NL9200050A - Dop voor een fles. - Google Patents

Description

Titel: Dop voor een fles.

De uitvinding betreft een dop voor een fles met een naar het open einde toe vernauwend, de hals vormend deel welke de uitgietopening van de fles begrenst, omvattende een ruim om het vrije halseinde van de fles vallend kapvormig lichaam waarvan de vrije onderrand bij voorkeur bestemd is om aan te sluiten op een wijder deel van de fles, en vattingmiddelen binnen in het kapvormige lichaam bij de bovenwand daarvan, die bij de op de fles geplaatste dop samenwerken met het vrije halseinde, en centreermiddelen voor het vergemakkelijken van het op een fles aanbrengen van de dop.

Een dergelijke dop is bij voorbeeld bekend uit EP-A-0 308 289. Daarbij is de dop aan de binnenzijde van het kapvormig lichaam voorzien van tegenover elkaar gelegen vleugels die over vrijwel de volledige hoogte van het kapvormige lichaam lopen, en waarvan de vorm is aangepast aan de buitencontour van de flessehals waarop de dop dient te worden geplaatst. Deze vleugels omgeven voorts een binnen in het kapvormige lichaam aan de bovenzijde daarvan bevestigde ringvormige vattingrand welke wanneer de dop op een fles wordt geplaatst in het vrije einde van de flessehals wordt gestoken en daarmee afdichtend samenwerkt. Voorts is het kapvormigelichaam aan de vrije onderrand voorzien van arreteerorganen om de dop vast met de fles te kunnen verbinden.

De bekende centreerorganen zijn noodzakelijk voor het op gemechaniseerde wijze aanbrengen van de dop op de fles. Daarbij handelt het meestal om kunststoffen, voornamelijk middels een blaasprocédé vervaardigde flessen en middels spuitgieten voortgebrachte kunststoffen doppen. Ten gevolge van het blaasproces zijn bepaalde maat- en vormonnauwkeurigheden niet te voorkomen. Dit wordt nog versterkt doordat ten gevolge van een niet af latende drang tot materiaalbesparing, de gemiddelde materiaaldikte voor de fles steeds verder afneemt. Dientengevolge ontstaat een sterke variatie in de positie van de opening van flessen die met hun bodems zijn uitgelijnd. En aangezien voor het op betrouwbare wijze plaatsen van de dop op een fles de vattingmiddelen goed gecentreerd ten opzichte van die opening dienen te zijn, is het noodzakelijk voor elke fles afzonderlijk de dop te centreren. Hierbij verdient het de voorkeur, de centreermiddelen in de dop zelf aan te brengen.

Aan de bekende dop met centreermiddelen kleven verschillende nadelen. Bij voorbeeld zijn altijd ten minste twee tegenover elkaar gelegen centreerorganen nodig, waardoor, mede ten gevolge van hun relatief grote afmetingen, het materiaalgebruik relatief hoog is. Hierdoor kunnen ook zgn. krimpholtes op het buitenoppervlak van de dop ontstaan, hetgeen vooral bij een zeer glad, glanzend oppervlak tot een onaantrekkelijk uiterlijk kan leiden. Daarnaast kan met ëen dergelijke plaatsing van de centreerorganen slechts een relatief geringe afwijking van het vrije halseinde ten opzichte van de gemiddelde positie worden opgevangen. Grotere afmetingen zouden toelaatbaar zijn wanneer deze centreerorganen naar het vrije einde toe zich van elkaar verwijderend zouden worden uitgevoerd. Een dergelijke dop is dan echter niet meer middels spuitgieten te verwezenlijken.

De uitvinding beoogt, nadelen van de bekende dop doelmatig op te lossen. Hiertoe wordt een dop van het in de aanhef vermelde type verschaft, waarvan de centreermiddelen een centreerorgaan omvatten, dat wordt omgeven door de genoemde vattingmiddelen, welk centreerorgaan voorbij die vattingmiddelen uitsteekt en geschikt is om in de hals van een fles gestoken te worden.

Met een dergelijk centreermiddel, dat door de binnenzijde van het vrije einde van de flessehals wordt geleid, is het zelfs mogelijk, een dop op gemechaniseerde wijze te plaatsen op een fles waarvan de opening zich bij benadering over de halve diameter uit lijn bevindt. De benodigde hoeveelheid materiaal voor een dergelijk centreerorgaan is relatief gering. Tevens bevindt dit centreerorgaan zich nu op een plaats in de dop waar het optreden van zgn. krimpholtes vaak minder nadelig is.

Het centreerorgaan omvat volgens een voorkeursuitvoering één of meer kruisend geplaatste plaatvormige lippen, met naar het vrije einde toe verkleinde breedte. Een dergelijke vorm van het centreerorgaan kan gemakkelijk middels spuitgieten worden gerealiseerd. Volgens een andere uitvoering wordt het centreerorgaan in hoofdzaak nauw omsloten door een vattingmiddel dat bestemd is om in een flessehals te worden gestoken. Hierdoor is de geleiding en centrering van de dop optimaal. Voorts wordt dit vattingmiddel, dat in de vorm van een opstaande ringvormige rand veelal wordt gebruikt om afdichtend met het vrije einde van de flessehals samen te werken, ondersteund tegen wegbuigen.

Wanneer het centreerorgaan de door de flessehals omsloten ruimte verdeelt in verschillende compartimenten verdient het de voorkeur, dat zich aan de basis van het centreerorgaan één of meer doorstroomkanalen bevinden voor het in onderlinge vloeistofverbinding stellen van één of meer van die compartimenten. Daarbij verdient het de voorkeur, dat wanneer het kapvormige lichaam is voorzien van een bij voorbeeld afsluitbaar afgeefkanaal, dit afgeefkanaal zijdelings uitmondt in een dergelijk doorstroomkanaal. Hierdoor is het onmogelijk dat, bij het legen van de fles terwijl de dop op de fles gelaten wordt, de inhoud van de fles in één of meer der compartimenten kan achterblijven.

Dit dopontwerp volgens de onderhavige uitvinding leent zich uitstekend voor de vervaardiging middels spuitgieten, waarbij het kapvormige lichaam, vattingmiddelen en centreerorganen geïntegreerd zijn uitgevoerd.

In het hierna volgende zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een niet-beperkend, in de figuren getoond uitvoeringsvoorbeeld. Hierbij toont:

Fig. 1 in perspektivisch aanzicht een dop volgens de onderhavige uitvinding en een gedeeltelijk weergegeven fles, in de gemonteerde toestand op afstand van elkaar, waarbij de dop voor de duidelijkheid gedeeltelijk is weggesneden;

Fig. 2 een aanzicht in doorsnede volgens de lijn II-II van fig. 1, met de onderdelen in de gemonteerde toestand.

Onder verwijzing naar de figuren wordt getoond een fles 1 met een vernauwde hals 2. In fig. 2 is deze fles 1 schematisch weergegeven middels streep-stippellijnen. Op deze fles 1 is een dop 3 volgens de onderhavige uitvinding aangebracht. Het kapvormige lichaam 4 van de dop 3 valt daarbij ruim om de vernauwde hals 2 van de fles 1 en sluit met diens vrije onderrand aan op het wijdere deel van de fles 1. Binnen in het kapvormig lichaam 4 bevinden zich aan de bovenzijde daarvan twee concentrisch gelegen, ringvormige vattingranden 5 respektievelijk 6. De vattingrand 5 grijpt daarbij met haakorganen 7 achter een rand 8 aan de buitenzijde van de hals 2, waardoor de dop 3 vast verbonden is met de fles 1. De vattingrand 6 steekt in de hals 2 en werkt daarmee af dichtend samen. In het kapvormig lichaam 4 is voorts een afgeefkanaal 9 aangebracht. In de in fig. 2 getoonde stand wordt dit afgeefkanaal 9 afgesloten door het deksel 10, dat rond scharnierpunt 11 kan worden weggekapt voor het openen van het afgeefkanaal 9·

Voorts steekt in het vrije einde van de hals 2 een centreerorgaan 12 volgens de onderhavige uitvinding. Dit wordt omgeven door de twee vattingranden 5, 6 en steekt daarvoorbij uit. Het centreerorgaan 12 bestaat uit twee dwars op elkaar geplaatste, plaatvormige delen met een puntig vrij uiteinde. Aan de basis van deze plaatvormige delen 13, 14 zijn doorstroomkanalen 15 aangebracht. Deze doorstroomkanalen 15 stellen de vier door het centreerorgaan 12 begrensde compartimenten onderling in vloeistofverbinding. Het afgeefkanaal 9 mondt zijdelings uit in deze doorstroomkanalen 15. Mede hierdoor kan de dop volgens de onderhavige uitvinding middels spuitgieten gemakkelijk worden vervaardigd. Door de aanwezigheid van het relatief lange centreerorgaan 12 wordt voorkomen dat op elkaar gestapelde doppen ongewild nesten.

Natuurlijk beperkt de uitvinding zich niet tot de besproken uitvoeringen. Bij voorbeeld kan het centreerorgaan 12 bestaan uit minder of meer plaatvormige delen 13. 14. Ook een andere vorm van het centreerorgaan is denkbaar, zoals een holle kegel, waarvan de basis bij voorbeeld is geïntegreerd met de vattingrand 6. Daarnaast kan de dop 3 natuurlijk ook zonder afgeefkanaal 9 worden uitgevoerd. Voorts kan ook het aantal vattingranden afwijken van het getoonde tweetal, terwijl ook van andere gebruikelijke vattingmiddelen sprake kan zijn.

De uitvinding wordt daarom meer bepaald door de bijgesloten conclusies.

Claims (6)

1. Dop voor een fles met een naar het open einde toe vernauwd, de hals vormend deel welke de uitgietopening van de fles begrenst, omvattende een ruim om het vrije halseinde van de fles vallend kapvormig lichaam waarvan de vrije onderrand bij voorkeur bestemd is om aan te sluiten op een wijder deel van de fles, en vattingmiddelen (5,6) binnen in het kapvormige lichaam bij de bovenwand daarvan, die bij de op de fles geplaatste dop samenwerken met het vrije halseinde, en centreermiddelen voor het vergemakkelijken van het op een fles aanbrengen van de dop, met het kenmerk, dat de centreermiddelen een centreerorgaan (12) omvatten, dat wordt omgeven door de genoemde vattingmiddelen, welk centreerorgaan voorbij die vattingmiddelen (5, 6) uitsteekt en geschikt is om in de hals (2) van een fles gestoken te worden.

2. Dop volgens conclsie 1, waarbij het centreerorgaan (12) één of meer kruisend geplaatste plaatvormige lippen (13, 14) omvat, met naar het vrije einde toe verkleinde breedte.

3. Dop volgens conclusie 1 of 2, waarbij het centreerorgaan (12) in hoofdzaak nauw omsloten wordt door vattingmiddelen (6) die bestemd zijn om in een flessehals (2) te steken.

4. Dop volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het centreerorgaan (12) de door de vattingmiddelen (5, 6) omsloten ruimte in verschillende compartimenten verdeelt, en waarbij zich aan de basis van het centreerorgaan één of meer doorstroomkanalen (15) bevinden voor het in onderlinge vloeistofverbinding stellen van één of meer van genoemde compartimenten.

5. Dop volgens conclusie 4, waarbij het kapvormige lichaam (4) is voorzien van een bij voorkeur afsluitbaar afgeefkanaal, welk afgeefkanaal (9) zijdelings uitmondt in genoemde tenminste ene doorstroomkanaal (15).

6. Dop volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het kapvormige lichaam (4), de genoemde vattingmiddelen (5. 6) en het centreerorgaan (12) geïntegreerd zijn uitgevoerd. J