NL9100846A - Transportinrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Transportinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting i voorzien van een eindloze transportband, welke is geleid over een tweetal een hoek met elkaar insluitende omleidrollen, alsmede over een tweetal geleidingsorganen, welke tussen de omleidrollen zijn opgesteld en waarvan de langsassen de hartlijnen van de beide omleidrollen onder althans nagenoeg gelijke hoeken kruizen.

) Bij bekende transportinrichtingen van deze soort worden de geleidingsorganen in het algemeen gevormd door vast opgestelde staven.

Tijdens bedrijf verschuift de transportband over de staven, waardoor verhoudingsgewijs grote slijtage ontstaat en tevens warmte wordt ontwikkeld, hetgeen van nadelige invloed kan zijn op de materiaal- j eigenschappen van de band en de slijtage verder bevordert, terwijl tevens voor het aandrijven van de transportband tengevolge van de wrijving opgewekt tussen de transportband en de geleidingsorganen extra energie noodzakelijk is.

Om het nadelige effect van het warm worden van de ) transportband tegen te gaan is wel voorgesteld om holle geleidingsorganen toe te passen en door deze geleidingsorganen een koelfluidum te voeren.

Met de uitvinding wordt beoogd een transportinrichting van bovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij tegemoet kan worden gekomen aan de aan de bekende inrichtingen klevende nadelen.

> Volgens een eerste aspect van de uitvinding kan dit worden bereikt doordat ieder geleidingsorgaan is voorzien van een aantal vrij draaibare geleidingsrollen, die zodanig zijn opgesteld, dat de draaiingsassen van alle geleidingsrollen van beide geleidingsorganen zijn gelegen in een vlak, dat althans nagenoeg gelijke hoeken insluit met de ) draaiingsassen van de beide omleidrollen, terwijl in dit vlak de stand van de draaiingsassen' van de tot het ene geleidingsorgaan behorende geleidingsrollen ten opzichte van een zich evenwijdig aan de langsassen van de geleidingsorganen en tussen deze langsassen en loodrecht op bovengenoemd vlak uitstrekkend verder vlak tegengesteld schuin is aan de 5 stand van de draaiingsassen van de tot het andere geleidingsorgaan behorende geleidingsrollen ten opzichte van genoemd verder vlak, zodanig, dat gezien in een richting loodrecht op het vlak waarin alle draaiingsassen zijn gelegen het aanrakingspunt van een geleidingsrol met het tijdens bedrijf naar de geleidingsrol toe bewegende part van de transportband op grotere afstand is gelegen van het snijpunt van dit vlak met de hartlijn van de omleidrol waarnaar de transportband tijdens bedrijf vanaf de desbetreffende geleidingsrol toe beweegt, dan het aanrakingspunt van de transportband met de desbetreffende geleidingsrol waar de transportband vrijkomt van de desbetreffende geleidingsrol.

Op deze wijze kan een effectieve geleiding van de band worden verkregen met behulp van vrij draaibare rollen, waardoor het optreden van wrijving tussen de geleidingsorganen en de transportband in vergaande mate wordt verhinderd onder het vermijden van de hierboven geschetste nadelen van de bekende constructies.

Volgens een verder aspect van de uitvinding kan het met de uitvinding beoogde doel worden verkregen, doordat ieder geleidingsorgaan wordt gevormd door een holle buis, welke tijdens bedrijf in verbinding staat met een bron van een onder druk staand fluidum, terwijl dat deel van de buis, dat in contact is met de band, is voorzien van doortochten voor het doorvoeren van fluidum.

i Bij toepassing van een dergelijke constructie kan een fluidumkussen, bijvoorbeeld een gas of luchtkussen worden gevormd tussen de buitenomtrek van het geleidingsorgaan en het naar het geleidingsorgaan toegekeerde vlak van de band, hetgeen eveneens een aanzienlijke vermindering van wrijving tussen band en geleidingsorgaan zal i bewerkstelligen.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een schematisch in bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch in perspectief een aanzicht op ) een transportinrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont op grotere schaal een vooraanzicht op het in figuur 1 omcirkelde gedeelte A.

Figuur 3 toont op grotere schaal ee bovenaanzicht van het in figuur 1 omcirkelde gedeelte A.

5 De in figuur 1 weergegeven transportinrichting omvat een eindloze transportband 1, die nabij zijn beide uiteinden is geleid om een tweetal omleidrollen 2 en 3, waarvan de hartlijnen elkaar in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld loodrecht snijden of kruizen. Verder is de band geleid met behulp van een aantal rollen 4, waarvan er althans enige instelbaar zijn om de gewenste spanning in de eindloze transportband 1 te handhaven.

De omleidrol 3 kan tijdens bedrijf bijvoorbeeld via een tandwieloverbrenging 5 worden aangedreven met behulp van een motor 6, zodanig, dat het bovenpart van de band beweegt in de richting volgens pijl B.

1 Om het vanaf de omleidrol 2 aankomende bovenpart van de eindloze transportband 1 in de richting van de omleidrol 3 te geleiden is dit bovenpart geleid om een geleidingsorgaan 7, wiens langsas de hartlijnen van de omleidrollen 2 en 3 snijdt of kruist onder een hoek van 45°. Op soortgelijke wijze is het van de omleidrol 3 afkomende onderpart > van de transportband 1 geleid om een zich evenwijdig aan en onder het geleidingsorgaan 7 uitstrekkend geleidingsorgaan 8.

Tot zover beschreven is de constructie van de transportinrichting van gebruikelijke opbouw. Bij gebruik van een dergelijke inrichting worden bijvoorbeeld voorwerpen in de richting ) volgens pijl B verplaatst met behulp van het zich vanaf de omleidrol 2 in de richting van het geleidingsorgaan 7 uitstrekkende bovenpart van de transportband 1 en worden deze voorwerpen ter hoogte van het geleidingsorgaan 7 bijvoorbeeld afgegeven op een daar op de weergegeven transportinrichting aangesloten verdere transportinrichting of dergelijke.

> Zoals nader in figuur 2 weergegeven is het bovenste geleidingsorgaan 7 voorzien van een zich in de lengterichting van dit geleidingsorgaan 7 uitstrekkende drager 9, welke een aantal vrij draaibare geleidingsrollen 10 ondersteunt, die draaibaar zijn om zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende draaiingsassen 11. Op soortgelijke wijze is het ) onderste geleidingsorgaan voorzien van een zich in de lengterichting van dit geleidingsorgaan uitstrekkende drager 12, welke een aantal vrij draaibare rollen 13 ondersteunt. Ook de rollen 13 zijn draaibaar om zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende draaiingsassen 14.

Zoals uit de figuren duidelijk zal zijn zijn de 5 draaiingsassen 11 en 13 allen gelegen in een gemeenschappelijk vlak, dat samenvalt met of evenwijdig verloopt aan de denkbeeldige langsassen van de geleidingsorganen 7 en 8 en dus ook gelijke hoeken, in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van 45°, insluit met de draaiingsassen van de omleidrollen 2 en 3. Aannemende dat het zich tussen de omleidrol 2 en het geleidingsorgaan 7 uitstrekkende bovenpart van de transportband 1 > horizontaal verloopt zal het de draaiingsassen 11 en 14 bevattende vlak verticaal staan.

Zoals verder in het bijzonder uit figuur 2 duidelijk zal zijn is de stand van de draai ingsassen 11 ten opzichte van een verder vlak, dat zich loodrecht uitstrekt op het de draaiingsassen 11 en 14 ) bevattende vlak en dat midden tussen de dragers 9 en 12 doorverloopt tegengesteld schuin aan de stand van de draaiingsassen 14 van de rollen 13 ten opzichte van dit verdere vlak.

Verder blijkt in het bijzonder uit figuur 2, dat de omtreksöppervlakken van de geleidingsrollen 10 en 13 enigzins tonvormig j zijn uitgevoerd.

Indien nu de transportband 1 wordt aangedreven zal het vanaf de omleidtrommel 2 bij het geleidingsorgaan 7 aankomende bovenpart van de transportband 1 met behulp van de geleidingsrollen 10 worden omgeleid zoals aangeduid met behulp van pijl C, terwijl op soortgelijke wijze het ) van de omleidtrommel 3 bij het geleidingsorgaan 8 aankomende onderpart van de transportband 1 langs de geleidingsrollen 13 zal worden omgeleid zoals aangeduid met behulp van pijl D. Het contactvlak tussen geleidingsrollen 10 en 13 en de transportband 1 verloopt dan als het ware schroeflijnvormig over de oppervlakken van deze rollen, zoals aangeduid met behulp van de S lijnen E en F.

Het zal duidelijk zijn, dat door toepassing van de hierboven beschreven constructie een effectieve geleiding van de transportband 1 om de geleidingsorganen 7 en 8 wordt bereikt, terwijl de daarbij optredende wrijvingen in vergelijking met de tot nu toe bekende constructies minimaal ) zal zijn, hetgeen zowel op de levensduur van de transportband als op het voor het aandrijven van de transportband benodigde vermogen een gunstige invloed zal hebben.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is het mogelijk om de beide geleidingsorganen 7 en 8 uit te voeren als holle ï buizen waarlangs de transportband 1 op de in figuur 1 weergegeven wijze wordt geleid. Dat gedeelte van de omtrek van de buizen 7 en 8, dat tijdens bedrijf in contact zal zijn met het naar deze buizen toegekeerde vlak van de transportband 1 zal zijn voorzien van doortochten of perforaties, die de buitenomtrek van het desbetreffende gedeelte van de buizen 7 en 8 verbinden met de inwendige ruimte in de holle buizen 7 en 8. Aan deze inwendige ruimte in de buizen 7 en 8 zal dan tijdens bedrijf een onder druk staand fluïdum, bijvoorbeeld een gas of lucht worden toegevoerd, welk fluïdum tijdens bedrijf als het ware een luchtkussen zal vormen tussen de buitenomtrek van de buis en het daartegenover gelegen gedeelte van de transportband 1, hetgeen eveneens een aanzienlijke vermindering tot stand i zal brengen van wrijving tussen de transportband 1 en de desbetreffende geleidingsorganen 7 en 8.

Claims (4)

1. Transportinrichting voorzien van een eindloze transportband, i welke is geleid over een tweetal een hoek met elkaar insluitende omleidrollen alsmede over een tweetal geleidingsorganen, welke tussen de omleidrollen zijn opgesteld én waarvan de langsassen de hartlijnen van de beide omleidrollen onder althans nagenoeg gelijke hoeken kruizen, met het kenmerk, dat ieder geleidingsorgaan is voorzien van een aantal vrij (draaibare geleidingsrollen, die zodanig zijn opgesteld, dat de draaiingsassen van alle geleidingsrollen van beide geleidingsorganen zijn gelegen in een gemeenschappelijk vlak, dat althans nagenoeg gelijke hoeken insluit met de draaiingsassen van de beide omleidrollen, terwijl in dit vlak de stand van de draaiingsassen van de tot het ene geleidingsorgaan > behorende geleidingsrollen ten opzichte van een zich evenwijdig aan de langsassen van de geleidingsorganen en tussen deze langsassen en loodrecht op bovengenoemd vlak uitstrekkend verder vlak tegengesteld schuin is aan de stand van de draaiingsassen van de tot het andere geleidingsorgaan behorende geleidingsrollen ten opzichte van genoemd verder vlak, zodanig, (dat gezien in een richting loodrecht op het vlak waarin alle draaiingsassen zijn gelegen het aanrakingspunt van een geleidingsrol met het tijdens bedrijf naar de geleidingsrol toe bewegende part van de transportband op grotere afstand is gelegen van het snijpunt van dit vlak met de hartlijn van de omleidrol waarnaar de transportband tijdens bedrijf ) vanaf de desbetreffende geleidingsrol toebeweegt, dan het aanrakingspunt van de transportband met de desbetreffende geleidingsrol waar de transprotband vrijkomt van de desbetreffende geleidingsrol.

2. Transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de langsas van een geleidingsorgaan de loodrecht op elkaar staande ) draaiingsassen van de beide omleidrollen althans nagenoeg onder een hoek van 45° snijdt en .de draaiingsassen van de geleidingsrollen van het ene geleidingsorgaan de draaiingsassen van de geleidingsrollen van het andere geleidingsorgaan althans nagenoeg loodrecht snijden.

3. Transportinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het ) kenmerk, dat de omtreksvlakken van de geleidingsrollen min of meer tonvormig zijn.

4. Transportinrichting voorzien van een eindloze transportband, welke is geleid over een tweetal een hoek met elkaar insluitende omleidrollen alsmede over een tweetal geleidingsorganen, welke tussen de omleidrollen zijn opgesteld en waarvan de langsassen de hartlijnen van de beide rollen onder althans nagenoeg gelijke hoeken kruizen, met het kenmerk, dat een geleidingsorgaan wordt gevormd door een holle buis, welke tijdens bedrijf in verbinding staat met een bron van onder druk staand fluïdum, terwijl dat. deel van de buis, dat in contact is met de transportband, is voorzien van doortochten voor het doorvoeren van fluïdum.