NL9102182A - Werkwijze en inrichting voor het bepalen van de toestand van een dier. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het bepalen van de toestand van een dier.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bepalen van de toestand van een dier, zoals een varken, alsmede een bij die werkwijze te gebruiken inrichting.

In bijvoorbeeld de veehouderij en -fokkerij, waarbij een groot aantal dieren in één ruimte wordt gehouden, is het om verschillende redenen voordelig de toestand van een individueel dier op eenvoudige wijze vast te kunnen stellen. Dit is bijvoorbeeld van belang om in een vroegtijdig stadium ziekte van een dier of andere afwijking daaraan te kunnen onderkennen. Voor de fokkerij is het onder andere tevens van belang, de vruchtbare perioden van een vrouwelijk dier te kunnen vaststellen alsmede het moment waarop zij gaat werpen. Tegenwoordig wordt daarom op dit gebied uitgebreid onderzoek verricht en wordt er gezocht naar een methode om zonder tussenkomst van menselijk handelen de toestand van een dier op doelmatige en betrouwbare wijze vast te stellen. Het is daarbij van belang, dat de dieren zelf zo min mogelijk hinder ondervinden van die werkwijze, terwijl deze op elk gewenst moment dient te kunnen worden uitgevoerd. Ook de resultaten dienen op vrijwel elk moment per individueel dier beschikbaar te zijn.

Het is bekend, dat de toestand van een dier bepaald kan worden aan de hand van de lichaamstemperatuur van dat dier. Bij bijvoorbeeld varkens hangt de lichaamstemperatuur echter niet alleen af van de toestand van het dier, doch ook van onder andere de omgevingstemperatuur, het stadium waarin een drachtige zeug zich bevindt, en ook het tijdstip van de dag en het moment waarop het dier is gevoederd. Grote temperatuurschommelingen zijn waargenomen rondom het moment van werpen van jongen. Voor bijvoorbeeld het bepalen van vruchtbare momenten van het dier bleken temperatuurmetingen minder te voldoen. Ditzelfde lijkt voor het vaststellen van verschillende ziekten (waaronder griep). Relatief diep in het dier aangebrachte sensoren voor het uitsluiten van omgevingsinvloeden bleken dienaangaande wel betere, doch nog steeds onbetrouwbare resultaten op te leveren. Gemeten temperaturen worden gebruikelijk continu telemetrisch overgebracht , naar een centraal ontvanst- en verwerkingsstation.

Aan deze bekende werkwijze kleven verschillende nadelen. Zo kunnen met temperatuurmetingen op zichzelf slechts bepaalde toestanden van een dier worden vastgesteld. De betrouwbaarheid van deze vaststelling is echter discutabel, aangezien de temperatuurmetingen sterk beïnvloed kunnen worden door de omgeving.

De uitvinding beoogt een verbeterde werkwijze te verschaffen voor het bepalen van de toestand van een dier, waarmee op doelmatige en betrouwbare wijze resultaten kunnen worden verkregen. Hiertoe wordt gedurende een zeker tijdsinterval met een eerste sensor bewegingen van een dier geregistreerd en omgezet in elektrische signalen, welke overgebracht worden naar een rekeneenheid en worden bewerkt tot een karakteristieke waarde voor dat tijdsinterval. Deze karakteristieke waarde wordt verleken met een referentiewaarde.

Gebleken is nl,, dat de mate waarin een dier beweegt en zich verplaatst sterk afhangt van de toestand waarin het dier zich bevindt. Registratie hiervan heeft verassenderwijs een goede maat opgeleverd voor het vaststellen van de toestand van een dier. Hierdoor kunnen een groot aantal toestanden op betrouwbare en doelmatige wijze worden vastgesteld. Daarbij is het noodzakelijk, de gegevens omtrent de bewegingen gedurende een zeker tijdsinterval te registreren, om bijvoorbeeld afwijkingen van buitenaf zo veel mogelijk buiten beschouwing te laten.

Voor het meten van de bewegingen van het dier kan met voordeel gebruik worden gemaakt van een versnellingopnemer die zowel de grootte als de richting van de versnelling waarneemt. De gemeten waarden kunnen bijvoorbeeld grafisch in de tijd worden uitgezet, om daarna te worden vergeleken met een referentiegrafiek. Bij voorkeur worden echter de signalen in de rekeneenheid gesommeerd, zodat één enkele of een aantal gemakkelijk te vergelijken karakteristieke waarden resulteert.

Voor het vergroten van de nauwkeurigheid is het voordelig, naast het meten van de bewegingen van het dier, met behulp van een tweede sensor, de lichaamstemperatuur van het dier te meten. De door de eerste en tweede sensor gemeten waarden kunnen binnen een tijdsinterval onafhankelijk van elkaar worden verwerkt tot karakteristieke waarden. Het komt het bepalen van de fysieke toestand van een dier echter ten goede wanneer deze waarden echter worden gekombineerd.

Het kan nuttig zijn, voordat de signalen worden verwerkt tot een karakteristieke waarde, die signalen waarvan de waarde is gelegen buiten een bepaald gebied, zoals stoorsignalen, te onderdrukken. Afhankelijk van de meting kan men echter ook uitsluitend geïnteresseerd zijn in bijvoorbeeld bepaalde piekwaarden die over het tijdsinterval worden gesommeerd. Alle onder een zekere drempel gelegen waarden blijven voor de meting dan buiten beschouwing.

Het is om verschillende redenen voordelig, de met de eerste en/of tweede sensor aan het dier gemeten signalen bij het zendersamenstel op te slaan en te verwerken tot karakteristieke waarden, om deze na afloop van het tijdsinterval over te zenden naar een centrale verwerkingseenheid voor verdere verwerking en uitlezing. Hierdoor wordt de energieopname voor bijvoorbeeld het meten en telemetrisch overzenden van de gegevens tot een minimum beperkt. De noodzakelijke aan het dier te bevestigen middelen kunnen hierdoor zo klein mogelijk zijn, zodat het dier zo min mogelijk hinder hiervan ondervindt. Door de geringe energieopname kan gedurende zeer lange tijd met dezelfde accu worden gewerkt. Aangezien bij varkens implanteren van meet- en zendmiddelen beslist noodzakelijk is wegens de kans op opeten wanneer op de huid aangebracht, is het met de uitvinding mogelijk, slechts éénmaal in het leven van het dier een inrichting volgens de uitvinding te implanteren.

Naast het vergelijken van de gedurende een tijdsinterval bepaalde karakteristieke waarde met een referentiewaarde biedt het voordeel deze waarde te vergelijken met een karakteristieke waarde van één of meer voorgaande tijdsintervallen alsmede met karakteristieke waarden van een ander dier, gemeten in al dan niet hetzelfde tijdsinterval.

De lengte van een tijdsinterval kan bij voorbeeld worden bepaald door het moment waarop het dier zich in direkte nabijheid van een ontvangstinrichting bevindt. Op dat moment wordt het tijdsinterval beëindigd en vindt overdracht van de gemeten signalen en/of de bepaalde karakteristieke waarde plaats. Door de geringe afstand tussen zender en ontvanger zal het zenden daardoor bijzonder weinig energie kosten. De ontvangstinrichting zou zich kunnen bevinden bij de voederbak, waardoor, wanneer tegelijkertijd een dier-herkenningscode wordt uitgezonden bijvoorbeeld een individuele voederversterking kan plaatsvinden. Ook de informatie omtrent het aantal malen dat een dier tracht iets tot zich te nemen, zoals voedsel/water of voedingszouten, kan een hulp zijn bij het vaststellen van de toestand van het dier.

De uitvinding zal in het hierna volgende worden besproken aan de hand van een niet-beperkend uitvoeringsvoorbeeld met verwijzing naar de bijgevoegde figuren. Hierbij toont:

Fig. 1 de kop van een varken in zijaanzicht, en

Fig. 2 schematisch een principeschema van de opbouw van de inrichting volgens de uitvinding, alsmede de centrale ontvangsteenheid.

Fig. 1 toont een varkenskop 1 met een vlak bij de oren 2 vlak onder de huid geïmplanteerde inrichting 3 volgens de uitvinding. Deze inrichting 3 is voor de duidelijkheid vergroot weergegeven en heeft in werkelijkheid zodanige afmetingen, dat deze met behulp van een holle naald vrijwel pijnloos kan worden aangebracht.

Fig. 2 toont schematisch de componenten die zich in de inrichting 3 bevinden, alsmede hun onderlinge verbindingen. Getoond wordt een sensor 4, waarmee richting en grootte van versnellingen van het dier kunnen worden gemeten en waarmee tevens de temperatuur van het dier kan worden geregistreerd. Deze sensor 4 wordt gevoed door een minuscule NiCd-accu. De sensor 4 zet de geregistreerde bewegingen en temperaturen om in naar richting, grootte en soort gescheiden elektrische signalen. Deze signalen worden toegevoerd aan een filter 6, waarin signalen met waarde gelegen buiten een bepaald gebied onderdrukt worden. Ook dit filter 6 wordt gevoed midels de accu 5. De uit het filter 6 afkomstige gefilterde signalen worden doorgezonden aan een rekeneenheid 7 om aldaar te worden verwerkt tot één of meer karakteristieke waarden. De rekeneenheid kan echter de signalen ook onbewerkt doorzenden aan het geheugen 8. Aldus heeft deze rekeneenheid 7 tevens een besturingsfunktie. Worden de van het filter 6 afkomstige signalen niet afzonderlijk opgeslagen in het geheugen dan zal de rekeneenheid 7 één of meer karakteristieke waarden daaruit bepalen en deze in het geheugen opslaan. Bijvoorbeeld kunnen de signalen in het geheugen 8 worden opgeslagen totdat een zekere hoeveelheid signalen zijn vergaard, bijvoorbeeld totdat het geheugen 8 tot een bepaalde mate vol is, waarna de rekeneenheid uit die opgeslagen signalen een karakteristieke waarde bepaalt en deze opslaat in het geheugen 8 terwijl de gebruikte signalen worden geëlimineerd. Zo kunnen gedurende een tijdsinterval achtereenvolgens verschillende karakteristieke waarden worden bepaald, die weer kunnen worden samengenomen tot één enkele karakteristieke waarde. Aan het einde van het tijdsinterval zendt de rekeneenheid 7 middels de zender 9 de karakteristieke waarden en/of de van het filter 6 afkomstige signalen over naar een ontvanger 10. Daarbij kunnen gegevens aan het geheugen 8 worden onttrokken. De ontvanger 10 geeft de ontvangen gegevens door aan de centrale gegevensverwerker 11. Deze ontvangt gegevens van verschillende dieren. Bij de centrale gegevensverwerker 11 zou een vergelijking plaats kunnen vinden van de karakteristieke waarden met bijvoorbeeld referentiewaarden of met karakteristieke waarden uit andere tijdsintervallen of van andere dieren. Deze vergelijking kan worden af gedrukt op papier, doch het is ook mogelijk dat met op de verwerkingseenheid 11 bevindende indicators (niet getoond) een visuele indicatie wordt gegeven. Bij voorbeeld stelt het oplichten van een rode indicator voor dat één der dieren uit de groep zich in abnormale toestand bevindt. Een groene indicator stelt voor dat de toestand normaal is. Daarnaast kan ook een audiosignaal worden afgegeven.

Natuurlijk beperkt de uitvinding zich niet tot de hierboven beschreven voorbeelden. Zij wordt meer bepaald door de bijgevoegde conclusies.

Claims (20)

1. Werkwijze voor het bepalen van de toestand van een dier, zoals een varken, waarbij gedurende een zeker tijdsinterval een eerste sensor bewegingen van het dier registreert en omzet in elektrische signalen, welke overgebracht worden naar een rekeneenheid en worden bewerkt tot een karakteristieke waarde voor dat tijdsinterval, die dan vergeleken wordt met een referentiewaarde.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de genoemde eerste sensor een versnellingsopnemer is, die is bevestigd aan het dier en versnellingen van het dier registreert en omzet in elektrische signalen.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij de genoemde eerste sensor de richting van de versnelling waarneemt en omzet in een elektrisch signaal.

4. Werkwijze volgens conclusie 2 of 3» waarbij de genoemde eerste sensor de grootte van de versnelling waarneemt en omzet in een elektrisch signaal.

5· Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de genoemde elektrische signalen in de rekeneenheid gesommeerd worden.

6. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij genoemde signalen en/of de karakteristieke waarde worden opgeslagen.

7· Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij gedurende genoemd tijdsinterval een tweede sensor de temperatuur van het dier registreert en omzet in een elektrisch signaal, welke een karakteristieke waarde voor dat tijdsinterval oplevert, die vergeleken wordt met een referentiewaarde.

8. Werkwijze volgens conclusie 7. waarbij de elektrische signalen van de eerste en tweede sensoren gezamenlijk in een rekeneenheid worden bewerkt tot een voor dat tijdsinterval karakteristieke waarde, welke vergeleken wordt met een referentiewaarde.

9. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de elektrische signalen met een waarde gelegen buiten een bepaald gebied onderdrukt worden.

10. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de elektrische signalen van de eerste en/of tweede sensor aan het dier worden opgeslagen en na beëindiging van het tijdsinterval worden uitgelezen.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij de aan het dier opgeslagen signalen voor uitlezing worden bewerkt in een aan het dier beves tigde rekeneenheid.

12. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 10 of 11, waarbij de opgeslagen elektrische signalen en/of de middels de rekeneenheid bepaalde karakteristieke waarden middels een aan het dier bevestigde zender telemetrisch naar een ontvanger worden gezonden voor verdere bewerking.

13· Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het einde van het tijdsinterval wordt veroorzaakt doordat het dier een ontvanger dicht is genaderd.

14. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de karakteristieke waarde of waarden uit een tijdsinterval worden vergeleken met die van één of meer voorgaande tijdsintervallen.

15. Werkwijze volgens één der voorgaande conclsuies, waarbij de karakteristieke waarde uit een tijdsinterval vergeleken wordt met de karakteristieke waarde van een ander dier, gemeten in hetzelfde of een afwijkend tijdsinterval,

16. Inrichting te gebruiken bij de werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, omvattende een eerste sensor welke geschikt is voor het registreren van bewegingen en het in elektrische signalen omzetten van die bewegingen, een daarmee verbonden zender en een stroombron voor het voeden van genoemde eerste sensor en genoemde zender, welke inrichting geschikt is om onder de huid van een dier te worden aangebracht.

17* Inrichting volgens conclusie 16, tevens omvattende een tweede sensor voor het registreren van een temperatuur en voor het in een elektrisch signaal omzetten van de temperatuur, welke tweede sensor verbonden met genoemde stroombron.

18. Inrichting volgens conclusie 16 of 17, voorts omvattende een middel voor het onderdrukken van elektrische signalen van de eerste en/of tweede sensor waarvan de waarde is gelegen buiten een bepaald gebied.

19- Inrichting volgens conclusie 16, 17 of 18, omvattende een rekeneenheid die verbonden is met genoemde eerste en indien van toepassing tweede sensor, alsmede een met die rekeneenheid verbonden opslagmedium, welke rekeneenheid en opslagmedium eveneens zijn verbonden met de stroombron.

20. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 16 t/m 19, omvattende een middel voor het uitzenden van een dier herkenningscode.