NL9200254A - Dakgootconstructie. - Google Patents

Description

Dakgootconstructie.

De uitvinding betreft een dakgootconstructie voor een gebouw, waarbij de goot is geplaatst in op afstand van elkaar aan het gebouw bevestigde beugels, waarbij elke beugel aan zijn van het gebouw afgelegen einde is voorzien van een opsluitorgaan voor samenwerking met de van de muur afgekeerde, zich in langsrichting van de goot uitstrekkende gootrand.

Dergelijke constructies zijn algemeen bekend. De beugel heeft aan zijn van de muur afgekeerde einde een haak, die grijpt in de naar beneden en naar binnen omgezette gootrand. Bij het aanbrengen van de goot moet de gootrand eerst om de haak worden gehaakt, waarna de goot van bovenaf in de beugels kan worden gedraaid, omdat bij het in de beugels draaien van de dakgoot het dakbeschot en/of de dakpannen in de weg zitten, is het in de bouw gebruikelijk om de beugels en de goten op het gebouw aan te brengen voordat het dakbeschot en de dakpannen zijn aangebracht. Het probleem hierbij is dat bij het vervangen van de dakgoot de onderste dakpannen en/of het dakbeschot moeten worden verwijderd, of dat de beugels moeien worden afgezaagd, alvorens de goot kan worden verwijderd.

Dit probleem heeft men reeds getracht op te lossen door de haak aan het van de muur afgekeerde einde van de beugel losneembaar uit te voeren. De dakgoot kan dan, nadat het dakbeschot en/of de dakpannen zijn aangebracht, in de beugels worden gelegd, waarna de haken in de gootrand worden gehaakt, op hun plaats geschoven en aan het beugeleinde vastgemaakt. Dit vastmaken van de haak aan het beugeleinde gebeurt door middel van schroeven. Nadelen van deze tweedelige beugels zijn de bewerkelijkheid op de bouwplaats, en dat de kostprijs aanzienlijk hoger is dan die van een standaard-beugel. Bovendien blijkt in de praktijk dat na verloop van tijd de schroefverbinding door roestvorming moeilijk is los te maken.

Het doel van de uitvinding is een gootconstructie van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die deze nadelen, in het bijzonder de laatste nadelen, niet vertoont.

Dit doel wordt bereikt doordat het opsluitorgaan een verend element is, dat een klikverbinding met de gootrand vormt. Deze klikver-binding kan tegen de veerwerking in worden gelost, zodat het uit de beugels verwijderen van de goot mogelijk is. Door deze klikverbinding is het nu mogelijk de goot eerst met de binnen rand schuin in de beugels te steken en daarna door naar beneden zwaaien de opsluiting door middel van de klikverbinding te weeg te brengen.

Bij een dergelijke dakgootconstructie kunnen 20wel de beugels als de goot voor of na het aanbrengen van het dakbeschot en de dakpannen worden aangebracht. De beugels kunnen op elk gewenst moment aan het gebouw worden bevestigd, waarna de goot pas in de beugels behoeft te worden vastgeklikt als het dak klaar is. Bovendien kan de goot eenvoudig uit de beugels worden verwijderd.

Bij de bekende dakgootconstructies is de van de muur afgekeerde gootrand naar beneden en naar binnen toe haakvormig omgezet en van onder, aan de buitenzijde van de goot, gedeeltelijk open, en hebben de beugels elk aan de rand van het meest afgekeerde eind een opstaand been. Bij dergelijke dakgootconstructies is het volgens de uitvinding zeer voordelig als het verende element met een eerste been aan het opstaande been van de beugel is bevestigd en een naar buiten gericht been heeft, dat in het haakvormig omgezette deel van de gootrand steekt. Daardoor verkrijgt men een zeer eenvoudige klikverbinding.

Volgens de uitvinding kan het naar buiten gerichte been van het verende element aan zijn buiten einde schuin naar beneden en naar binnen verlopen en een buiten de haakvormig omgezette gootrand uitstekende lip hebben. Deze lip vormt een eenvoudig middel om de klikverbinding los te maken.

Om ervoor te zorgen dat de goot ten alle tijde goed in de beugels blijft liggen is het volgens de uitvinding van groot voordeel als de beugel aan het aan het gebouw bevestigde been een aanslag heeft, waarvan de afstand tot het naar buiten gerichte gootdragende been van de beugel gelijk aan of groter is dan de hoogte van de binnenrand van de goot. Hierdoor wordt het aan de gebouwzijde uit de beugel omhoog komen van de goot verhindert.

Een groot voordeel van de uitvinding is dat deze kan worden toegepast bij gebruikelijke goten, aangezien alleen de beugels hoeven te worden voorzien van een verende klikverbinding. Deze verende klikverbinding kan eventueel aan goten van verschillende vormen worden aangepast.

De dakgootconstructie volgens de uitvinding is in het bijzonder van groot voordeel bij het gebruik van zogenaamde bakgoten.

Volgens een variant van de uitvinding is aan het opstaande buitenste been van de beugel een omhooggerichte elastische lip bevestigd met een naar binnen gekeerde rand en is de van de muur afgekeerde gootrand een plaatvlak, dat aanligt tegen het buitenste been van de beugel en/of de binnenkant van de elastische lip en met zijn bovenrand grijpt onder de naar binnen gekeerde rand van de genoemde lip. De goot kan dan aan zijn buitenrand zonder of met een minder omgezette rand of met een naar binnen toe omgebogen of dubbelgevouwen rand worden uitgevoerd .

Daarbij kan de naar binnen gekeerde rand van de elastische lip in doorsnede in wezen driehoekig zijn met een schuin omhoog en naar buiten verlopend geleidingsvlak en een loodrecht op het vlak van de lip staand opsluitvlak.

Opgemerkt wordt dat een dakgootconstructie met klikverbinding tussen de goot en een aantal draagbeugels op zich zelf bekend is uit de ter inzage gelegde Nederlandse aanvrage 7415658. Hierbij hangt de goot aan de beugels hetgeen nadelig is met het oog op het lopen in de goot. Bovendien zijn er twee klikverbindingen, een aan de binnenkant en een aan de buitenkant, waarvan de binnenste slecht toegankelijk is wanneer de goot moet worden vervangen.

In het nu volgende zal de uitvinding aan de hand van de tekeningen nader worden toegelicht. Hierin toont:

Figuur 1 een dwarsdoorsnede van een dakgootconstructie volgens de uitvinding, waarbij het aanbrengen van de goot in de beugel wordt getoond,

Figuur 2 een dwarsdoorsnede van een dakgootconstructie volgens figuur 1 in gemonteerde toestand, waarbij tevens wordt aangegeven hoe de goot uit de beugel kan worden verwijderd, en

Figuur 3 een detail van een dwarsdoorsnede van een andere uitvoeringsvorm van een dakgootconstructie volgens de uitvinding.

In figuur 1 wordt met 1 een beugel aangegeven, met de opstaande benen 1' en 1", met 2 een goot, in dit geval een zogenaamde bakgoot, en met 3 een verend element. Dit verende element 3 is met één been 10 door middel van een door hartlijn 4 aangegeven schroef aan het van de muur afgelegen beugeleinde bevestigd. Het been 10 van het verende element 3 gaat via een buiging over in het naar buiten gerichte been 11, en dit tweede been 11 gaat via nog een buiging over in een schuin naar beneden en naar binnen gericht been 12 van het verende element 3.

Bij het aanbrengen van de goot 2 in de beugels 1, die op niet getoonde wijze met hun verticale gedeelte 1' aan een gebouw zijn bevestigd, wordt de goot 2 op de in figuur 1 afgebeelde wijze in de beugel 1 gelegd. Hierbij ligt de bij voorkeur omgezette gootrand 7 tegen de aanslag 5 aan. Hoek 14 van de goot 2 ligt tegen het eerste been 10 van het verende element 3 aan.

Vervolgens wordt volgens pijl P op de rand 6 gedrukt. Het verende element 3 zal via opening 9 in de omgezette rand 6 van de goot 2 gaan. Uiteinde 16 van de rand 6 zal hierbij tegen het schuin lopende tweede been 11 van het verende element 3 worden gedrukt. Hierdoor wordt het verende element 3 steeds verder samengedrukt (dat wil zeggen, de benen 11 respectievelijk 12, van het verende element 3 worden steeds verder naar het eerste been 10 van het verende element 3 toe geduwd), totdat uiteinde 16 bij de overgangsbocht van het tweede been 11 naar het derde been 12 van het verende element 3 komt. Zodra uiteinde 16 voorbij deze bocht is, zal het verende element 3 door de veerkracht terugveren in de richting van zijn oorspronkelijke vorm (dat wil zeggen, het tweede en derde been 11 respectievelijk 12, van het verende element 3 veren van het eerste been 10 weg), waarbij het uiteinde 16 tegen het schuin lopende derde been 12 van het verende element 3 blijft aanliggen. Deze laatste situatie wordt getoond in figuur 2.

Zoals uit figuur 2 duidelijk blijkt, is het niet mogelijk de goot uit de beugel 1 te verwijderen zonder het verende element 3 samen te drukken.

Om het verwijderen van de goot 2 uit de beugel 1 te vergemakkelijken is aan het vrije einde van het derde been 12 van het verende element 3 een lip 13 gevormd. Hierdoor is het mogelijk om op de aangegeven wijze, bijvoorbeeld met een schroevedraaier 20, het verende element 3 tegen de veerwerking in samen te drukken (dat wil -zeggen, het tweede en derde been 11 respectievelijk 12, van het verende element 3 worden steeds verder naar het eerste gedeelte 10 van het verende element 3 toe geduwd), totdat het verende element 3 niet meer door de rand 16 van de opening 9 wordt opgesloten. De goot 2 kan nu volgens pijl S omhoog worden getild en uit de beugel 1 worden verwijderd.

Figuur 3 laat een detail van een andere uitvoeringsvorm van een dakgootconstructie volgens de uitvinding zien. Bij deze goot 32 is aan de van de muur afgekeerde rand geen koker gevormd zoals bij het voorbeeld in de figuren 1 en 2. Het verende element 33 is hierbij recht en aan zijn boveneinde voorzien van een driehoekig element 34. Door de schuine zijde 35 wordt het verende element 33 bij het aanbrengen van de goot tegen de veerwerking in naar buiten gebogen. Zodra de goot volledig in de beugel is gedrukt, zal het verende element 33 door de veerkracht zijn oorspronkelijke stand weer innemen, waarbij de vlakke zijde 36 van het driehoekige element 34 ervoor zorgt dat de goot 32 niet omhoog uit de beugel 31 kan komen, anders dan door het verende element 33 naar rechts weg te buigen.

Claims (6)

1· Dakgootconstructie voor een gebouw, waarbij de goot is ge plaatst in op afstand van elkaar aan het gebouw bevestigde beugels, waarbij elke beugel aan zijn van het gebouw afgelegen einde is voorzien van een opsluitorgaan voor samenwerking met de van de muur afgekeerde, zich in langsrichting van de goot uitstrekkende gootrand, met het kenmerk, dat het opsluitorgaan een verend element (3,33) is, dat een klik-verbinding met de gootrand vormt.

2. Dakgootconstructie volgens conclusie 1, waarbij de van de muur afgekeerde gootrand naar beneden en naar binnen toe haakvormig is omgezet en van onder, aan de buitenzijde van de goot, gedeeltelijk open is, en de beugels elk aan het van de muur afgekeerde einde een opstaand been hebben, met het kenmerk, dat het verende element (3) met een eerste been (10) aan het opstaande been (1") van de beugel (1) is bevestigd en een naar buiten gericht been (11) heeft, dat in het haakvormig omgezette deel van de gootrand (6) steekt.

3. Dakgootconstructie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het naar buiten gerichte been (11) van dit verende element aan zijn buiten einde schuin naar beneden en naar binnen toe verloopt en een buiten de haakvormig omgezette gootrand uitstekende lip (13) heeft.

4. Dakgootconstructie volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de beugel (2) aan het aan het gebouw bevestigde been een aanslag (5) heeft, waarvan de afstand tot het naar buiten geriehte goot dragende been van de beugel (1) gelijk aan of groter is dan de hoogte van de binnen rand van de goot.

5. Dakgootconstructie. volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan het opstaande buitenste been van de beugel een omhooggerichte elastische lip (33) is bevestigd met een naar binnen gekeerde rand (34, 35, 36) en de van de muur afgekeerde gootrand een plaatvlak is dat aanligt tegen het buitenste been van de beugel en/of de binnenkant van de elastische lip (33) en met zijn bovenrand aangrijpt onder de naar binnen gekeerde rand (34, 35, 36) van de genoemde lip (33).

6. Dakgootconstructie volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de naar binnen gekeerde rand van de elastische lip (33) in doorsnede in wezen driehoekig is met een schuin omhoog en naar buiten verlopend ge-leidingsvlak (34) en een loodrecht op het vlak van de lip (33) staand opsluitvlak (36).