NL9101054A

NL9101054A - Bot-fixatie inrichting.

Info

Publication number: NL9101054A
Application number: NL9101054A
Authority: NL
Original assignee: Breunis Van Den Brink
Priority date: 1991-06-18
Filing date: 1991-06-18
Publication date: 1993-01-18
Also published as: EP0519568A1; US5380322A; EP0519568B1

Description

Bot-fixatie inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een bot-fixatie inrichting, omvattende een geprofileerde staaf waarop ten minste twee steunorganen verschuifbaar en vast2etbaar zijn aangebracht, welke steunorganen een schuifdeel bezitten met daarin een opening voor het doorlaten van de staaf en op welke steunorganen opneemelementen kunnen worden vastgeklemd, elk dienend voor het opnemen van ten minste één schroef, die in een deel van een bot kan worden vastgezet.

Bij een dergelijke inrichting is het gewenst dat de schroeven, aangebracht in bij elkaar behorende botdelen, verschillende standen ten opzichte van elkaar in kunnen nemen en dus niet evenwijdig aan elkaar behoeven te lopen.

Bij de inrichting, bekend uit EP-A-0 374 093, wordt dit bereikt, doordat het opneemelement verdraaid kan worden om een klembout, die is geschroefd in een tussenblok dat op zich door middel van een andere klembout op het steunorgaan wordt vastgezet. De hartlijn van de laatst genoemde klembout loopt nagenoeg haaks op de hartlijn van de staaf.

Bij deze bekende inrichting kan een grote mate van vrijheid in de stand van de schroeven worden bereikt. Dit brengt echter een ingewikkelde constructie met 2ich mee. Door de aanwezigheid van het tussenblok en de opstelling van de diverse onderdelen zal de inrichting buiten het lichaamsdeel waarin zich de botdelen bevinden ook een aanmerkelijke ruimte innemen. Verder is de inrichting niet bijzonder overzichtelijk voor de niet-technische personen die een dergelijke inrichting normaal zullen gebruiken.

De uitvinding beoogt nu deze bezwaren op te heffen en voorziet er daartoe in, dat elk steunorgaan een steunplaat omvat die zich uitstrekt vanaf het zich op de staaf bevindende schuifdeel van het steunorgaan, van welke steunplaat het ene oppervlak concaaf en het tegenoverliggende oppervlak convex is en in welke plaat een opening is aangebracht voor het doorlaten van een klembout die^ gaat door een ring die met een concaaf vlak aanligt tegen het convexe vlak van de steunplaat en welke bout is geschroefd in één van een aantal schrpefdraadboringen aangebracht in een opneemelement, dat met een convex vlak aanligt tegen het concave vlak van de steunplaat.

Op deze wijze wordt een eenvoudige constructie verkregen, die weinig onderdelen omvat en waarbij toch voldoende mogelijkheden aanwezig zijn voor de onderlinge instelling van de in de botdelen aan te brengen schroeven. De opening waar de klembout doorheen gaat kan namelijk een relatief grote diameter bezitten.

Verder worden relatief gladde oppervlakken verkregen waardoor het dragen van de inrichting voor de patient minder bezwaren oplevert.

Daarbij zal in het bijzonder het kromtemiddelpunt van het concave vlak van de steunplaat bij benadering komen te liggen in het botdeel dat vast met de inrichting moet worden verbonden.

Hierdoor kan het uitoefenen van torsiekrachten op het bot in hoge mate worden vermeden. Bij een bepaalde ingestelde afstand tussen de steunorganen zal tijdens de positionering van de delen van het bot geen lengte-verandering daarvan optreden. Eventuele verlenging van het bot geschiedt parallel aan de hartlijn daarvan.

Volgens een verdere uitwerking van de uitvinding kan de steunplaat zich zodanig vanaf het schuifdeel uitstrekken, dat de vlakken gaande door de randen van de opening in het convexe en het concave vlak zich ter weerszijden van de hartlijn van de staaf bevinden.

Door deze stand van de steunplaat en door de directe verbinding van de steunplaat met het opneemelement zal de staaf waarop de steunorganen zijn aangebracht zich dicht bij het naar buiten toe gerichte vlak van de opneemelementen kunnen uitstrekken en dus ook dicht bij het lichaamsdeel waarin zich de ten opzichte van elkaar te fixeren botdelen bevinden. Onder het naar buiten toe gerichte vlak van de opneemelementen wordt hierbij het vlak verstaan waaruit de in de botdelen aan te brengen schroeven steken.

In het bijzonder zal de staaf een vierkante dwarsdoorsnede bezitten en zal een vlak, gaande door twee langranden van de staaf tussen het convexe en het concave vlak van dé steunplaat doorlopen, terwijl in het schuifdeel van het steunorgaan een sleuf is aangebracht die zich uitstrekt naar één der genoemde langsranden van de staaf, waarbij het schuifdeel op de staaf kan worden vastgeklemd door middel van een bout waarmee de ter weerszijden van de sleuf liggende delen van het schuifdeel naar elkaar toe worden getrokken.

Door de vierkante dwarsdoorsnede van 4e staaf kan worden bereikt, dat de steunorganen onderling over 90° verdraaid kunnen worden opgesteld. Door de stand van de staaf ten opzichte van het steunorgaan en de in het schuifdeel aangebrachte sleuf kan een stevige verbinding tussen staaf en steunorgaan worden verkregen.

Op elke gewenste plaats van de staaf kan door middel van een snap-klemverbinding een klemstuk worden aangebracht met daarin een schroef die evenwijdig loopt met de hartlijn van de staaf voor het uitoefenen van een drukkracht op een steunorgaan.

Door het gebruik van de snap-klemverbinding kan een dergelijk klemstuk ook zonder moeilijkheden tussen twee reeds op de staaf aanwezige steunorganen worden aangebracht. Het klemstuk kan, nadat de steunorganen op de juiste afstand van elkaar zijn gebracht en vastgezet, worden verwijderd waardoor het dragen van de inrichting minder bezwaren voor de patient op zal leveren.

Op het klemstuk kan een schaalverdeling zijn aangebracht voor het meten van de afstand waarover een steunorgaan met behulp van de schroef wordt verplaatst. Dit is in het bijzonder van belang wanneer twee delen van een bot op een bepaalde afstand van elkaar moeten worden gebracht om daarna weer aan elkaar te groeien.

Op het naar een steunorgaan toegerichte einde van een schroef kan verder nog een hulpstuk zijn aangebracht waarvan het van het klemstuk afgekeerde eindvlak aan komt te liggen tegen het steunorgaan en in welk hulpstuk een drukveer is aangebracht die het hulpstuk tegen het steunorgaan aandrukt, van welke veer de veerdruk kan worden geregeld met behulp van de schroef.

Op deze wijze kunnen twee met de inrichting verbonden botdelen met een bepaalde kracht tegen elkaar aan worden gedrukt.

In het bijzonder zullen nagenoeg alle onderdelen van de inrichting uit kunststof worden vervaardigd, zodat zij röntgenstralen doorlaten en dus ook het maken van röntgenop-namen niet belemmeren. Bovendien kan het gewicht van de inrichting daardoor worden beperkt, zodat de gebruiker er zo min mogelijk last van ondervindt.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in de tekening.

In de tekening toont:

Fig. 1 een zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding, waarbij tevens een bot is afgebeeld waarmee de inrichting is verbonden;

Fig. 2 een zijaanzicht van de inrichting van fig. 1 en wel onder een hoek van 90° ten opzichte van het zijaanzicht van f ig. 1;

Fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III - III van fig.

1; en

Fig. 4 een eindaanzicht van een op de staaf aangebracht klemstuk.

De in de tekening weergegeven inrichting omvat de staaf 1 waarop drie steuhorganen 2 zijn aangebracht. Elk steunor-gaan 2 bestaat uit een schuifdeel 3 met daarin een opening 4 voor het doorlaten van de staaf 1 en uit een steunplaat 5 met daarin een opening 6 waar door heen een klembout 7 kan lopen.

Het schuifdeel 3 bezit een sleuf 8 die zich uitstrekt naar een langsrand 9 van de staaf 1, zodanig dat de delen 10 worden gevormd, die door middel van de bout 11 naar elkaar toe kunnen worden getrokken om het steunorgaan 2 op de staaf 1 vast te klemmen.

Het ene vlak 12 van de steunplaat 5 is convex en het andere vlak 13 concaaf. Tegen het vlak 12 ligt een concaaf vlak 14 van de ring 15 aan. Tegen het andere vlak van de ring 14 steunt de kop 16 van de bout 7 en deze bout loopt door de opening 17 van de ring 15 heen en is met zijn andere einde 18 geschroefd in een schroefdraadboring 19 van een opneemelement 20. Het opneemelement 20 omvat een convex vlak 21 dat aanligt tegen het concave vlak 13 van de steunplaat 5. Het opneemelement 20 is voorzien van een aantal boringen 19 zodanig dat het opneemelement 20 zeer verschillende standen ten opzichte van het steunorgaan 2 kan innemen eri toch vast daar tegen aan kan worden geklemd. Door de vierkante vorm van de staaf 1 kan het steunorgaan 2 op de staaf ook in verschillende standen worden aangebracht.

Het opneemelement 20 is voorzien van een sleuf 22 en in de daardoor gevormde, tegen over elkaar liggende vlakken, zijn niet nader aangeduide uithollingen aanwezig voor het opnemen van schroeven 23, die in eem deel van een bot 24 kunnen worden aangebracht. Door de klembouten 25 worden de schroeven 23 in het opneemelement 20 gefixeerd.

Wanneer dit mogelijk is zal het middelpunt van het concave vlak 13 en dus ook van het convexe vlak 21 komen te liggen in het bot 24 en wel zo dicht mogelijk bij de hartlijn 26 daarvan.

In de figuren 1 en 2 is nog de mogelijkheid aangegeven een opneemelement 27 tweedelig uit te voeren, namelijk uit een eerste, niet nader aangeduid, deel dat is voorzien van het convexe vlak 21 en dat vorkvormig is voor het ondersteunen van het tweede deel, dat de schroeven 23 draagt. Door niet nader aangeduide klembouten kunnen de verschillende delen weer ten opzichte van elkaar worden gefixeerd.

Figuur 4 toont een aanzicht van een klemstuk 28 dat eveneens op de staaf 1 kan worden aangebracht, zoals blijkt uit de figuren 1 en 2. Het klemstuk omvat de twee poten 29 met in de einden daarvan de uitsparingen 30 die om de staaf 1 heen kunnen komen te vallen waarna door middel van de klembout 31 het klemstuk 28 vast op de staaf 1 kan worden geklemd.

Het klemstuk 28 is verder voorzien van de schroefdraad-· boring 32 voor het opnemen van de schroef 33. Zoals blijkt uit het onderste deel van de figuren 1 en 2 kan de schroef 33 direct tegen een steunorgaan 2 worden aangedraaid voor het verschuiven van dit orgaan op de staaf 1. Op deze wijze kunnen twee botdelen op afstand van elkaar worden gebracht en deze afstand kan worden vastgesteld met behulp van de schaalverdeling 34 op het klemstuk 28. Na afstelling van de schroef 33 kan deze met de moer 35 worden gefixeerd.

In het bovenste deel van de figuren 1 en 2 is aangegeven, dat zich tussen de schroef 33 en een steunorgaan 2 een hulpstuk 36 kan bevinden, waarin een niet nader aangeduide veer is opgenomen zodat het eindvlak 37 van het hulpstuk met een instelbare kracht tegen het steunorgaan 2 kan worden aangedrukt. De uitgeoefende kracht kan worden vastgesteld met behulp van de schaalverdeling 38.

Het zal duidelijk zijn, dat in de tekening slechts een mogelijke uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding is weergegeven en hierboven beschreven en dat vele wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten de uitvindingsgedachte te vallen.

Claims

1. Bot-fixatie inrichting, omvattende een geprofileerde staaf (1) waarop tenminste twee steunorganen (2) verschuifbaar en vastzetbaar zijn aangebracht, welke steunorganen een schuifdeel (3) bezitten met daarin een opening (4) voor het doorlaten van de staaf en op welke steunorganen (2) opneeme-lementen (20, 27) kunnen worden vastgeklemd, elk dienend voor het opnemen van ten minste één schroef (23), die in een deel van een bot (24) kan worden vastgezet, met het kenmerk, dat elk steunorgaan (2) een steunplaat (5) omvat die zich uitstrekt vanaf het zich op de staaf (1) bevindende schuifdeel (3) van het steunorgaan, van welke steunplaat (5) het ene oppervlak (13) concaaf en het tegenoverliggende oppervlak (12) convex is en in welke plaat (5) een opening (6) is aangebracht voor het doorlaten van een klembout (7) die gaat door een ring (15) die met een concaaf vlak (14) aanligt tegen het convexe vlak (12) van de steunplaat en welke bout (7) is geschroefd in één van een aantal schroefdraadboringen (19) aangebracht in een opneemelement (20,27), dat met een convex vlak (21) aanligt tegen het concave vlak (13) van de steunplaat (5).

2. Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk, dat het kromtemiddelpunt van het concave vlak (13) van de steunplaat (5) bij benadering ligt in een bot-deel (24) wanneer dit met de inrichting is verbonden.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat de steunplaat (5) zich zodanig vanaf het schuifdeel (3) uitstrekt, dat de vlakken gaande door de randen van de opening (6) in het convexe en het concave vlak (12 resp. 13) zich ter weerszijden van de hartlijn van de staaf (1) bevinden.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de staaf (1) een vierkante dwarsdoorsnede bezit en dat een vlak, gaande door twee langsranden (9) van de staaf tussen het convexe en het concave vlak (12 resp. 13) van de steunplaat (5) doorloopt, terwijl in het schuif deel (3) van het steunorgaan (2) een sleuf (8) is aangebracht die zich uitstrekt naar één der genoemde langsranden (19) van de staaf (1), waarbij het schuifdeel (3) op de staaf (1) kan worden vastgeklemd door middel van een bout (11) waarmee de ter weerszijden van de sleuf (8) liggende delen (10) van het schuif deel (3) naar elkaar toe worderi getrokken.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de staaf (1) een vierkante dwarsdoorsnede bezit en dat een vlak, gaande door twee langsranden (9) van de staaf tussen het convexe en het staaf (1) bevinden.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat op de staaf (1) door middel van een snap-klemverbinding een klemstuk (28) kan worden aangebracht met daarin een schroef (33) die evenwijdig loopt met de hartlijn van de staaf (1) voor het uitoefenen van een drukkracht op een steunorgaan (2).

6. Inrichting volgens conclusie 5,met het kenmerk, dat op het naar een steunorgaan (2) toegerichte einde van de schroef (33) van een klemstuk (28) een hulpstuk (36) is aangebracht waarvan het van het klemstuk (28) af gekeerde eindvlak (37) aanligt tegen het steunorgaah (2) en in welk hulpstuk (36) een drukveer is aangebracht die het hulpstuk tegen het steunorgaan aandrukt, van welke veer de veerdruk kan worden geregeld met behulp van de schroef (33).

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat alle onderdelen van de inrichting zijn vervaardigd uit kunststof, met uitzondering van enkele bevestigingsmiddelen.