NL9100724A - DIVING BOARD. - Google Patents
DIVING BOARD. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9100724A NL9100724A NL9100724A NL9100724A NL9100724A NL 9100724 A NL9100724 A NL 9100724A NL 9100724 A NL9100724 A NL 9100724A NL 9100724 A NL9100724 A NL 9100724A NL 9100724 A NL9100724 A NL 9100724A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- spring
- buffer
- springboard
- blade
- springboard according
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A63—SPORTS; GAMES; AMUSEMENTS
- A63B—APPARATUS FOR PHYSICAL TRAINING, GYMNASTICS, SWIMMING, CLIMBING, OR FENCING; BALL GAMES; TRAINING EQUIPMENT
- A63B5/00—Apparatus for jumping
- A63B5/08—Spring-boards
Landscapes
- Health & Medical Sciences (AREA)
- General Health & Medical Sciences (AREA)
- Physical Education & Sports Medicine (AREA)
- Springs (AREA)
- Floor Finish (AREA)
- Vibration Dampers (AREA)
Description
Uittreksel.Extract.
Het gaat om een springplank voor het turnen. Hij beschikt over een bladvormig bovenste deel (2) en een balkvormig onderste deel (5). Beide lopen uitgaande van een aan de achterzijde liggende verbin-dingsplaats (8) naar de voorzijde (4) van de plank toe uiteen. Tussen hen bevindt zich een veerblad (10). In het bereik tussen het naast het verbindingsbereik (15) tussen veerblad (10) en onderste deel (5) aangebrachte, ten opzichte van het onderste deel (5) beweegbare gedeelte (17) van het veerblad (10) en het onderste deel (5) is een verende bufferinrichting (18) aangebracht.It is a springboard for gymnastics. It has a leaf-shaped top part (2) and a beam-shaped bottom part (5). Both start from a rear connection point (8) towards the front (4) of the shelf. A spring blade (10) is located between them. In the area between the part (17) of the spring leaf (10) movable relative to the lower part (5) and the lower part (5) arranged next to the connecting area (15) between the spring blade (10) and the lower part (5) a resilient buffer device (18) is provided.
Springplank.Diving board.
De uitvinding betreft een springplank voor het turnen, met een bladvormig bovenste deel, waarop het afspringvlak is aangebracht en onder dit bovenste deel een in de gebruiksstand voor het neerleggen van de plank dienend, in het bijzonder balkvormig onderste deel is aangebracht, waarbij bovenste deel en onderste deel uitgaande van een aan de achterzijde liggende verbindingsplaats naar de voorzijde van de plank toe uiteenlopen, en met een tussen het bovenste en het onderste deel aangebracht, enerzijds met het onderste deel en anderzijds aan het voorste plankgedeelte met het bovenste deel verbonden veerblad.The invention relates to a springboard for gymnastics, with a leaf-shaped top part, on which the jumping-off surface is arranged and a part, in particular beam-shaped bottom part serving in particular in the position of use for placing the board, is arranged under this top part, wherein the top part and the lower part, starting from a connecting location at the rear, diverge towards the front of the shelf, and with a spring blade arranged between the upper and the lower part, on the one hand connected to the lower part and on the other hand to the front shelf part with the upper part.
Een dergelijke springplank is in het document DE-C-1.032. 140 beschreven. Hij beschikt over een bladvormig onderste deel in de vorm van twee langwerpige balken, aan de achterzijde waarvan het bovenste deel is aangebracht, zodat in zij-aanzicht een in hoofdzaak scherphoekige opstelling ontstaat. Naar de voorzijde toe lopen het bovenste en het onderste deel uiteen, in de zo ontstane tussenruimte bevindt zich een veerblad met in het bijzonder een ongeveer S-vormig gebogen gestalte, dat de beide delen verend ten opzichte van elkaar ondersteunt. Het verbindingsbereik tussen veerblad en bovenste bevindt zich aan het voorste deel van de plank.Such a springboard is in document DE-C-1.032. 140 described. It has a blade-shaped lower part in the form of two elongated beams, at the rear of which the upper part is arranged, so that a substantially sharp-angled arrangement is created in side view. The upper and lower parts diverge towards the front, in the space thus created there is a spring blade with in particular an approximately S-shaped curved shape, which supports the two parts resiliently with respect to each other. The connection area between the spring blade and the top is on the front part of the shelf.
Bij gebruik wordt de springplank met het onderste deel op een ondergrond, bijvoorbeeld de vloer van een hal, gelegd, en de turner verschaft zich door een sprong op het aan de bovenzijde van het bovenste deel aangebrachte afspringvlak de gewenste springenergie. Door toenemende optimalisering van de trainingsmethoden is de daarbij op de springplank uitgeoefende springkracht steeds groter geworden. Zo kan het bij het gebruik door beoefenaars van de wedstrijdsport geschieden, dat het bovenste deel doorslaat, omdat de tegenkracht van het veerblad te gering is. Daarbij ondergaat de turner een harde stoot, die tot nadelige beïnvloeding van zijn gezondheid en van de turnprestatie kan leiden.In use, the springboard with the lower part is placed on a surface, for example the floor of a hall, and the gymnast provides the desired jumping energy by jumping on the jump surface arranged on the top of the upper part. Due to the increasing optimization of the training methods, the jumping power exerted on the springboard has increased. For example, when practicing competitive sports, the upper part may break because the spring blade's counterforce is too small. In addition, the gymnast undergoes a hard blow, which can adversely affect his health and the gymnastics performance.
De uitvinding heeft nu ten doel, de springplank van de aan het begin beschreven soort zo te verbeteren, dat hij zonder vergroting van de veerweg en bij een optimale veerkarakteristiek ook hoge belas- tingen kan doorstaan.The object of the invention is now to improve the springboard of the type described at the beginning so that it can withstand high loads without increasing the spring travel and with an optimum spring characteristic.
Dit doel wordt bereikt, doordat in het bereik tussen het naast het verbindingsbereik met het onderste deel aangebrachte, ten opzichte van het onderste deel beweegbare gedeelte van het veerblad en het onderste deel een verende bufferinrichting is aangebracht.This object is achieved in that a resilient buffer device is arranged in the region between the part of the spring blade movable relative to the bottom part and arranged next to the connecting region with the bottom part and a spring buffer device.
Op deze wijze wordt verhinderd, dat het bovenste deel bij overbelasting van het veerblad hard op het onderste deel slaat. De bufferinrichting bewerkstelligt bij nadering van het bovenste deel respectievelijk van het veerblad tot het onderste deel een geleidelijke, eenparige stijging van de tegenkracht, in het bijzonder naar het einde van de maximaal mogelijke slag van het veerblad toe. Zonder vergroting van de voor het bovenste deel ter beschikking staande veerweg ontstaat dus een betere "hardere" veerkarakteristiek, waarbij al naar gelang de uitvoeringsvorm van de bufferinrichting een aan de behoefte aangepaste afstemming bijvoorbeeld met een progressief karakter mogelijk is. De belastbaarheid ten opzichte van bekende springplanken wordt circa 30% hoger.In this way, the upper part is prevented from hitting the lower part hard when the spring blade is overloaded. The buffer device effects a gradual, uniform increase in the counterforce, particularly towards the end of the maximum possible stroke of the spring blade, when the upper part or the spring blade approaches the lower part. Thus, without increasing the spring travel available for the upper part, a better "harder" spring characteristic is obtained, whereby, depending on the embodiment of the buffer device, a tailor-made adjustment, for example with a progressive character, is possible. The load capacity compared to known springboards increases by about 30%.
Voordelige verdere ontwikkelingen van de uitvinding zijn in de volgconclusies beschreven.Advantageous further developments of the invention are described in the subclaims.
De bufferinrichting is op doelmatige wijze onverliesbaar ofwel aan het veerblad of aan het onderste deel bevestigd. Daarbij kan telkens aan de zijde van het losse deel een spleet aanwezig zijn, zodat de bufferwerking pas na een zekere doorbuiging van het veerblad begint. Tengunste van een gelijkmatige opbouw van de tegenkracht is de bufferinrichting echter op doelmatige wijze voortdurend in aanraking of verbonden zowel met het veerblad als met het onderste deel. Daarbij is telkens bij voorkeur een vaste verbinding aanwezig, bijvoorbeeld door kleven.The buffer device is suitably mounted captively either on the spring blade or on the lower part. In each case, a gap can be present on the side of the loose part, so that the buffering action only starts after a certain bending of the spring blade. In order to ensure an even build-up of the counterforce, the buffer device is advantageously constantly in contact or connected both to the spring blade and to the lower part. In this case, a fixed connection is preferably always present, for example by sticking.
De bufferinrichting omvat bij voorkeur tenminste één bufferelement. Er kunnen meerdere bufferelementen boven elkaar en/of in het bijzonder zijdelings in breedterichting van de plank naast elkaar zijn aangebracht. Bijzonder doelmatig is de uitvoeringsvorm van de bufferinrichting als tenminste één bufferblok gebleken, die verend-elastische eigenschappen heeft en in het bijzonder uit een materiaal met dergelijke eigenschappen bestaat. Om in aanpassing aan de te verwachten springkracht een eenvoudige instelling van de veerkarakteristiek te kunnen uitvoeren, is het voordelig, wanneer een betref- fend bufferelement respectievelijk een betreffend bufferblok is voorzien van tenminste één uitsparing, die op doelmatige wijze in de vorm van een boring in het bijzonder dwars op de hoogterichting van de plank doorloopt. In het aldus ontstane gat kan tenminste één verstij-vingselement of elastisch materiaal worden aangebracht, zodat de samendrukkingseigenschappen van de bufferinrichtingen veranderen. In aanpassing aan de springkracht van de turner kan zodoende een verandering van de veerkarakteristiek van de springplank tussen de bereiken "hard" en "week" worden uitgevoerd.The buffer device preferably comprises at least one buffer element. Several buffer elements can be arranged one above the other and / or in particular laterally in the width direction of the plank. The embodiment of the buffer device has proved to be particularly effective as at least one buffer block, which has spring-elastic properties and in particular consists of a material with such properties. In order to be able to perform a simple adjustment of the spring characteristic in accordance with the expected spring force, it is advantageous if a respective buffer element or a respective buffer block is provided with at least one recess, which is advantageously provided in the form of a bore it runs particularly transverse to the height direction of the plank. At least one stiffening element or elastic material can be provided in the hole thus created, so that the compression properties of the buffer devices change. Thus, in adaptation to the jumping force of the gymnast, a change of the spring characteristic of the springboard between the ranges "hard" and "week" can be performed.
Opdat de springplank niet te hard wordt en niettemin het doorslaan bij hoge belasting wordt vermeden, kan in het verbindingsbe-reik tussen het bovenste deel en het veerblad in het bereik van de voorzijde van de plank tussen de beide genoemde delen aanvullend een tenminste één veerelement omvattende opstelling van veerelementen worden tussengevoegd, zoals op zichzelf reeds uit het document EP-B-0.086.274 bekend is. Hier wordt op doelmatige wijze een gelijktijdige vergroting van de ter beschikking staande veerweg bereikt. Ook de veerelementen zijn op doelmatige wijze zodanig uitgevoerd, dat hun karakteristiek respectievelijk elasticiteit kan worden veranderd. In het bijzonder kan worden voorzien, de veerelementen op identieke wijze aan de bufferinrichting, respectievelijk bufferblokken uit te voeren.In order for the springboard not to become too hard and nevertheless to prevent breakdown under high load, the connecting area between the upper part and the spring blade in the region of the front of the shelf between the two mentioned parts may additionally comprise at least one spring element arrangement of spring elements are interposed, as is already known per se from document EP-B-0.086.274. Here, a simultaneous increase in the available spring travel is expediently achieved. The spring elements are also advantageously designed in such a way that their characteristic or elasticity can be changed. In particular, provision can be made for the spring elements to be designed in an identical manner to the buffer device or buffer blocks.
Omdat de bufferinrichting in het bijzonder bij een vaste verbinding met het onderste deel en met het veerblad een stabiliserende werking op de springplank uitoefent, is het op een voordelige wijze mogelijk, een veerblad uit meerdere afzonderlijke en in het bijzonder twee zijdelings naast elkaar opgestelde veerbladelementen aan te brengen. Ten opzichte van een eendelig, doorgaand veerblad leidt dit tot een aanzienlijke materiaal- en gewichtsbesparing. Bovendien bestaat de voordelige mogelijkheid als veerbladmateriaal in plaats van hout een kunststofmateriaal toe te passen, dat aanzienlijk minder tot materiaalmoeheid neigt en de springplank ook na een lange gebruiksduur nog uitstekende verende eigenschappen verleent. Omdat een uit kunststof bestaand, over de gehele plankbreedte doorgaand enkel veerblad als gevolg van de grotere massa dan het bij de stand van de techniek toegepaste hout een onrustig gebruik van de plank tot gevolg zou hebben, kan dankzij de gelijktijdig als stabiliseringsinrichting werkende bufferinrichting worden overgegaan op een meerdelige uitvoe ringsvorm van het veerblad met een daarmee gereduceerd volume van het veerblad. Dit is ook voordelig, omdat gebleken is, dat een veerblad van kunststof normaal aanzienlijk stijver is dan een veerblad van hout.Since the buffer device has a stabilizing effect on the springboard in particular with a fixed connection to the lower part and with the spring blade, it is advantageously possible to attach a spring blade from several separate and in particular two spring leaf elements arranged side by side to bring. This results in considerable material and weight savings compared to a one-piece, continuous spring blade. In addition, there is the advantageous option of using a plastic material as a spring leaf material instead of wood, which tends to be less susceptible to material fatigue and still gives the springboard excellent resilient properties even after a long service life. Because a single spring blade made of plastic, which extends over the entire board width, would result in a troubled use of the board as a result of the greater mass than the wood used in the prior art, the buffer device acting simultaneously as a stabilizing device can be used. on a multi-part embodiment of the leaf with a reduced volume of the leaf. This is also advantageous because it has been found that a plastic spring leaf is normally considerably stiffer than a wooden spring leaf.
Overigens is het duidelijk, dat de bufferinrichting ook dan in de zin van de uitvinding in het bereik tussen veerblad en onderste deel is aangebracht, wanneer zij voor het veerblad opgesteld direct tegen het bovenste deel werkt.Incidentally, it is clear that the buffer device is also arranged within the meaning of the invention in the region between the spring leaf and the lower part, if it acts directly against the upper part in front of the spring leaf.
Hierna wordt de uitvinding aan de hand van in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden nader toegelicht. In detail toontj figuur 1 een eerste eenvoudige uitvoeringsvorm van de springplank in een schematische perspectivische weergave, figuur 2 een verdere bijzonder voordelige uitvoeringsvorm van de springplank in zij-aanzicht in de gebruiksstand en figuur 3 de springplank volgens figuur 2 in vooraanzicht volgens de pijl III.The invention will be explained in more detail below with reference to illustrative embodiments shown in the drawing. In detail, Figure 1 shows a first simple embodiment of the springboard in a schematic perspective view, Figure 2 shows a further particularly advantageous embodiment of the springboard in side view in the position of use and Figure 3 shows the springboard according to Figure 2 in front view according to the arrow III.
Eerst worden die kenmerken van de beide uitvoeringsvoorbeelden beschreven, die deze gemeen hebben. Zo bezit zowel de springplank 1 volgens figuur 1 als de springplank 1' volgens de figuren 2 en 3 een bladvormig bovenste deel 2, dat zich boogvormig van de achterzijde 3 van de plank naar de voorzijde 4 van de plank uitstrekt. Het gaat hierbij in het bijzonder om een licht gebogen plank of een plaat, waarbij als materiaal hout, in het bijzonder in gelaagde opbouw, wordt toegepast. De welving van het bovenste deel is bij de getekende gebruiksstand naar boven gericht.First, those features of the two embodiments which they have in common are described. Thus, both the springboard 1 according to figure 1 and the springboard 1 'according to figures 2 and 3 has a leaf-shaped upper part 2, which extends arcuately from the rear 3 of the shelf to the front 4 of the shelf. This particularly concerns a slightly curved plank or a plate, in which wood, in particular in a layered structure, is used as the material. The curvature of the top part is directed upwards in the drawn position of use.
Tegenover het bovenste deel 2 ligt aan de onderzijde, dat wil zeggen in de gebruiksstand van de springplank aan de onderzijde, een onderste deel 5. Ook dit is bij voorkeur licht naar boven gewelfd.Opposite of the top part 2, at the bottom, that is to say in the position of use of the springboard at the bottom, is a bottom part 5. This too is preferably slightly arched upwards.
Het kan eveneens bladvormig zijn opgebouwd en men geeft de voorkeur aan een balkvormige uitvoeringsvorm. Een dergelijke uitvoeringsvorm is zichtbaar bij beide uitvoeringsvoorbeelden, waarbij het onderste deel uit twee langwerpige, plaat- of lijstvormige balken 6 en 6* bestaat.It can also be leaf-shaped and a beam-shaped embodiment is preferred. Such an embodiment is visible in both exemplary embodiments, in which the bottom part consists of two elongated, plate or frame-shaped beams 6 and 6 *.
Zij zijn in dwarsrichting 7 van de springplank 1 en 1' op afstand van en evenwijdig aan elkaar aangebracht.They are arranged in the transverse direction 7 of the springboard 1 and 1 'at a distance from and parallel to each other.
In het bereik van de achterzijde 3 van de plank zijn het bovenste deel 2 en het onderste deel 5 vast of scharnierbaar met elkaar verbonden. De verbindingsplaats is met 8 aangeduid. Hiervan uitgaand in de richting van de voorzijde 4 van de plank lopen de beide delen 2 en 5 uiteen, zodat een tussenruimte 9 aanwezig is met een in het bereik van de voorzijde 4 grotere hoogte dan in het bereik van de achterzijde 3. In zij-aanzicht gezien ontstaat daarmee een in hoofdzaak scherphoekige opstelling van de beide delen 2 en 5.In the area of the rear side 3 of the shelf, the top part 2 and the bottom part 5 are fixedly or hingedly connected to each other. The connection point is indicated by 8. Starting from this in the direction of the front 4 of the shelf, the two parts 2 and 5 diverge, so that an intermediate space 9 is present with a height greater in the area of the front 4 than in the area of the rear 3. In side- Seen in view, this creates a substantially sharp-angled arrangement of the two parts 2 and 5.
In de tussenruimte 9 is een veerblad 10 aangebracht, dat bij beide voorkeursuitvoeringsvormen bestaat uit twee in dwarsrichting 7 op afstand van elkaar aangebrachte veerbladelementen 14 en 14'. Aan elk der balken 6 en 6* is zo een veerbladelement 14 respectievelijk 14' toegevoegd, doordat de laatsten telkens tussen één van de balken 6 en 6' en het bovenste deel 2 komen te liggen. In bovenaanzicht op het bovenste deel 2 gezien bevinden de balken 6 en 6' zich met de veerbladelementen 14 en 14' in het bereik van de zijdelingse randen van het bovenste deel.A spring leaf 10 is arranged in the intermediate space 9, which in both preferred embodiments consists of two spring leaf elements 14 and 14 'spaced apart in transverse direction 7. A spring-leaf element 14 and 14 'is thus added to each of the beams 6 and 6 *, in that the latter always lie between one of the beams 6 and 6' and the upper part 2. Seen in plan view of the upper part 2, the beams 6 and 6 'with the leaf elements 14 and 14' are in the region of the lateral edges of the upper part.
Het veerblad 10 - in het onderhavige geval dus de beide veerbladelementen 14 en 14’ - zijn telkens enerzijds met het onderste deel 5 respectievelijk met de bijbehorende balk 6 en 6' en anderzijds aan het voorste deel 4 van de plank met het bovenste deel 2 verbonden. Het verbindingsbereik 15 tussen veerblad 10 en onderste deel 5 ligt dichterbij de achterzijde 3 van de plank dan het verbindingsbereik 16 met het bovenste deel 2, dat zich in hoofdzaak in het bereik van de voorste rand van het bovenste deel bevindt.The spring leaf 10 - in the present case, therefore, the two spring leaf elements 14 and 14 '- are each connected on the one hand to the lower part 5 and to the associated beam 6 and 6' and on the other hand to the front part 4 of the shelf with the upper part 2 . The connection area 15 between the spring blade 10 and the bottom part 5 is closer to the rear 3 of the board than the connection area 16 with the top part 2, which is mainly in the region of the front edge of the top part.
Het veerblad 10 heeft in zij-aanzicht gezien bij voorkeur een gewelfd verloop met twee door een keerpunt met elkaar verbonden boogdelen, zodat een S-vormige contour ontstaat. In het verbindingsbereik 15 is een in het bijzonder stijve verbinding aanwezig, die als schroefverbinding kan zijn uitgevoerd.Seen in side view, the spring blade 10 preferably has a curved course with two arc parts connected to each other by a turning point, so that an S-shaped contour is created. In the connection region 15 there is a particularly rigid connection, which can be designed as a screw connection.
Voordelig is nu, dat tussen het naast het verbindingsbereik 15 aangebrachte en ten opzichte van het onderste deel beweegbare gedeelte 17 van het veerblad 10 en het onderste deel 5 een verende bufferinrichting 18 is aangebracht. Een dergelijke inrichting bevindt zich dus bij het concrete uitvoeringsvoorbeeld in het voorste gedeelte van de springplank tussen telkens een balk 6 en 6' en het daarboven liggende gedeelte 17 van het veerbladelement 14 respectievelijk 14'.It is now advantageous that a resilient buffer device 18 is arranged between the part 17 of the spring blade 10 and the part 5 movable relative to the bottom part and the bottom part 5. Thus, in the concrete exemplary embodiment, such a device is located in the front part of the springboard between a beam 6 and 6 'and the part 17 of the spring leaf element 14 and 14' lying above it.
Bij de uitvoeringsvoorbeelden omvat de bufferinrichting per combinatie van balk en veerbladelement een bufferelement 19, dat als bufferblok 20 is uitgevoerd en bij voorkeur uit kunststofmateriaal met rubberelastische eigenschappen bestaat. Het gaat in het bijzonder om geschuimd polyurethaan. Op deze wijze zijn nu twee van dergelijke bufferelementen 19 en 20 in dwarsrichting 7 zijdelings naast elkaar aangebracht, waarbij natuurlijk in het bijzonder bij een eendelig of uit ëén stuk bestaand veerblad 10 ook een enkel bufferelement 19 kan worden toegepast.In the exemplary embodiments, the buffer device comprises, per combination of beam and spring leaf element, a buffer element 19, which is designed as buffer block 20 and preferably consists of plastic material with rubber-elastic properties. These are in particular foamed polyurethane. In this way, two such buffer elements 19 and 20 are now arranged side by side in transverse direction 7, whereby of course, in particular with a one-piece or one-piece spring leaf 10, a single buffer element 19 can also be used.
Bij gebruik van de springplank 1 en 1' springt een turner vanaf de achterzijde 3 van de plank op het bovenste deel 2, dat tot dit doel aan de bovenzijde is voorzien van een afspringvlak 21. Als gevolg van de daarbij uitgeoefende springkracht veert het bovenste deel 2 onder overwinning van de kracht van het veerblad 10 naar beneden in de richting van het onderste deel 5 door. De bufferinrich-ting 18 verhindert daarbij, dat het veerblad 10 met het vrije einde van zijn gedeelte 17 of het bovenste deel 2 met het bereik van zijn voorste rand hard op het onderste deel 5 slaat. Zij ontwikkelt een tegenkracht, die bij toenemende veerweg in het bijzonder groter wordt, zodat een zachte stootdemping wordt bereikt.When using the springboard 1 and 1 ', a gymnast jumps from the rear 3 of the plank onto the upper part 2, which for this purpose is provided with a hinged surface 21 at the top, as a result of the spring force exerted thereby, the upper part springs 2 under the force of the spring blade 10 downwards in the direction of the lower part 5 through. The buffer device 18 thereby prevents the spring blade 10 from hitting the lower part 5 with the free end of its part 17 or the top part 2 with the region of its front edge. It develops a counterforce, which in particular increases with increasing spring travel, so that a soft shock absorption is achieved.
Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 1 is het gedeelte 17 van het veerblad 10 in het verbindingsbereik 16 star en vast van onderen af direct aan het bovenste deel 2 aangebracht. De bufferinrichting 18 in de vorm van de beide bufferblokken 20 bevindt zich in het bereik tussen dit verbindingsbereik 16 en het vrije einde van de betreffende balk 6 en 6'. Elk bufferblok 20 is aan de naar boven gekeerde zijde van het onderste deel 5 bevestigd, waarbij de verbinding willekeurig is en bijvoorbeeld als kleefverbinding kan zijn uitgevoerd. Met het veerblad 10 of het bovenste deel 2 is geen vaste verbinding aanwezig; in de plaats daarvan is tussen het betreffende bufferblok 20 en het daarboven liggende gedeelte van de springplank een spleet 22 aanwezig. Bij het springen van een turner op het bovenste deel 2 werkt zodoende eerst alleen het veerblad 10, terwijl de werking van de bufferinrichting 18 pas na een zekere veerweg begint, wanneer het gedeelte 17 op de bufferblokken 20 komt te liggen. Op overeenkomstige wijze zouden de bufferblokken 20 ook aan het bovenste deel 2 of aan het veerblad 10 kunnen zijn bevestigd en vrij naar beneden hangen.In the exemplary embodiment shown in Figure 1, the portion 17 of the spring blade 10 in the connecting region 16 is rigidly and fixedly mounted from below directly on the upper portion 2. The buffer device 18 in the form of the two buffer blocks 20 is located in the range between this connecting range 16 and the free end of the respective beam 6 and 6 '. Each buffer block 20 is attached to the upward-facing side of the lower part 5, the connection being arbitrary and, for example, being an adhesive connection. There is no fixed connection with the spring blade 10 or the upper part 2; instead a gap 22 is present between the relevant buffer block 20 and the portion of the springboard lying above it. Thus, when a gymnast jumps on the upper part 2, only the spring blade 10 first acts, while the operation of the buffer device 18 only starts after a certain spring travel, when the part 17 comes to rest on the buffer blocks 20. Correspondingly, the buffer blocks 20 could also be attached to the upper part 2 or the spring leaf 10 and hang freely downwards.
Voordelig is echter, wanneer zich de tegenkracht zonder enige overgangsdrempel geleidelijk kan opbouwen, waartoe het veerblad 10 en het onderste deel 5 via de bufferinrichting 18 onderling vast zijn verbonden. De verbinding met het veerblad 10 kan hierbij ook indirect door middel van het bovenste deel 2 geschieden. Er is tenminste één aanrakingsverbinding noodzakelijk, echter is doelmatig de bij de springplank 1* volgens de figuren 2 en 3 gekozen uitvoeringsvorm, waarbij de bufferinrichting 18 met haar bufferblokken 20 zowel aan het veerblad 10 als aan het onderste deel 5 is bevestigd.It is advantageous, however, if the counterforce can gradually build up without any transition threshold, for which purpose the spring blade 10 and the lower part 5 are fixedly connected to each other via the buffer device 18. The connection to the spring blade 10 can also be effected indirectly by means of the top part 2. At least one touch connection is necessary, however, the embodiment chosen for the springboard 1 * according to figures 2 and 3 is expedient, wherein the buffer device 18 with its buffer blocks 20 is attached to both the spring leaf 10 and the lower part 5.
Wezenlijk is dus, dat de bufferinrichting 18 zich in het bereik tussen het aan het bovenste deel 2 toegevoegde gedeelte 17 van het veerblad 10 en het onderste deel 5 bevindt. Daarbij is niet noodzakelijkerwijze vereist, dat de bufferinrichting zich direct in de tussenruimte tussen het veerblad 10 en het onderste deel 5 bevindt. Bevindt het verbindingsbereik 16 zich bijvoorbeeld in een ten opzichte van de voorzijde 4 van de plank teruggeplaatst bereik, dan zou de bufferinrichting 18, voor het gedeelte 17 liggend, direct tegen het bovenste deel 2 kunnen aanliggen. Echter is een oplossing, waarbij dé bufferinrichting 18 zich in de ten opzichte van de voorzijde 4 van de plank open tussenruimte tussen veerblad 10 en onderste deel 5 bevindt, bijzonder voordelig.It is therefore essential that the buffer device 18 is located in the region between the portion 17 of the spring leaf 10 added to the upper part 2 and the lower part 5. This does not necessarily require that the buffer device be located directly in the interspace between the spring blade 10 and the lower part 5. For example, if the connecting region 16 is in a region set back relative to the front side 4 of the board, the buffer device 18, lying in front of the section 17, could lie directly against the upper section 2. However, a solution in which the buffer device 18 is located in the space between spring leaf 10 and bottom part 5 open relative to the front side 4 of the board is particularly advantageous.
Bij de springplank 1' volgens de figuren 2 en 3 is een verdere voordelige uitvoeringsvorm verwezenlijkt. Hier bevindt zich in het verbindingsbereik 16 tussen bovenste deel 2 en veerblad 10 een aanvullende opstelling van veerelementen 23. Zij omvat bij het uitvoe-ringsvoorbeeld twee van dergelijke veerelementen 23, die elk tussen één van de vrij uitstekende gedeelten 17 van de veerbladelementen 14 en 14' en de daarnaartoe gekeerde binnenzijde van het bovenste deel 2 zijn geplaatst. Zij bewerkstelligen bij gelijkblijvende belastbaarheid een grotere veerweg, hetgeen bijzonder voordelig is. Nu is praktisch een drievoudige verende inrichting aanwezig, bestaande uit het veerblad 10, de bufferinrichting 18 en de veerelementen 23. Dit laat een zeer fijne aanpassing aan de telkens te stellen eisen toe.A further advantageous embodiment has been realized with the springboard 1 'according to Figures 2 and 3. Here, in the connecting region 16 between upper part 2 and spring leaf 10, there is an additional arrangement of spring elements 23. In the exemplary embodiment, it comprises two such spring elements 23, each between one of the freely projecting parts 17 of the spring leaf elements 14 and 14. and the inner side of the upper part 2 facing it are placed. With constant load capacity, they effect a greater spring travel, which is particularly advantageous. Now practically a triple spring device is present, consisting of the spring blade 10, the buffer device 18 and the spring elements 23. This allows a very fine adaptation to the requirements to be set in each case.
Met betrekking tot de uitvoeringsvorm van de veerelementen 23, hun opstelling en werking wordt speciaal gewezen op de inhoud van het document EP-B1 0.086.274, waaruit nadere details kunnen worden gehaald.With regard to the embodiment of the spring elements 23, their arrangement and operation, special attention is drawn to the content of the document EP-B1 0.086.274, from which further details can be obtained.
Bij voorkeur is voorzien, dat de bufferinrichting 18 respectievelijk de bufferblokken 20 daarvan in wezen in het bereik direct onder het verbindingsbereik 16 aangebracht is respectievelijk zijn. Voorzover bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 2 en 3 een opstelling van veerelementen 23 is aangebracht, bevindt zich deze in het bijzonder in hoogterichting van de springplank direct boven de bufferinrichting 18. Voorzover noodzakelijk, kan echter ook een zekere verplaatsing in langsrichting van de plank worden toegepast.It is preferably provided that the buffer device 18 or the buffer blocks 20 thereof is or are arranged essentially in the region directly below the connecting region 16. Insofar as an arrangement of spring elements 23 is arranged in the exemplary embodiment according to Figs. 2 and 3, this is in particular located directly in height of the springboard directly above the buffer device 18. However, if necessary, a certain longitudinal displacement of the plank can also be applied.
Om redenen van een eenvoudige vervaardiging kunnen de bufferblokken 20 en de veerelementen 23 onderling een identieke constructie hebben. Als bufferblok is in het bijzonder een aan de buitenzijde ongeveer rechthoekig blok denkbaar, waarvan de langsrichting in dwarsrichting 7 verloopt. De langsranden kunnen eventueel zoals in figuur 1 getekend zijn afgerond. Bij de uitvoeringsvorm volgens de figuren 2 en 3 heeft het bufferblok 20 een centraal gedeelte 24 met een cilindrische of cirkelcilindrische contour, waarop aan diametraal tegenover elkaar liggende zijden telkens een uit één stuk daarmee aangevormde voet 25 aansluit. Deze heeft op doelmatige wijze de vorm van een rechthoekige lijst, zodat in het overgangsbereik tussen het centrale gedeelte en de beide voeten 5 overlangs telkens een insnoering aanwezig is. De aan de buitenzijde vlakke en in het bijzonder platte voeten 25 laten een bedrijfszekere bevestiging aan het betreffende oppervlaktegedeelte van het onderste deel 5 respectievelijk van het veerblad 10 toe, in het bijzonder in het kader van een vlakke kleefverbinding.For reasons of simple manufacture, the buffer blocks 20 and the spring elements 23 can have an identical construction. A buffer block which is approximately rectangular on the outside is conceivable in particular, the longitudinal direction of which extends in transverse direction. The longitudinal edges can optionally be rounded as shown in figure 1. In the embodiment according to Figs. 2 and 3, the buffer block 20 has a central part 24 with a cylindrical or circular cylindrical contour, to which a foot 25 formed in one piece is connected thereto on diametrically opposite sides. This is advantageously in the form of a rectangular frame, so that in the transition area between the central part and the two feet 5 there is always a constriction. The externally flat and in particular flat feet 25 allow a reliable attachment to the respective surface part of the lower part 5 or of the spring blade 10, in particular in the context of a flat adhesive connection.
Bij voorkeur beschikken de bufferblokken 20 over telkens tenminste één en op doelmatige wijze precies één uitsparing 26. Zij is in het bijzonder in langsrichting van het betreffende bufferblok 20 doorgaand, zodat deze zeer eenvoudig kan worden aangebracht. Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 2 en 3 is het centrale bereik 24 van het betreffende bufferblok 20 daarom holcilindrisch uitgevoerd.The buffer blocks 20 preferably each have at least one and expediently exactly one recess 26. It is in particular longitudinal of the relevant buffer block 20, so that it can be fitted very simply. In the exemplary embodiment according to Figures 2 and 3, the central region 24 of the relevant buffer block 20 is therefore hollow-cylindrical.
Dankzij de uitsparingen 26 ontstaan bijzonder flexibele en elastische eigenschappen aan het betreffende bufferblok 20. Deze eigenschappen zijn ook waard om na te streven voor de eventueel toe te passen veerelementen 23. Daarom hebben deze bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 2 en 3 dezelfde opbouw als de bufferblokken 20. Ook de opstelling is identiek, zodat de uitsparingen 26 zich in dwarsrichting 7 van de springplank 1 en 1' uitstrekken. Van een overeenkomstige uitsparing 26 zijn ook de bufferelementen 19 bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 1 voorzien.Thanks to the recesses 26, particularly flexible and elastic properties are created on the relevant buffer block 20. These properties are also worth pursuing for any spring elements 23 to be used. Therefore, in the exemplary embodiment shown in Figures 2 and 3, these have the same structure as the buffer blocks 20. The arrangement is also identical, so that the recesses 26 extend transversely 7 of the springboard 1 and 1 '. The buffer elements 19 in the exemplary embodiment shown in Figure 1 are also provided with a corresponding recess 26.
De uitsparingen 26 hebben bij de springplank 1' verder ten doel, dienst te doen als opneemopening voor tenminste één elastisch verstijvingselement 27. Dit kan bij behoefte, zoals in figuur 3 met de pijl 31 is aangeduid, in één van de uitsparingen 26 van de bufferblok-ken 20 respectievelijk veerelementen 23 worden gebracht respectievelijk gestoken, waarbij vanzelfsprekend in willekeurige uitsparingen 26 dergelijke verstijvingselementen 27 kunnen worden aangebracht. De verstijvingselementen 27 bestaan uit buigzame elastische materialen, in het bijzonder kunststof. Het kan gaan om tot rollichamen opgewikkelde mattendelen of om vormsluitend aangepaste doornen. Hoe groter de diameter van de uitsparingen 26 is, des te meer volume kan door een verstijvingselement 27 worden ingebracht en des te meer invloed kan zodoende op de veerkarakteristiek van het betreffende bufferblok 20 respectievelijk veerelement 23 worden uitgeoefend.The purpose of the recesses 26 at the springboard 1 'is further to serve as a receiving opening for at least one elastic stiffening element 27. If necessary, this can be done in one of the recesses 26 of the buffer block, as indicated by the arrow 31 in figure 3. 20 or spring elements 23 are respectively brought or inserted, whereby of course stiffening elements 27 can be arranged in arbitrary recesses 26. The stiffening elements 27 consist of flexible elastic materials, in particular plastic. These may be mats that have been rolled up into roller bodies or thorns that fit positively. The larger the diameter of the recesses 26, the more volume can be introduced by a stiffening element 27 and the more influence can thus be exerted on the spring characteristic of the respective buffer block 20 or spring element 23.
Bij beide weergegeven uitvoeringsvoorbeelden is als aanvullende maatregel ter optimalisering van de vering voorzien, dat het veerblad 10 respectievelijk hier: de beide veerbladelementen 14 en 14', uit kunststofmateriaal bestaan. Terwijl nochtans de buffer- en veerelementen bij voorkeur uit geschuimde polyurethaan bestaan, gaat het bij de hierbij toegepaste kunststof op doelmatige wijze om met glasvezels en/of koolstofvezels versterkte kunststof. De uitvoering in kunststof heeft het voordeel, dat de materiaalmoeheid ten opzichte van hout aanzienlijk is verminderd, waardoor de levensduur van de springplank aanzienlijk langer wordt.In both embodiments shown, it is provided as an additional measure to optimize the suspension that the spring leaf 10 and here, respectively, the two spring leaf elements 14 and 14 'consist of plastic material. While, however, the buffer and spring elements preferably consist of foamed polyurethane, the plastic used here is advantageously a plastic reinforced with glass fibers and / or carbon fibers. The plastic version has the advantage that the material fatigue relative to wood is considerably reduced, so that the life of the springboard is considerably longer.
Omdat een kunststof veerblad 10 echter in vergelijking met hout een grotere massa en grotere stijfheid heeft, is het doelmatig, de in de uitvoeringsvoorbeelden weergegeven deling in twee afzonderlijke, telkens aan één van de balken 6 en 6' toegevoegde veerbladelementen 14 en 14' uit te voeren. Deze deling is bij de springplank 1' volledig probleemloos, omdat door de vaste verbinding van bovenste deel 2 en onderste deel 3 door middel van de veerelementen 23 en de bufferinrichting 18 een uitstekende zijdelingse stabilisering plaatsheeft. Bij het ontbreken van een dergelijke vaste verbinding in het voorste bereik van de springplank zou daarom bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 1 de voorkeur worden gegeven aan een eendelige, zich over beide balken 6 en 6' uitstrekkende uitvoeringsvorm van het veerblad. In dit geval zou echter een vermindering van de dikte van het veerblad 10 moeten worden beoogd, om de verende massa's en de terugstootneiging van de plank na de afsprong te reduceren.However, because a plastic spring leaf 10 has a greater mass and greater rigidity compared to wood, it is expedient to divide the division shown in the exemplary embodiments into two separate spring leaf elements 14 and 14 ', each added to one of the beams 6 and 6'. feed. This division is completely problem-free with the springboard 1 ', because the fixed connection of the upper part 2 and the lower part 3 by means of the spring elements 23 and the buffer device 18 provides excellent lateral stabilization. In the absence of such a fixed connection in the front region of the springboard, preference would therefore be given in the exemplary embodiment according to Figure 1 to a one-piece embodiment of the spring blade extending over both beams 6 and 6 '. In this case, however, a reduction in the thickness of the spring leaf 10 should be envisaged, in order to reduce the spring masses and the recoil tendency of the board after the jump.
Bij de springplank 1' volgens de figuren 2 en 3 krijgt men door de opstelling achter elkaar van de beide uit de veerelementen en de bufferelementen bestaande veerinrichtingen de mogelijkheid tot een nauwkeurige fijnafstemming, terwijl het parallelgeschakelde veerblad 10 het hoofddeel van de veerkracht opbrengt. Dit laatste kan natuurlijk ook uit meerdere op elkaar aangebrachte afzonderlijke bladen bestaan.In the springboard 1 'according to Figs. 2 and 3, the arrangement behind each other of the two spring devices consisting of the spring elements and the buffer elements provides the possibility of precise fine tuning, while the parallel-connected spring blade 10 produces the main part of the spring force. The latter can of course also consist of several separate sheets arranged one on top of the other.
Voordelig is verder, dat de veerelementen en/of de verende bufferinrichting ervoor zorgen, dat de springplank bij het optreden van schuifkrachten wordt samengehouden. In het bijzonder wordt verhinderd, dat het bovenste deel bij een niet precies in het midden uitgevoerde opsprong van de turner zijdelings ten opzichte van het onderste deel wordt verschoven, zodat de springprestatie optimaal is.It is also advantageous that the spring elements and / or the resilient buffer device ensure that the springboard is held together when shear forces occur. In particular, the upper part is prevented from being displaced laterally with respect to the lower part in the case of a jump of the gymnast which is not exactly in the middle, so that the jumping performance is optimal.
Claims (14)
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
DE4013291 | 1990-04-26 | ||
DE19904013291 DE4013291C2 (en) | 1990-04-26 | 1990-04-26 | Springboard |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9100724A true NL9100724A (en) | 1991-11-18 |
Family
ID=6405123
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9100724A NL9100724A (en) | 1990-04-26 | 1991-04-26 | DIVING BOARD. |
Country Status (5)
Country | Link |
---|---|
JP (1) | JPH0777588B2 (en) |
DE (1) | DE4013291C2 (en) |
FR (1) | FR2663548B1 (en) |
GB (1) | GB2243304B (en) |
NL (1) | NL9100724A (en) |
Families Citing this family (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE4437400C1 (en) * | 1994-10-19 | 1996-05-30 | Spieth Holztechnik Gmbh | Trampoline for gymnastics with shock absorber and spring |
NZ513331A (en) | 2001-11-20 | 2005-01-28 | Board & Batten Int Inc | Edge fittings for soft-edged trampolines |
US7175567B2 (en) * | 2003-05-21 | 2007-02-13 | Gymnova Sa | Gymnastics springboard with adjustable elasticity designed for training and competition |
JP5267174B2 (en) * | 2009-02-03 | 2013-08-21 | ソニー株式会社 | Stereolithography apparatus and modeling base |
US9089732B2 (en) | 2011-06-09 | 2015-07-28 | Vuly Trampolines Pty, Ltd. | Trampolines |
CN111632335A (en) * | 2020-06-19 | 2020-09-08 | 泰山学院 | Sports teaching take-off device |
Family Cites Families (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE1032140B (en) * | 1954-04-08 | 1958-06-12 | Richard Reuther | Springboard with jump and crossover area |
DE1578671A1 (en) * | 1966-05-12 | 1971-01-14 | Turnmeyer Werke Gmbh | Stepping stone |
US3498606A (en) * | 1967-06-22 | 1970-03-03 | Universal Oil Prod Co | A loop shaped diving board spring of resin impregnated glass fiber |
DE2234640A1 (en) * | 1972-07-14 | 1974-01-24 | Richard Reuther | ELASTIC SPRINGBOARD |
DE3203172C2 (en) * | 1982-01-30 | 1984-01-05 | Richard 6700 Ludwigshafen Reuther | Springboard for gymnastics |
DE3203171C2 (en) * | 1982-01-30 | 1985-08-01 | Richard 6700 Ludwigshafen Reuther | Sports equipment with spring block |
DE3508931A1 (en) * | 1985-01-17 | 1986-07-17 | G. Benz Turngerätefabrik GmbH & Co, 7057 Winnenden | Springboard for gymnastics |
DE3602784A1 (en) * | 1985-08-31 | 1987-03-05 | Benz Turngeraete | Springboard for gymnastics |
-
1990
- 1990-04-26 DE DE19904013291 patent/DE4013291C2/en not_active Expired - Fee Related
-
1991
- 1991-04-10 JP JP3077588A patent/JPH0777588B2/en not_active Expired - Fee Related
- 1991-04-17 GB GB9108262A patent/GB2243304B/en not_active Expired - Fee Related
- 1991-04-25 FR FR9105372A patent/FR2663548B1/en not_active Expired - Fee Related
- 1991-04-26 NL NL9100724A patent/NL9100724A/en not_active Application Discontinuation
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
GB9108262D0 (en) | 1991-06-05 |
DE4013291A1 (en) | 1991-10-31 |
JPH0777588B2 (en) | 1995-08-23 |
GB2243304A (en) | 1991-10-30 |
FR2663548A1 (en) | 1991-12-27 |
GB2243304B (en) | 1994-09-21 |
JPH04218177A (en) | 1992-08-07 |
FR2663548B1 (en) | 1995-02-10 |
DE4013291C2 (en) | 1995-03-16 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US5704620A (en) | Flexible skate frame | |
JP2618565B2 (en) | Improvement of ski damper | |
US5671940A (en) | Device for mounting a boot on a downhill ski | |
US20100194076A1 (en) | Snowboards | |
WO1998023339A1 (en) | Flexible skate frame | |
WO2000005985A1 (en) | Footwear having an articulating heel portion | |
NL9100724A (en) | DIVING BOARD. | |
US3926449A (en) | Foot roller means | |
US7134680B2 (en) | Alpine ski | |
US7837217B2 (en) | Ski or snowboard having improved torsional rigidity | |
RU2010127269A (en) | ALL-ROAD ROLLER SKATES | |
US6997465B2 (en) | Sliding apparatus on snow | |
EP2285457B1 (en) | Platform for mounting a ski binding on a ski | |
US20120209406A1 (en) | Foot Plate Device for An Artificial Foot | |
JP2012509725A (en) | snow board | |
US20020093154A1 (en) | Vibration absorption system for in-line roller skates and ice skates | |
KR102362950B1 (en) | A treadmill with adjustable incline including slat | |
CZ9901718A3 (en) | Ski binding connecting block | |
WO2005120941A1 (en) | Skateboard with variable rate suspension | |
EP1641541B1 (en) | Downhill ski | |
US3698763A (en) | Bicycle saddle | |
US20060119055A1 (en) | Adjustable span snowboard stability and dampening system | |
JP2001507268A (en) | Ice skating improvements | |
US20220388587A1 (en) | Bicycle Saddle and Bicycle Saddle Assembly | |
JP5508307B2 (en) | snow board |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1A | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
CNR | Transfer of rights (patent application after its laying open for public inspection) |
Free format text: JANSSEN & FRITSEN SPORT B.V. |
|
BV | The patent application has lapsed |