektrische installatiedoos, meer in het bijzonder aftakdoos, met een door een deksel afsluitbaar dooslichaam, dat voorzien is van een aantal van de dooszijwanden uitgaande, voor het insteken van een installatiébuis resp. voor het klemmend omvatten van een elektrische kabel ingerichte spruiten, met het kenmerk, dat de doos een deelvlak heeft, waarin de assen van tenminste twee, van overstaande dooszijwanden uitgaande spruiten zijn gelegen, waarbij de beide helften van elk van deze spruiten met zijdelings daarvan uitstekende flensdelen op elkaar sluiten.

2. Installatiedoos volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de spruithelften met hun zijdelings uitstekende flensdelen op elkaar klembaar zijn door middel van zijdelings om de flensdelen grijpende klemstukken.

3. Installatiedoos volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de klemstukken met naar elkaar toegekeerde langsranddelen in corresponderende, evenwijdig aan de as van de betreffende spruit lopende groeven van de flensdelen grijpen.

4. Installatiedoos volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat ook de assen van de overige spruiten in het deelvlak van de doos zijn gelegen.

5. Installatiedoos volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat tenminste sommige van de overige spruiten van uitwendige schroefdraad zijn voorzien.

6. Installatiedoos volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de beide dooshelften aan hun op elkaar sluitende randvlakken zijn voorzien van complementair gevormde, in elkaar grijpende ribben en groeven.

7. Installatiedoos volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de ribben en groeven in dwarsdoorsnede V-vormig zijn, één en ander zodanig, dat zij onder wigwerking in elkaar sluiten.