NL9000278A - Scharnierbare koppeling voor een haakarm van een telefoontoestel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: scharnierbare koppeling voor een haakarm van een telefoontoestel.

De uitvinding heeft betrekking op een koppeling voor het scharnierbaar koppelen van een haakarmdeel aan een basisdeel van een telefoontoestel. Een haakarmdeel kan door een gebruiker van het telefoontoestel bediend worden, bijvoorbeeld door het daarop plaatsen van een handgreep van het telefoontoestel, waardoor het haakarmdeel een schakelaar bedient voor het al of niet tot stand brengen van een verbinding tussen het telefoontoestel en een daarmee verbonden communicatielijn.

Bekende koppelingen voor het scharnierbaar koppelen van een haakarmdeel aan een basisdeel van een telefoontoestel vereisen extra onderdelen die het aan het basisdeel koppelen van het haakarmdeel bemoeilijken, relatief veel tijd kosten en duur zijn.

De uitvinding beoogt de bezwaren van de bekende koppelingen op te heffen.

Voor het bereiken van deze doelstelling heeft een koppeling van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding als kenmerk dat de koppeling bestaat uit tenminste drie op een rij op de delen aangebrachte scharnierorganen met een gemeenschappelijk scharnieras waarbij elk orgaan bestaat uit een op het ene deel aangebracht element en een op het andere deel aangebracht element, dat de organen uit twee soorten bestaan, waarbij het middelste orgaan van een andere soort is dan de twee andere organen, dat van een orgaan van een eerste soort een element een radiaal ten opzichte van de scharnieras buigzame haak is en het bijbehorende andere element een uitsparing heeft voor het daarin na de montage van de delen ontvangen van het vrije uiteinde van de haak, dat van een orgaan van een tweede soort een element een ondersteunings-element is voor het daarop na de montage ondersteunen van het bijbehorende andere element, dat elkaar na de montage rakende punten van de elementen alle in hoofdzaak op de scharnieras liggen, waarbij elk orgaan bij de raakpunten ervan ruimte heeft om de delen tussen twee verschillende posities ervan om de scharnieras te kunnen draaien, waarbij het andere element van het orgaan van de tweede soort begrensd wordt door twee elkaar op de scharnieras snijdende randen. Hierdoor zijn naast het haakarmdeel en het basisdeel geen andere onderdelen nodig voor het tot stand brengen van de koppeling. Omdat de haak van het scharnier-orgaan van de ene soort buigzaam is kan het gemakkelijk in de uitsparing van het bijbehorende andere element van het scharnierorgaan gesnapt worden.

Bij voorkeur zijn de elementen zodanig dat na de montage de elementen van elk orgaan elkaar over een met de scharnieras samenvallend lijnstuk raken. Hierdoor wordt over een grotere afstand een ondersteuning tussen de elementen verkregen, waardoor een betere krachtenverdeling optreedt en het optreden van slijtage beperkt wordt.

Wanneer de ruimte tussen het vrije uiteinde van de haak en het tegenoverliggende deel voldoende is heeft het vrije uiteinde van de haak in het buigvlak ervan bij voorkeur een oplooprand die zich uitstrekt aan weerszijden van een de oplooprand en de scharnieras snijdende lijn die aan de kant van de scharnieras de steel van de haak begrenst. Wanneer tijdens de montage de delen dan naar elkaar toebewogen worden kan eerst het oploopvlak van de haak tegen het bijbehorende andere element gebracht worden en kunnen vervolgens de delen dichter bij elkaar gebracht worden, waardoor de haak zal buigen en de elementen van elk orgaan vanzelf in elkaar gebracht worden.

Bijvoorbeeld wanneer de ruimte tussen het vrije uiteinde van de haak en het tegenoverliggende deel relatief klein is is het gunstig dat bij elk orgaan een wig aan een van de delen aangebracht is waarvan een oplooprand vanaf de scharnieras van het ene deel loopt voor het tijdens de montage over het oploopvlak geleiden van het bijbehorende element van het andere deel, waarbij voor het orgaan van de eerste soort het andere deel het deel met de haak is. Omdat de wiggen voor geleiding zorgen kan het haakarmdeel hierdoor gemakkelijk in het basisdeel gesnapt worden en kan hiervoor ook een eenvoudige machine gebruikt worden.

Een voorkeursuitvoeringsvorm is dan zodanig dat voor een orgaan van de tweede soort het element van het andere deel een zich aan een kant van de scharnieras uitstrekkend uitsteeksel heeft dat aan de kant van de scharnieras begrensd wordt een door de scharnieras lopende oplooprand die tijdens de montage tegen de oplooprand van de bijbehorende wig geleid wordt. Hierdoor kan op eenvoudige wijze een tegen-oplooprand voor de oplooprand van de betreffende wig verkregen.

Bij voorkeur hebben de elementen van tenminste een orgaan een zodanige vorm dat zij na de montage van de delen axiale verplaatsing van de delen tegengaan.

Bij voorkeur is het middelste orgaan van de eerste soort. Hierdoor omvat de koppeling slechts een enkele haak en is daardoor eenvoudig en goedkoop te vervaardigen en gemakkelijk te plaatsen.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekeningen. In de tekeningen tonen:

Fig. 1 een aanzicht van een haakarmdeel met elementen van de koppeling volgens de uitvinding;

Fig. 2 een doorsnede langs de lijn A-A van het haakarmdeel van fig. 1;

Fig. 3 een doorsnede langs de lijn B-B van het haakarmdeel van fig. 1;

Fig. 4 een aanzicht van een gedeelte van het haakarmdeel van fig. 1 vanaf de zijde C;

Fig. 5 een bovenaanzicht van een gedeelte van een basisdeel van een telefoontoestel met elementen van de koppeling volgens de uitvinding;

Fig. 6 een gedeelte van een doorsnede van het basisdeel langs de lijn D-D van fig. 5;

Fig. 7 een gedeelte van een doorsnede van het basisdeel langs de lijn E-E van fig. 5;

Fig. 8 een gedeelte van een doorsnede van het basisdeel langs de lijn F-F van fig. 5; en

Fig. 9 een gedeelte van een doorsnede van het basisdeel langs de lijn G-G van fig. 5.

Fig. 10 een gedeelte van een alternatieve uitvoeringsvorm van een haak van een haakarmdeel van de koppeling volgens de uitvinding;

Fig. 1 toont een haakarmdeel 1, in het bijzonder een kant daarvan die hierna onderkant genoemd wordt en die tegenover het in fig. 5 getoonde gedeelte van een basisdeel 2 van een telefoontoestel geplaatst wordt, waarbij de in fig. 5 getoonde kant van het basisdeel 2 binnen het telefoontoestel ligt.

Het haakarmdeel 1 heeft aan een uiteinde een zijarm 3 en aan het andere uiteinde een bedieningsarm 4.

In het midden van het haakarmdeel 1 bevindt zich een gedeelte van een koppeling dat geschikt is voor samenwerking met een corresponderend gedeelte van de koppeling dat aangebracht is in het midden van het in fig. 6 getoonde gedeelte van het basisdeel 2.

Aan de ene kant van het koppelingsgedeelte van het basisdeel 2 is een schakelaar 5 met, bijvoorbeeld, verende contacttongen 6 aangebracht. Aan de andere kant van dit koppelgedeelte heeft het basisdeel 2 een langwerpige doorgang 7.

Wanneer, zoals hierna toegelicht, het haakarmdeel 1 aan het basisdeel 2 is gekoppeld, steekt het uiteinde 8 van de bedieningsarm 4 door de doorgang 7 en wordt daarin naar buiten het telefoontoestel geduwd door de veerkachtige werking van de contacttongen 6 waarop de zijarm 3 van het haakarmdeel 1 steunt. Wanneer het uiteinde 8, bijvoorbeeld door het opleggen van een handgreep van het telefoontoestel, naar binnen gedrukt wordt zal het haakarmdeel 1 draaien om een as 9, waardoor de contacttongen 6 naar het basisdeel 2 geduwd worden, waardoor contacten van de schakelaar 5 verbroken en/of gemaakt worden.

De koppeling volgens de uitvinding omvat een haak 10 met een steel 11, die ongeveer loodrecht op de scharnieras loopt en die van een bodemgedeelte van het haakarmdeel 1 uitgaat. Het materiaal van het haakarmdeel 1 is zodanig dat de haak 10 in de richting van de pijl 13 kan buigen. De haak 10 heeft in de "bek" ervan een raaklijn 14 die, nadat het haakarmdeel 1 en het basisdeel 2 gekoppeld zijn, een raaklijn 15 (fig. 7 en 8) van een middenstuk 16 van een brug 17 van het koppelingsgedeelte van het basisdeel 2 raakt.

Het haakarmdeel 1 heeft steunvlakken 18, die na de montage van het haakarmdeel 1 en het basisdeel 2 steunen op steunvlakken 19 (fig. 5 en 9) van het koppelingsgedeelte van het basisdeel 2. De steunvlakken 18 worden bij de scharnieras 9 begrensd door begrenzingsvlakken 20. De steunvlakken 18 en de begrenzingsvlakken 20 sluiten een zodanige hoek in dat de delen 1, 2 ten opzichte van elkaar kunnen draaien tussen een eerste positie en een tweede positie van de schakelaar 5. Eventueel wordt de haak bij de raaklijn 14 begrensd door vlakken die eenzelfde hoek insluiten. Omdat de haak 10 veerkrachtig is is dit echter niet noodzakelijk.

De haak 10 en het tussenstuk 16 van het brugdeel 17 vormen een scharnierorgaan van een eerste soort en elk drietal vlakken 18, 19, 20 vormt een scharnierorgaan van een tweede soort. Zoals getoond liggen de scharnierorganen van de tweede soort op relatief grote afstand van elkaar, waardoor draaien in de richting van de pijl 21 tegengegaan wordt.

Bij elk scharnierorgaan 18, 19, 20 heeft het haakarmdeel 1 een axiaal uitsteeksel 22 dat aan een kant begrensd wordt door een vlak of rand 23 (fig. 4) die in een door de begrenzingsvlakken 20 lopend vlak loopt.

Op het basisdeel 2 is bij het tussenstuk 16 van het brugdeel 17 een wig 24 met een oplooprand 25 aangebracht.

De oplooprand 25 loopt, zoals in fig. 7 en 8 getoond, door tot een zodanig punt 26 boven van de met de scharnieras 9 samenvallende raaklijn 15 van het tussenstuk 16, dat wanneer het haakarmdeel 1 evenwijdig aan het basisdeel 2 en loodrecht op de scharnieras 9 naar het basisdeel 2 wordt gebracht de punt 27 (fig. 1 en 4) van de haak 10 over het oploopvlak 25 en vervolgens over en onder het tussenstuk 16 geleidt wordt. Verplaatsing van het basisdeel 2 ten opzichte van het haakarmdeel 1 in de met de pijl 28 aangegeven richting wordt daarbij tegengegaan door bij de scharnierorganen 18, 19, 20 op het basisdeel 2 aangebrachte wiggen 29 met een oploopvlak 30 waarover dan de rand 23 van een bijbehorend uitsteeksel 22 geleid wordt. Daartoe loopt het oploopvlak 30 van een wig 29 door tot een punt 31 (fig. 6) dat samenvalt met de scharnieras 9.

Er wordt opgemerkt, dat binnen het kader van de uitvinding verschillende wijzigingen mogelijk zijn. In plaats van toepassing van de uitsteeksels 22 van het haakarmdeel 1 en de wiggen 24, 29, kan bijvoorbeeld ook gekozen worden voor een andere vorm van het vrije uiteinde van de haak, zoals de in fig. 10 getoonde haak 10' met een oploopvlak 32 dat zich uitstrekt aan weerszijden van een lijn 33 die door de raaklijn 14 van de haak 10' loopt en die samenvalt met een begrenzing van de steel 11' aan de kant van de scharnieras 9. Een dergelijke haak 10' kan gebruikt worden wanneer er voldoende ruimte tussen het haakarmdeel 1 en het basisdeel 2 aanwezig is.

Het is ook mogelijk als middelste scharnierorgaan een scharnierorgaan van de eerste soort en als de twee buitenste scharnierorganen een scharnierorgaan van de eerste soort met een haak 10 of 10' te kiezen. Ook kunnen meer dan drie scharnierorganen toegepast worden.

Wanneer een wig 24 toegepast wordt kunnen verder in plaats van de wiggen 29 op het basisdeel 2 ook op het haakarmdeel 1 aangebrachte wiggen gebruikt worden waarvan oploopvlakken tijdens het monteren van de delen 1, 2 over op het basisdeel 2 aangebrachte uitsteeksels geleid worden.

- conclusies -

Claims (7)

1. Koppeling voor het scharnierbaar koppelen van een haakarmdeel aan een basisdeel van een telefoontoestel, met het kenmerk, dat de koppeling bestaat uit tenminste drie op een rij op de delen aangebrachte scharnierorganen met een gemeenschappelijk scharnieras waarbij elk orgaan bestaat uit een op het ene deel aangebracht element en een op het andere deel aangebracht element, dat de organen uit twee soorten bestaan, waarbij het middelste orgaan van een andere soort is dan de twee andere organen, dat van een orgaan van een eerste soort een element een radiaal ten opzichte van de scharnieras buigzame haak is en het bijbehorende andere element een uitsparing heeft voor het daarin na de montage van de delen ontvangen van het vrije uiteinde van de haak, dat van een orgaan van een tweede soort een element een ondersteuningselement is voor het daarop na de montage ondersteunen van het bijbehorende andere element, dat elkaar na de montage rakende punten van de elementen alle in hoofdzaak op de scharnieras liggen, waarbij elk orgaan bij de raakpunten ervan ruimte heeft om de delen tussen twee verschillende posities ervan om de scharnieras te kunnen draaien, waarbij het andere element van het orgaan van de tweede soort begrensd wordt door twee elkaar op de scharnieras snijdende randen.

2. Koppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de elementen zodanig zijn, dat na de montage de elementen van elk orgaan elkaar over een met de scharnieras samenvallend lijnstuk raken.

3. Koppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vrije uiteinde van de haak in het buigvlak ervan een oplooprand heeft, die zicht uitstrekt aan weerszijden van een de oplooprand en de scharnieras snijdende lijn die aan de kant van de scharnieras de steel van de haak begrenst.

4. Koppeling volgens een van de conclusies 1 t/m 3, met het kenmerk, dat bij elk orgaan een wig aan een van de delen is aangebracht waarvan een oplooprand vanaf de scharnieras van het ene deel loopt voor het tijdens de montage over het oploopvlak geleiden van het bijbehorende element van het andere deel, waarbij voor het orgaan van de eerste soort het andere deel het deel met de haak is.

5. Koppeling volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat voor een orgaan van de tweede soort het element van het andere deel een zich aan een kant van de scharnieras uitstrekkend uitsteeksel heeft dat aan de kant van de scharnieras begrensd wordt een door de scharnieras lopende oplooprand die tijdens de montage tegen de oplooprand van de bijbehorende wig geleid wordt.

6. Koppeling volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat van tenminste een orgaan de elementen een vorm hebben die axiale verplaatsing van de delen tegengaan.

7. Koppeling volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het middelste orgaan van de eerste soort is.