NL9002420A - Inrichting voor het bevoorraden van een voerbak. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het bevoorraden van een voerbak.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bevoorraden van ten minste een voerbak voor dieren, welke inrichting is voorzien van een transporthouder welke beweegbaar is langs een geleiding en is voorzien van een bestuurbare aandrijving, en welke transporthouder is voorzien van ten minste een wiel dat zowel voor de aandrijving als voor de afstandsmeting dienst doet.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Italiaanse octrooischrift 1.210.755. Bij deze bekende inrichting wordt de transporthouder ondersteund door vier wielen die telkens twee aan twee zijn gekoppeld en met behulp waarvan de transporthouder over een twee-sporige rail boven een aantal voeder-stations langs kan worden bewogen. De transporthouder kan nu bewegen tussen genoemde voederstations en een centraal opgestelde bunker. Bij de bekende inrichting is het geheel computerbestuurd uitgevoerd, dat wil zeggen dat na het vullen van de transporthouder deze wordt verplaatst naar een vooraf gekozen voederstation, daar zijn lading lost, om vervolgens weer terug te keren naar de bunker. De aandrijving van de transporthouder vindt plaats door één van de beide stellen wielen, terwijl het andere stel wielen dient voor de afstandsmeting met behulp van bijvoorbeeld een pulsteller.

Een nadeel van deze bekende inrichting is dat deze in bochten van de geleiding problemen geeft daar de afgelegde afstand van de buitenwielen altijd groter zal zijn dan die van de binnenwielen.

Een verder nadeel wordt daardoor gevormd dat de constructie duur is. Nog een ander nadeel wordt daardoor gevormd dat bij ongelijkmatige belasting van de wielen als gevolg van schranken in casu uitzwenken bij hogere snelheden eveneens problemen optreden.

De uitvinding beoogt genoemde nadelen op te heffen.

Hiertoe vertoont de inrichting van de in de aanhef genoemde soort het kenmerk, dat de geleiding bestaat uit een monorail en de transporthouder is voorzien van één enkel als drager voor de transporthouder uitgerust wiel, welke drager voorts is uitgerust met een aantal geleiderollen die de drager in de transportrichting opsluiten. Op deze wijze is een constructie gecreëerd die een slingeren van de transporthouder in de bochten bij hogere snelheden voorkomt.

Daarbij kan de drager zijn voorzien van een achttal geleiderollen met behulp waarvan de drager in zijdelingse richting kan worden opgesloten ten opzichte van de monorail.

Teneinde een kantelen van de drager bij vertragen en versnellen te voorkomen kan de drager eveneens zijn voorzien van een tweetal op afstand van elkaar met de hartlijn horizontaal opgestelde draag- of geleiderollen. De rollen bevinden zich bij voorkeur aan de beide zijdelingse uiteinden van de drager.

Daarbij kan ter plaatse van de bovenzijde van de drager een ophangwiel zijn aangebracht dat tevens dient als aandrijf-wiel en als meetwiel: op deze wijze kan worden zorg gedragen dat de drager met de last zich verticaal onder de geleiderail bevindt. Doordat het gewicht van de drager en de houder via dit wiel kan plaatsvinden zal bij het aandrijven van dit wiel geen slip tussen dit wiel en de geleiderail optreden: op deze wijze kan dit wiel tevens dienen voor de afstandsmeting. Het zal duidelijk zijn dat onder deze omstandigheden genoemd wiel bij voorkeur is vervaardigd van of is voorzien van een rubber-buitenmantel.

Voor het meten van de juiste afstand kan op bekende wijze gebruik worden gemaakt van een pulsteller.

In verdere uitwerking van de uitvinding kan, om een minimaal gewicht van het geheel te verkrijgen gebruik worden gemaakt van een hol uitgevoerde monorail. Doordat de drager uitsluitend nabij de boven- en onderzijde in aanraking is met geleiderollen blijven de zijkanten van de monorail tijdens het transport daarlangs van de drager vrij, zodat tevens een gemakkelijke bevestiging van de rail mogelijk is.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal thans, onder verwijzing naar de tekening .een uitvoeringsvoorbeeld van de voerinrichting worden beschreven, waarbij de bunker duidelijkheidshalve is weggesloten. In de tekening toont: fig. 1 een schematisch zijaanzicht van een deel van een voerinrichting volgens de uitvinding; fig. 2 een doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1; fig. 3 een aanzicht van de gehele voerinrichting; en fig. 4 een schematisch zijaanzicht van de inrichting volgens fig. 3, welke dus grote overeenkomsten vertoont met de inrichting volgens fig. 2.

Volgens de tekening is een voerinrichting voorzien van een transporthouder 1 die wordt ondersteund door een drager 2. De drager 2 is voorzien van een as 3 met een ophangwiel 4. Het ophangwiel 4, dat tevens dient als transport- en meetwiel wordt middels de as 3 aangedreven door een motor 5 die bijvoorbeeld wordt gevoed door batterijen 6 (zie fig. 3). Voorts is de inrichting voorzien van een pulsator 7 die via een overbrengingsinrichting 8 is gekoppeld met de motor 5. Op deze wijze kan nauwkeurig de afstand worden gemeten die door het transportwiel 4 is afgelegd.

Zoals uit de tekening verder blijkt is de transportinrichting voorzien van een rail 9 die via niet weergegeven, zijdelings daaraan bevestigde middelen vast is bevestigd aan wand of plafond. De drager 2 nu is verder voorzien van een tweetal steunplaten 10 waarop een aantal, met hun hartlijn verticaal opgestelde geleiderollen 11 zijn aangebracht. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat de drager in zijdelingse richting in aanligging blijft met de geleiderail, en in het bijzonder tijdens het nemen van een bocht niet gaat slingeren.

Om bij het optrekken en afremmen een slingeren in voor-resp. achterwaartse richting te voorkomen wordt gebruik gemaakt van een tweetal geleiderollen 12 die zich op een zo groot mogelijke afstand van elkaar bevinden.

Bij de in fig. 3 weergegeven "overzichtstekening" zijn uiteraard dezelfde onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven. Voorts zijn bij deze inrichting de batterijen 6 weergegeven alsmede de daarboven opgestelde printplaten 19 die voor een computerbesturing van het geheel nodig zijn. Deze onderdelen zijn hier niet verder in detail weergegeven, daar zij welbekend zijn in de elektronica. In dit verband wordt ook gewezen op het hiervoor reeds genoemde, als uitgangspunt gekozen Italiaanse octrooischrift 1.210.755 waarin het volledige elektrische besturingsschema is weergegeven. Een soortgelijke inrichting zou ook bij de onderhavige inrichting kunnen worden toegepast.

Fig. 3 toont verder nog de wijze van lossen van de houder 1. Deze houder 1 is aan de onderkant bijvoorbeeld voorzien van een uit twee kleppen 13 resp. 14 bestaande afvoeropening. De bediening van de loskleppen vindt bijvoorbeeld plaats door middel van een met een excenter 17 uitgeruste, schematisch weergegeven motor 15. Genoemde excenter bedient een stang 16 die op zijn beurt draaibaar is verbonden met de losklep 13. De losklep 13 nu is draaibaar aan de transporthouder bevestigd. De losklep 14 is eveneens draaibaar met de houder 1 verbonden en is anderzijds voorzien van een draaibaar daarmee verbonden hefboom 18 waarvan het andere einde op zijn beurt weer is verbonden met de losklep 13. Op deze wijze zal bij het bewegen van de losklep 13 de losklep 14 automatisch mee worden bewogen en eveneens worden geopend respectievelijk gesloten.

Uit het vorenstaande zal duidelijk zijn dat de constructie zodanig is uitgevoerd, dat de plaats van het zwaartepunt van de houder met inhoud niet van invloed is op de bewegingen van de houder, met andere woorden slingeren zal bij deze inrichting, ook indien deze met grotere snelheid (bijvoorbeeld 20 m/min) een bocht passeert, niet optreden.

Claims (7)

1. Inrichting voor het bevoorraden van ten minste een voerbak voor dieren, welke inrichting is voorzien van een transporthouder die beweegbaar is langs een geleiding en is voorzien van een bestuurbare, aandrijving, en welke transporthouder is voorzien van ten minste één wiel dat zowel voor de aandrijving als voor de afstandsmeting dienst doet, met het kenmerk, dat de geleiding bestaat uit een monorail en de transporthouder is voorzien van één enkel als drager voor de transporthouder uitgerust wiel, welke drager voorts is uitgerust met een aantal geleiderollen die de drager in de transportrichting opsluit.

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een aantal, bij voorkeur acht geleiderollen voor zijdelingse opsluiting ten opzichte van de monorail.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de houder is voorzien van twee op afstand van elkaar, met een horizontale hartlijn opgestelde draag- of geleiderollen.

4. Inrichting volgens· een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager is uitgerust met één enkel ophangwiel, dat tevens als aandrijf- en meetwiel kan dienen.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het buitenoppervlak van het ophangwiel is voorzien van een materiaal met zeer grote wrijvingscoëfficiënt.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de door de drager afgelegde afstand op bekende wijze wordt gemeten met een pulsteller.

7. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat gebruik wordt gemaakt van een holle monorail.