NL9102110A - Werkwijze en inrichting voor het behandelen en het opslaan van zwavelhoudend gas, zodat afname van het zwavelgehalte wordt verhinderd. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het behandelen en het opslaan van zwavelhoudend gas, zodat afname van het zwavelgehalte wordt verhinderd. Download PDF

Info

Publication number
NL9102110A
NL9102110A NL9102110A NL9102110A NL9102110A NL 9102110 A NL9102110 A NL 9102110A NL 9102110 A NL9102110 A NL 9102110A NL 9102110 A NL9102110 A NL 9102110A NL 9102110 A NL9102110 A NL 9102110A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
gas sample
dehydration
sulfur
gas
sample
Prior art date
Application number
NL9102110A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Intevep Sa
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from US07/669,616 external-priority patent/US5109713A/en
Application filed by Intevep Sa filed Critical Intevep Sa
Publication of NL9102110A publication Critical patent/NL9102110A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D53/00Separation of gases or vapours; Recovering vapours of volatile solvents from gases; Chemical or biological purification of waste gases, e.g. engine exhaust gases, smoke, fumes, flue gases, aerosols
    • B01D53/26Drying gases or vapours
    • B01D53/261Drying gases or vapours by adsorption
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01NINVESTIGATING OR ANALYSING MATERIALS BY DETERMINING THEIR CHEMICAL OR PHYSICAL PROPERTIES
    • G01N33/00Investigating or analysing materials by specific methods not covered by groups G01N1/00 - G01N31/00
    • G01N33/0004Gaseous mixtures, e.g. polluted air
    • G01N33/0009General constructional details of gas analysers, e.g. portable test equipment
    • G01N33/0011Sample conditioning
    • G01N33/0013Sample conditioning by a chemical reaction

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Analytical Chemistry (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Medicinal Chemistry (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Oil, Petroleum & Natural Gas (AREA)
  • Food Science & Technology (AREA)
  • General Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Biochemistry (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Immunology (AREA)
  • Pathology (AREA)
  • Sampling And Sample Adjustment (AREA)
  • Drying Of Gases (AREA)
  • Solid-Sorbent Or Filter-Aiding Compositions (AREA)
  • Investigating Or Analyzing Non-Biological Materials By The Use Of Chemical Means (AREA)

Description

Werkwi.ize en inrichting voor het behandelen en het opslaan van zwavelhoudend gas, zodat afname van het zwavelgehalte wordt verhinderd.
De onderhavige uitvinding betreft een werkwijze en inrichting voor het behandelen van een zwavelhoudend gasmonster en, meer in het bijzonder, een werkwijze en inrichting voor het behandelen van een zwavelhoudend gasmonster, zodanig dat, gedurende de tijd dat het is opgeslagen, afname van het zwavelgehalte van het gasmonster wordt verhinderd.
Een van de grote problemen waarmede de industrie vandaag de dag wordt geconfronteerd, is de beheersing van de milieuvervuiling. Een van de meest schadelijke vervuilers in door de industrie gebruikte en/of gerpoduceerde procesgassen zijn zwavelverbindingen. De ongewenstheid van zwavelverbindingen blijkt niet alleen uit milieuverontreiniging, veroorzaakt door verbranding van zwavelhoudende gassen, maar ook uit corrosie van fabrieks- en laboratoriumuitrusting, welke corrosie het gevolg is van contact met zwavelverbindingen.
In het licht van het voorgaande, is het zeer gewenst om in staat te zijn procesgassen en dergelijke en hun zwavelgehalte nauwkeurig te analyseren, teneinde een goede behandeling van voornoemde gassen te garanderen, zodat de schadelijke effecten, die worden toegeschreven aan het zwavel in zulke procesgassen, worden vermeden. Tot vandaag de dag, is het monsters nemen en opslaan van zwavelhoudend gas een onopgelost probleem gebleven. De hoofdreden hiervoor is, dat het zwavelgehalte van een gasmonster, dat moet worden geanalyseerd, de neiging heeft met de tijd af te nemen en, daarom, is de gemeten waarde geneigd lager te zijn dan de echte waarde van het zwavelgehalte van het gas, dat in verschillende commerciële situaties werkelijk wordt gebruikt. Deze ontleding van zwavel is zelfs bij zwavelconcentraties van minder dan 5# waargenomen en komt voor bij alle soorten gas, of het nu een natuurlijk gas, een procesgas of lucht is.
De stand van de techniek heeft geprobeerd het voorgaande probleem aan de orde te stellen. "Methods of Sampling and Storage of Air containing Vapors and Gases", Int. J. Air. Poll., Vol. 2, bladzijde 142-158, 1959» quantificeert verscheidene van de moeilijkheden, die men tegenkomt bij de opslag van zwavelverbindingen, inclusief de moeilijkheid, vergeleken met verscheidene andere verbindingen, van het meten van concentraties van zwavelverbindingen, en de snelle ontleding van zwavelverbindingen in de tijd. Hoewel er is ontdekt dat de ontledingstijd van zwavel dioxide kan worden verlengd door een geschikte opslaghouder te kiezen, vindt de ontleding niettemin in een vrij korte tijdsperiode plaats. Dus zelfs met een geschikte materiaalkeuze is effectieve lange termijnopslag niet mogelijk.
Behalve dat het moeilijk is zwavel verbindingen op te slaan, is het evenzo moeilijk de concentratie van zwavelverbindingen in gassen nauwkeurig te meten. Een van de meest betrouwbare, vandaag de dag beschikbare, alternatieven voor de quantitatieve bepaling van het zwavelgehalte is de Drager-methode. Alhoewel de Drager-methode veldmetingen toestaat, heeft de methode verscheidene beperkingen: beperkte nauwkeurigheid, de werkwijze is slechts voor enkele zwavelsoorten gevoelig, hij vereist een grote hoeveelheid expertise van de bedienaar, en optische interferentie doet zich voor wanneer meer dan één zwavelverbinding aanwezig is. Verder, verschaft de Drager-werkwijze geen middelen voor opslag van de gasmonsters.
Ook andere technieken zijn ontwikkeld voor de analyse van zwavelverbindingen.
Kimbell, US-A-3.756.78l laat een werkwijze zien voor het analyseren van het zwavelgehalte in koolwaterstoffen, door eerst de koolwaterstoffen af te breken tot eenvoudigere moleculaire structuren.
Sisti, US-A-4.293.3O8 toont een werkwijze en inrichting voor het bepalen van zeer kleine zwavelpercentages in gasmonsters.
In het algemeen, zijn zwavelverbindingen in gassen na verloop van tijd zeer moeilijk te meten ten gevolge van de afbraak van de verbindingen terwijl ze zijn opgeslagen. Nochtans, aangezien de schadelijke effecten van deze verbindingen optreden bij zelfs zeer lage concentraties, is het gewenst om zwavelconcentraties in een meetgebied van deeltjes per miljard te detecteren. Er bestaat een behoefte aan een eenvoudige werkwijze en een eenvoudige inrichting om monsters te nemen van zwavelverbindingen bevattende gassen en deze op te slaan, waarbij tijdens opslag bijna of geen afbraak van de verbindingen plaatsvindt, zodat zwavelconcentraties nauwkeurig kunnen worden gemeten op een later tijdstip. Bovendien moet zo'n inrichting, om effectiever te kunnen worden gebruikt, draagbaar zijn zodat hij bij de gasbron kan worden gebracht. Er zijn veel toepassingen, die op een later tijdstip een nauwkeurige zwavelaflezing vereisen, en niets in stand van de techniek geeft een oplossing voor dit probleem.
Dienovereenkomstig, zoals eerder vermeld, zou het zeer gewenst zijn om werkwijze en een efficiënte inrichting te verschaffen voor het behan- delen van gassen zodat de afbraak in de tijd van de zwavel, die in het gas zit, zwavelhoudende wordt verhinderd, waardoor een nauwkeurige meting van het werkelijke zwavelgehalte van de gassen mogelijk wordt.
Dienovereenkomstig, is een hoofddoel van de onderhavige uitvinding om een werkwijze en inrichting te verschaffen voor het opslaan van zwavelhoudende gassen, zodat afname van het zwavelgehalte van het gas in de tijd wordt verhinderd.
Het is een bijzonder doel van de onderhavige uitvinding om een werkwijze zoals voornoemd te verschaffen, waarbij het zwavelhoudende gas wordt voorbehandeld alvorens het wordt opgeslagen zodat afname van het zwavelgehalte hiervan in de tijd wordt verhinderd.
Een nog verder doel van de onderhavige uitvinding is om een opslag-houder te verschaffen, die niet met het in het gasmonster aanwezige zwavel reageert.
Een verder doel van de onderhavige uitvinding is om een zwavelhoudend gas zo te behandelen dat de afname van het zwavelgehalte hiervan in de tijd wordt verhinderd door dehydratatie van het gas en door het gas op te slaan in niet reactieve houders.
Verdere doelen en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen in het hierna volgende blijken.
Volgens de onderhavige uitvinding, worden de voorgaande doelen en voordelen eenvoudig verkregen.
De onderhavige uitvinding betreft een werkwijze en inrichting voor het behandelen en het opslaan van zwavelhoudende gasmonsters en, meer in het bijzonder, een werkwijze en een inrichting voor het behandelen van een zwavelhoudend gasmonster, waarbij de afname van het zwavelgehalte van het gasmonster in de tijd wordt verhinderd.
Volgens de werkwijze van de onderhavige uitvinding, wordt een zwavelhoudend gasmonster gedehydrateerd teneinde een gedroogd gasmonster te verkrijgen dat een watergehalte van minder dan 100 dpm heeft. Volgens de onderhavige uitvinding is er gevonden dat het gasmonster moet worden behandeld met een dehydratatiereagens, waarvan de hoeveelheid groter dan of gelijk is aan 1,5 kg dehydratatiereagens per liter uit het gasmonster te verwijderen water. Het gehydrateerde gedroogde gasmonster wordt daarna opgeslagen in een houder, die niet reageert met het zwavel dat zich in het gas bevindt en die ook ondoordringbaar is voor water, zodat wordt verhinderd dat opnieuw water in het opgeslagen gasmonster wordt geïntroduceerd. Volgens het proces van de onderhavige uitvinding wordt het bij het proces gebruikte dehydraterende reagens gekozen uit de groep omvat- tend koolstof, magnesiumperchloraat, glycol, silicagel, aluminiumoxide en mengsels daarvan, waarbij magnesiumperchloraat wordt geprefereerd. Volgens een verder kenmerk van het proces van de onderhavige uitvinding, worden de temperatuur, druk en stromingssnelheid van het gasmonster naar het dehydratatiegebied in gecontroleerde toestand gehouden, zodat het dehydrataterende-effect van het dehydratatiereagens op het gasmonster wordt gemaximaliseerd.
De inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat een dehydra-tatiegedeelte bestaande uit ten minste een opvanginrichting, die een dehydratatiereagens bevat waardoorheen het gasmonster stroomt. Volgens de voorkeursuitvoering van de onderhavige uitvinding, omvat het dehydrata-tiegedeelte een groot aantal opvanginrichting, die selectief worden gevoed met het gasmonster totdat in elk van de opvanginrichting verzadiging van het dehydratatiemiddel wordt waargenomen. De inrichting van de onderhavige uitvinding omvat verder het gebruik van opslaghouders, die niet reageren met het zwavel dat in het gasmonster zit en die ondoordringbaar voor water zijn. Voor de opslaghouders wordt bij voorkeur gekozen uit gealuminiseerde kunststof tassen van het type verkocht onder het handelsmerk Calibrated Systems, en aluminiumcilinders met Spectra-Seal behandeling verkocht onder het handelsmerk Airco.
De werkwijze en inrichting van de onderhavige uitvinding maakt het mogelijk om vele dagen, nadat de gasmonsters uit hun bron zijn genomen, een nauwkeurige aflezing te verkrijgen van het zwavelgehalte van het gasmonster. De verbeterde nauwkeurigheid, die mogelijk wordt gemaakt door de inrichting van de onderhavige uitvinding heeft talrijke voordelen omvattende (1) kwaliteitscontrole bij de produktie van natuurlijk gas, (2) nauwkeurige garanties voor leveranciers en inkopers van kwaliteit en samenstelling van het natuurlijk gas, (3) verminderde corrosie in transportleidingen en installaties die gebruik maken van de gassen, en (4) reductie van schadelijke milieugevolgen, die het gevolg zijn van het gebruik van voornoemde zwavelhoudende gassen.
In het nu volgende zal de uitvinding aan de hand van figuren nader worden toegelicht. Hierin toont: fig. 1 een schematische illustratie van de inrichting en het proces van de onderhavige uitvinding, fig. 2 een grafiek, die de ontleding in de tijd van zwavel in natte en gedehydrateerde gasmonsters toont, fig. 3 een grafiek, waarin het effect van verschillende opslaghouders op de ontleding van zwavel in gedehydrateerde gasmonsters wordt getoond, en fig. 4 een grafiek, waarin het effect van opslaghouders op de ontleding in de tijd van zwavel in gedehydrateerde gasmonsters verder wordt getoond.
Fig. 1 is een schematische illustratie van het systeem van de onderhavige uitvinding voor het toepassen van de werkwijze voor het dehy-drateren en het opslaan van zwavelhoudend gas zonder dat de zwavel in de tijd ontleedt.
Het systeem 10 is voorzien van een verbinding 12 om in een gasleiding te brengen en een gasmonster hieruit te nemen. Het gasmonster kan afkomstig zijn van elke bron zoals oliebronnen, milieu, etc. Gewoonlijk, afhankelijk van de bron, kan het vochtgehalte van het monster 20.000 delen water per miljoen delen zijn, terwijl het zwavelgehalte 10 delen per miljoen delen kan zijn. Het gas kan stromen door de pijp 14, bij voorkeur een pijp van het staal Teflon type, waaraan achtereenvolgens zijn verbonden een nanometer 16, om de druk te regelen, een thermometer 18 om de temperatuur te meten en een rotameter 20 om de stromingssnelheid van het gas naar het dehydratatiegedeelte 22 te regelen. Voor de gasmonsters wordt geprefereerd: een druk van tussen de 10 en 100 psi, een temperatuur niet hoger dan 60°C en een stromingssnelheden van 0,2 tot 2,0 1/min. De reden waarom deze parameters op de voornoemde waarden moeten worden gehouden zijn de volgende: (1) bij drukken hoger dan 40 psi zou de dehydratatie-inrichting moeten worden verstevigd; (2) bij temperaturen hoger dan 60°C, zou de korrelvorm van het bij de werkwijze gebruikte dehydratatiereagens verslechteren en dientengevolge niet effectief zijn voor dehydratatiedoeleinden; en (3) bij grotere stromingssnelheden, zou het gasmonster niet lang genoeg in het dehydratatiereagens verblijven om de vereiste dehydratie te bewerkstelligen. Het dehydratatiereagens kan worden gekozen uit een groep bekende stoffen zoals siliciagel, aluminium-oxide, magnesiumperchloraat, koolstof, glycol, en mengsels daarvan waarbij de voorkeur wordt gegeven aan magnesiumperchloraat.
De pijp 14 is stroomopwaarts van de elementen 16, 18 en 20 ook voorzien van een afwateringsklep 24, die wordt gebruikt om alle vloeistoffen die aanwezig kunnen zijn in het gasmonster uit het systeem te verwijderen. De meeste natuurlijke gassen bevatten een vloeibare fase die in wezen bestaat uit C^-C^ fracties, die met het gas worden meegevoerd. De vloeibare fase ontstaat ten gevolge van condensatie die plaats vindt door expansie-effecten ten gevolge van het drukverschil tussen de hoofdgasleiding en het systeem.
De klep 24 heeft twee standen: (a) voor het verbinden van de pijpleiding 14 met het dehydratatiegedeelte 22 en (b) voor het verbinden van de pijpleiding 14 met de atmosfeer zodat de drie parameters (temperatuur, druk en stromingssnelheid) kunnen worden gecontroleerd en overmatige gasdruk uit het systeem kan worden af gevoerd. Het is duidelijk dat het systeem van de uitvinding een dynamisch systeem is, hetgeen betekent dat het gas constant door het gehele systeem stroomt. Met de klep 24 in stand (b), is het mogelijk om het zwavelgehalte van het gasmonster te meten om een referentiewaarde van het zwavelgehalte te verkrijgen zodat het na de dehydratatie gemeten zwavelgehalte en elk aantal dagen opslag kan worden vergeleken en het resultaat van het systeem kan worden geëvalueerd. Het zwavelgehalte wordt op bekende wijze gemeten door de klep 24 met een DRAGER-buis te verbinden. Met de klep 24 in stand (a), kan het gasmonster de verdeelklep 28 bereiken. Klep 28 is van het type éên-inlaat/multi-uitlaat en bij voorkeur een klep van het vijf-weg type. De verdeelklep 28 maakt het mogelijk dat de gasmonsters selectief naar elk van het grote aantal plexiglas opvanginrichtingen 30 worden geleid, waarbij de opvang-inrchtingen zijn gevuld met dehydratatiereagens, dat in de uitvinding wordt gebruikt voor het verwijderen of verminderen van het vochtgehalte van het gasmonster. Elke uitlaat van voornoemde verdeelklep 28 is door leidingen 26 verbonden met een plexiglas opvanginrichting 30 zodat op elk moment slechts één opvanginrichting 30 in gebruik is. Dus, het aantal plexiglas opvanginrichting 30 correspondeert met het aantal uitlaten op de verdeelklep 28. In een voorkeursuitvoering van deze uitvinding, wordt slechts een van de opvanginrichting 30 gebruikt om een hierdoor stromend gasmonster te dehydrateren; echter het is, indien nodig, mogelijk een groot aantal plexiglas opvanginrichting 30 te gebruiken. Het kritische kenmerk is dat de gasmonsters, die de opvanginrichting 30 verlaten, een vochtgehalte moeten hebben van minder dan 100 dpm, zoals hierna zal worden gedemonstreerd.
Verdeelklep 32, die van het multi-inlaat/één-uitlaat type is, verbindt elke opvanginrichting 30, op de plaats waar het vocht uit het gasmonster is verwijderd, met een vochtmeter 34.
Het verzadigingspunt van het dehydratatiereagens in elk van de opvanginrichtingen 30 kan worden waargenomen op voornoemde vochtmeter 34 door het vochtgehalte van het gas dat de opvanginrichting verlaat te meten. Wanneer in een opvanginrichting het verzadigingspunt van het reagens wordt genaderd, verdraait men de verdeelklep 28 teneinde de gas-stroom van opvanginrichting 30 gevuld met verzadigd dehydratatiereagens te dirigeren naar een andere opvangrichting 30 gevuld met ongebruikt dehydratatiereagens. De verhouding van dehydratatiereagens tot het water-gehalte in het gasmonster moet groter dan 1,50 kg/1 worden gehouden, teneinde binnen het ontworpen systeem een effectieve dehydratatie te verkrijgen. De klep 36 is stroomafwaarts van de vochtmeter 34 aangebracht om (a) de pijplijn 38 komend van de vochtmeter 34 te verbinden met opslagtank 40 of om (b) het systeem met de atmosfeer te verbinden teneinde de druk in het systeem te verlagen. Klep 36 in stand (a) regelt het gasvolume dat in de houder 40 stroomt. De bij de uitvinding te gebruiken houder 40 is met de rest van het systeem verbonden door middel van het luchtdichte verbindingsmiddel 42. De bij de inrichting en werkwijze van de onderhavige uitvinding gebruikte houders, zijn gekozen op basis van materialen die niet de eigenschap hebben met zwavel te reageren en niet waterdoorlatend zijn, zodat het watergehalte van het zwavel tijdens opslag niet toeneemt. De houders, die bij deze uitvinding bij voorkeur worden gebruikt, zijn kunststof tassen met gealuminiseerde buitenzijde en aluminiumcilinders, die met kunststof zoals epoxy of dergelijke zijn bekleed.
VOORBEELD I
Om het effect van het watergehalte op de afname van het zwavel-gehalte in een gasmonster tijdens opslag te demonstreren, werd een natuurlijk gasmonster met een watergehalte van 100 dpm volgens de werkwijze van de onderhavige uitvinding behandeld. Het natuurlijk gas met een watergehalte van 100 dpm wordt beschouwd als een zeer droog gasmonster vergeleken met typische natuurlijke gasmonsters. Het gasmonster werd bij een druk van 30 psi, een temperatuur van 55°C en met een stromingssnelheid van 1,5 liter per minuut geleid naar een dehydratatiegedeelte bevattende magnesiumperchloraat. Het magnesiumperchloraat was in het reactie-gedeelte in voldoende mate aanwezig om het watergehalte van het gasmonster te reduceren met ongeveer 90#, dat wil zeggen in een mate van 1,50 kg per liter te verwijderen water. Het zwavelgehalte van het gedehydra-teerde droge gasmonster werd gemeten en was 12 dpm.
Het droge gasmonster werd daarna naar een gealuminiseerde opslag-houder geleid, waarvan het binnenoppervlak elektrolytisch met aluminium is bekleed. De cilinder is een commercieel verkrijgbare cilinder verkocht door Airco. Een onbehandeld gasmonster, met een watergehalte van 100 dpm werd op overeenkomstige wijze opgeslagen in een identieke opslaghouder. Na drie (3) dagen opslag, werd het zwavelgehalte van de gasmonsters op nieuw gemeten en voor het zwavelgehalte van het gedroogde gedehydrateerde gasmonster werd 11,9 dpm gemeten, hetgeen praktisch gelijk is aan dat van het originele gedehydrateerde gasmonster, terwijl voor het zwavelgehalte van het niet behandelde natte gasmonster, met een oorspronkelijke water-gehalte van 100 dpm, een gehalte van 1,9 dpm werd gemeten. Dit voorbeeld toont duidelijk het op de afname van het zwavelgehalte in gasmonsters te behalen voordeel van de dehydratatiebehandeling voor de opslag. De resultaten zijn grafisch geïllustreerd in fig. 2.
VOORBEELD II
Voorbeeld II werd uitgevoerd om het effect van de opslaghouders op de afname van het zwavelgehalte in de tijd tijdens opslag te demonstreren. In dit voorbeeld, werd het gedehydrateerde gasmonster van voorbeeld I opgeslagen in drie (3) verschillende houders. De eerste houder is een gealuminiseerde kunststof tas verkocht door Calibrated Systems. Het tweede monster werd opgeslagen in een met Teflon beklede stalen cilinder. Het derde monster werd opgeslagen in een plexiglas spuit, verkocht door Hamilton. Zoals blijkt uit fig. 3. vertoonde het monster dat is opgeslagen in de gealuminiseerde tas van Calibrated Systems minder achteruitgang dan het monster opgeslagen in de gealuminiseerde cilinder van voorbeeld I. Het monster opgeslagen in de met Teflon geklede stalen cilinder was een beetje inferieur aan zowel de gealuminiseerde tas als de aluminium cilinder. Het monster opgeslagen in de door Hamilton verkochte kunststof spuit liet na een tijd van drie (3) dagen een bijna totale afname van het zwavelgehalte zien. Dit voorbeeld illustreert dat de te prefereren opslaghouder om de afname van het zwavelgehalte in een gasmonster te verhinderen, de door Calibrated Systems verkochte gealuminiseerde tashou-der is.
VOORBEELD III
Opnieuw, teneinde de voordelen van het proces van de onderhavige uitvinding te demonstreren, en in het bijzonder het effect van dehydrata-tie op de afname van het zwavelgehalte in de tijd, werd een verdere test uitgevoerd waarbij een gasmonster met een zwavelgehalte van 25 dpm werd opgeslagen in de geprefereerde aluminium tas, die hierboven in voorbeeld II is besproken. Een nat gasmonster met een watergehalte van 15.000 dpm werd op overeenkomstige wijze opgeslagen in een andere gealuminiseerde tas. Het zwavelgehalte van beide monsters werd na acht (8) dagen en opnieuw na zestien (16) dagen gemeten. Zoals blijkt uit fig. 4, was het natte gasmonster voor wat betreft het zwavelgehalte na zestien (16) dagen totaal verworden, terwijl het gasmonster behandeld volgens het proces van de onderhavige uitvinding een met minder dan 20% afgenomen zwavelgehalte had.
De voorgaande voorbeelden demonstreren duidelijk de positieve effecten van het proces van de onderhavige uitvinding bij het verhinderen van de afname van het zwavelgehalte van een gasmonster in de tijd, als het is opgeslagen in optimale opslaghouders.
Deze uitvinding kan worden uitgevoerd in andere vormen of op andere wijzen zonder de geest of de essentiële kenmerken van de uitvinding te verlaten. De onderhavige uitvinding moet daarom in alle opzichten als illustratief en niet beperkend worden beschouwd, waarbij de omvang van de uitvinding wordt aangegeven door de bijgevoegde conclusies, en alle veranderingen, die binnen de betekenis en omvang van equivalentie komen, worden bedoeld door de conclusies omvat de zijn.

Claims (28)

1. Werkwijze voor het behandelen van zwavelhoudend gas, zodat afname in de tijd van het zwavelgehalte van het gas wordt verhinderd, waarbij de behandeling de volgende stappen omvat: a) het verschaffen van een zwavelhoudend gasmonster; b) het dehydrateren van voornoemd gasmonster, zodat in voornoemd gasmonster een watergehalte van minder dan 100 dpm wordt verkregen, zodat een gedroogd gasmonster wordt geproduceerd; en c) het opslaan van voornoemd gedroogd gasmonster in een houder, die niet reageert met het in het gas aanwezige zwavel.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat voornoemd gasmonster een watergehalte tot 20.000 dpm heeft.
3· Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het dehydrateren van voornoemd gasmonster de volgende stappen omvat: het verschaffen van een dehydratatiegedeelte; het toestaan dat voornoemd gasmonster door voornoemd dehydratatiegedeelte heen stroomt.
4. Werkwijze volgens conclusie 3. met het kenmerk, dat het dehydratatiegedeelte ten minste een plexiglas opvanginrichting, gevuld met een dehydratatiereagens, omvat.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het dehydratatiereagens is gekozen uit de groep, die koolstof, magnesiumperchloraat, glycol, silicagel, aluminiumoxide en mengsels daarvan omvat.
6. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het watergehalte stroomafwaarts van voornoemde ten minste ene plexiglas opvanginrichting wordt gemeten.
7· Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze verder, voor de dehydratatiestap de volgende stappen omvat: het regelen van de temperatuur, de druk en de stromingssnelheid van het voornoemde gasmonster.
8. Werkwijze volgens conclusie 7. met het kenmerk, dat voornoemde temperatuur kleiner dan of gelijk aan 60°C is, dat voornoemde druk tussen 10 en 100 psi ligt, en dat voornoemde stromingssnelheid tussen 0,2 en 2,0 liter/minuut ligt.
9. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze voor de dehydratatiestap een stap omvat waarin elke vloeibare fase uit voornoemd gasmonster wordt verwijderd.
10. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze voor de dehydratatiestap een stap omvat, waarin het vochtgehalte van voornoemd gasmonster wordt gemeten.
11. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze voor de dehydratatiestap een stap omvat, waarin het zwavelgehalte van voornoemd gasmonster wordt gemeten.
12. Een inrichting voor het behandelen van zwavelhoudende gasmonsters, teneinde tijdens opslag een verandering van het zwavelgehalte in de tijd te verhinderen, waarbij deze inrichting middelen omvat voor het dehydrateren van voornoemd gasmonster, waarmee een gedroogd gasmonster met een watergehalte tot 100 dpm is te produceren, en middelen omvat voor het opslaan van voornoemd gedroogd gasmonster.
13· Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat voornoemde dehydratatiemiddelen een dehydratatiegedeelte met ten minste een plexiglas opvanginrichting, die een dehydratatiereagens bevat, omvatten.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat voornoemd dehydratatiereagens is gekozen uit een groep, die koolstof magnesium-perchloraat, silicagel, aluminiumoxide en mengsels daarvan omvat.
15. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat voornoemde dehydratatiemiddelen voorts middelen omvatten om voornoemd gasmonsters naar slechts een van voornoemde plexiglas opvanginrichtingen te distribueren, en verzamelmiddelen om voornoemde gedroogd gasmonster van slechts een van voornoemde plexiglas opvanginrichtingen te ontvangen.
16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat voornoemde verdeelmiddelen een één-inlaat/multi-uitlaatklep omvatten, en dat voornoemde verzamelmiddelen een multi-inlaat/één-uitlaatklep omvatten.
17. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat deze inrichting middelen omvat voor het regelen van de druk van voornoemd gasmonster, middelen voor het regelen van de temperatuur van voornoemd gasmonster, en middelen voor het regelen van de stromingssnelheid van voornoemd gasmonster.
18. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat deze middelen omvat voor het verwijderen van een vloeibaar deel uit voornoemd gasmonster.
19. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat deze verder een vochtmeter omvat, om het vochtgehalte van voornoemd gedroogd gasmonster te meten.
20. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat voornoemde opslagmiddelen gealuminiseerde kunststof tassen omvatten.
21. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat voornoemde opslagmiddelen voorbehandelde aluminiumcilinders omvatten.
22. Werkwijze voor het behandelen van zwavelhoudend gas, zodat afname in de tijd van het zwavelgehalte in deze gassen wordt verhinderd, waarbij de behandeling de volgende stappen omvat: a) het verschaffen van een zwavelhoudend gasmonster met een bekend watergehalte; b) het voornoemde gasmonster in contact brengen met een hoeveelheid dehydratatiereagens groter dan of gelijk aan 1.50 kg dehydratatiereagens per liter uit het voornoemde gasmonster te verwijderen water, zodat een gedroogd gasmonster wordt verkregen; en c) het opslaan van voornoemd gedroogd gasmonster in een houder, die niet reageert met zwavel.
23. Werkwijze volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat voornoemd gasmonster een watergehalte tot 20.000 dpm heeft.
24. Werkwijze volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het dehydratatiereagens is gekozen uit de groep, die koolstof, magnesium-perchloraat, glycol, silicagel, aluminiumoxide en mengsels daarvan omvat.
25. Werkwijze volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het in voornoemde gedroogde gasmonster overgebleven watergehalte wordt gemeten om te bepalen wanneer het dehydratatiereagens verzadigd is.
26. Werkwijze volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de druk, temperatuur en stromingssnelheid van voornoemd gasmonster worden gemeten, voordat voornoemd gasmonster in contact wordt gebracht met voornoemd dehydratatiereagens.
27. Werkwijze volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat voornoemde temperatuur kleiner dan of gelijk aan 60°C is, dat voornoemde druk tussen 10 en 100 psi ligt, en dat voornoemde stromingssnelheid tussen 0,2 en 2,0 liter/minuut ligt.
28. Werkwijze volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat deze verder voor de dehydratatiestap een stap omvat, waarin elke vloeibare fase uit voornoemd gasmonster wordt verwijderd.
NL9102110A 1991-03-14 1991-12-17 Werkwijze en inrichting voor het behandelen en het opslaan van zwavelhoudend gas, zodat afname van het zwavelgehalte wordt verhinderd. NL9102110A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US66961691 1991-03-14
US07/669,616 US5109713A (en) 1990-12-03 1991-03-14 Method and apparatus for treating and storing sulfur containing gas so as to prohibit the degradation of same

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9102110A true NL9102110A (nl) 1992-10-01

Family

ID=24687019

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9102110A NL9102110A (nl) 1991-03-14 1991-12-17 Werkwijze en inrichting voor het behandelen en het opslaan van zwavelhoudend gas, zodat afname van het zwavelgehalte wordt verhinderd.

Country Status (7)

Country Link
CN (1) CN1064940A (nl)
AU (1) AU645149B2 (nl)
CA (1) CA2056659C (nl)
GB (1) GB2254018B (nl)
NL (1) NL9102110A (nl)
NO (1) NO914612L (nl)
RU (1) RU2075750C1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN104089916A (zh) * 2014-07-16 2014-10-08 长沙开元仪器股份有限公司 测硫系统
CN105987829B (zh) * 2015-02-09 2019-06-07 上海北分科技股份有限公司 一种便携式烟气测量装置

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4325911A (en) * 1978-01-23 1982-04-20 International Telephone And Telegraph Corporation Stack gas analyzer and thermal oxidation device therefor
US4211748A (en) * 1978-01-23 1980-07-08 International Telephone And Telegraph Corporation Stack gas analyzer and thermal oxidation device therefor
US4191541A (en) * 1978-08-14 1980-03-04 Container Corporation Of America Method and apparatus for gas sample analysis

Also Published As

Publication number Publication date
CA2056659C (en) 1995-04-18
NO914612L (no) 1992-09-15
CN1064940A (zh) 1992-09-30
AU645149B2 (en) 1994-01-06
GB9124894D0 (en) 1992-01-15
GB2254018B (en) 1995-03-22
RU2075750C1 (ru) 1997-03-20
NO914612D0 (no) 1991-11-25
GB2254018A (en) 1992-09-30
AU8815191A (en) 1992-09-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
Lindberg et al. Mercury-organic matter associations in estuarine sediments and interstitial water
Wangersky Dissolved organic carbon methods: a critical review
Martos et al. Calibration of solid phase microextraction for air analyses based on physical chemical properties of the coating
Brown et al. Sampling of gaseous sulfur-containing compounds at low concentrations with a review of best-practice methods for biogas and natural gas applications
Chuang et al. Predicting the water activity of multicomponent systems from water sorption isotherms of individual components
Graham‐Bryce Diffusion of organophosphorus insecticides in soils
DE1598927B2 (de) Verfahren und Vorrichtung zur Analyse von Gasgemischen
US3025142A (en) Method and means of detecting ammonia and amine vapor
FR2521299A1 (fr) Procede et appareil pour l'analyse par chromatographie ionique d'anions.
Suturin et al. Preparation and assessment of a candidate reference sample of Lake Baikal deep water
NL9102110A (nl) Werkwijze en inrichting voor het behandelen en het opslaan van zwavelhoudend gas, zodat afname van het zwavelgehalte wordt verhinderd.
Bland et al. Evaluating the transport of Hg (II) in the presence of natural organic matter through a diffusive gradient in a thin-film passive sampler
Tenberken et al. Analysis of individual raindrops by capillary zone electrophoresis
US5109713A (en) Method and apparatus for treating and storing sulfur containing gas so as to prohibit the degradation of same
Palvanov et al. Numerical-analytical method for determining the barodiffusion coefficient of technological process of ion-exchange suspension filtration
Hernandez-Muñoz et al. Evaluation of solubility and diffusion coefficients in polymer film–vapor systems by sorption experiments
Ekström et al. International studies to compare methods for personal sampling of bitumen fumes
ATE215692T1 (de) Verfahren und vorrichtung zur serienprobenahme
US9816973B2 (en) Industrial process stream compositional headspace analysis
Shaykewich Hydraulic properties of disturbed and undisturbed soils
Wurl et al. Analysis of dissolved and particulate organic carbon with the HTCO technique
EP0543608B1 (en) Automated analyzer for monitoring the chloride content of a process stream
Civan Model for interpretation and correlation of contact angle measurements
Petters et al. Morphology and hygroscopicity of nanoplastics in sea spray
Emons et al. Sampling: collection, storage

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed