NL9102158A

NL9102158A - Methode en systeem ten behoeve van betaal-tv.

Info

Publication number: NL9102158A
Application number: NL9102158A
Authority: NL
Original assignee: Nederland Ptt
Priority date: 1991-12-20
Filing date: 1991-12-20
Publication date: 1993-07-16
Also published as: EP0561066A1; ATE154187T1; ES2102451T3; DE69220207T2; DE69220207D1; EP0561066B1

Description

Methode en systeem ten behoeve van betaal-TV

A. ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een methode en een systeem voor het via FDM-kanalen overdragen van signalen, in het bijzonder TV-signalen, van een distributiestation naar daarop aangesloten abonnees. In het bijzonder valt te denken aan het gebied van 'betaal-TV', waarbij aan abonnees alleen die TV-kanalen —of -programma's— beschikbaar worden gesteld waarvoor zij hebben betaald.

Bekend is om TV-kanalen aan daartoe gerechtigde abonnees ter beschikking te stellen —onder uitsluiting van niet-gerechtigde abonnees— door middel van vercijfering van het TV-signaal aan de zijde van het distributiestation ('Head-end') en ontcijfering ervan aan de zijde van de abonnees, waarbij alleen de gerechtigde abonnees worden voorzien van de goede ontcijfercode.

B. SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

De onderhavige uitvinding omvat een methode en een systeem voor het uitvoeren van die methode, welke gebaseerd zijn op het inzicht dat indien aan zendzijde het TV- (of ander) signaal wordt gemengd met een draaggolf, maar alleen het resulterende mengproduct, zonder draaggolf, naar de (alle) abonnees wordt overgezonden, het signaal bij een abonnee niet kan worden gereproduceerd, tenzij de abonnee wordt voorzien van die draaggolf of een replica daarvan.

Aldus voor ziet de uitvinding in een methode voor het via FDM-kanalen overdragen van signalen, in het bijzonder TV-signalen, van een distributiestation naar daarop aangesloten abonnees die erdoor gekenmerkt wordt dat aan de zijde van het distributiestation een via een der FDM-kanalen (n) over te dragen signaal (Sn) wordt gemengd met een draaggolfsignaal (Cn) met een voor dat FDM-kanaal specifieke draaggolffrequentie (Fn) en het daaruit resulterende modulaat (Mn), exclusief dat draaggolfsignaal (Cn) zelf, naar de abonneezijde wordt overgedragen, tezamen met een hulp-draaggolfsignaal (C'n) met een frequentie (F'n) die in een vaste relatie (R) tot de frequentie (Fn) van het genoemde draaggolf signaal (Cn) staat, en aan de abonneezijde, althans bij tot ontvangst van dat FDM-kanaal gerechtigde abonnees, het hulpdraaggolfsignaal (Cl) in overeenstemming met de inverse (R~1) van de genoemde vaste relatie (R) wordt terug-herleid tot een draaggolfsignaal (C"n) met de oorspronkelijke draaggolffrequentie (Fn) van dat FDM-kanaal.

Een eerste voorkeursuitvoering van de uitvinding voorziet erin dat de hulpdraaggolffrequentie (F'n) een veelvoud (A) is van de draaggolffrequentie (Fn).

Een tweede voorkeursuitvoering van de uitvinding voorziet erin dat de hulpdraaggolffrequentie (F'n) een fractie (1/A) is van de draaggolffrequentie (Fn).

Ook op andere wijzen —conform andere relaties, functies— kan worden bereikt dat de modulaat (Mn) en het hulpdraaggolfsignaal (C'n) aan abonneezijde met eenvoudige (frequentie-scheidings-) middelen, goed van elkaar kunnen worden gescheiden.

C. REFERENTIES GEEN

D. UITVOERINGSVOORBEELDEN

Figuur 1 toont een eerste uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding, schematisch weergegeven voor het n-de FDM-kanaal van een verschillende kanalen omvattend transmissiesysteem. Aan de zijde van het 'head-end' wordt een videosignaal Sn toegevoerd aan een mixer MX, waaraan tevens een draaggolfsignaal Cn wordt toegevoerd. Dat draaggolfsignaal Cn is opgewekt in een generator GN. Het uitgangssignaal Mn omvat alleen de mengproducten van Cn en Sn en niet het draaggolfsignaal Cn zelf. Behalve het draaggolfsignaal Cn, produceert de generator GN verder nog een 'hulpdraaggolf' C'n. Deze heeft een frequentie F'n die (bijvoorbeeld) een veelvoud (A) is van van de draaggolffrequentie Fn. Ook is het mogelijk daarvoor een frequentie F'n te kiezen die een fractie (1/A) is van de draaggolf frequent ie Fn. Hoe ook de relatie tussen de Fn en F'n is, het verschil moet zo zijn dat het modulaat Mn —dat in hetzelfde frequentiegebied ligt als draaggolf Cn— en het hulpdraaggolfsignaal C'n met eenvoudige middelen van elkaar te scheiden zijn.

De hulpdraaggolf C'n wordt, tezamen met het modulaat Mn naar de abonneezijde gezonden, voor het aldaar produceren van een replica C"n van de draaggolf Cn. Aan abonneezijde worden het modulaat Mn en de hulpdraaggolf c'n van elkaar gescheiden door middel van een filter. Als een abonnee gerechtigd is tot het ontvangen van het via kanaal n verzonden TV-signaal Sn, dan wordt het hulpdraaggolfsignaal C'n door een frequentieconvertor FC geconverteerd in een replica C"n van het draaggolfsignaal Cn, met een frequentie F"n die gelijk is aan de draaggolffrequentie Fn. In de convertor FC wordt de inverse gebruikt van de functie die de relatie van Fn en F'n aan zendzijde ('head-end') aanduidt: als F'n=A*Fn, dan is F"n=l/A*F'n; als F'n=(l/A)*Fn, dan is F"n=A*F'n. In het algemeen geldt F'n=R(Fn) en F"n=R’1 (F'n) , waardoor F"n (=R‘1 (R(Fn))) =Fn; hierin geeft R de relatie (functie) aan tussen F'n en Fn en R'1 de inverse daarvan. Het replica-signaal C"n kan vervolgens worden gebruikt om het modulaat Mn te demoduleren (door de demodulator DMX van het aangesloten TV-toestel) tot het oorspronkelijke videosignaal Sn. Bij niet-gerechtigde abonnees is de convertor FC 'disabled', waardoor geen replica-signaal C"n kan worden geproduceerd en demodulatie niet mogelijk is. Bij wel-gerechtigde abonnees is de convertor FC 'enabled', waardoor uit het hulpdraaggolfsignaal C'n het replica-signaal C"n wordt geproduceerd hetwelk demodulatie van Mn mogelijk maakt.

Figuur 2 en tonen een nadere uitwerking van het in figuur 1 getoonde concept, figuur 2 wat betreft de zendzijde, figuur 3 wat betreft de abonneezijde. In figuur 2 wordt de generator (GN in figuur 1) voor het opwekken van het draaggolfsignaal Cn en het hulpdraaggolf signaal C'n gevormd door een oscillator 0 en een (frequentie)vermenigvuldiger MP1. De oscillator wekt een (betrekkelijk laagfrequent) hulpdraaggolfsignaal C'n op, dat door de vermenigvuldiger MP1 met een factor A wordt vermenigvuldigd tot het (hoogfrequente) draaggolfsignaal Cn. Opgemerkt wordt dat het ook mogelijk is om de oscillator 0 een zeer hoogfrequent signaal C'n te laten genereren en dit door een f requentiedeler, die dan in de plaats komt van de vermenigvuldiger MP1, te converteren in het draaggolfsignaal Cn. In beide gevallen wordt bereikt dat er een zodanige frequentie-afstand tusssen Cn en C'n ontstaat dat het hulpdraaggolfsignaal C'n aan abonneezijde eenvoudig door filtering kan worden afgesplitst van het modulaat Mn (dat in het frequentiegebied van Cn ligt). In de mixer MX worden het basisband-videosig-naal Sn en het draaggolfsignaal Cn met elkaar gemengd, resulterend in een DSB-SC-modulaat M'n (DSB-SC = Double Side Band - Suppress Carrier), van welk modulaat één zijband beperkt wordt onderdrukt door een doorlaatfliter ('rest zijband filter') FL1. Het resulterende modulaat Mn wordt samengevoegd met het hulpdraaggolfsignaal C'n en aan de transmissielijn L aangeboden.

Aan abonneezijde wordt het via de lijn L aangeboden modulaat Mn en hulpdraaggolfsignaal C'n toegevoerd aan een tweetal filters, FL2 en FL3. FL2 is een smalbandig doorlaatfilter, afgestemd op de frequentie F'n van het hulpdraaggolfsignaal C'n. FL3 is een hoogdoor-laatfilter dat het hulpdraaggolfsignaal C'n tegenhoudt en het modulaat Mn —waarvan het frequentiegebied immers een factor A hoger ligt, immers Fn=A*F'n— doorlaat. Opgemerkt wordt dat indien de hulpdraaggolffrequentie F'n niet een factor A lager, maar een factor A hoger dan de draaggolffrequentie Fn zou worden gekozen, dan voor FL3 een laag-doorlaatfilter zou moeten worden genomen. In beide gevallen zou overigens een bandfilter kunnen worden gekozen, geschikt voor het doorlaten van Mn, met uitsluiting van C'n. Het door FL3 doorgelaten modulaat Mn wordt rechtstreeks aangeboden aan de ingang van de TV-ontvanger van de abonnee. Daar kan het modulaat Mn echter slechts gedemoduleerd worden indien een bijhorende draaggolf en een frequentie Fn aanwezig is. Die wordt geleverd door reconstructie uit de hulpdraaggolf C'n, en wel door middel van een tweede vermenigvuldiger MP2 die gelijk is aan de eerste vermenigvuldiger MPl aan zendzijde en die de frequentie F'n van C'n met een factor A vermenigvuldigt. Het resulterende draaggolfsignaal C'n heeft dus dezelfde frequentie Fn als het oorspronkelijke draaggolfsignaal Cn waarmee het videosignaal Sn was gemengd en is derhalve geschikt voor het --in het TV-toestel van de abonnee— demoduleren van het modulaat Mn.

Om te bereiken dat alleen gerechtigde abonnees het via kanaal n overgedragen videosignaal Sn kunnen demoduleren, zijn de filters FL2 en FL3 en -de tweede vermenigvuldiger MP2- in een voor de abonnees niet toegankelijke aansluitdoos geplaatst, waarin bovendien een schakelaar SW is opgenomen die alleen door 'officials' is te bedienen, hetzij 'on-site' hetzij 'remote'. Een nadere mogelijkheid is om de vermenigvuldiger MP2 als insteekbare eenheid uit te voeren en deze alléén in de aansluitdoos van gerechtigde abonnees te plaatsen. Het 'remote' kunnen schakelen is wel een vereiste indien het systeem wordt gebruikt voor een 'pay per view'-service, waarbij de schakelaar SW gedurende slechts een beperkte tijd wordt gesloten, namelijk alleen tijdens de uitzending van een programma waarvoor betaald wordt.

Claims

1. Methode voor het via FDM-kanalen overdragen van signalen, in het bijzonder TV-signalen, van een distributiestation naar daarop aangesloten abonnees, met het kenmerk, dat aan de zijde van het distributiestation een via een der FDM-kanalen (n) over te dragen signaal (Sn) wordt gemengd met een draaggolfsignaal (Cn) met een voor dat FDM-kanaal specifieke draaggolffrequentie (Fn) en het daaruit resulterende modulaat (Mn), exclusief dat draaggolfsignaal (Cn) zelf, naar de abonneezijde wordt overgedragen, tezamen met een hulpdraaggolfsignaal (C'n) met een frequentie (F'n) die in een vaste relatie (R) tot de frequentie (Fn) van het genoemde draaggolfsignaal (Cn) staat, en aan de abonneezijde, althans bij tot ontvangst van dat FDM-kanaal gerechtigde abonnees, het hulpdraaggolfsignaal (C'l) in overeenstemming met de inverse (R'1) van de genoemde vaste relatie (R) wordt terug-herleid tot een draaggolfsignaal (C'n) met de oorspronkelijke draaggolffrequentie (Fn) van dat FDM-kanaal.

2. Methode volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hulpdraaggolffrequentie (F'n) een veelvoud (A) is van de draaggolffrequentie (Fn).

3. Methode volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hulpdraaggolffrequentie (F'n) een fractie (1/A) is van de draaggolffrequentie (Fn).

4. Systeem voor het via FDM-kanalen overdragen van signalen, in het bijzonder TV-signalen, van een distributiestation naar daarop aangesloten abonnees, met het kenmerk, dat aan de zijde van het distributiestation een via een der FDM-kanalen (n) over te dragen signaal (Sn) in een mengorgaan (MX) wordt gemengd met een door een generator (GN) gegenereerd draaggolfsignaal (Cn) met een voor dat FDM-kanaal specifieke draaggolffrequentie (Fn) en het daaruit resulterende modulaat (Mn), exclusief dat draaggolfsignaal (Cn) zelf, naar de abonneezijde wordt overgedragen, tezamen met een door de generator (GN) gegenereerd hulpdraaggolfsignaal (C'n) met een frequentie (F'n) die in een vaste relatie (R) tot de frequentie (Fn) van het genoemde draaggolfsignaal (Cn) staat, en aan de abonneezijde, althans bij tot ontvangst van dat FDM-kanaal gerechtigde abonnees, het hulpdraaggolfsignaal (C'l) door een conversieorgaan (FC) in overeenstemming met de inverse (R’1) van de genoemde vaste relatie (R) wordt terug-herleid tot een draaggolfsignaal (C"n) met de oorspronkelijke draaggolffrequentie (Fn) van dat FDM-kanaal.