NL9201147A - Doseerapparaat alsmede doseerwerkwijze. - Google Patents

Description

Titel: Dos_eerapparaat alsmede doseerwerkwijze .

De uitvinding betreft een doseerapparaat waarmee naar keuze van een groot aantal verschillende stoffen één of een paar van die stoffen aan een voorwerp kan worden af gegeven. Meer in het bijzonder, hoewel niet uitsluitend, heeft de uitvinding betrekking op een doseerapparaat voor het naar keuze aanbrengen van stoffen op een pleister voor dermatologische of contactallergie-testen. De uitvinding heeft tevens betrekking op een doseerwerkwijze.

Om te bepalen voor welke stoffen een patiënt allergisch is vindt vaak het aanbrengen van verschillende stoffen op de huid van de patiënt plaats, en wordt de huidreactie op één of meer van die stoffen afgewacht. Tegenwoordig wordt daartoe een speciale pleister, zo groot als bij voorbeeld een hand, in gescheiden gebieden van die stoffen voorzien en vervolgens met de zijde waarop die stoffen zijn aangebracht op de huid van de patiënt geplakt, veelal de rug. Een pleister van dit soort is bij voorbeeld bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 9001667 eveneens t.n.v. aanvraagster. Deze pleister bevat tien afzonderlijke gebieden in twee evenwijdige rijen van vijf waarin tien verschillende teststoffen kunnen worden gebracht.

Een huidarts beschikt over ongeveer driehonderd stoffen waaruit kan worden geselecteerd voor het bepalen van de stof of groep stoffen waarvoor een patiënt allergisch is. Deze stoffen zijn, zoals bij laboratoria gebruikelijk, afzonderlijk opgeslagen in kunstsoffen injecteerspuiten van bij voorbeeld 5 ml elk, en in reeksen van twintig houders met verschillende stoffen verzameld in een tray, welke trays dagelijks meermalen door een assistente uit een koelruimte dienen te worden genomen, voor het prepareren van de pleisters. Dit prepareren van de pleisters geschiedt volledig handmatig waarbij de assistent, gezeten aan een tafel, uit de verschillende trays met houders, gevuld met de ongeveer driehonderd verschillende stoffen, er telkens tien selecteert en die op de desbetreffende gebieden op de pleister brengt. Op een lijst wordt bijgehouden welke stof op welke plaats op de pleister is gebracht. Tevens is van tijd tot tijd vervangen van de individuele injecteerspuiten noodzakelijk, en het zal duidelijk zijn dat één en ander vrij tijdrovend is. Voorts vindt naast het prepareren van de pleisters het administreren eveneens volledig handmatig plaats, met navenant grote kans op het maken van fouten.

De uitvinding beoogt, een doseerapparaat te verschaffen waarmee het mogelijk is om bij voorbeeld pleisters voor allergische testen te prepareren. Met een dergelijk apparaat kan handwerk zoveel· mogelijk zijn uitgebannen, zodat pleisters kostengunstiger kunnen worden geprepareerd en fouten, zowel betreffende het prepareren van de pleister als betreffende het administreren van de gevens tot een minimum kan worden beperkt.

Overeenkomstig de uitvinding wordt daartoe verschaft een doseerapparaat omvattende een groot aantal houders met verschillende stoffen, uit welke houders naar keuze stof kan worden afgegeven aan een met het apparaat in verbinding te brengen voorwerp, zoals een pleister voor dermatologische testen, waarbij de houders elk een afgeefopening bezitten met behulp waarvan een stof vanuit een houder op het voorwerp kan worden gebracht, en waarbij de houders en het voorwerp onderling beweegbaar zijn om naar keuze de afgeefopening van een houder te positioneren t.o.v. dat voorwerp. Op deze wijze kan het selecteren en afgeven van de stoffen volledig automatisch plaatsvinden, met een minimum aan fouten en met .minimale tussenkomst van een "dure" assistent. Doordat met het doseerapparaat de houder met de af te geven stof ten opzichte van het voorwerp beweegbaar is, kan het apparaat op doelmatige wijze worden uitgevoerd, zodat dit storingsongevoelig kan worden gemaakt. Doordat met het apparaat zowel kan worden geselecteerd als gedoseerd is het mogelijk, met behulp van een microprocessor de resterende voorraad stof in elke houder te bepalen, zodat het bijvullen van een houder verregaand kan worden vergemakkelijkt. Bij voorbeeld wordt door middel van de microprocessor een waarschuwingssignaal afgegeven wanneer een houder bijna leeg is, terwijl tegelijkertijd wordt aangegeven op welke houder het waarschuwingssignaal betrekking heeft, en waar die houder zich bevindt.

Volgens een uitvoering van de uitvinding wordt met het doseerapparaat de houder met de geselecteerde stof in de afgeefstand gebracht, waarna de assistent het afgeven van die stof regelt. Bij voorbeeld zuigt de assistent uit de desbetreffende houder een beetje stof op met een pipet. Bij voorkeur voert het doseerapparaat zowel het in de afgeefstand van de houder brengen als het afgeven zelf volautomatisch uit. Echter wordt reeds met een apparaat dat een houder met de geselecteerde stof in de afgeefstand brengt het grootste deel van de fouten uitgebannen en kan het administreren van de gegevens over de geprepareerde pleisters reeds volledig automatisch plaatsvinden. Wanneer het doseerapparaat ook het afgeven van de stof uitvoert kan het doseren zeer nauwkeurig plaatsvinden, is de bewaking van het prepareren van een pleister het best gegarandeerd, evenals de bewaking van de resterende hoeveelheid stof in elke houder, naast een verregaande kostenbesparing op personeel.

In het hierna volgende zal de uitvinding nader worden verduidelijkt aan de hand van een niet-beperkend uitvoeringsvoorbeeld, genomen in samenhang met de bijgevoegde tekeningen. Daarbij toont:

Fig. 1 een schematisch perspektivisch aanzicht van een doseerapparaat overeenkomstig de onderhavige uitvinding;

Fig. 2 een gedeeltelijk weggebroken aanzicht in doorsnede van het doseerapparaat van fig. 1 langs de lijn II-II;

Fig. 3 een perspektivische schets van een detail van het doseerapparaat van fig. 1.

Onder verwijzing naar fig. 1 en 2 wordt getoond een apparaat 1 volgens de onderhavige uitvinding. Deze omvat een ringvormig lichaam 2 waarin de houders 3 “et verschillende stoffen zijn geplaatst (in fig. 1 zijn de bovenzijden van de houders slechts in een beperkt gebied en zeer schematisch weergegeven). De houders 3 zijn daarbij in het ringvormig lichaam 2 in vijf concentrische ringen aangebracht. Zoals is te zien in fig. 1 staan de houders 3 van de verschillende ringen in radiale richting uitgelijnd. Het ringvormige lichaam 2 is om het midden daarvan draaibaar. Voor de aandrijving in rotatie van het ringvormig lichaam 2 is daartoe op de buitenzijde daarvan een omlopende vertanding 4 aangebracht. Hierop grijpt een aandrijvend tandwiel 5 aan (fig· 2), welke op niet nader weergegeven wijze is ondergebracht in de centrale besturingsbehuizing 6 en is gekoppeld met een niet-weergegeven elektrische stappenmotor. Eveneens wordt getoond in fig. 2 hoe het ringvormige lichaam 2 draaibaar wordt ondersteund door een rol 7· Hiervan zijn er drie verschaft, welke met telkens een onderlinge hoek van 120° verdeeld over de omtrek van het ringvormige lichaam 2 zijn aangebracht. Door de hellende stand van de rol 7, de vorm van de kamer 8 in het ringvormig lichaam 2 waarin deze rol 7 steekt en de in de kamer 8 uitstekende rand 9 wordt een nauwkeurige rolgeleiding voor het ringvormige lichaam 2 bereikt. Met de rand 9 wordt tevens een opsluiting van de rol 7i en dus van de ring 2 gerealiseerd, waardoor de ring 2 in axiale richting is gefixeerd. De uit de zijwand van de kamer 8 stekende rand 9 is op drie plaatsen langs de omtrek van het ringvormige lichaam onderbroken, elk onderling over 120“ langs de omtrek verplaatst. In fig. 2 is de stand van het ringvormig lichaam weergegeven.

waarbij een dergelijke onderbreking in de uitstekende rand 9 zich precies bij elke rol 7 bevindt. In die stand kan de rol 7 niet voorkomen dat het ringvormige lichaam 2 in axiale richting daarvan uit het apparaat 1 kan worden genomen.

Het apparaat 1 omvat voorts een console 11. Hierin zijn opgenomen de verplaatsbare ondersteuningsplaat 12 voor een te prepareren pleister 131 alsmede de doseermiddelen 14. De opbouw en werking van de ondersteuningsplaat 12 zal nader worden toegelicht aan de hand van fig. 3. Zoals is te zien in fig. 1 zijn de doseermiddelen 14 radiaal uitgelijnd en is er voor elke ring houders 3 één doseermiddel. Voorts zijn de doseermiddelen 14 bevestigd op een brug 15» welke in de gebruiksstand van het doseerapparaat 1 het ringvormig lichaam 2 gedeeltelijk bedekt. Zoals is te zien in fig. 2 kan deze brug 15. samen met de doseermiddelen l4 vanuit de met getrokken lijnen weergegeven neergelaten stand, waarin het doseerapparaat 1 gebruiksklaar is, rond scharnier 16 worden opgeklapt tot een stand welke met streepstippellijnen is weergegeven (gedeeltelijke weergave).

Door het ringvormige lichaam 2 te verdraaien kan naar keuze een houder 3 in elke concentrische ring tot onder het overeenkomstige doseermiddel 14 worden gebracht, waarna de stof uit zo'n houder 3 afgegeven kan worden aan de pleister 13.

Zoals is te zien in fig. 1 bevat de pleister 13 twee kolommen van elk vijf af geef plaatsen 18 waar een stof uit een houder 3 kan worden opgebracht. Doordat de pleister 13 in radiale richting verplaatsbaar is ten opzichte van het ringvormig lichaam 2, alsmede de doseermiddelen l4, terwijl de pleister 13 voorts zijdelings (als het ware tangentiaal) kan worden verplaatst ten opzichte van de rij doseermiddelen 14, kan elk van de tien afzonderlijke plaatsen naar keuze worden gebracht onder één van de vijf doseermiddelen 14, zodat op zo'n plaats elke gewenste stof uit de houders 3 in het ringvormig lichaam 2 kan worden opgebracht.

Fig. 2 toont meer in detail de werking van het doseerapparaat 1 tijdens het doseren. Zoals is te zien bezit elke houder een langwerpige cilindrische vorm. Elke houder 3 is opgenomen in een boring in het ringvormig lichaam 2. Het in de tekening gezien onderste einde van elke houder 3 bezit een verlenging 17 met verkleinde diameter. Het open einde hiervan vormt de afgeefopening van de houder 3· Hit uiteinde is enigszins afgeschuind om te voorkomen dat stof uit de houder 3 aan de verlenging 17 blijft hangen. Deze stof is daarbij meestal gemengd in vaseline en is dus vloeibaar gemaakt. De houders 3 onder de doseermiddelen l4a, d en e zijn weergegeven in de ingetrokken stand. In die stand bevindt het vrije uiteinde van de verlenging 17 zich op ruime afstand van de pleister 13, welke in fig. 2 met getrokken lijnen is weergegeven in een stand waarin elk van de af geef plaatsen 18 (fig. 1; 3) rechtstreeks onder een houder 3 gebracht. In de tekening links en rechts daarvan is telkens schematisch de linker resp. rechter rand van de pleister met streepstippellijnen weergegeven als twee alternatieve uiterste standen. In de uiterst linker stand in de tekening zal de meest rechts gelegen afgeefplaats 18 onder het doseermiddel 14a liggen. In de in de tekening meest rechts gelegen stand van de pleister 13 zal de meest links gelegen afgeefplaats 18 zich bevinden onder het doseermiddel 14e. Aldus kan elke afgeefplaats 18 in een rij onder elk doseermiddel l4a, en dus onder elke houder 3 worden gebracht.

In het ringvormige lichaam 2 rust elke houder 3 met de hals van de verlenging 17 als overgang naar de verlenging 17 op een steun 19, welke op- en neer-beweegbaar in het ringvormige lichaam is gehouden. Een veer 21, welke rust op een basisplaat 22 drukt het steunorgaan 19 naar boven tegen een aanslag in de boring voor elke houder 3· De verlenging 17 steekt door het ondersteuningsorgaan 19, de veer 21 en de opsluitplaat 22. De opsluitplaat 22 is van onderaf aan het ringvormig lichaam 2 vastgeschroefd. In het gebied onder de doseermiddelen 14a t/m l4e steunt de opsluitplaat 22 op een steun 20 van het doseerapparaat 1, om elke doorbuiging van de opsluitplaat 22 en dus elke onnauwkeurigheid bij het doseren uit te bannen. De steun 20 overspant de pleister 13 zodanig, dat deze zijdeling bewegend niet wordt gehinderd, en steunt ter weerszijden op het apparaat 1, zoals is weergegeven. Met de veer 21 wordt de houder 3 gedwongen naar de stand waarin de verlenging 17 is ingetrokken ten opzichte van de pleister 13. De houders 3 kunnen worden gebracht in een uitgeschoven stand, met de verlenging 17 dicht bij de pleister 13 om daaraan stof af te geven, zoals is getoond bij de houders welke zich bevinden onder de doseermiddelen l4b en l4c in fig. 2. Dit uitsteken van de houder 3 en het daarop volgend doseren wordt geïllustreerd aan de hand van de doseermiddelen 14a tot en met c. Het doseermiddel l4a toont de ingetrokken stand daarvan. Zichtbaar zijn een hydraulische of pneumatische aandrijfcilinder 23 waaronder uit de zuigerstang 24 steekt. Deze aandrijfcilinder kan eventueel worden vervangen door bij voorbeeld een elektrische schroefspindelaandrijving. Rond het uiteinde van die zuigerstang 24 grijpt een komvormig aandrukorgaan 25· Dit aandrukorgaan 25, waar de zuigerstang 24 door een gat in het midden van het lijf 25 daarvan steekt, wordt opgesloten gehouden tussen het verbrede stempeleinde 26 van de zuigerstang 24 en een veer 27· Stempel 26 en veer 27 zijn daarbij werkzaam op het lijf van het komvormige aandrukorgaan 25. In de ingetrokken stand, zoals weergegeven bij het doseermiddel l4a, is het komvormig aandrukorgaan 25 tegen de werking van de veer 27 in door het stempeleinde 26 van de zuigerstang 24 met de rand daarvan tot tegen een aanslag in de boring in de brug 15 gedwongen. Bij uitschuiven van de zuigerstang 24 zal het komvormig aandrukorgaan 25 onder de werking van de veer 27 gedwongen meebewegen met het stempeleinde 26 van de zuigerstang 24 en in samenwerking komen met de verbrede bovenrand van een houder 3· Onder voortgaand uitschuiven van de zuigerstang 24 drukt het komvormig aandrukorgaan 25 onder de werking van veer 27 de houder 3 tegen de werking van de (slappere) veer 21 in, in de stand met de vernauwde verlenging 17 uitgestoken (zoals bij de doseermiddelen l4b en l4c). In die stand rust de houder 3 met de verdikking aan de bovenrand daarvan op een aanslag van het ringvormig lichaam 2. Onder verder uitschuiven van de zuigerstang 24 blijft het komvormig aandrukorgaan 25 stationair. Dan komt het stempeleinde 26 in contact met een zich in de houder 3 bevindende zuiger 28 en wordt onder verder uitschuiven van de zuigerstang 24 stof uit de houder 3 gedreven. Het doseren kan daarbij zeer nauwkeurig geschieden door de zuigerstang 24 een cumulerende, vaste slag te geven. Bij intrekken van de zuigerstang kan de weg worden gevolgd vanaf het doseermiddel l4c, via doseermiddel l4b naar doseermiddel l4a zoals gedemonstreerd in doseermiddel l4b. Tijdens die intrekslag van de zuigerstang 24 wordt het komvormig aandrukorgaan 25 door het stempeleinde 26 tegen de werking van de veer 27 in meegenomen tot tegen de aanslag aan de brug 15· De houder 3 veert dan weer omhoog. Door deze specifiek hier getoonde ophanging en aandrijving van elke houder 3 wordt elk contact tussen bewegende en stilstaande delen van het doseerapparaat tijdens het roteren van het ringvormig lichaam 2 voorkomen, terwijl de houders 3 gemakkelijk afzonderlijk kunnen worden verwisseld in het ringvormig lichaam 2 en tijdens het doseren de afgeefopening van de houder 2 zich zo dicht mogelijk bij de pleister 13 bevindt voor zo nauwkeurig mogelijk en bedrijfszeker mogelijk doseren.

Fig. 3 toont in detail de besturing van de pleister, welke hier slechts gedeeltelijk is weergegeven. Deze pleister 13 bevindt zich op een ondersteuningsplaat 12 welke in verschillende richtingen beweegbaar is. Hiertoe is de ondersteuningsplaat 12 rollend ondersteund op een basisplaat 29, welke een hellende verlenging 31 bezit. De ondersteuningsplaat 12 kan in langsrichting van de basisplaat 29 en de verlenging 31 worden bewogen. Hiertoe is voorzien in een eindloze snaar 32, welke loopt rond keerschijven 33 aan begin en einde van de basisplaat 29. Eén van deze keerschijven 33 is op een aandrijfas 3^ aangebracht. Bij 35 is de verrijdbare ondersteuningsplaat 12 met de snaar 32 verbonden. Voor het in stappen nauwkeurig positioneren van de ondersteuningsplaat 12 bezit deze aan de onderzijde daarvan een verende nok 36, welke kan snappen in een putje 37, waarvan er een reeks nauwkeurig gepositioneerd is aangebracht op de basisplaat 29. De ondersteuningsplaat 12 kan voorts op de hellende verlenging 31 worden bewogen, en neemt dan de stand in zoals is getoond in fig. 1. In die stand kan een pleister op de ondersteuningsplaat 12 worden gelegd en worden gepositioneerd met behulp van positioneerstrips 38. Door de hellende stand van de verlenging 31 is een gemakkelijk bedienen verzekerd.

Voorts is het mogelijk de basisplaat 29 zijdelings te bewegen. Hiertoe is de basisplaat 29 gemonteerd op twee parallelle glijstangen 39. welke dwars op de langsrichting van de basisplaat 29 zijn gericht. Met een zuigercilinderkombinatie 40 kan de basisplaat 29 aldus zijdelings over de glijstangen 39 heen en weer worden bewogen. De ondersteuningsplaat 12 beweegt dan natuurlijk mee, zodat desgewenst één van de twee kolommen afgeefplaatsen 18 op de pleister 13 kan worden uitgelijnd met de doseermiddelen 14. De verlenging 31 is stationair, zodat slechts in één stand van de basisplaat 29 de ondersteuningsplaat 12 tussen de verlenging 31 en de basisplaat 29 kan worden bewogen.

Zoals is te zien in fig. 1 is de centrale besturingsbehuizing 6 via een aansluiting 42 verbonden met een niet nader weergegeven microprocessor. Doordat het ringvormig lichaam 2 slechts op één manier uit het doseerapparaat 1 kan worden verwijderd ligt de plaats van de houders 3 in het doseerapparaat 1 éénduidig vast. Hierdoor kan de microprocessor op betrouwbare wijze de volledige besturing van het doseerapparaat 1 voor zijn rekening nemen. Daartoe voert een bediener de gegevens betreffende de gewenste stoffen (in dit geval 10) in de microprocessor in. Vervolgens stuurt de microprocessor het ringvormig lichaam 2 in de pleister 13 zodanig, dat de houder met de desbetreffende stof in register is met het doseermiddel behorende bij de desbetreffende ring van houders 3, en een (lege) afgeefplaats 18 op de pleister 13. De microprocessor legt dan volautomatisch vast welke stof op welke plaats op de pleister is afgegeven, evenals de hoeveelheid indien deze bij voorbeeld naar keuze afwijkt van een vast ingestelde standaard. Dit uitlijn- en doseerproces wordt herhaald totdat alle tien afgeefposities 18 op de pleister 13 van de gewenste stof zijn voorzien. De onder-steuningsplaat 12 met de zich daarop bevindende pleister 13 wordt dan op de verlenging 31 gereden, gereed om te worden uitgenomen en vervolgens te worden opgebracht op de huid van een patiënt, of om te worden opgeslagen voor later gebruik enzovoorts. Vervolgens kan in die stand van de ondersteuningsplaats 12 een nieuwe pleister worden gebracht.

Natuurlijk is het ook mogelijk, verschillende houders achtereenvolgens in register te brengen met dezelfde afgeefplaats 18 op de pleister 13, zodat daar uiteindelijk een stofmengsel wordt gevormd. Ook andere varianten op de uitvinding zoals hier beschreven en getoond zijn mogelijk. Zo kan het te bemonsteren voorwerp anders zijn dan een pleister. Ook kan het aantal te bemonsteren plaatsen op het voorwerp verschillen. Voorts kan natuurlijk in plaats van een ringvormig orgaan 2 ook een ander gevormd lichaam 2 worden gebruikt, zoals een rechthoekig lichaam. Van belang is dat een apparaat is verschaft waarbij uit in een vast patroon aangebrachte houders er één wordt geselecteerd en vervolgens het doseermiddel, die houder en de afgeefplaats op een te bemonsteren voorwerp met elkaar in register worden gebracht. Als zodanig zal het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren kunnen volstaan met slechts één doseermiddel lk, dat in radiale richting verplaatsbaar is boven de verschillende concentrische ringen met houders 3·

Claims (21)

1. Doseerapparaat omvattende een groot aantal houders met verschillende stoffen, uit welke houders naar keuze stof kan worden afgegeven aan een met het apparaat in verbinding te brengen voorwerp, zoals een pleister voor dermatologische testen, waarbij de houders elk een afgeefopening bezitten met behulp waarvan een stof vanuit een houder op het voorwerp kan worden gebracht, en waarbij de houders en het voorwerp onderling beweegbaar zijn om naar keuze de afgeefopening van een houder te positioneren t.o.v. dat voorwerp.

2. Apparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat dit een ondersteuning bevat voor het genoemde voorwerp, waarbij de positie van die ondersteuning instelbaar is.

3. Apparaat volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat dit is voorzien van ten minste één plaatsvast doseermiddel dat naar keuze in aangrijping kan worden gebracht met een houder.

4. Apparaat volgens conclusie 3. met het kenmerk, dat de houders in twee of meer rijen zijn aangebracht, en dat voor elke rij één doseermiddel is verschaft.

5. Apparaat volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat genoemde houders in ringvormige concentrische rijen zijn gerangschikt, welke gemeenschappelijk rond het middelpunt daarvan draaibaar zijn.

6. Apparaat volgens conclusie 4 of 5. met het kenmerk, dat de doseermiddelen op één lijn zijn geplaatst, en dat de ondersteuning in de richting dwars op die lijn instelbaar is.

7. Apparaat volgens conclusie 4 of 5. eventueel in kombinatie met conclusie 6, met het kenmerk, dat de doseermiddelen op één lijn zijn geplaatst, en dat de ondersteuning in de richting evenwijdig aan die lijn instelbaar is.

8. Apparaat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houders gemakkelijk uitneembaar daarin zijn opgenomen.

9. Apparaat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houders zijn opgenomen in een deel dat gemakkelijk uitneembaar is.

10. Apparaat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houders een langwerpige, cilindrische vorm bezitten, met aan een uiteinde daarvan een verlenging met geringere diameter, welke de afgeefopening begrenst, en welke aan het vrije uiteinde is afgeschuind.

11. Apparaat volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de houders in de lengterichting daarvan beweeglijk zijn opgenomen en dat de houders aan het uiteinde met de verlenging verend ondersteund zijn en vanuit een ingetrokken ruststand tegen de werking van een veermiddel in beweegbaar zijn naar een werkzame stand voor het afgeven van een stof aan het voorwerp.

12. Apparaat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houders een beweeglijk daarin gehouden lichaam bevatten welke werkzaam is als een bekende zuiger.

13· Apparaat volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat het ten minste ene doseermiddel een aandrukorgaan omvat welk beweegbaar is tussen met een houder samenwerkende stand en een ruststand, waarbij in de genoemde samenwerkende stand de houder door het aandrukorgaan tegen de werking van de veerkrachtige ondersteuning daarvan is gedwongen.

14. Apparaat volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat op het genoemde aandrijforgaan een veermiddel en een bedieningsorgaan aangrijpen, waarbij het bedieningsorgaan in langsrichting van de houders beweegbaar is en het aandrukorgaan tegen de werking van het veermiddel in vanuit de samenwerkende stand in de ruststand te brengen is.

15· Apparaat volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan in een houder steekbaar is.

16. Apparaat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houders zich tussen de doseermiddelen en de ondersteuning voor het voorwerp bevinden, en dat de doseermiddelen scharnierbaar zijn bevestigd, zodanig dat zij kunnen worden weggeklapt waarna de houders vrij toegankelijk zijn.

17. Apparaat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ondersteuning voor het voorwerp tot buiten het gebied waarin de houders zich bevinden is te brengen, waardoor daarop gemakkelijk een voorweerp is te plaatsen.

18. Apparaat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ondersteuning is opgenomen in een langwerpige basis, en daarin in langsrichting van die basis beweegbaar is, en dat genoemde langwerpige basis dwars op de langsrichting daarvan beweegbaar is.

19. Apparaat volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de langwerpige basis buiten het gebied van de houders is verlengd door een verlenging, welke onbeweeglijk is en helt tov. genoemde basis.

20. Apparaat volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat de ondersteuning is verbonden met een eindloos flexibel trekorgaan, welke loopt in langsrichting van de langwerpige basis tussen de uiteinden daarvan en verbonden is met aandrijfmiddelen voor het heen- en weerbewegen van de ondersteuning.

21. Werkwijze voor het met behulp van een doseermiddel afgeven van een stof, gekozen uit een groot aantal stoffen, aan een van te voren bepaalde aanbrengplaats op een voorwerp, waarbij elke stof zich bevindt in een afzonderlijke houder en de houders in een patroon gerangschikt zijn, eventueel uit te voeren met het apparaat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat onder handhaving van het genoemde patroon de houder met de gekozen stof, de aanbrengplaats op het voorwerp en het doseermiddel onderling in register worden gebracht, waarna de stof wordt afgegeven.