NL9000674A - Aansluitorgaan. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Aansluitorgaan.

De uitvinding heeft betrekking op een aansluitorgaan voor een een halogeenlamp omvattende lamphouder, voorzien van een langwerpig insteekdeel met een kontaktpen en een coaxiaal ten opzichte van de kontaktpen opgestelde kontakthuls, waarbij tussen de kontaktpen en de kontakthuls isolerend materiaal is aangebracht.

Bij gebruikelijke construkties is de kontakthuls rechtstreeks bevestigd aan of vormt een deel van een veelal uit metaal bestaande de lamphouder ondersteunende drager, welke bijvoorbeeld kan worden gevormd door een buisvormig orgaan. Een dergelijke uitvoering kan worden toegepast, daar bij gebruikmaking van een halogeenlamp veelal met een lage spanning van ± 12 volt wordt gewerkt. In de praktijk is echter gebleken, dat, in die gevallen, waarin de lampen door leken worden aangesloten, het gevaar niet denkbeeldig is, dat men rechtstreeks een aansluiting met het onder een spanning van 120 of 220 volt staand net tot stand brengt, hetgeen grote gevaren met zich meebrengt.

Met de uitvinding wordt dan ook beoogd een aansluitorgaan van bovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij onder het handhaven van een eenvoudige goedkope construktie de gevaren, die aan de bekende construkties kleven, kunnen worden vermeden.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de kontakthuls over een deel van zijn lengte is opgenomen in een uit isolerend materiaal bestaand verbindingsorgaan, dat is voorzien van althans een doortocht voor op de kontaktpen en de kontakthuls aangesloten leidingen met behulp waarvan de kontaktpen en de kontakthuls met in de lamphouder gelegen kontaktpunten kunnen worden verbonden, terwijl het verbindingsorgaan geschikt is voor verbinding met een drager voor de lamphouder.

Bij toepassing van de construktie volgens de uitvinding kan op eenvoudige wijze een ongewenst met stroom geleidende delen in aanraking komen worden vermeden.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van enige in bijgaande figuren weergegeven mogelijke uitvoeringsvoor-beelden van de construktie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een langsdoorsnede over een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een aansluitorgaan volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een langsdoorsnede over een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een aansluitorgaan volgens de uitvinding.

Figuur 3 toont een doorsnede over figuur 2, gezien volgens de lijn III-III in figuur 2.

Het in figuur 1 weergegeven aansluitorgaan omvat een kontaktpen 1, welke een vrij uitstekende kop 2 bezit, waarop een een kleinere diameter bezittend verbindingsgedeelte 3 aansluit, dat met klempassing is opgenomen in een boring 4, welke is aangebracht in een uit isolerend materiaal bestaande huls 5. Op het verbindingsgedeelte 3 van de kontaktpen 1 sluit een in de boring 4 van de huls 5 gelegen schacht 6 aan, welke aan zijn ondereinde is voorzien van een uitstekende kraag 7. Zoals uit figuur 1 duidelijk zal zijn is deze uitstekende kraag 7 bij het indrukken van de kontaktpen 1 in de huls 5 gesnapt onder een deel van de huls 5 uitmakende kraag 8, die uitsteekt in het inwendige van de boring 4. In de schacht 6 is verder nog een blinde boring 9 aangebracht.

De huls 5 is ingestoken in een kontakthuls 10 welke evenals de kontaktpen 1 uit een stroom goed geleidend materiaal bestaat. Daarbij rust een taps toelopend kopgedeelte 11 op de in figuur 1 weergegeven wijze op een uiteinde van de kontakthuls 10, terwijl een onder dit kopgedeelte 11 van de huls 5 gelegen gedeelte van de huls 5 nauwpassend in het boveneinde van de kontakthuls 10 is opgenomen.

Zoals verder uit figuur 1 blijkt is de buitenomtrek van de huls 10 getrapt uitgevoerd, terwijl de huls 10 zich over een groot gedeelte van zijn lengte uitstrekt in een uit isolerend materiaal vervaardigd buisvormig verbindingsorgaan 12. De diameter van het buiten het buisvormige verbindingsorgaan 12 uitstekende uiteinde van de kontakthuls 10 is een weinig groter dan het door de huls 12 omgeven gedeelte van de kontakthuls 10, waardoor de kontakthuls 10 bij de overgang tussen deze verschillende uitwendige diameters bezittende gedeelten is voorzien van een borst 13, welke tegen een uiteinde van het verbindingsorgaan 12 aanligt.

Het in het verbindingsorgaan gelegen deel van de kontakthuls 10 is over een gedeelte 14 van zijn lengte uitgevoerd met een enigzins grotere diameter dan de aan weerszijden van dit gedeelte 14 gelegen gedeelten van de kontakthuls 10 en dit een grotere diameter bezittende gedeelte van de kontakthuls is opgenomen in een overeenkomstige uitsparing gevormd in het inwendige van het verbindingsorgaan 12, zodat de kontakthuls 10 stevig is vastgeklemd in het verbindingsorgaan 12.

In het buis- of kokervormig verbindingsorgaan 12 is nabij het uiteinde, waar de kontakthuls 10 uit het verbindingsorgaan 12 uitsteekt, in de buitenomtrek van dit verbindingsorgaan 12 een rondlopende groef 15 aangebracht. Deze groef is bestemd voor het opnemen van grendel -organen, die het aansluitorgaan vasthouden, indien het de kontaktpen 1 en de kontakthuls 10 bezittende uiteinde van dit langgestrekte aansluitorgaan wordt ingestoken in een aansluitdoos of dergelijke waarin in de aangekoppelde stand met de kontaktpen en de kontakthuls samenwerkende stroom voerende kontakten zijn opgesteld.

Het van de kontaktpen 1 af gekeerde uiteinde van het verbindingsorgaan 2 kan bijvoorbeeld worden ingestoken of ingeschroefd in een buisvormige drager 16 welke met zijn van het verbindingsorgaan 12 afgekeerde uiteinde bijvoorbeeld kan zijn verbonden met een lamphouder of dergelijke.

Zoals verder nog in figuur 1 is weergegeven zijn stroomdraden 17 en 18 met hun uiteinden resp. vastgesoldeerd aan de kontaktpen 1 en de kontakthuls 10. Deze stroomdraden zijn verder door het inwendige van de verschillende organen gevoerd, zoals afgebeeld in figuur 1 en kunnen met hun andere einden zijn aangesloten op de in de lamphouder opgenomen kontaktpunten via welke stroom wordt toegevoerd aan de in de lamphouder aangebracht halogeenlamp.

Bij toepassing van de construktie volgens de uitvinding is de kontakthuls 10 althans over dat gedeelte, dat bij gebruik van het aansluitorgaan eventueel in het zicht en in handbereik komt, omgeven door het uit isolerend materiaal vervaardigd verbindingsorgaan 12, dat de kontakthuls tevens isoleert van de drager 16 voor de lamphouder, welke eventueel uit metaal kan zijn vervaardigd.

Het zal dan ook duidelijk zijn, dat door toepassing van de construktie volgens de uitvinding op eenvoudige wijze is vermeden, dat eventueel stroom voerende delen niet in voldoende mate zullen zijn afgeschermd.

Uiteraard zijn er binnen de geest en beschermingsomvang van de uitvinding variaties op bovenbeschreven uitvoeringsvoorbeeld denkbaar.

Zo toont figuur 2 een uitvoeringsvorm van een aansluitorgaan volgens de uitvinding voorzien van een kontaktpen 19 en een kontakthuls 20. De kontaktpen 19 strekt zich over een gedeelte van zijn lengte in het inwendige van de kontakthuls 20 uit en is van de kontakthuls 20 gescheiden door in de kontakthuls ingebracht, bij voorkeur ingegoten isolerend materiaal 21. De kontakthuls 21 is over een gedeelte van zijn lengte omgeven door het boveneinde van een uit isolerend materiaal bestaand verbindingsorgaan 22.

Op het door de kontakthuls 20 omgeven uiteinde van de kontaktpen 19 is een in het isolerende materiaal 21 en het isolerende materiaal 22 ingebedde stroom geleidende leiding 23 aangesloten, welke zich over een deel van de lengte van het verbindingsorgaan 22 in dit verbindingsorgaan uitstrekt. Daarbij is deze leiding 23 aan zijn van de kontaktpen 19 afgekeerde uiteinde voorzien van een blinde zich in de lengterichting van de leiding 23 uitstrekkende boring.

Op soortgelijke wijze is een zich hoofdzakelijk evenwijdig aan de leiding 23 uitstrekkende stroom geleidende leiding 24 met een uiteinde aangesloten op de kontakthuls 20. In het andere van de kontakthuls 20 afgekeerde uiteinde van de leiding 24 is weer een zich in de lengterichting van deze leiding uitstrekkende blinde boring aangebracht. De boringen monden uit in in het verlengde en coaxiaal ten opzichte van deze blinde boringen door het verbindingsorgaan verlopende doortochten 25 resp. 26, die uitmonden bij het van de kontaktpen 19 afgekeerde uiteinde van het verbindingsorgaan 22.

Zoals verder in de figuren 2 en 3 is weergegeven kunnen in deze doortochten 25 en 26 leidingen 27 resp. 28 worden ingestoken, waarvan de van isolatie ontdane uiteinden 29 resp. 30 zijn ingestoken in de blinde boringen van de leidingen 23 en 24. De leidingen 27 en 28 kunnen met hun andere einde zijn verbonden met een in een lamphouder of dergelijke opgenomen kontakten.

Voor het vastklemmen van de leidingen 27 en 28 aan het verbindingsorgaan 22 is in het verbindingsorgaan een T-vormige uitsparing 31 aangebracht waarbij een been van deze T-vormige uitsparing 31 zich tussen de doortochten 25 en 26 uitstrekt en in open verbinding staat met deze doortochten. In deze T-vormige uitsparing kan een zich in de uitsparing zelf vastklemmend T-vormig klemstuk 32 worden ingedrukt, dat zodanig is gevormd, dat dit klemstuk de draden 27 en 28 op de in figuur 3 weergegeven wijze vastklemt.

In het nabij de kontakthuls gelegen uiteinde van het verbindingsstuk 22 is een met de groef 15 overeenkomende rondlopende groef 33 aangebracht. Op enige afstand van deze groef 33 is het verbindingsorgaan voorzien van twee evenwijdig aan elkaar verlopende platte kanten 34, die kunnen worden benut voor het opschuiven van een steeksleutel op het verbindingsorgaan. Onder de platte kanten 34 is het verbindingsorgaan voorzien van een van uitwendige schroefdraad voorzien gedeelte 35. Het gezien in figuur 2 onderste gedeelte van het verbindingsorgaan kan worden gestoken in bijvoorbeeld een buisvormige met een lamphouder of dergelijke verbonden drager, welke aan zijn boveneinde is voorzien van met de schroefdraad 35 overeenkomende inwendige schroefdraad, zodat het verbindingsorgaan aan de desbetreffende drager kan worden vastgeschroefd.

Het verbindingsorgaan kan bijvoorbeeld op doelmatige wijze worden vervaardigd door de kontaktpen 19 en de kontakthuls 20 met de daaraan bevestigde leidingen 23 en 24 in een een geschikte vorm bezittende mal te plaatsen waarvan de vorm is aangepast aan de vorm van het verbindingsorgaan. Door vervolgens de mal met een geschikte isolerende kunststof of dergelijke vol te gieten wordt onder het met elkaar verbinden van de kontaktpen 19 en de kontakthuls 20 gelijktijdig het beoogde verbindingsstuk verkregen.

Claims (5)

1. Aansluitorgaan voor een een halogeenlamp omvattende lamphouder voorzien van een langwerpig insteekdeel met een kontaktpen en een coaxiaal ten opzichte van de kontaktpen opgestelde kontakthuls, waarbij tussen de kontaktpen en de kontakthuls isolerend materiaal is aangebracht, met het kenmerk, dat de kontakthuls over een deel van zijn lengte is opgenomen in een uit isolerend materiaal bestaand verbindingsorgaan, dat is voorzien van althans een doortocht voor op de kontaktpen en de kontakthuls aangesloten leidingen met behulp waarvan de kontaktpen en de kontakthuls met in de lamphouder gelegen kontaktpunten kunnen worden verbonden, terwijl het verbindingsorgaan geschikt is voor verbinding met een drager voor de lamphouder.

2. Aansluitorgaan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kontaktpen zich over een deel van zijn lengte uitstrekt in een uit isolerend materiaal bestaande huls, welke althans over een deel van zijn lengte is omgeven door de kontakthuls, welke slechts met een uiteinde buiten het verbindingsorgaan uitsteekt.

3. Aansluitorgaan volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het in de huls gelegen uiteinde van de kontaktpen is voorzien van een uitstekende kraag, die samenwerkt met een in het inwendige van de huls naar binnen toe uitstekende kraag voor het tegengaan van een uitschuiven van de kontaktpen uit de huls.

4. Aansluitorgaan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het in het verbindingsorgaan gelegen gedeelte van de kontakthuls is voorzien van een uitstekend gedeelte, dat is opgenomen in een corresponderende uitsparing in het inwendige van het verbindingsorgaan.

5. Aansluitorgaan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat op de kontaktpen en de kontakthuls in het materiaal van het verbindingsorgaan ingebedde leidingen zijn aangesloten, die aan hun van de kontakthuls resp. de kontaktpen afgekeerde uiteinden zijn voorzien van blinde boringen, die uitmonden in zich in de lengterichting van het verbindingsorgaan uitstrekkende doortochten voor het opnemen van de leidingen.