NL9101337A

NL9101337A - Uitstroommondstuk.

Info

Publication number: NL9101337A
Application number: NL9101337A
Authority: NL
Original assignee: Pieter Johannes Van Ouwerkerk
Priority date: 1991-08-02
Filing date: 1991-08-02
Publication date: 1993-03-01
Also published as: WO1993002881A1; AU2474292A; EP0596042A1; US5462230A

Description

Ui ts troommondstuk

De uitvinding heeft betrekking op een uitstroommondstuk omvattende een drager met scharnierend daarin aangebracht een uitstroomorgaan, welk uitstroomorgaan een bolvormig einde heeft opgenomen in een bolvormige holte van de drager.

Een dergelijk uitstroommondstuk is in de stand der techniek algemeen bekend. Daarbij bestaat het uitstroomorgaan bij het instroomeinde uit een bolvormig deel dat kan worden opgenomen in een overeenkomstige holte van de drager. Dergelijke uitstroommondstukken hebben velerlei toepassingen, zoals in ventilatiesystemen voor auto's, vliegtuigen maar worden eveneens toegepast in baden en dergelijke. Door het scharnierend aanbrengen van het uitstroomorgaan kan de uittredende stroming, zoals lucht, naar wens op bijvoorbeeld de gebruiker worden gericht. Indien richten op meer dan een plaats, bijvoorbeeld voor meer dan een gebruiker of op verscheidene plaatsen van een gebruiker gewenst is, is het in de stand der techniek bekende meervoudige uitstroommondstuken te verwezenlijken bestaande uit een aantal naast elkaar liggende uitstroommondstukken, zoals hierboven beschreven.

Een dergelijke constructie heeft echter een aantal nadelen. Vanwege het aanzienlijke ruimtebeslag door het scharnierend opnemen bestaat een aanzienlijke afstand tussen de verschillende uitstroomondstukken en in het gebied tussen deze uitstroommondstukken kan geen stroming worden opgewekt. Voor bepaalde toepassingen is het noodzakelijk het uittredende medium in een verhoudingsgewijs dunne straal af te geven om het ondervonden effekt maximaal te maken. Bij het gebruik van verscheidene naast elkaar liggende uitstroommondstukken is daartoe een zeer gecompliceerde regeling noodzakelijk. Bovendien bestaat het nadeel, dat de uitstroomopeningen van de uitstroomorganen, die in het algemeen rond zijn, moeilijk aan te grijpen en te positioneren zijn in het bijzonder in situaties waarin deze glad zijn, zoals bij toepassing onder water.

Het doel van de onderhavige uitvinding is deze nadelen te vermijden. Dit doel wordt bij een hierboven beschreven inrichting verwezenlijkt doordat het uitstroomorgaan omvat ten minste twee aan elkaar grenzende uitstroombuizen, waarbij elke uitstroombuis voorzien is van een boldeel en de boldelen van de uitstroombuizen samen in hoofdzaak het bolvormige einde vormen.

Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag het uitstroomorgaan onder te verdelen in een aantal uitstroombuizen. Daarbij heeft het instroomeinde van de uitstroombuizen steeds de gedaante van een boldeel en vormen alle boldelen van de aan elkaar grenzende uitstroombuizen samen het bolvormige einde zoals bekend in de stand der techniek.

De verplaatsing van de uitstroombuizen volgens de uitvinding ten opzichte van elkaar is bij een eerste uitvoering van de uitvinding zodanig uitgevoerd dat uitsluitend het langs elkaar schuiven plaats kan vinden. Dat wil zeggen, dat slechts om een rotatielijn van het bolvormige einde van het uitstroomorgaan ten opzichte van elkaar verschillend positioneren van de uitstroombuizen mogelijk is.

Volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering is niet alleen een draaiing van de uitstroombuizen ten opzichte van elkaar mogelijk, maar eveneens een verplaatsing. Daartoe is het noodzakelijk dat van aangrenzende boldelen tenminste een grensvlak gewelfd is en met de top van de welving nabij het draaiïngshart voor het naar elkaar toe of van elkaar af bewegen gepositioneerd is. Bij deze uitvoering vindt niet langer langs elkaar heenschuiven plaats, maar kan een gecombineerde draai- kantelbeweging verwezenlijkt worden. Een dergelijke uitvoering is van bijzonder voordeel indien drie uitstroombuizen aanwezig zijn waarbij de in het midden liggende uitstroombuis voorzien is van platte begrenzingsvlakken en de daaraan grenzende uitstroombuizen voorzien zijn van de hierboven beschreven gewelfde begrenzingsvlakken.

Met de inrichting volgens de uitvinding is het op esthetisch eenvoudige wijze mogelijk het uitstroomeinde van de uitstroombuizen in hoofdzaak rechthoekig uit te voeren. Gebleken is, dat met name onder omstandigheden waarbij aangrijping met deze buizen bemoeilijkt wordt, het rechthoekig uitvoeren in een verbeterd vastpakken ten opzichte van de gebruikelijke ronde uitvoering voorziet.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van in de tekening afgebeelde uitvoeringsvoorbeelden verduidelijkt worden. Daarbij toont:

Fig. 1 in doorsnede een uitstroommondstuk volgens de stand der tecchniek;

Fig. 2 in doorsnede een deel van de inrichting volgens fig. 1 waarbij echter een wijziging overeenkomstig de uitvinding aangebracht is;

Fig. 3 het uitstroommondstuk volgens fig. 2 echter over 90° gedraaid ten opzichte van fig. 2.

Fig. 4 een verdere uitvoering van de uitvinding in doorsnede afgebeeld in een eerste positie;

Fig. 5 het uitstroommondstuk volgens fig. 4 in een tweede positie;

Fig. 6 het uitstroommondstuk volgens fig. 4 in een derde positie en fig. 7 een schematisch aanzicht van het uitstroommondstuk volgens fig. 4-6.

In fig. 1 is een uitstroommondstuk in het geheel met 1 aangegeven. Dit bestaat uit een drager 2 en scharnierend daarin opgenomen een uitstroomorgaan 3· Uitstroomorgaan 3 is voorzien van een uitstroomeinde 4 alsmede een bolvormig einde 5. dat opgenomen wordt binnen de drager. Voor afdichting is binnen drager 2 een 0-ring 6 aanwezig. Drager 2 is bij de afgeheelde uitvoering aangebracht in een slechts gedeeltelijk aangegeven wand 7· De in fig. 1 afgebeelde inrichting kan gebruikt worden voor het toevoeren van lucht of elk ander fluïdum en door het richten van het uitstroomeinde 4, dat rond uitgevoerd is, kan de gebruiker naar wens een straal lucht ontvangen.

In fig. 2 is een eerste uitvoering van de uitvinding in doorsnede afgebeeld en in het bijzonder slechts het uitstroomorgaan dat in zijn geheel met 8 aangegeven is. Dit bestaat uit uitstroombuizen 9, 10 en 11. Uitstroombuis 9 is van een boldeel 12 voorzien, uitstroombuis 10 van een boldeel 13 en een uitstroombuis 11 van een boldeel 14. Zoals blijkt uit fig. 2 vormen deze boldelen tesamen het bolvormige einde dat overeenkomt met deel 5 in fig. 1. Doordat loodrecht op het tekeningvlak uitstroombuis 10 eveneens een bolvormig begrenzingsvlak heeft kunnen de boldelen niet uit de holte van drager 2 ontsnappen. Zoals in fig. 3 afgebeeld, is het mogelijk deze uitstroombuizen in verschillende positie ten opzichte van elkaar te plaatsen. Daardoor kan aan de wensen van verschillende gebruikers tegemoetgekomen worden of kan een gebruiker op verschillende plaatsen het gewenste gevoel ondergaan. Daarbij is het slechts mogelijk de uitstroombuizen 9.10,11 in een vlak ten opzichte van elkaar te verplaatsen.

In fig. 4 is een verdere uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding weergegeven. Daarbij is het uitstroomorgaan in het geheel met 15 aangegeven en bestaat uit uitstroombuizen 16, 17 en 18. In tegenstelling tot de hiervoor beschreven uitvoering is de grenswand van uitstroombuis 16 en de grenswand van de uitstroombuis 18 met uitstroombuis 17 niet vlak uitgevoerd maar voorzien van een gewelfd deel 20 resp. 21. Daardoor is het mogelijk de uitstroombuizen 16,18 te kantelen ten opzichte van uitstroombuisdeel 17, zoals in fig. 5-7 is getoond. Bovendien blijft de aan de hand van fig.2 en 3 beschreven draaiïngsmogelijkheid in een vlak bestaan waardoor een bijzonder veelzijdig uitstroommondstuk ontstaat, dat voor vele toepassingen gebruikt kan worden.

Uit fig. 7 blijkt de in hoofdzaak rechthoekige vorm van de uitstroomeinden 22 van de verschillende uitstroombuizen. Een dergelijke rechthoekige vorm is gemakkelijker aan te grijpen dan de ronde vorm van eindstroomeinden afgebeeld in fig. 1.

Als voorbeeld voor toepassing worden hier genoemd allerlei ventilatiesystemen alsmede uitstroomopeningen voor bijvoorbeeld "whirl pools".

Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeursuitvoering beschreven is, moet begrepen worden, dat daaraan talrijke wijzigingen aangebracht kunnen worden zonder buiten het bereik van de onderhavige aanvrage te geraken. Zo is het mogelijk het uitstroommondstuk te voorzien van in de stand der techniek bekende afsluiters, die bijvoorbeeld door draaien van het uitstroomorgaan bediend kunnen worden. Eveneens is het mogelijk de mondstukken net enige in de stand der techniek bekende inrichting te laten bewegen. Al deze wijzigingen worden geacht binnen het bereik van de bijgevoegde conclususies te liggen.

Claims

1. Uitstroommondstuk, omvattende een drager met scharnierend daarin aangebracht een uitstroomorgaan, welk uitstroomorgaan een bolvormig einde heeft opgenomen in een bolvormige holte van de drager, met het kenmerk, dat het uitstroomorgaan omvat ten minste twee aan elkaar grenzende uitstroombuizen, waarbij elke uitstroombuis voorzien is van een boldeel en de boldelen van de uitstroombuizen samen in hoofdzaak het bolvormige einde vormen.

2. Uitstroommondstuk volgens conclusie 1, waarbij de grensvlakken van twee aangrenzende boldelen plat zijn en ingericht om over elkaar te bewegen.

3· Uitstroommondstuk volgens conclusie 1, waarbij van twee aangrenzende boldelen tenminste een grensvlak gewelfd is met de top van de welving nabij het draaiingshart van dat boldeel.

4. Uitstroommondstuk volgens conclusie 2 of 3. omvattende twee uitstroombuizen die de buitenbegrenzing van het uitstroomorgaan vormen uitgevoerd volgens conclusie 3 en tenminste een daartussen liggende uitstroombuis met een boldeel met platte begrenzingsvlakken.

5. Uitstroommondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het uitstroomeinde van de uitstroombuizen in hoofdzaak rechthoekig is.