NL9002177A - Werkwijze en inrichting voor het afrekenen van gemaakte kopieen. - Google Patents

Description

Werkwijze en Inrichting voor het afrekenen van gemaakte kopieën

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het afrekenen van door een kopieerapparaat gemaakte kopieën met behulp van verschillende afrekeninrichtingen die separaat van elkaar op het kopieerapparaat aansluitbaar zijn.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit US-A-4 519 088.

Daarin wordt een werkwijze beschreven waarbij verschillende typen afrekeninrichtingen kunnen worden aangesloten, welke afreken-inrichingen, bij aansluiting, elk tevens kunnen dienen voor het acti-veerbaar maken van het aangesloten kopieerapparaat.

Wanneer het bij de bekende werkwijze gewenst wordt om voor het afrekenen van kopieën over te gaan van een eerste type afrekeninrichting naar een tweede type afrekeninrichting, dan treedt als bezwaar op dat de aansluiting met de eerste afrekeninrichting moet worden verbroken om te voorkomen dat zowel afrekening plaatsvindt met de eerste en met de tweede afrekeninrichting.

De uitvinding stelt zich tot doel een werkwijze volgens de aanhef te verschaffen die dit bezwaar niet heeft, alsmede een inrichting voor het uitvoeren van die werkwijze.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat bij een werkwijze volgens de aanhef bij gelijktijdige aansluiting van twee of meer afrekeninrichtingen uitsluitend een vooraf bepaalde afrekeninrichting van de aangesloten afrekeninrichtingen activeerbaar wordt.

Hierdoor wordt bereikt dat geen afrekening plaatsvindt met andere afrekeninrichtingen dan de vooraf bepaalde, ook wanneer deze aangesloten blijven.

In een aantrekkelijke uitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding wordt als vooraf bepaalde afrekeninrichting alleen die afrekeninrichting activeerbaar die van de aangesloten afrekeninrichtingen als laatste is aangesloten.

Hierdoor wordt bereikt dat afrekening uitsluitend op één van de aangesloten afrekeninrichtingen kan plaatsvinden, ook wanneer de andere afrekeninrichtingen aangesloten blijven.

In een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, welke inrichting koppel baar is met een kopieerapparaat en is voorzien van een aantal aansluitpunten op elk waarvan een afre-keninrichting aansluitbaar is, zijn besturingsmiddelen aanwezig voor het activeerbaar maken van de bepaalde afrekeninrichting van de aangesloten afrekeninrichtingen, welke besturingsmiddelen een aantal prioriteitswaarde-tellers omvatten die elk corresponderen met een ander aansluitpunt, alsmede tellerinstelmiddelen die een prioriteitswaarde-teller op een hoogste prioriteitswaarde zetten wanneer een aansluiting tot stand komt tussen het met die prioriteitswaarde-teller corresponderende aansluitpunt en een afrekeninrichting, welke tellerinstelmiddelen die prioriteitswaarde-teller telkens op een lagere prioriteitswaarde zetten wanneer, bij aansluiting van een afrekeninrichting op een met die prioriteitswaarde-teller corresponderend aansluitpunt, een aansluiting tot stand komt tussen een ander aansluitpunt en een afrekeninrichting en die prioriteitswaarde-teller op een prioriteitswaarde nul zetten wanneer de aansluiting tussen het met die prioriteitswaarde-teller corresponderende aansluitpunt en een afrekeninrichting wordt verbroken, welke inrichting verder selectiemiddelen omvat voor het, bij kopiëren, activeerbaar maken van die afrekeninrichting die is aangesloten op dat aansluitpunt waarvan de bijbehorende prioriteitswaarde-teller de hoogste prioriteitswaarde heeft.

Hierdoor wordt met eenvoudige middelen bereikt dat vastgesteld kan worden met welke van de aangesloten afrekeninrichtingen afrekening zal plaatsvinden, namelijk die afrekeninrichting die van de aangesloten afrekeninrichtingen het laatste is aangesloten.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van bijgaande figuren waarin:

Fig. 1 een schematische weergave is van een inrichting volgens de uitvinding voorzien van drie aansluitpunten voor verschillende typen afrekeninrichtingen,

Figuren 2A en 2B beslissingsschema's zijn bij het tot stand komen, respectievelijk verbreken van aansluiting op het eerste aansluitpunt,

Figuren 3A en 3B beslissingsschema's zijn bij het tot stand komen, respectievelijk verbreken van aansluiting op het tweede aansluitpunt, en

Figuren 4A en 4B beslissingsschema's zijn bij het tot stand komen, respectievelijk verbreken van aansluiting op het derde aansluitpunt.

De in Fig. 1 weergegeven inrichting 1 is voorzien van een connector 2 als aansluitpunt voor aansluiting van een sleutel teil er 3 op de inrichting 1, een connector 4 als aansluitpunt voor aansluiting van muntautomaat 5 op de inrichting 1 en een connector 6 als aansluitpunt voor aansluiting van een magneetkaart!ezer 7 op de inrichting 1.

Sleutel teil er 3 genereert bij koppeling op connector 2 een aansluiting middels ingangsniveausignaal 8. Dit ingangsniveausignaal 8 kan op een verderop te beschrijven wijze door besturingsmiddelen 9 in de inrichting 1 met instel schakel aar 10 worden omgezet in een uitgangsniveausignaal 11 dat wordt doorgegeven aan een met de inrichting 1 gekopppeld kopieerapparaat 12, Kopieerapparaat 12 is ingericht om het maken van een kopie uitsluitend te starten wanneer het een uitgangsniveausignaal 11 ontvangt. Telkens wanneer het kopieerapparaat 12 een kopie heeft gemaakt geeft het een uitgangspulssignaal 13 af. Wanneer sleutel tel Ier 3 is geactiveerd, welke activering hierna nader zal worden uiteengezet, dan zetten besturingsmiddelen 9 via een instel schakel aar 14 het uitgangspulssignaal 13 om in een uitgangspulssignaal 15 dat wordt toegevoerd aan de sleuteltel1 er 3. In reactie op een ontvangen uitgangspulssignaal 15 wordt de momentane stand van een teller 16 in sleutel teiler 3 met éën verhoogd.

Muntautomaat 5 genereert bij koppeling op connector 4 pas een aansluiting middels ingangsniveausignaal 18 wanneer in de muntautomaat 5 ten minste één munt 19 is ingeworpen. Het uitgangsniveausignaal 18 kan, onder hierna te beschrijven voorwaarden, door de besturingsinrichting 9 met behulp van instel schakel aar 10 worden omgezet in een uitgangsniveausignaal 11 dat wordt doorgegeven aan het met inrichting 1 gekoppelde kopieerapparaat 12. Wanneer het kopieerapparaat 12 daaropvolgend een kopie heeft vervaardigd, geeft het een uitgangspulssignaal 13 af.

Afhankelijk van de waarde van de ingeworpen munt of munten 19 kunnen een of meer kopieën gemaakt worden.

Is muntautomaat 5 ingericht voor het maken van één kopie per munt dan geeft muntautomaat 5 slechts een uitgangsniveausignaal 18 af gedurende een periode die voldoende is voor het starten van het vervaardigen van een kopie. Wanneer het kopieerapparaat 12 de betreffende kopie heeft vervaardigd dan geeft het een uitgangspulssignaal 13 af. Op een wijze die verderop zal worden uiteengezet, kunnen de besturingsmiddelen 9 via instel schakel aar 14 dit uitgangspulssignaal 13 omzetten in een uitgangspulssignaal 20 dat wordt afgegeven aan de muntautomaat 5.

In reactie op de ontvangst van een uitgangspulssignaal 20 wordt de ingeworpen munt 19 verwerkt (valt door) en wordt de muntautomaat 5 vrijgegeven voor inworp van een volgende munt.

Is muntautomaat 5 ingericht voor het maken van een bepaald aantal kopieën per ingeworpen munt 19 dan blijft het uitgangsniveausignaal 18 aanwezig gedurende een periode die voldoende is voor het starten van het maken van dat aantal kopieën en valt munt 19 pas door wanneer het aantal afgegeven pulssignalen overeenkomt met dat bepaalde aantal kopieën.

Muntautomaat 5 kan verder zijn ingericht om ingeworpen munten die onverwerkt blijven nadat het gewenste aantal kopieën is vervaardigd, te retourneren. Ook kan muntautomaat 5 zijn uitgevoerd als een wisselautomaat die een hoeveelheid munten retourneert waarvan de waarde overeenkomt met het verschil van de waarde van de ingeworpen munten en de afrekenwaarde van de vervaardigde kopieën.

Bij alle hiervoor beschreven uitvoeringsvormen van de muntautomaat 5 genereert de op connector 4 aangesloten muntautomaat 5 echter een uitgangsniveausignaal 18 wanneer zich ten minste één onverwerkte munt 19 in de muntautomaat 5 bevindt.

Magneetkaart!ezer 7 genereert bij koppeling op connector 6 pas een aansluiting middels ingangsniveausignaal 22 wanneer zich in de magneetkaartlezer 7 een magneetkaart 23 bevindt waarop een bepaald kopieertegoed is geregistreerd. Het ingangsniveausignaal 22 wordt, onder de hierna te beschrijven voorwaarden, door de besturingsmiddelen 9 met instel schakelaar 10 omgezet in een uitgangsniveausignaal 11 dat wordt doorgegeven aan het met de inrichting gekoppelde kopieerapparaat 12. Telkens wanneer het kopieerapparaat daaropvolgend een kopie heeft vervaardigd geeft het een uitgangspulssignaal 13 af. Wanneer magneetkaarlezer 7 is geactiveerd, op een wijze die verderop zal worden uiteengezet, dan zetten de besturingsmiddelen 9 via instel schakelaar 14 dit uitgangspulssignaal 13 om in een uitgangspulssignaal 24 dat wordt toegevoerd aan de magneetkaartlezer 7. In reactie op de ontvangst van een uitgangspulssignaal vermindert de magneetkaartlezer 7 het geregistreerde kopieertegoed. Wanneer het geregistreerde tegoed opraakt dan verdwijnt het ingangsniveausignaal 22. Omdat op het tijdstip dat het geregistreerde tegoed nul wordt al volgende kopieën in bewerking kunnen zijn, die dan niet meer afgeboekt zouden kunnen worden, verdwijnt het ingangsniveausignaal 22 al op het tijdstip dat het geregistreerde tegoed nog een waarde heeft die correspondeert met het aantal kopieën dat gelijktijdig in het kopieerapparaat 12 in bewerking kan zijn. Dit aantal kan als signaal 25 aan de magneetkaarlezer 7 worden toegevoerd.

De schakeling voor het vaststellen welke van de ingangsni-veausignalen 8, 18 en 22 als ingangsniveausignaal 11 wordt doorgegeven en voor het vaststellen welke van de uitgangspulssignalen 15, 20 en 24 als uitgangspulssignaal 13 wordt doorgegeven, zal nu worden toegelicht.

De besturingsmiddelen 9 omvatten daartoe een prioriteitswaarde-teller 30 die correspondeert met connector 2, een prioriteitswaarde-teller 31 die correspondeert met connector 4 en een prioriteitswaarde-teller 32 die correspondeert met connector 6.

Tellerinstelmiddel en 33 kunnen elke teller 30, 31 en 32 instellen op een waarde 0, een waarde 1, een waarde 2, of een waarde 3.

Wanneer op een connector 2, 4 of 6 geen afrekeninrichting is aangesloten dan zetten de tellerinstelmiddel en 33 de bij die connector behorende teller op 0. De teilerinstelmiddel en 33 ontvangen met de ingangsniveausignalen 8, 18 en 22 corresponderende signalen 35, 36 en 37. Op het tijdstip dat op een connector 2, 4 of 6 een afrekeninrichting, respectievelijk 3, 5 of 7, wordt aangesloten en een desbetreffend signaal 35, 36 of 37 aanwezig is, zetten de tellerinstelmiddel en 33 de bij de betreffende connector behorende teller op een waarde 3 en verlagen de tellerinstelmiddelen 33 de waarde van de tellers die horen bij de beide andere connectors met één, althans voor zover via die andere connectors een signaal 35, 36 of 37 wordt uitgezonden. Is dat laatste niet het geval dan blijven de tellers die behoren bij de beide andere connectors op een waarde 0 staan.

Besturingsmiddelen 9 omvatten verder een vergelijkingsschakeling 40 waaraan signalen 41, 42 en 43 worden toegevoerd die de standen van de tellers 30, 31 en 32 representeren.

Vergelijkingsschakeling 40 vergelijkt de signalen 41, 42 en 43 en kan op grond van het resultaat daarvan een signaal 44 afgeven aan instel schakel aar 10 voor het doorgeven, als uitgangsniveausignaal 11, van dat uitgangsniveausignaal van de mogelijk aanwezige ingangsni-veausignalen 8, 18 en 22 waarvan de bijbehorende teller (30, 31 of 32) de waarde 3 heeft. Verge!ijkingsschakeling 40 kan tevens op grond van het resultaat van de vergelijking van de signalen 41, 42 en 43 een signaal 45 afgeven aan de instel schakelaar 14, voor het doorgeven van uitgangspulssignaal 13 als uitgangspulssignaal 15, 20 of 24 naar die connector (2, 4 of 6) waarvan de bijbehorende teller (30, 31 of 32) de waarde 3 heeft.

Aldus zal een uitgangspulssignaal steeds binnenkomen bij dezelfde connector vanwaar het doorgegeven ingangsniveausignaal afkomstig was.

De werking van de in Fig. 1 weergegeven en hiervoor beschreven inrichting is verder toegelicht met de beslissingsschema's in de figuren 2,3 en 4.

Aan vergelijkingsschakeling 40 kan verder een van het met inrichting 1 gekoppeld kopieerapparaat 12 afkomstig blokkenngssignaal 46 worden toegevoerd. In reactie op ontvangst van dat signaal 46 blokkeert schakeling 40 de verandering van de afgegeven signalen 44 en 45.

Blokkeringssignaal 46 wordt in het kopieerapparaat 12 opgewekt direct nadat het kopieerapparaat in werking is gezet door bediening van een daartoe bestemde kopieerknop. Het blokkenngssignaal blijft aanwezig tot een volgende bediening van de kopieerknop.

Aldus wordt alleen bij elke bediening van de kopieerknop de blokkering voor de verandering van de signalen 44 en 45 kortstondig opgeheven. Daarmee wordt bereikt dat bij opraken van een tegoed op de geactiveerde afrekeninrichting tijdens het uitvoeren van een aantal kopieën omvattende kopieeropdracht (welke opdracht automatisch wordt uitgevoerd na de bediening van de kopieerknop), de resterende kopieën onbedoeld worden afgerekend op een andere aangesloten afrekeninrichting.

Een tussendoor-kopieeropdracht die wordt uitgevoerd tijdens een onderbreking van een lopende kopieeropdracht kan wel op een andere, alleen tijdens de onderbreking aangesloten afrekeninrichting worden afgerekend omdat de uitvoering van zo'n tussendoor-kopieeropdracht start door de bediening van de kopieerknop.

Claims (5)

1. Werkwijze voor het afrekenen van door een kopieerapparaat (12) gemaakte kopieën met behulp van verschillende afrekeninrichtingen (3,5,7) die separaat van elkaar op het kopieerapparaat (12) aansluit-baar zijn, met het kenmerk, dat bij gelijktijdige aansluiting van twee of meer afrekeninrichtingen (3,5 en/of 7) een vooraf bepaalde afreken-inrichting (3;5;7) van de aangesloten afrekeninrichtingen (3,5 en/of 7) activeerbaar wordt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat als vooraf bepaalde afrekeninrichting alleen die afrekeninrichting (3;5;7) activeerbaar wordt die van de aangesloten afrekeninrichtingen (3,5 en/of 7) als laatste is aangesloten.

3. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 of 2, welke inrichting (1) met een kopieerapparaat (12) kop-pelbaar is en is voorzien van een aantal aansluitpunten (2,4,6) op elk waarvan een afrekeninrichting (3;5;7) aansluitbaar is, met het kenmerk, dat besturingsmiddelen (9) aanwezig zijn voor het activeerbaar maken van de bepaalde afrekeninrichting (3;5;7) van de aangesloten afrekeninrichtingen (3,5 en/of 7).

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen (9) een aantal prioriteitswaarde-tel1ers (30,31,32) omvatten die elk corresponderen met een ander aansluitpunt (respectievelijk 2,4 of 6), alsmede tellerinstelmiddelen (33) die een prioriteitswaarde-teller op een hoogste prioriteitswaarde ("3") zetten wanneer een aansluiting tot stand komt tussen het met die prioriteitswaarde-teller (30,31,32) corresponderende aansluitpunt (respectievelijk 2,4 of 6) en een afrekeninrichting (respectievelijk 3,5 of 7), welke tellerinstelmiddelen die prioriteitswaarde-teller telkens op een lagere prioriteitswaarde ("2" of "1") zetten wanneer, bij aansluiting van een afrekeninrichting (3,5 of 7) op een met die prioriteitwaardeteller (30,31 of 32) corresponderend aansluitpunt (2,4 of 6), een aansluiting tot stand komt tussen een ander aansluitpunt (2,4 of 6) en een afrekeninrichting (3,5 of 7) en die prioriteitswaarde-teller (30,31 of 32) op een prioriteitswaarde 0 zetten wanneer de aansluiting tussen het met die prioriteitswaarde-teller (30,31 of 32) corresponderende aansluitpunt (2,4 of 6) en een afreken- inrichting (3,5 of 7) wordt verbroken, welke inrichting (1) verder schakel middel en (40) omvat voor het, bij kopiëren, activeerbaar maken van die afrekeninrichting die is aangesloten op dat aansluitpunt (2,4 of 6) waarvan de bijbehorende prioriteitswaarde-teller (30,31 of 32) de hoogste prioriteitswaarde ("3") heeft.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij ten minste één (3;5;7) van de aansluitbare afrekeninrichtingen van het soort is waarmee een afboekbaar tegoed kan worden geregistreerd, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen (9) zijn ingericht voor ontvangst van een van het met de inrichting gekoppeld kopieerapparaat (12) afkomstig blokkeringssignaal (46) en dat de besturingsmiddelen (9) in reactie op de ontvangst van dat blokkeringssignaal (46) omschakeling naar een andere aangesloten afrekeninrichting (5;7;3) verhinderen.