NL9022119A - Inrichting voor het meten van de via een pijp getransporteerde boorputfluidumstroom. - Google Patents

Inrichting voor het meten van de via een pijp getransporteerde boorputfluidumstroom. Download PDF

Info

Publication number
NL9022119A
NL9022119A NL9022119A NL9022119A NL9022119A NL 9022119 A NL9022119 A NL 9022119A NL 9022119 A NL9022119 A NL 9022119A NL 9022119 A NL9022119 A NL 9022119A NL 9022119 A NL9022119 A NL 9022119A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
members
tool
fluid
housing
wellbore
Prior art date
Application number
NL9022119A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Atlantic Richfield Co
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Atlantic Richfield Co filed Critical Atlantic Richfield Co
Publication of NL9022119A publication Critical patent/NL9022119A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B33/00Sealing or packing boreholes or wells
    • E21B33/10Sealing or packing boreholes or wells in the borehole
    • E21B33/12Packers; Plugs
    • E21B33/127Packers; Plugs with inflatable sleeve
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B17/00Drilling rods or pipes; Flexible drill strings; Kellies; Drill collars; Sucker rods; Cables; Casings; Tubings
    • E21B17/02Couplings; joints
    • E21B17/04Couplings; joints between rod or the like and bit or between rod and rod or the like
    • E21B17/06Releasing-joints, e.g. safety joints
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B47/00Survey of boreholes or wells
    • E21B47/10Locating fluid leaks, intrusions or movements

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Geophysics (AREA)
  • Measuring Fluid Pressure (AREA)
  • Drilling Tools (AREA)
  • Ceramic Products (AREA)

Description

Betr.: Inrichting voor het meten van de via een pijp getransporteerde boorputfluïdumstroom.
De uitvinding heeft betrekking op een boorputfluïdumstroom-meetinrichting, welke bestemd is om in en uit een boorput te worden bewogen door middel van een op te spoelen buis waarin zich een kabel van het draadlijn-type bevindt.
Het is dikwijls nodig het type fluïdum en de fluïdumstroom-snelheid van een fluïdum, dat aan een boorput wordt toegevoerd, met verschillende intervallen te evalueren teneinde de fluïdum-reservoirwerking te evalueren. De Amerikaanse octrooiaanvrage Serial No. 07/305.250 is gericht op bepaalde verbeteringen in stelsels voor het meten van de stroom van een fluïdum, welke via een pijp aan een boorput wordt toegevoerd. Een publicatie getiteld: "Production Logging - The Key toï·. Optimum Well Performance" van R.T. Wade e.a. in Journal of Petroleum Technology, februari 1965, Society of Petroleum Engineers, Richardson, Texas, beschrijft een combinatie van een opblaasbare pakking en stroommeter om de stroom van boorputfluida met gekozen productieintervallen uit een reservoir te evalueren. Bepaalde verbeteringen bij een instrument of een inrichting van het stroommetertype van het bovenbeschreven algemene soort, beschreven in de bovengenoemde publicatie, worden wenselijk geacht, waaronder de totale opstelling van de componenten van de inrichting, de aanwezigheid van organen om het bedrijfsfluïdum naar de opblaasbare pakking te transporteren en een regelventiel voor het besturen van het oppompen en laten leeglopen van de pakking.
De uitvinding heeft betrekking op deze verbeteringen en deze zijn meer volledig in de gedetailleerde beschrijving, welke hierna volgt, aangegeven.
De uitvinding voorziet in een verbeterde inrichting voor inbreng in een boorput teneinde de stroomsnelheid evenals bepaalde andere karakteristieken van fluïda, welke door een boorput worden bewogen, te meten. Sommige belangrijke aspecten van de uitvinding omvatten de algemene opstelling van de componenten van de inrichting, het verschaffen van een verbeterde wijze van het transporteren van het fluïdum naar en uit een opblaasbare pakking, welke deel ii-itmaakt van de inrichting, en een uniek besturingsventiel, dat hydraulisch kan worden bedreven onder gebruik van een via een pijpstelsel getransporteerd fluïdum teneinde handelingen uit te voeren om de pakking op te blazen en te laten leeglopen.
De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij tonen: fig. IA t/m II een centrale langsdoorsnede van het werktuig volgens de uitvinding; fig. 2 een doorsnede, beschouwd over de lijn 2-2 van fig.lD; en fig.3 beschouwd over de lijn 3-3 van fig. IE.
In de hiernavolgende beschrijving zijn overeenkomstigeonderdelen in de toelichting resp. de tekening van dezelfde verwijzingen voorzien. De figuren van de tekening zijn niet noodzakelijkerwijs op schaal en bepaalde kenmerken zijn terwille van de duidelijkheid en beknoptheid enigszins schematisch weergegeven. De figuren van de tekening tonen bepaalde details van verbeteringen bij een inrichting voor het meten van de stroom van een via een buisstelsel getransporteerd fluïdum, als beschreven in de bovengenoemde octrooiaanvrage.
Verwijzende naar de figuren van de tekening zal de inrichting in het algemeen worden omschreven onder verwijzing naar de figuren IA t/m II en in een volgorde, waarbij de inrichting wordt beschreven van het z.g. boveneind daarvan, wanneer de inrichting in een in het algemeen verticale boorput is opgesteld, naar het onderste uiteinde daarvan. De inrichting volgens de uitvinding is in het geheel niet slechts geschikt om te worden toegepast bij verticale boorputten en is, in wezen, bijzonder gunstig om te worden toegepast bij ge-devieerde of in het algemeen horizontale boorputten.
De inrichting of het werktuig volgens de uitvinding is in het algemeen aangeduid met de verwijzing 10. Verwijzende naar de figuren IA en 1B omvat het werktuig 10 een eerste koppelsectie 12 om het werktuig te koppelen met een sectie van een opspoelbare pijp 14, door welke pijp zich een van een aantal geleiders voorziene elektrische kabel 16 uitstrekt, welke kabel in het algemeen bekend staat als een draadlijnkabel. Een verbindingsinrichting 18, in het algemeen van het type, beschreven in het Amerikaanse octrooi-schrift 4.759.406, omvat geschikte organen, waaronder stelschroeven 20 om een verbindingslichaam 22 met de pijp 14 te verbinden. Een inwendig onder veerspanning staand controleventiel 24, dat tegen een zittingsonderdeel 26 wordt voorgespannen, bezit een doorgaand kanaal om via dit kanaal de kabel 16 te kunnen laten passeren.
Een schroefveer 28 spant het controleventiel 24 in de gesloten positie voor om de stroom van boorputfluïda naar boven via de opspoelbare pijp 14 in hoofdzaak te beletten. In de verbindingsinrichting 18 zijn geschikte verankeringsorganen 30 aanwezig om de structurele mantel van de draadlijnkabel 16 t.o.v. het lichaam van de verbindingsinrichting te verankeren. In het lichaam 22 van de verbindingsinrichting is via de zitting 26 een fluïdumstroom-kanaal 32 aanwezig, en in de verankeringsorganen 30 zijn geschikte kanalen 33 gevormd. Derhalve kan fluïdum onder geschikte druk via de zitting 26 vrij stromen, wanneer het ventielsluitonderdeel 24 zich in de open positie bevindt, en de kanalen 33 in de verankeringsorganen 30 zich uitstrekken naar een inwendig kanaal 34 in de koppeling 12.
Zoals aangegeven in de fig. 1B en IC is de koppeling 12 verbonden met een langwerpig centralisatielichaamsonderdeel 38, waarin eveneens een inwendig kanaal 39 is gevormd voor het voeren van een fluïdumstroom en het geleiden van de geleiderdraden 17 van de draadlijnkabel 16. Het centralisatielichaam 38 dient voor het ondersteunen van een geschikt centralisatiemechanisme 37, dat niet gedetailleerd zal worden beschreven en van het type kan zijn, beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 4.830.105. Het centralisatiemechanisme 37 is bijzonder geschikt om te worden toegepast bij toepassingen van het werktuig 10 in gedevieerde of horizontale boorputten.
Thans verwijzende naar de fig. IC en 1D, is het centralisatielichaam 38 via schroefdraad verbonden met een aanpassingsonderdeel 40, dat eveneens is voorzien van een zich daardoor uitstrekkend centraal kanaal 41 voor het voeren van fluïdum onder druk en het vormen van een draadbaan voor de geleiderdraden 17. Het aanpassings-onderdeel 40 is met een werktuighuisonderdeel 44 gekoppeld door een moer 46, die onder schroefdraad samenwerkt met het huisonderdeel 44 en samenwerkt met een dwarsschouder 47 op het aanpassingsonderdeel.
Het huisonderdeel 44 omvat een langwerpig, in het algemeen cylindrisch onderdeel waarin een boring 50 is gevormd, en waarin een geschikt filterelement 52 kan zijn opgesteld. Het huisdeel 44 omvat ook een aantal langwerpige kanalen 45, zie fig. 2, via welke, kanalen de geleiderdraden 17 zich kunnen uitstrekken en welke aan elk uiteinde van het huisdeel eindigen in geschikte verbindingselementen 54 resp. 56, zie ook fig. IE. De verbindingselementen 54 en 56 kunnen van een type zijn, dat in de handel verkrijgbaar is onder de handelsnaam Kemlon. De verbindingselementen 54 en 56 zijn voorzien van organen om de electrische geleiders 17 zonder lek van het fluïdum onder druk via de kanalen 45 door het huisdeel 44 te voeren. De boring 50 omvat een gedeelte 56, waarin een ventiel-afsluitonderdeel 58 van het klostype glijdbaar is opgesteld en kan worden bewogen onder invloed van het fluïdum onder druk in de boring 50, en wel vanuit de afgebeelde positie naar een tweede positie, teneinde de stroom van fluïdum onder druk via het huisdeel 44 naar later meer gedetailleerd te beschrijven kanaalorganen mogelijk te maken. Het afsluitonderdeel 58 omvat een ringvormige holte 59 en een daarop gevormd stuurdrukvlak 60, waarbij dit laatste dient om het afsluitonderdeel naar de tweede positie te doen bewegen.
Het afsluitonderdeel 58 wordt naar de afgebeelde positie bewogen door een schroef veer 62, welke in een uiteinde van de boring 56 is ondergebracht en het afsluitonderdeel 58 beïnvloedt.
Het huisdeel 44 omvat voorts fluidumstroomkanalen 64, 66 en 68, die in verbinding staan met de boring 56 om fluïdum naar overeenkomstige respectieve kanalen 70 en 72 te voeren. Zoals aangegeven in de figuren 1D en IE, omvat het kanaal 72 een gedeelte 73 dat zich door een eindgedeelte 75 van het lichaamsdeel 44 uitstrekt en waarin een omtreksgroef 74 is gevormd, die in verbinding staat met het kanaal 73. Het kanaal 72, 73 kan ook in verbinding staan met een kanaal 76, dat via het huisdeel 44 uitkomt aan de buitenzijde van het werktuig 10. Een druktransducent 80, fig. IE, staat in verbinding met het kanaal 73 om de druk daarin te bepalen. Een hoge-drukontluchtingsventiel 82 staat in verbinding met het kanaal 72 om fluïdum naar de buitenzijde van het werktuig af te voeren en een lage-drukontluchtingsventiel 84 bevindt zich in het kanaal 76 om het kanaal 73 te ontluchten en een stroom van boorputfluïda naar de boring 56 om de kanalen 72, 73 te beletten . Zoals aangegeven in fig. 1D, bevindt zich tussen de kanalen 64 en 66 een instelbaar stroombesturingsventiel 67 en zijn de respectieve afgeheelde kanaaluiteinden door pluggen 69 afgesloten.
Het huisdeel 44 is via een geschikte van schroefdraad voorziene koppeling 92, fig. 1D, verbonden met een langwerpig cylindrisch huisdeel 90. Het huisdeel 90 omvat een betrekkelijk grote inwendige holte 94, fig. IE, welke bestemd is om geschikte electrische schakelingen onder te brengen in een omhulsel 98 ten gebruike bij bepaalde boorputfluïdummeetinstrumenten, welke later zullen worden beschreven. De geleiderdraden 17 strekken zich vanuit de verbin-dingsonderdelen 56 naar het omhulsel 98 uit om signalen tussen het omhulsel en geschikte instrumenten of besturings- en registratie-schakelingen, welke zich aan het aardoppervlak bevindt, over te dragen wanneer het werktuig 10 zich in de boorput bevindt. Zoals aangegeven in de fig. IE en 3 omvat het huisdeel 90 een langwerpige zich in axiale richting uitstrekkende groef 100, die in de omtrek daarvan is gevormd, en in welke groef fluïdumgeleidingsorganen, voorzien van een buis 102, zijn ondergebracht en op een geschikte wijze in de groef zijn bevestigd, b.v. door de buis op zijn plaats te solderen of te lassen. De huis 102 strekt zich naar het eind van het huisdeel 90 tegenover het eind, dat met het huisdeel 44 is verbonden, uit.
Geschikte dwarskanalen 104 en 106, fig. IE, brengen het stroomkanaal van de buis 102 in communicatie met de omtreksgroef 74 respectievelijk een omtreksgroef 108. De groef 108 is gevormd in een tussenkoppeling 110 van het werktuig 10. De koppeling 110 is op een geschikte wijze via schroefdraad verbonden met het huisdeel 90, als aangegeven in fig. IE. Een centraal draadkanaal 111 strekt zich door de koppeling 110 uit en een fluïdumkanaal 109, dat in verbinding staat met de groef 108 en de groef 112, is tevens in het koppeldeel 110 gevormd en staat in stroomcommu-nicatie met een fluldum-voerende buis 114, welke zich bevindt aan de omtrek van een derde huisdeel 116, overeenkomende met het huis-deel 90. Het huisdeel 116 is eveneens via schroefdraad verbonden met de koppeling 110. Een dwarskanaal 115 stelt de groef 112 in verbinding met de buis 114. Geschikte o-ringafdichtingen 107 beletten een fluldumlek tussen de delen 90 en 44, tussen de delen 90 en 110 en tussen de delen 110 en 116, evenals bepaalde andere componenten van het werktuig 10, als weergegeven.
Zoals aangegeven in fig. 1F, omvat het huisdeel 116 ook een langwerpig, in het algemeen cylindrisch onderdeel met een innerlijke holte 120 met grote diameter in communicatie met geschikte fluïdumuittreedpoorten 122. Een stroommeter 124 van het turbine-type is in het huisdeel 116 ondersteund en bevindt zich in de holte 120 om de stroom van fluïdum via de holte en uit de uittreedpoort 122 te meten. Andere geschikte meetinstrumenten kunnen in de holte 120 of in bepaalde kanalen, welke daarnaar voeren, en welke later zullen worden beschreven, worden opgesteld, zoals instrumenten, die de samenstelling, de temperatuur, de dichtheid en/of de druk van het fluïdum, dat door de holte 120 stroomt, bepalen. De stroommeter 124 kan van een type zijn, dat wordt vervaardigd door Halliburton Company, Ft. Worth, Texas.
Het huisdeel 116 is via schroefdraad gekoppeld met een andere koppeling 132, welke is voorzien van een daarin gevormde omtreks-groef 134, een langwerpig kanaal 136, dat in verbinding staat met de groef, en een boorputfluïdumstroomkanaal 138, dat zich daardoor uitstrekt. Thans verwijzende naar fig. IE omvat de koppeling 132 een dwarsflensgedeelte 137 en een langwerpig gedeelte 139 met gereduceerde diameter, dat zich uitstrekt in een huisdeel 141 met een geschikt boringsgedeelte 143, dat een inwendig profiel bezit, dat bestemd is voor het opnemen van een geschikt niet weergegeven vangwerktuig. Het kanaal 136 staat via dwarskanalen 145 en 147 in verbinding met een langwerpig, longitudinaal fluïdum-voerend kanaal 149, dat in het huisdeel 141 is gevormd.
Het distale eind 151 van het koppelingsgedeelte 139 is van inwendige schroefdraad voorzien en is via schroefdraad gekoppeld met breekbare koppelorganen, welke zijn voorzien van een langwerpige buisvormige bout 153 met een kopgedeelte 155 en een halsgedeelte 157 met gereduceerde diameter, dat een vooraf bepaalde diameter heeft teneinde zich af te scheiden onder een geschikte trekbelasting, welke de neiging heeft om de koppeling 132 van het huisdeel 141 weg te trekken. De bout 153 bevindt zich in een boring 159, welke in het huisdeel 141 is gevormd, en tussen de kop 155 en een geflensde kraag 163, welke zich eveneens in de boring 159 bevindt, is een aantal bellville-veren 151 aangebracht. Onder een constante, vooraf bepaalde trekkracht, die op de koppeling 132 in opwaartse richting wordt uitgeoefend, beschouwd in fig. 1G, kan het gedeelte van het werktuig 10 boven het huisdeel 141 worden afgescheiden van het huisdeel en die gedeelten van het werktuig, welke zich onder de koppeling 137 bevinden. Zoals aangegeven in fig. 1G, omvat de bout 153 een centraal flurdumkanaal 164, dat in verbinding staat met het kanaal 138 en met een kanaal 166, dat is gevormd in weer een andere koppeling 168, die via schroefdraad met het huisdeel 141 is gekoppeld.
De koppeling 168 is op zijn beurt verbonden met de boorput-afdichtorganen, welke zijn voorzien van een opblaasbare pakking, die in het algemeen is aangegeven met de verwijzing 140, en deze koppeling kan een integraal gedeelte van de pakking vormen. De pakking 140 kan van het type zijn, dat in de handel verkrijgbaar is, zoals een gewijzigd type CT-pakking, verkrijgbaar bij TAM International, Ine., Houston, Texas. De pakking 140 omvat een geschikt ringvormig blaaselement 142, dat bestemd is om radiaal naar buiten in samenwerking met een boorputwand te worden gedrukt teneinde een in hoofdzaak fluïdumdichte afdichting met een dergelijke wand te vormen, zodat boorputfluida, welke in de boorput naar boven wensen te stromen, gedwongen worden zich door een centraal kanaal 144 te bewegen, dat gevormd is in een in hoofdzaak stijve buisvormige doorn 146, welke deel uitmaakt van de pakking 140. Fluïdum onder druk voor het oppompen of in radiale richting doen uitzetten van de blaas 142 wordt toegevoerd via het kanaal 149, een dwarskanaal 167, een ringvormige groef 169 in de koppeling 168 en een in het algemeen longitudinaal kanaal 170, dat zich door de koppeling 168 uitstrekt.
.Thans verwijzend naar fig. II is het onderste uiteinde van de pakking 140 voorzien van een in hoofdzaak stijf einddeel 150, dat op de wijze van een huls glijdbaar samenwerkt met de doom 146 en op een geschikte wijze met de opblaasbare blaas 142 is verbonden. Geschikte afdichtingen 152 bevinden zich tussen het einddeel 150 en het buitenvlak van de doorn 146. Het kanaal 144 strekt zich naar het eind van de doom 146 uit en is aan het onderste uiteinde daarvan afgesloten door een centralisatieplug 154, die aan de doorn is bevestigd. In de zijwand van de doorn 146 zijn fluïdum-inlaatpoortorganen 156 aanwezig, welke normaliter zijn afgesloten door een afsluitdeel 158, dat aan het onderste uiteinde van het einddeel 150 is bevestigd. Het afsluitdeel 158 is voorzien van een afschuifschroef 176, welke zich uitstrekt in een gleuf 178, die in het buitenvlak van de doorn 146 is gevormd. Een overdruk-ontluchtingsplug 180 bevindt zich in het einddeel 150 en staat in verbinding met de ruimte 182, gevormd tussen de blaas 142 en de doorn 146 teneinde een overdruk in de blaas tijdens het oppompen of doen uitzetten daarvan te beletten. Dankzij de aanwezigheid van de fluïduminlaatpoorten 156 en het afsluitonderdeel 158 wordt wanneer het werktuig 10 in een boorput wordt ingebracht, belet, dat fluïdum via de centrale kanalen stroomt, welke in verbinding staan met de instrumenten, zoals de stroommeter 124, voordat het werktuig voor het gebruik gereed is en de pakkingsblaas 142 radiaal is uitgezet naar een positie, waarbij de boorput is afgedicht.
Wanneer de blaas 142 aan een toenemende fluïdumdruk in de ruimte 182 wordt onderworpen, zullen het einddeel 150 en het afsluitdeel 158 gedwongen worden zich naar boven te bewegen, beschouwd in fig. II, en wel in een glijrelatie t.o.v. de doorn 146. Bij een voorafbepaalde kracht, welke een gevolg is van het naar buiten uitzetten van de blaas 142, zal de schroef 176 bij het scheidingsvlak tussen de boring 181 in het einddeel 158 en het buitenvlak van de doorn 146 afschuiven teneinde het mogelijk te maken, dat het einddeel 150 zich vrij naar boven beweegt en de poort 156 vrijgeeft wanneer de blaas 142 zich in afdichtende samenwerking met de boorputwand beweegt.
Gemeend wordt, dat de werking van het werktuig 10 gemakkelijk kan worden begrepen uit de bovenstaande omschrijving van de componenten en de funktie daarvan. Echter wordt in het kort het werktuig of de inrichting ingebracht in een boorput, bij voorkeur aan het eind van een opwikkelbare buis 14, en wordt wanneer de inrichting zich op een gewenste plaats in de boorput bevindt, de pakking 140 beïnvloed teneinde de blaas 142 in radiale richting te doen uitzetten voor het vormen van een fluïdumdichte afdichting in de boorput. Fluïdum onder druk wordt via de opwikkelbare buis 14 naar beneden gevoerd teneinde het zuigervlak 60 van het ventiel-afsluitonderdeel 58 te beïnvloeden om het afsluitonderdeel uit de in fig. 1D afgeheelde positie te bewegen naar een tweede positie, waarin de kanalen 64, 68 in verbinding staan met het kanaal 72, 73 terwijl de communicatie tussen het kanaal 76 en het kanaal 72 wordt geblokkeerd.
In de tweede positie van het ventielafsluitonderdeel 58 wordt fluïdum onder druk naar de pakking 140 geleid via het kanaal 72, 73, de buis 102, het kanaal 198, de buis 114, het kanaal 136, het kanaal 149 en het kanaal 170 naar de ruimte 182.
Wanneer het pakkingselement 142 radiaal uitzet in samenwerking met de boorputwand schuift het einddeel 150, 158 naar boven, beschouwd in fig. II, teneinde de inlaatpoort 156 vrij te geven, waardoor het fluïdum zich naar boven, beschouwd in de figuren van de tekening, via de kanalen 144, 166, 164 en 138 naar de holte 120 en daarna naar buiten via de poorten 122 in de boorput boven het pakkingselement 142 kan bewegen.
In het onwaarschijnlijke geval dat de pakking 140 in de boorput klem raakt, kan een groot gedeelte van het werktuig 10 uit de boorput worden verwijderd door op het werkfcuiggedeelte, dat zich boven het koppelingsdeel 139 uitstrekt, een naar boven gerichte trekkracht uit te oefenen tot dat de breekbare koppeling, gevormd door de bout 153, scheurt bij het zwakke punt 157, waardoor slechts het gedeelte van het werktuig, dat het huisdeel 141 en de pakking 140 omvat, in de boorput achterblijft. Op deze wijze kunnen dure instrumenten, zoals de stroommeter 124 en het grootste gedeelte van het werktuig 10 uit de put worden verwijderd zelfs indien de pakking klem raakt.
Het werktuig 10 kan natuurlijk van tijd tot tijd op een selectieve wijze in de boorput worden gepositioneerd door het hoger te maken, dat de fluïdumdruk in de holte 50, fig. 1D, afneemt.
De druk kan aan het oppervlak via de buis 14 worden gereduceerd.
Wanneer fluïdum onder druk via de buis 14 naar beneden wordt gevoerd om het zuigervlak 60 te beïnvloeden wordt de stroom van fluïdum via de kanalen 64, 66 en 70 bij de verbinding van de kanalen 64 en 66 beperkt door de instelbare smoorklep 67. Derhalve kan de druk, waarbij het afsluitonderdeel 58 zich verschuift naar een positie, waarbij de holte 59 in communicatie wordt gebracht met de kanalen 68 en 72 teneinde een fluïdumstroom naar het kanaal 72, 73 mogelijk te maken en de communicatie tussen de kanalen 73 en 76 te blokkeren, worden ingesteld. Wanneer het ventielsluitonderdeel 58 zich in de beschreven tweede positie bevindt, wordt de communicatie tussen de kanalen 66 en 70 met elkaar geblokkeerd. Het drukont-•luchtingsventiel 82 kan worden ingesteld bij een druk, waarbij tevens een overdruk van de uitzetbare blaas 142 wordt vermeden.
Men kan de fluïdumdruk in de boring 50 reduceren door het ven-tielafsluitonderdeel 24 niet absoluut fluïdumdicht uit te voeren wanneer dit op de zitting 26 rust doch slechts een aanzienlijke tegenstroom van fluïdum langs de buisstreng 14 naar boven optreedt.
Wanneer derhalve de druk in de buis 14 wordt gereduceerd, zal het ven-tielafsluitonderdeel 58 naar de in fig. IE afgebeelde positie terugschuiven teneinde het mogelijk te maken, dat de fluïdumdruk uit de ruimte 182 wordt afgevoerd via de kanalen tussen de ruimte en het ventielafsluitonderdeel, zodat fluïdum vanuit het kanaal 73 via het boringsgedeelte 56 en uit de boorput via het kanaal 76 en het lagedrukcontroleventiel 84 kan worden gevoerd.
Het werktuig 10 kan zijn vervaardigd uit conventionele materialen, welke worden gebruikt voor in een boorput aan te brengen werktuigen van een soortgelijk type. Het zal de vakman duidelijk zijn, dat bepaalde funkties die hier voor bepaalde elementen, zoals het afsluitonderdeel 58 zijn beschreven, kunnen worden bestuurd door andere middelen, zoals een geschikte electromotor, voorzien van een bedieningsinrichting van het solenoïde-type om het af-sluitonderdeel uit de afgebeelde positie naar de bovenbeschreven tweede positie te verschuiven.

Claims (19)

1. Werktuig bestemd om te worden ingebracht in een boorput voor het bepalen van een gekozen eigenschap en toestand van fluïdum, dat in de boorput aanwezig is, welk werktuig bestemd is om in de boorput te worden ingebracht aan het eind van een langwerpige buisstreng, welke buisstreng bestemd is om fluïdum onder druk aan het werktuig toe te voeren, gekenmerkt door verbindingsorganen om het werktuig met de boorstreng te verbinden, huisorganen, welke met de verbindingsorganen zijn verbonden en zijn voorzien van daarin aanwezige kanaalorganen voor het opnemen van een fluïdum onder druk uit de buisstreng, door fluïdumdruk bediende afdichtorganen op het werktuig, die in responsie op het ontvangen van een fluïdum onder druk uit de buisstreng een in hoofdzaak fluïdumdichte afdichting in de boorput vormen, en ventielorganen in het werktuig om de stroom van fluïdum onder druk naar de afdichtorganen uit de buisstreng zodanig te regelen, dat wordt veroorzaakt dat de afdichtorganen de afdichting vormen, welke ventielorganen zijn voorzien van een afsluitonderdeel, dat kan worden bedreven door fluïdum onder druk uit de buisstreng teneinde uit een eerste positie naar een tweede positie te worden bewogen om het fluïdum onder druk naar de afdichtorganen te voeren.
2. Werktuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de huisorganen zijn voorzien van kanaalorganen, die daarin aanwezig zijn, om fluïdum onder druk vanuit de afdichtorganen naar de buitenzijde van het werktuig te voeren, wanneer het afsluitonderdeel zich in de genoemde eerste positie bevindt.
3. Werktuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de huisorganen zijn voorzien van een eerste huisdeel met daarin een holte voor het opnemen van electrische ketenorganen, en de kanaalorganen zijn voorzien van een longitudinaal kanaal, dat zich langs het eerste huisdeel en om de holte uitstrekt.
4. Werktuig volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het longitudinale kanaal zich langs de omtrek van het eerste huisdeel uitstrekt.
5. Werktuig volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het longitudinale kanaal wordt gevormd door huisorganen, die aan het eerste huisdeel zijn bevestigd.
6. Werktuig volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de huisorganen zijn voorzien van een tweede huisdeel voorzien van een holte, die daarin is gevormd en welke een stroombaan voor boor-putfluldum bepaalt, welk fluïdum door het werktuig stroomt, waarbij de holte in verbinding staat met uittreedpoortorganen, en waarbij een stroommeter in het tweede huisdeel is opgesteld en organen aanwezig zijn, welke een longitudinaal kanaal in het tweede huisdeel vormen en zich door het tweede huisdeel tussen het eerste huisdeel en de afdichtorganen uitstrekken.
7. Werktuig volgens conclusie 6, gekenmerkt door koppelorganen tussen het eerste huisdeel en het tweede huisdeel, voorzien van kanaalorganen om een fluïdum onder druk tussen de longitudinale kanalen in de respectieve huisdelen te voeren.
8. Werktuig volgens conclusie 7, gekenmerkt door breekbare koppelorganen, welke de huisorganen met de afdichtorganen verbinden en in responsie op een op de huisorganen uitgeoefende trekkracht de huisorganen t.o.v. de afdichtorganen scheiden.
9. Werktuig volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de breekbare koppelorganen zijn voorzien van een breekbaar onderdeel met daarin kanaalorganen om boorputfluïdum naar het tweede huisdeel te voeren.
10. Werktuig volgens conclusie 1, gekenmerkt door organen welke met de afdichtorganen samenwerken en zijn voorzien van een boorputfluïdumstroomkanaal om boorputfluïdum via de pakking naar het tweede huisdeel te voeren.
11. Werktuig volgens conclusie 10, gekenmerkt door ventiel-organen, welke normaliter het boorputfluïdumstroomkanaal afsluiten en in responsie op een toevoer van het fluïdum onder druk aan de afdichtorganen het boorputfluïdumstroomkanaal naar de boorput openen.
12. Werktuig bestemd om te worden ingebracht in een boorput teneinde te voorzien in een volledige boorputfluïdumstroommeting bij een gekozen interval in de boorput, welk werktuig bestemd is om in en uit de boorput te worden bewogen op het distale eind van een langwerpige buisstreng, gekenmerkt door verbindingsorganen om het werktuig met de buisstreng te verbinden om fluïdum onder druk vanuit de buisstreng naar het werktuig te voeren en electrische geleiderdraden uit de buisstreng naar het werkstuk te leiden, een opblaasbare pakking, welke dient voor het vormen van in hoofdzaak fluïdumdichte afdichting in de boorput, een eerste huis-deel voor het ondersteunen van de pakking en voorzien van kanaal-organen, welke zich daardoor uitstrekken om boorputfluïdum vanaf één zijde van de pakking naar de andere zijde van de pakking in hoofdzaak in de lengterichting door het werktuig te geleiden, een tweede huisdeel, dat met het eerste huisdeel is verbonden en voorzien is van een holte voor het opnemen van boorputfluïdum, en uittreedpoorten.in het tweede huisdeel, die in communicatie met de holte staan, fluïdumstroommeterorganen voor het meten van fluïdumstroomsnelheid door de holte en naar de uittreedpoorten, en besturingsventielorganen op het werktuig om de stroom voor fluïdum uit de buisstreng naar de pakking en vanuit de pakking naar het uitwendige van het werktuig te regelen, welke besturingsventielorganen zijn voorzien van een afsluitonderdeel, dat in responsie op een fluïdum onder druk, dat dit onderdeel beïnvloedt, vanuit een eerste positie, waarbij de stroom van fluïdum onder druk naar de pakkingsinrichting wordt geblokkeerd naar een tweede positie om een stroom van fluïdum uit de buisstreng naar de pakking mogelijk te maken teneinde de pakking op te blazen, te bewegen, waarbij de besturingsventielorganen vanuit de tweede positie naar de eerste positie kunnen worden bewogen om een stroom van fluïdum uit de pakking naar de buitenzijde van het werktuig mogelijk te maken.
13. Werktuig bestemd om te worden ingebracht in een boorput voor het bepalen van een gekozen eigenschap en/of toestand van een fluïdum, dat in de boorput aanwezig is, welk werktuig bestemd is om in de boorput te worden ingebracht aan het eind van een langwerpige buisstreng, welke buisstreng bestemd is om fluïdum onder druk aan het werktuig toe te voeren, gekenmerkt door verbindingsorganen om het werktuig met de buisstreng te verbinden,huisorganen, die met de verbindingsorganen zijn verbonden en vandaar in aanwezige kanaalorganen zijn voorzien voor het opnemen van fluïdum onder druk uit de buisstreng, door een fluïdum onder druk beïnvloede afdichtorganen op het werktuig, die in responsie op het ontvangen van fluïdum onder druk uit de buisstreng een in hoofdzaak fluïdumdichte afdichting in de boorput vormen, waarbij de huisorganen zijn voorzien van een eerste huisdeel voorzien van een holte, die daarin is gevormd en een stroombaan voor boorputfluïdum, dat door het werktuig stroomt, bepalen, waarbij de holte in verbinding staat met uittreedpoortorganen, en instrumentorganen, welke in het eerste huisdeel zijn ondergebracht en in verbinding staan met de holte, en breekbare koppelorganen, welke de huisorganen met de afdichtorganen verbinden en in responsie op een vooraf bepaalde trekkracht, die op de huisorganen wordt uitgeoefend, de huisorganen t.o.v. de afdichtorganen scheiden.
14. Werktuig volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de breekbare koppelorganen zijn voorzien van een breekbaar onderdeel met daarin kanaalorganen om boorputfluïdum naar het eerste huisdeel te voeren.
15. Werktuig volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de huisorganen zijn voorzien van daarin aanwezige kanaalorganen om fluïdum onder druk vanuit de afdichtorganen naar de buitenzijde van het werktuig te voeren.
16. Werktuig volgens conclusie 13,gekenmerkt door organen, die een longitudinaal kanaal in het eerste huisdeel vormen en zich door het eerste huisdeel tussen de verbindingsorganen en de afdichtorganen uitstrekken om fluïdum onder druk vanuit de buisstreng naar de afdichtorganen te voeren.
17. Werktuig volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de huisorganen zijn voorzien van een tweede huisdeel tussen de verbindingsorganen en de afdichtorganen en voorzien van een longitudinaal kanaal, dat zich langs het tweede huisdeel en in fluïdumstroom-communicatie met het longitudinale kanaal in het eerste huisdeel uitstrekt.
19. Werktuig volgens conclusie 16, gekenmerkt door ventielorganen in het werktuig om de stroom van fluïdum onder druk naar de afdichtorganen uit de buisstreng te regelen teinde te veroorzaken, dat de afdichtorganen de afdichting vormen, welke ventielorganen zijn voorzien van een afsluitonderdeel, dat kan worden bedreven door fluïdum onder druk vanuit de buisstreng teneinde uit een eerste positie naar een tweede positie voor het overdragen van fluïdum onder druk naar de afdichtorganen te bewegen.
19. Werktuig volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de huisorganen zijn voorzien van daarin aanwezige kanaalorganen om een fluïdum onder druk vanuit de afdichtorganen naar de buitenzijde van het werktuig te voeren, wanneer het afsluitonderdeel zich in de genoemde eerste positie bevindt.
NL9022119A 1989-11-15 1990-11-15 Inrichting voor het meten van de via een pijp getransporteerde boorputfluidumstroom. NL9022119A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US43685089 1989-11-15
US07/436,850 US5018574A (en) 1989-11-15 1989-11-15 Tubing conveyed wellbore fluid flow measurement apparatus

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9022119A true NL9022119A (nl) 1991-10-01

Family

ID=23734081

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9022119A NL9022119A (nl) 1989-11-15 1990-11-15 Inrichting voor het meten van de via een pijp getransporteerde boorputfluidumstroom.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US5018574A (nl)
BR (1) BR9007026A (nl)
CA (1) CA2045537A1 (nl)
DE (1) DE4091862T (nl)
GB (1) GB2245015B (nl)
NL (1) NL9022119A (nl)
NO (1) NO301656B1 (nl)
WO (1) WO1991007567A1 (nl)

Families Citing this family (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4928759A (en) * 1989-02-01 1990-05-29 Atlantic Richfield Company Tubing conveyed wellbore fluid flow measurement system
FR2663979B1 (fr) * 1990-06-29 1993-06-11 Inst Francais Du Petrole Dispositif perfectionne d'activation et de mesure pour puits non eruptifs en cours de production.
GB9025230D0 (en) * 1990-11-20 1991-01-02 Framo Dev Ltd Well completion system
US5350018A (en) * 1993-10-07 1994-09-27 Dowell Schlumberger Incorporated Well treating system with pressure readout at surface and method
US5404948A (en) * 1994-04-11 1995-04-11 Atlantic Richfield Company Injection well flow measurement
US5706892A (en) * 1995-02-09 1998-01-13 Baker Hughes Incorporated Downhole tools for production well control
AU3906797A (en) * 1996-08-01 1998-02-25 Camco International, Inc. Method and apparatus for the downhole metering and control of fluids produced from wells
US5961841A (en) * 1996-12-19 1999-10-05 Camco International Inc. Downhole fluid separation system
US6192982B1 (en) * 1998-09-08 2001-02-27 Westbay Instruments, Inc. System for individual inflation and deflation of borehole packers
US6367545B1 (en) 1999-03-05 2002-04-09 Baker Hughes Incorporated Electronically controlled electric wireline setting tool
GB2386143B (en) * 1999-03-05 2003-10-22 Baker Hughes Inc Method of setting an inflatable element using an electric wireline setting tool
AU781820B2 (en) * 1999-12-03 2005-06-16 Baker Hughes Incorporated Fluid cut control device
US6568481B2 (en) * 2001-05-04 2003-05-27 Sensor Highway Limited Deep well instrumentation
US6834727B2 (en) * 2003-01-07 2004-12-28 Baker Hughes Incorporated Emergency deflate mechanism and method for inflatable packer assemblies
EP2122120B1 (en) 2007-02-12 2019-06-19 Weatherford Technology Holdings, LLC Apparatus and methods of flow testing formation zones
US7878242B2 (en) * 2008-06-04 2011-02-01 Weatherford/Lamb, Inc. Interface for deploying wireline tools with non-electric string
JP5040977B2 (ja) * 2009-09-24 2012-10-03 住友電気工業株式会社 窒化物半導体基板、半導体装置およびそれらの製造方法

Citations (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2829518A (en) * 1953-12-17 1958-04-08 Exxon Research Engineering Co Subsurface flow meter
US3036460A (en) * 1959-04-10 1962-05-29 Jersey Prod Res Co Fluid meter
US3066739A (en) * 1958-12-10 1962-12-04 Schlumberger Well Surv Corp Borehole apparatus
US3103812A (en) * 1957-03-18 1963-09-17 Continental Oil Co Fluid analyzing tool
US3107729A (en) * 1960-05-09 1963-10-22 Jersey Prod Res Co Apparatus for drill stem testing
US3292431A (en) * 1964-05-15 1966-12-20 Cardinal Surveys Company Flow measuring devices
US3776308A (en) * 1971-08-17 1973-12-04 Lynes Inc Safety valve arrangement for controlling communication between the interior and exterior of a tubular member
US3850240A (en) * 1972-06-14 1974-11-26 Lynes Inc Tool for running on a drill string in a well bore
US4420159A (en) * 1982-08-13 1983-12-13 Completion Tool Company Packer valve arrangement
US4648448A (en) * 1984-12-20 1987-03-10 Tam International, Inc. Packer assembly
US4787446A (en) * 1987-05-01 1988-11-29 Atlantic Richfield Company Inflatable packer and fluid flow control apparatus for wellbore operations
NL9020186A (nl) * 1989-02-01 1991-02-01 Atlantic Richfield Co Stroommeetsysteem voor door een stijgbuis getransporteerd putfluidum.

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4759406A (en) * 1987-02-25 1988-07-26 Atlantic Richfield Company Wireline tool connector with wellbore fluid shutoff valve
US4830105A (en) * 1988-02-08 1989-05-16 Atlantic Richfield Company Centralizer for wellbore apparatus

Patent Citations (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2829518A (en) * 1953-12-17 1958-04-08 Exxon Research Engineering Co Subsurface flow meter
US3103812A (en) * 1957-03-18 1963-09-17 Continental Oil Co Fluid analyzing tool
US3066739A (en) * 1958-12-10 1962-12-04 Schlumberger Well Surv Corp Borehole apparatus
US3036460A (en) * 1959-04-10 1962-05-29 Jersey Prod Res Co Fluid meter
US3107729A (en) * 1960-05-09 1963-10-22 Jersey Prod Res Co Apparatus for drill stem testing
US3292431A (en) * 1964-05-15 1966-12-20 Cardinal Surveys Company Flow measuring devices
US3776308A (en) * 1971-08-17 1973-12-04 Lynes Inc Safety valve arrangement for controlling communication between the interior and exterior of a tubular member
US3850240A (en) * 1972-06-14 1974-11-26 Lynes Inc Tool for running on a drill string in a well bore
US4420159A (en) * 1982-08-13 1983-12-13 Completion Tool Company Packer valve arrangement
US4648448A (en) * 1984-12-20 1987-03-10 Tam International, Inc. Packer assembly
US4787446A (en) * 1987-05-01 1988-11-29 Atlantic Richfield Company Inflatable packer and fluid flow control apparatus for wellbore operations
NL9020186A (nl) * 1989-02-01 1991-02-01 Atlantic Richfield Co Stroommeetsysteem voor door een stijgbuis getransporteerd putfluidum.

Also Published As

Publication number Publication date
NO912703D0 (no) 1991-07-10
US5018574A (en) 1991-05-28
WO1991007567A1 (en) 1991-05-30
CA2045537A1 (en) 1991-05-16
NO301656B1 (no) 1997-11-24
GB2245015B (en) 1993-08-18
GB2245015A (en) 1991-12-18
GB9115019D0 (en) 1991-08-28
NO912703L (no) 1991-08-22
DE4091862T (nl) 1991-11-21
BR9007026A (pt) 1992-01-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL9022119A (nl) Inrichting voor het meten van de via een pijp getransporteerde boorputfluidumstroom.
US5350018A (en) Well treating system with pressure readout at surface and method
US4051897A (en) Well testing tool
CA2620016C (en) Methods, systems and apparatus for coiled tubing testing
US5297634A (en) Method and apparatus for reducing wellbore-fluid pressure differential forces on a settable wellbore tool in a flowing well
US5209304A (en) Propulsion apparatus for positioning selected tools in tubular members
US4787446A (en) Inflatable packer and fluid flow control apparatus for wellbore operations
US4928759A (en) Tubing conveyed wellbore fluid flow measurement system
US4083401A (en) Apparatus and methods for testing earth formations
US4134452A (en) Well testing tool
US4108243A (en) Apparatus for testing earth formations
US6032736A (en) Multi-gage blowout preventer test tool and method
US6044690A (en) Shearable multi-gage blowout preventer test tool and method
US4687055A (en) Wire-line controlled down-hole shut-in tool for wells
US2839144A (en) Well flow device
US5113703A (en) Tubing end locating apparatus for wellbores
US4867237A (en) Pressure monitoring apparatus
EP3670827B1 (en) Downhole isolation valve with a differential pressure indicator
US4635718A (en) Continuous obstruction monitor for well logging tools
CA2297003C (en) Flow measurement mandrel
US11208864B2 (en) Inflatable downhole packer tool
WO1998050676A1 (en) Shearable multi-gage blowout preventer test tool and method

Legal Events

Date Code Title Description
BB A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed