NL9100909A - Hoogspanningsconnectorsamenstel. - Google Patents

Description

Hoogspanningsconnectorsamenstel.

De uitvinding heeft betrekking op een hoogspanningsconnec-torsamenstel omvattende een insteekconnector, een opneemconnector en bevestigingsmiddelen voor het aan elkaar bevestigen van de connectors na het in elkaar steken daarvan, welke opneemconnector een connectorbusgedeelte met daaraan bevestigde contacten bezit voor het daarin met ruimte opnemen van een van contacten voorzien connector-insteekgedeelte van de insteekconnector, waarbij een stijve ring aan de opening van het connectorbusgedeelte aanwezig is voor het afdichten van de ruimte tussen het connectorinsteek- en connectorbusgedeelte, welke ring is voorzien van tenminste een af dichtend met het connectorinsteekgedeelte samenwerkende binnenste afdichtings-ring. Een dergelijk connectorsamenstel is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.49^.811.

Bij het bekende connectorsamenstel is een cilindervormige rubber ring op de insteekconnector geïnstalleerd, die een betrekkelijk grote diameter heeft. Deze ring is geplaatst in de ruimte begrensd door de cilinderzijde van de insteekconnector, een vergrote vlakke zijde van de insteekconnector, de binnenzijde van een vergrendelring op de opneemconnector en de vlakke zijde van de opneemconnector. Deze ring wordt zeer dicht en vast tegen zowel de vergrote zijde van de insteekconnector als de vlakke zijde van de opneemconnector aangedrukt teneinde lekkage van olie tussen de insteekconnector en opneemconnector te verhinderen.

Het hierboven beschreven type afdichting is slechts mogelijk wanneer een insteekconnector met een grote flensdiameter wordt toegepast, hetgeen problemen oplevert bij vele medische röntgen-straalinrichtingen, zoals de inrichtingen waarbij een C-armconstruc-tie wordt toegepast. Bij deze constructie moet bij de installatie de insteekplug door een pijp met een kleine diameter worden gevoerd, alvorens deze in de opneemconnector kan worden gestoken. Het bekende afdichtingstype kan dus slechts beperkt worden toegepast.

De uitvinding heeft ten doel te voorzien in een hoogspan-ningsconnectorsamenstel van de in de aanhef genoemde soort, waarbij de afdichting wordt verbeterd en bovendien de hierboven genoemde problemen worden vermeden.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat tenminste een gedeelte van de stijve ring zich uitstrekt tot in de ruimte tussen het connectorinsteek- en connectorbusgedeelte en is voorzien van tenminste een afdichtend met de binnenwand van het connectorbusgedeelte samenwerkende buitenste afdichtingsring. Hierdoor is geen brede flens meer nodig.

Bij voorkeur is de dikte van de stijve ring in lengterichting in hoofdzaak gelijk. Hierdoor kan een betrekkelijk dunne stijve ring met afdichtingsringen worden gebruikt en wordt tegemoet gekomen aan de gewenste kleine diametrale afmeting aan het connectorsamenstel.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen. In de tekeningen tonen:

Figuur 1 een zijaanzicht van een insteekconnector volgens de uitvinding;

Figuur 2 een doorsnede door de insteekconnector volgens figuur 1; Figuur 3 een aantal onderdelen van de insteekconnector volgens figuur 1 in uiteengenomen toestand;

Figuur 4 een connectorsamenstel volgens de uitvinding;

Figuur 5 op vergrote schaal de van afdichtingsringen voorziene stijve ring volgens de uitvinding.

Opgemerkt wordt dat in de hele beschrijving is aangenomen dat de spleten tussen de delen van de opneemconnector en de bevesti-gingsonderdelen daarvan reeds zijn afgedicht. Met andere woorden zijn duidelijkheidshalve de opneemconnector en de bevestigingsonder-delen als een lichaam getoond.

De insteekconnector bestaat uit een connectorinsteekgedeelte 1 dat voorzien is van een naar buiten uitstekende rand 2 waarom het bovenste eindgedeelte van de bevestigingsring voor een kabel 4 is omgefelst. De niet getoonde aders van de kabel 4 zijn door het connectorinsteekgedeelte 1 gevoerd en verbonden met de contacten 5 en 6.

Het eindgedeelte van de kabel 4 is tezamen met de bevestigingsring 3 ingebed in een gegalvaniseerd isolatiemateriaal 7» zodat het connectorinsteekgedeelte 1 en de kabel 4 een geheel vormen. De uitvoeringsvorm van de bevestigingsring 3 blijkt duidelijk uit figuur 3·

Voorts is in de figuren 1, 2 en 3 een stijve ring 8 getoond, die bijvoorbeeld uit koper is vervaardigd. Deze stijve ring is voorzien van twee rubberen 0-ringen 9 en 10, een aan de binnenzijde en de andere aan de buitenzijde van de stijve ring. Voorts is de ring 8 voorzien van een omtreksgroef 11 aan de buitenzijde daarvan, welke groef dient voor het gemakkelijk verwijderen van de insteek-plug uit de in figuur 4 getoonde opneemconnector. Het is duidelijk dat indien gewenst meer dan twee 0-ringen kunnen worden toegepast, t.w. 2 öf meer binnenste en 2 of meer buitenste O-ringen. De 0-ringen moeten uit zeer oliebestendig en temperatuurbestendig materiaal worden vervaardigd, bijvoorbeeld een polymeer met de gewenste eigenschappen.

De aan de binnenzijde van de stijve ring 8 aangebrachte 0-ring 9 ligt af dichtend aan tegen de bevestigingsring 3. die bijvoorbeeld de vorm heeft van een koperen bus. Deze 0-ring voorkomt olielekkage tussen de koperen bevestigingsring 3 en de stijve ring 8.

De 0-ring 10 die aan de buitenzijde van de stijve ring 8 die zich tenminste gedeeltelijk uitstrekt tot in de ruimte tussen de connectorinsteek- en connectorbusgedeelten 1 resp. 18, is aangebracht, dient voor het verhinderen van olielekkage tussen de stijve ring 8 en het connectorbusgedeelte 18 van de in figuur 4 getoonde opneemconnector.

De stijve ring heeft bij voorkeur de getoonde cilindervormige ringvorm, maar kan elke vorm aannemen, mits deze met de 0-ring 10 afdichtend aanligt tegen de binnenwand van het connectorbusgedeelte 18.

De in de figuren 1, 2 en 3 getoonde flensring 12 is voorzien van een flens 13 waarvan het bovenvlak aanligt tegen een door een uitsparing gevormde flens 14 van de bevestigingsring 3. De diameter van de flensring 12 boven het flensgedeelte 13 is groter dan de buitendiameter van de bevestigingsring 3, zodat tussen de binnenwand van de flensring 12, het bovenvlak van de flens 13 en de buitenomtrek van het bovenste uiteinde van de bevestigingsring 3 een ruimte wordt begrensd, waarin een gedeelte van de stijve ring 8 en de 0-ring 9 kunnen worden opgenomen.

De flensring 12 bestaat bij voorkeur uit tenminste twee delen, welke twee delen 12' en 12" duidelijker in figuur 3 zijn getoond. De halve ringen 12' en 12" zijn voorzien van een omtreks-groef 15 waarin tenminste gedeeltelijk een veerring 16 kan worden opgenomen om de twee delen van de flensring 3 na montage daarvan om de bevestigingsring 3 bij elkaar te houden.

In de figuren 1, 2 en 3 is verder nog een opsluitmoer 17 getoond, die na insteken van de insteekconnector in de opneemconnec- tor deze twee connectors aan elkaar bevestigd. Hierop zal aan de hand van figuur 4 nog nader worden ingegaan.

De in figuur 4 getoonde opneemconnector bestaat uit een busvormig connectorbusgedeelte 18, waarin het connectorinsteekge-deelte 1 moet worden gestoken. In de ingestoken toestand van de connectordelen wordt een ruimte daartussen begrensd, waarin olie of een andere isolerende stof kan worden aangebracht. Op de bodem van het connectorbusgedeelte zijn de contacten 19 en 20 aangebracht, die samenwerken met de contacten 5 en 6 van het connectorinsteekgedeelte 1.

Nabij het open uiteinde van het connecturbusgedeelte 18 is een uitsparing 21 aangebracht, waarvan het vlak 22 als aanligvlak voor de stijve ring 8 dient. Afhankelijk van de afmetingen kan de flensring 12 met het uiteinde daarvan aanliggen tegen of op afstand liggen van het vlak 23 van het connectorbusgedeelte 18.

Voorts is het connectorbusgedeelte voorzien van schroefdraad 24, waarop de schroefdraad 25 van de opsluitmoer 17 moet worden geschroefd om de insteek- en opneemconnector aan elkaar te bevestigen.

Wanneer de halve flensringen 12' en 12" en de daarbij behorende veerring op de bevestigingsring zijn aangebracht, kan de stijve ring op zijn plaats worden gebracht op de insteekconnector. Hierna wordt de insteekconnector in de opneemconnector gedrukt, waarna de opsluitring op het connectorsamenstel kan worden geschroefd.

De gedeelde flensring 12 heeft het voordeel, dat deze eerst op de insteekconnector behoeft te worden aangebracht, wanneer deze door de eerder genoemde dunne buis is gevoerd.

Het is duidelijk dat een dergelijke gedeelde ring afdich-tingsproblemen met zich mee kan brengen, in het bijzonder bij de scheidingsvlakken. Verrassenderwijze is echter gevonden, dat de stijve ring met de daarop aangebrachte afdichtingsringen een uitstekende afdichting voortbrengt.

Indien gewenst kan bij een uitvoeringsvorm van de stijve ring, die in figuur 5 Is getoond, deze ring zijn voorzien van een uitsparing 26, waarvan de opening is afgedicht door het membraan ZJ. Deze uitsparing met het daarbij behorende membraan funktioneert als ontlasting voor de in het connectorsamenstel toegepast olie bij zeer hoge temperaturen. De uitsparing kan uiteraard ringvormig worden uitgevoerd, hetgeen niet noodzakelijk is.

Wanneer de insteekconnector uit de opneemconnector moet worden getrokken, kan de punt van een schroevendraaier in de groef 11 van de stijve ring 8 worden gestoken en door het aandrukken van het vlak van de schroevendraaier tegen het eindvlak van het connectorbusgedeelte kan het connectorinsteekgedeelte uit het busgedeelte worden gedrukt.

De uitvinding kan met voordeel worden toegepast op connectors van het IEC 526/1975. 1978-type maar is uiteraard niet daartoe beperkt. Bovendien is de uitvinding zowel geschikt voor een olie gevuld of vet gevuld connectorsamenstel.

Met andere woorden is door de uitvinding o.a. de toepassing van connectors uitgebreid tot alle mogelijke typen van medische röntgenstraalapparatuur, in het bijzonder waarbij een opneemconnector van het IEC 526/1075. 1978~type is geïnstalleerd.

De stijve ring met afdichtingsringen volgens de uitvinding is niet alleen gemakkelijk te vervaardigen, maar ook gemakkelijk hanteerbaar en monteerbaar.

Het is duidelijk dat binnen het kader van de uitvinding diverse varianten mogelijk zijn.

Claims (13)

1. Hoogspanningsconnectorsamenstel omvattende een insteekcon-nector, een opneemconnector en bevestigingsmiddelen voor het aan elkaar bevestigen van de connectors na het in elkaar steken daarvan, welke opneemconnector een connectorbusgedeelte met daaraan bevestigde contacten bezit voor het daarin met ruimte opnemen van een van contacten voorzien connectorinsteekgedeelte van de insteekconnector, waarbij een stijve ring aan de opening van het connectorbusgedeelte aanwezig is voor het afdichten van de ruimte tussen het connector-insteek- en connectorbusgedeelte, welke ring is voorzien van tenminste een afdichtend met het connectorinsteekgedeelte samenwerkende binnenste afdichtingsring, met het kenmerk, dat tenminste een gedeelte van de stijve ring zich uitstrekt tot in de ruimte tussen het connectorinsteek- en connectorbusgedeelte en is voorzien van tenminste een afdichtend met de binnenwand van het connectorbusgedeelte samenwerkende buitenste afdichtingsring.

2. Connectorsamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de dikte van de stijve ring in lengterichting in hoofdzaak gelijk is.

3. Connectorsamenstel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de afdichtingsringen in lengterichting van de stijve ring op een onderlinge afstand liggen.

4. Connectorsamenstel volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de stijve ring aan het van het vrije uiteinde van de insteekconnector gekeerde uiteinde is voorzien van een omtreksgroef.

5· Connectorsamenstel volgens een van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de binnenwand van de stijve ring is voorzien van een uitsparing en dat de naar binnen gerichte opening van de uitsparing is afgesloten door een flexibel membraan.

6. Connectorsamenstel volgens een van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat een flensring aanwezig is, waarvan de flens achter een aan het achteruiteinde van het connectorinsteekgedeelte aangebracht randvlak grijpt, dat loodrecht op de langshartlijn van het connectorinsteekgedeelte verloopt en van het vooruiteinde van het connectorinsteekgedeelte is afgekeerd en dat de binnendiameter van het aan de fles van de flensring grenzende deel van de flensring groter is dan de buitendiameter van het aan de flensring grenzende gedeelte van het connectorinsteekgedeelte voor het definiëren van een opneemruimte voor het van de binnenste afdichtingsring voorziene deel van de stijve ring.

7. Connectorsamenstel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de flensring uit tenminste twee delen bestaat, waarvan de scheidingsvlakken in de richting van de hartlijn verlopen.

8. Connectorsamenstel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de buitenwand van de flensring is voorzien van een sleuf voor het tenminste gedeeltelijk opnemen van een veerring.

9. Connectorsamenstel volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het connectorbusgedeelte aan het open uiteinde is voorzien van een aanligvlak voor het eindvlak van het van de buitenste afdichtingsring voorziene deel van de stijve ring.

10. Connectorsamenstel volgens een van de conclusies 5-8, gekenmerkt door een opsluitmoer voor het opsluiten van de flensring en de van de afdichtingsringeri voorziene stijve ring.

11. Insteekconnector voor een connectorsamenstel volgens een van de voorafgaande conclusies.

12. Van afdichtingsringen voorziene stijve ring voor een connectorsamenstel volgens één van de conclusies 1-9.

13. Opneemconnector voor een connectorsamenstel volgens één van de conclusies 1-9.