NL8902710A - Inrichting voor het openen van de ene laag van een buisvormige materiaalbaan. - Google Patents

Description

Inrichting voor het openen van de ene laag van een buisvormige materiaalbaan

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het openen van de ene laag van een buisvormige materiaalbaan, voorzien van een snij-orgaan en geleidingsorganen voor het geleiden van de materiaalbaan.

Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld beschreven in EP-A-0 269 145. Bij deze bekende inrichting bestaat het snij-orgaan uit een perforatiemes, dat beide lagen van de buisvormige materiaalbaan perforeert, waarna de perforatie in de bovenlaag met mechanische hulpmiddelen wordt opengetrokken. Deze bekende inrichting heeft het bezwaar, dat de instelling van de inrichting op de te bewerken materiaalbaan betrekkelijk omslachtig is, terwijl de constructie van de inrichting door de benodigde mechanische hulpmiddelen gecompliceerd is.

US-A-4.586.318 beschrijft een inrichting van de bovengenoemde soort, waarbij het snij-orgaan bestaat uit een verwarmde snijdraad, die op de ene laag van de buisvormige materiaalbaan wordt gedrukt. Deze bekende inrichting heeft het bezwaar, dat de buisvormige materiaalbaan om een schei-dingsplaat voor het scheiden van de beide lagen moet worden geleid.

De uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarbij de genoemde bezwaren op eenvoudige doch niettemin doeltreffende wijze zijn ondervangen.

Hiertoe heeft de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat één van de geleidingsorganen is uitgevoerd als een dwars op de langsrichting van de materiaalbaan verlopende rechte drager voor de materiaalbaan en dat het snij-orgaan een snijmes omvat, dat is gemonteerd op een wagen, die parallel aan de drager heen en weer beweegbaar is door middel van een eerste aandrijforgaan en die een geleidings-element draagt, dat de wagen tijdens het opensnijden van de genoemde laag op de drager geleidt, waarbij het snijmes ten opzichte van het geleidingselement in de richting van de drager over een instelbare lengte uitsteekt.

Op deze wijze wordt een inrichting verkregen, waarmee met zekerheid de bovenlaag van de buisvormige mate-riaalbaan wordt opengesneden, waarbij aan de toleranties geen extreem hoge eisen behoeven te worden gesteld voor het handhaven van de gewenste snijdiepte, doordat het geleidings-element de wagen tijdens het snijden op de drager geleidt, zodat een vaste stand van de wagen ten opzichte van de drager is gewaarborgd. Door het instellen van de uitstekende lengte van het snijmes wordt dan de gewenste snijdiepte voor het doorsnijden van de bovenlaag van de buisvormige materi-aalbaan verkregen.

Volgens een gunstige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is de wagen door middel van een tweede aandrijforgaan verplaatsbaar tussen een ruststand, waarin het geleidingselement en het snijmes zich op een afstand van de drager bevinden, en een werkstand, waarin het geleidingselement tegen de over de drager gevoerde materiaal-baan wordt gedrukt, waarbij de wagen is voorzien van een detector, die bij het detecteren van de aan- resp. afwezigheid van de materiaalbaan tegenover het snijmes het tweede aandrijf orgaan zodanig bedient, dat de wagen zich in de werk-resp. ruststand bevindt.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding schematisch is weergegeven.

Fig. 1 is een gedeeltelijk weergegeven bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een gedeeltelijk in doorsnede uitgevoerd zij-aanzicht van de inrichting uit fig. 1.

Fig. 3 is een gedeeltelijk weergegeven zij-aanzicht van de inrichting uit fig. 1, waarbij de wagen zich in de ruststand bevindt.

Fig. 4 is een met fig. 3 overeenkomend gedeelte van de inrichting in doorsnede, waarbij de wagen zich in de werkstand bevindt.

In de fig. 1 en 2 is een inrichting voor het openen van de ene laag 1 van een buisvormige bijvoorbeeld uit kunststof bestaande materiaalbaan 2 weergegeven, welke mate-riaalbaan 2 over een eerste rol 3 en een snij-as 4 wordt geleid. De snij-as 4 doet dienst als drager voor de materiaal-baan 2 tijdens het snijden en kan ook op andere wijze zijn uitgevoerd.

De gehele inrichting is tussen twee draagplaten 5 gebouwd, waarvan er in de tekening slechts één zichtbaar is.

Op enige afstand onder de snij-as 4 is een holle as 6 gemonteerd, waarop een wagen 7 is geleid. Deze wagen 7 draagt een snijmes 8 met een snijpunt 9 voor het doorsnijden van de laag 1 van de materiaalbaan 2. De wagen 7 is hiertoe heen en weer beweegbaar op de as 6 door middel van een eerste aandrijforgaan 10. Tijdens elke verplaatsing van de wagen 7 langs de materiaalbaan 2 kan het snijmes 8 de bovenlaag 1 doorsnijden. Daarbij zullen andere middelen voor het transporteren van de materiaalbaan 2 telkens de materiaalbaan over een vooraf bepaalde afstand verplaatsen. Deze middelen maken geen deel uit van de onderhavige uitvinding.

Dit aandrijforgaan 10 bestaat uit een huis 11, dat op de as 6 verschuifbaar is gemonteerd, terwijl in de holle as 6 een niet zichtbare magneet door middel van perslucht heen en weer verplaatsbaar is, welke magneet samenwerkt met een in het huis 11 aangebrachte magneet, zodat het huis 11 mee beweegt. Dergelijke aandrijforganen zijn op zichzelf bekend en behoeven hier niet nader te worden beschreven. Het is uiteraard mogelijk ook een ander type aandrijforgaan voor de wagen 7 toe te passen.

Op het huis 11 is de wagen 7 bevestigd, die is uitgevoerd als een ongeveer L-vormige plaat. Op het ene been 12 is een steunblok 13 aangebracht, op de bovenzijde waarvan een mesdrager 14 verschuifbaar is gemonteerd. Het snijmes 8 is op deze mesdrager 14 bevestigd. De mespunt 9 van het snijmes 8 steekt over een instelbare lengte uit ten opzichte van een op het steunblok 13 gemonteerd lager 15, dat als geleidingselement van de wagen 7 dienst doet.

De wagen 7 is kantelbaar om de holle as 6 door middel van een tweede aandrijforgaan 16, dat bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld als elektromagneet is uitgevoerd, doch ook door elk ander geschikt aandrijforgaan kan worden vervangen. Het aandrijforgaan 16 bedient een excentrische as 17 voor het verplaatsen van de wagen 7 tussen een in fig. 3 weergegeven ruststand en een in fig. 4 weergegeven werkstand. In de ruststand volgens fig. 3 ligt het snijmes 8 op een afstand van de snij-as 4, terwijl in de werkstand volgens fig. 4 het lager 15 tegen de materiaalbaan 2 wordt gedrukt, zodat het snijmes 8 in de laag 1 van de materiaalbaan 2 steekt.

De excentrische as 17 grijpt aan op een nok 18, die tegen de werking van een veer 19 in verschuifbaar is in een bus 20. De as 17 kan door het aandrijforgaan 16 van de stand volgens fig. 3 naar de stand volgens fig. 4 worden gedraaid, waardoor de wagen 7 naar de snij-as 4 kantelt en met het lager 15 tegen de materiaalbaan 2 wordt gedrukt met een door de veer 19 bepaalde kracht. De ruststand volgens fig. 3 wordt bepaald door een in het andere been 21 van de wagen 7 verdraaibare aanslagnok 22. Door het instellen van deze nok 22 kan de hartlijn van het snijmes 8 op de hartlijn van de snij-as 4 worden ingesteld, waardoor een zo nauwkeurig mogelijke rechte snede in de laag 1 van de materiaalbaan 2 wordt bereikt.

Het aandrijforgaan 16 wordt bekrachtigd door een als micro-schakelaar 23 uitgevoerde detector, waarvan een schakelarm 24 bij afwezigheid van de materiaalbaan 2 uitsteekt in een sleuf 25 van een geleidingsplaat 26 voor de materiaalbaan 2. Zodra de schakelarm 24 de materiaalbaan 2 bereikt, wordt het aandrijforgaan 16 bekrachtigd en kantelt de wagen 7 vanuit de ruststand volgens fig. 3 naar de werkstand volgens fig. 4.

Teneinde te waarborgen, dat de detector 23 het aandrijforgaan 16 uitsluitend bekrachtigd, wanneer het snijmes 8 de materiaalbaan 2 heeft bereikt, is de detector 23 gemonteerd op een verschuifbare plaat 27, waardoor de detector 23 tussen twee aan weeszijden van het snijmes 8 gelegen detectieposities beweegbaar is. De plaat 27 is verschuifbaar door middel van een als hefboom werkende veer 28, waarvan één uiteinde 29 is gekoppeld met de plaat 27, terwijl het andere uiteinde 30 kan samenwerken met een in het midden van de excentrische as 17 gemonteerde schakelpen 31.

Wanneer de wagen 7 van de in fig. 1 weergegeven stand naar links beweegt, komt eerst het snijmes 8 tegenover de materiaalbaan 2 te liggen, waarna de schakelarm 24 de materiaalbaan bereikt en het aandrijforgaan 16 bekrachtigd. Vervolgens wordt de plaat 27 verschoven doordat de veer 28 door de schakelpen 31 wordt bediend, zodat de schakelarm 24 gaat voorlopen op het snijmes 8 en de bekrachtiging van het aandrijforgaan 16 beëindigt, zodra de schakelarm 24 weer in de sleuf 25 van de geleidingsplaat 26 valt. Hierdoor kantelt de wagen 7 naar de ruststand terug, voordat de eindrand van de materiaalbaan 2 is bereikt. Bij de teruggaande beweging van links naar rechts volgens het aanzicht van fig. 1, zal dan eerst het snijmes 8 de materiaalbaan bereiken en vervolgens de schakelarm 24.

Opgemerkt wordt, dat de micro-schakelaar 23 met schakelarm 24 ook door een ander type detector kan worden vervangen, bijvoorbeeld aan weerszijden van het snijmes 8 gelegen lichtdetectors met bijbehorende logische besturing.

De detector dient slechts te waarborgen, dat bij het detecteren van de aan- resp. afwezigheid van de materiaalbaan 2 tegenover het snijmes 8 het aandrijforgaan 16 zodanig wordt bediend, dat de wagen 7 zich in de werk- resp. ruststand bevindt.

Aan de toleranties van de beschreven inrichting, in het bijzonder de snij-as 4 en de holle as 6 worden voor het waarborgen van de vereiste snijdiepte geen extreem hoge eisen gesteld, doordat tijdens het snijden het lager 15 de wagen 7 op de snij-as 4 geleidt en het snijmes 8 over een ingestelde lengte ten opzichte van het lager 15 uitsteekt.

De uitstekende lengte van het snijmes 8 kan worden ingesteld, doordat de mesdrager 14 aan de van het snijmes 8 afgekeerde zijde een omlaag gebogen been 32 heeft met een schroefdraadgat, waarin een instelschroef 33 draaibaar is. Deze instelschroef is op zijn beurt voorzien van een centrale boring 34 met schroefdraad, waarmee de instelschroef 33 verdraaibaar is aangebracht op een schroefdraadstang 35.

De spoed van de schroefdraad in de boring 34 is daarbij gelijk aan die van de buitenzijde van de instelschroef 33, zodat de verplaatsing van het snijmes 8 wordt bepaald door het verschil tussen de spoed van de uitwendige en die van de inwendige schroefdraad. Hierdoor is een nauwkeurige instelling van de uitstekende lengte van het snijmes 8 mogelijk.

De uitvinding is niet beperkt tot het in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeeld, dat binnen het kader der conclusies op verschillende manieren kan worden gevarieerd.

Claims (8)

1. Inrichting voor het openen van de ene laag van een buisvormige materiaalbaan, voorzien van een snij-orgaan en geleidingsorganen voor het geleiden van de materiaalbaan, met het kenmerk, dat één van de geleidingsorganen is uitgevoerd als een dwars op de langsrichting van de materiaalbaan verlopende rechte drager voor de materiaalbaan en dat het snij-orgaan een snijmes omvat, dat is gemonteerd op een wagen, die parallel aan de drager heen en weer beweegbaar is door middel van een eerste aandrijforgaan en die een gelei-dingselement draagt, dat de wagen tijdens het opensnijden van de genoemde laag op de drager geleidt, waarbij het snijmes ten opzichte van het geleidingselement in de richting van de drager over een instelbare lengte uitsteekt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de wagen door middel van een tweede aandrijforgaan verplaatsbaar is tussen een ruststand, waarin het geleidingselement en het snijmes zich op een afstand van de drager bevinden, en een werkstand, waarin het geleidingselement tegen de over de drager gevoerde materiaalbaan wordt gedrukt, waarbij de wagen is voorzien van een detector, die bij het detecteren van de aan- resp. afwezigheid van de materiaalbaan tegenover het snijmes het tweede aandrijforgaan zodanig bedient, dat de wagen zich in de werk- resp. ruststand bevindt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de detector ten opzichte van de wagen in de bewegingsrichting daarvan heen en weer beweegbaar is tussen twee aan weerszijden van het snijmes gelegen detectieposities, waarbij althans ongeveer in het midden van de bewegingsbaan van de wagen een omschakelorgaan is aangebracht voor het in de ene of andere detectiepositie brengen van de detector, zodanig dat de detector in de bewegingsrichting van de wagen vóór het bereiken van het omschakelorgaan naijlt op het snijmes.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de detector bestaat uit een micro-schakelaar met een schakelarm, die uitsteekt in de sleuf van een gelei-dingsplaat voor de materiaalbaan.

5. Inrichting volgens conclusie 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat de wagen is geleid op een parallel aan de drager verlopende, op een afstand onder deze drager liggende as, om welke as de wagen kantelbaar is tussen de ruststand en de werkstand, waarbij het tweede aandrijforgaan een verdraaibare excentrische as omvat, die aangrijpt op een onder veerdruk staande nok van de wagen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de ruststand van de wagen instelbaar is door middel van een instelbare aanslag, die samenwerkt met de excentrische as en tegenover de onder veerdruk staande nok ligt.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het snijmes is bevestigd op een mesdrager, die aan het van het snijmes afgekeerde uiteinde een been met schroefdraadgat bezit, waarin een instelschroef is gedraaid, welke met een holte met inwendige schroefdraad op een vaste schroefdraadstang verdraaibaar is.

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager bestaat uit een ronde as en het geleidingselement van de wagen bestaat uit een lager.