NL8902601A - Antitheft article monitoring unit near person - has main and subsidiary units with emitters receivers and memory units - Google Patents

Antitheft article monitoring unit near person - has main and subsidiary units with emitters receivers and memory units Download PDF

Info

Publication number
NL8902601A
NL8902601A NL8902601A NL8902601A NL8902601A NL 8902601 A NL8902601 A NL 8902601A NL 8902601 A NL8902601 A NL 8902601A NL 8902601 A NL8902601 A NL 8902601A NL 8902601 A NL8902601 A NL 8902601A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
subunit
main unit
signal
address code
memory
Prior art date
Application number
NL8902601A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Cornelis Charles De Graaf En C
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cornelis Charles De Graaf En C filed Critical Cornelis Charles De Graaf En C
Priority to NL8902601A priority Critical patent/NL8902601A/en
Publication of NL8902601A publication Critical patent/NL8902601A/en

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G08SIGNALLING
    • G08BSIGNALLING OR CALLING SYSTEMS; ORDER TELEGRAPHS; ALARM SYSTEMS
    • G08B21/00Alarms responsive to a single specified undesired or abnormal condition and not otherwise provided for
    • G08B21/02Alarms for ensuring the safety of persons
    • G08B21/0202Child monitoring systems using a transmitter-receiver system carried by the parent and the child
    • G08B21/0227System arrangements with a plurality of child units
    • GPHYSICS
    • G08SIGNALLING
    • G08BSIGNALLING OR CALLING SYSTEMS; ORDER TELEGRAPHS; ALARM SYSTEMS
    • G08B21/00Alarms responsive to a single specified undesired or abnormal condition and not otherwise provided for
    • G08B21/02Alarms for ensuring the safety of persons
    • G08B21/0202Child monitoring systems using a transmitter-receiver system carried by the parent and the child
    • G08B21/023Power management, e.g. system sleep and wake up provisions
    • GPHYSICS
    • G08SIGNALLING
    • G08BSIGNALLING OR CALLING SYSTEMS; ORDER TELEGRAPHS; ALARM SYSTEMS
    • G08B21/00Alarms responsive to a single specified undesired or abnormal condition and not otherwise provided for
    • G08B21/18Status alarms
    • G08B21/24Reminder alarms, e.g. anti-loss alarms
    • GPHYSICS
    • G08SIGNALLING
    • G08BSIGNALLING OR CALLING SYSTEMS; ORDER TELEGRAPHS; ALARM SYSTEMS
    • G08B26/00Alarm systems in which substations are interrogated in succession by a central station
    • G08B26/007Wireless interrogation

Landscapes

  • Business, Economics & Management (AREA)
  • Emergency Management (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Child & Adolescent Psychology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Computer Networks & Wireless Communication (AREA)
  • Burglar Alarm Systems (AREA)

Abstract

The equipment monitors the presence of articles near a person, having a main unit(1) on the person, and a large number of subsidiary ones (2) on the articles. The units each have a processing circuit and a memory unit, an emitter, and a receiver. Each memory unit stores all address codes fed to it, and when in the address mode, the main unit sends out the address codes stored via a detection signal. In each subsidiary unit the address code received is compared with one stored in its memory unit, and when they agree emits a corresponding answering signal. The main unit generated an alarm signal if no corresponding answering signal is received within a predetermined time.

Description

Korte aanduiding: stelsel voor het bewaken van de aanwezigheid van objecten in de omgeving van een persoon.Short designation: system for monitoring the presence of objects in the vicinity of a person.

De uitvinding heeft betrekking op een stelsel voor het bewaken van de aanwezigheid van objecten in de omgeving van een persoon.The invention relates to a system for monitoring the presence of objects in the vicinity of a person.

Tot op heden is het voor het bewaken van de aanwezigheid van objecten in de omgeving van een persoon nodig dat de persoon zelf controleert of de objecten zich nog in zijn buurt bevinden. Omdat hij deze controle gemakkelijk kan vergeten uit te voeren en hij deze controle bovendien prakisch niet vaak achtereen kan doen blijkt het vaak mogelijk te zijn dat een persoon ondanks intensieve controle door verlies of diefstal een object kwijtraakt.To date, in order to monitor the presence of objects in a person's environment, it is necessary that the person himself checks whether the objects are still in his vicinity. Because he can easily forget to carry out this check and, moreover, he cannot practically do this check in succession, it often turns out that it is possible that a person loses an object despite intensive checks due to loss or theft.

De uitvinding beoogt een bewakingsstelsel te verschaffen dat de controle door de persoon overbodig maakt en dat met relatief hoge frequentie de aanwezigheid van een of meer objecten kan controleren en bij afwezigheid een door de persoon waarneembaar alarmsignaal opwekt, zodat de persoon bij opwekking van een dergelijk signaal snel op het verlies kan reageren.The object of the invention is to provide a monitoring system which makes the monitoring by the person superfluous and which can check the presence of one or more objects at a relatively high frequency and which generates an alarm signal which can be perceived by the person in the absence, so that the person, when generating such a signal can respond quickly to the loss.

De uitvinding verschaft daartoe een bewakingsstelsel voor het bewaken van de aanwezigheid van objecten in de omgeving van een persoon, omvattende een hoofdeenheid in de nabijheid van de persoon en een aantal subeenheden, die bestemd zijn om aan een of meer objecten toegevoegd te worden, waarbij de hoofdeenheid en elke subeenheid een ver-werkingsketen, een geheugen, een zender en een ontvanger omvatten, waarbij het geheugen van elke subeenheid geschikt is voor het daarin opslaan van een aan de subeenheid toegewezen adrescode en het hoofdeenheidgeheugen geschikt is voor het daarin opslaan van alle toegewezen adrescoden, waarbij, in een aftastmodus, de hoofdeenheid door middel van een aftastsignaal de in het hoofdeenheidgeheugen opgeslagen adrescoden uitzendt, elk subeenheid een door middel van het aftastsignaal ontvangen adrescode vergelijkt met het in het subeenheidgeheugen opgeslagen adrescode en bij gelijkheid een corresponderend antwoordsignaal uitzendt, en de hoofdeenheid een alarmsignaal opwekt wanneer het na de uitzending van een adrescode binnen een voorafbepaald tijdvenster geen corresponderend antwoordsignaal ontvangt. Omdat elke subeenheid een eigen adrescode heeft, die zo lang is als praktisch mogelijk kan zijn, kunnen verschillende subeenheden gebruikt worden voor een of meer verschillende objecten. Theoretisch is het mogelijk dat een dief de adrescode van een door de persoon gebruikte subeenheid detecteert en vervolgens een andere subeenheid programmeert om deze daarna bij de persoon te plaatsen en vervolgens het corresponderende object weg te nemen.To this end, the invention provides a monitoring system for monitoring the presence of objects in the vicinity of a person, comprising a main unit in the vicinity of the person and a number of sub-units, which are intended to be added to one or more objects, wherein the main unit and each subunit comprise a processing chain, a memory, a transmitter and a receiver, the memory of each subunit being capable of storing an address code assigned to the subunit therein and the main unit memory being capable of storing all the assigned address codes, wherein, in a scan mode, the main unit transmits the address codes stored in the main unit memory by means of a scan signal, each subunit compares an address code received by means of the scan signal with the address code stored in the subunit memory and emits a corresponding reply signal in the case of equality, and the main unit an alarms is generated when it does not receive a corresponding response signal after the transmission of an address code within a predetermined time window. Because each subunit has its own address code, which is as long as practical, different subunits can be used for one or more different objects. Theoretically, it is possible for a thief to detect the address code of a subunit used by the person and then program another subunit to place it on the person and then remove the corresponding object.

Wanneer de persoon echter twee of meer subeenheden gebruikt, voor een of meer objecten kan de dief het object slechts wegnemen wanneer hij alle door de persoon gebruikte subeenheden vervangt door andere subeenheden. Bovendien kan bij vervanging van een subeenheid van de persoon door een subeenheid van de dief met dezelfde adrescoden afhankelijk van de soort modulatie en de signaalsterkten interferentie ontstaan tussen de door de beide subeenheden uitgezonden corresponderende antwoord-signalen, waardoor de hoofdeenheid geen goed corresponderend antwoordsignaal kan ontvangen en daardoor de hoofdeenheid een alarmsignaal zal opwekken. Wanneer de dief weet welke subeenheid aan een bepaald object toegevoegd is en wanneer, bijvoorbeeld door afscherming van een van de subeenheden tijdens vervanging, geen interferentie kan optreden kan de dief het object nog niet wegnemen zonder dat een alarmsignaal opgewekt wordt wanneer aan het object nog een andere subeenheid toegevoegd was.However, if the person uses two or more subunits, for one or more objects, the thief can only remove the object if he replaces all subunits used by the person with other subunits. Moreover, when a subunit of the person is replaced by a subunit of the thief with the same address codes, depending on the type of modulation and the signal strengths, interference may arise between the corresponding response signals transmitted by the two subunits, as a result of which the main unit cannot receive a properly corresponding response signal. and thereby the main unit will generate an alarm signal. When the thief knows which sub-unit has been added to a certain object and when, for example, by shielding one of the sub-units during replacement, no interference can occur, the thief cannot yet remove the object without generating an alarm signal if the object has another another subunit was added.

Opdat verschillende personen in eikaars nabijheid een dergelijk bewakingsstelsel kunnen gebruiken zijn de prestaties van de zenders en van de ontvangers bij voorkeur zodanig beperkt dat voorbij een afstand van ongeveer drie meter van de persoon geen goede overdracht van signalen meer plaatsvindt, zodat de subeenheden zich binnen deze afstand van de persoon moeten bevinden. Bovendien is het dan gunstig dat het door een subeenheid uitgezonden antwoordsignaal de in het geheugen van de subeenheid opgeslagen adrescode bevat.In order for several persons in close proximity to use such a monitoring system, the performance of the transmitters and of the receivers is preferably limited such that good signals are no longer transmitted beyond a distance of about three meters from the person, so that the subunits are within this range. distance from the person. In addition, it is then favorable that the reply signal transmitted by a subunit contains the address code stored in the memory of the subunit.

Omdat bijvoorbeeld door omgevingsinvloeden de uitgezonden signalen tijdelijk gestoord of afgeschermd kunnen worden verdient het de voorkeur dat de verwerkingsketen het alarmsignaal opwekt wanneer het gedurende een voorafbepaalde periode, een voorafbepaald aantal keren het corresponderend antwoordsignaal niet ontvangen heeft.For example, because environmental influences may cause the transmitted signals to be temporarily disturbed or shielded, it is preferable that the processing circuit generates the alarm signal when it has not received the corresponding response signal for a predetermined period of times.

Bij voorkeur is het bewakingsstelsel zodanig dat een subeenheid het corresponderend antwoordsignaal uitzendt met een voorafbepaalde duur vanaf een willekeurig tijdstip na constatering van de gelijkheid door de verwerkingsketen van de subeenheid tot ten langste het tijdstip van een mogelijke volgende constatering van de gelijkheid, en dat de hoofdeenheidverwerkingsketen het alarmsignaal opwekt wanneer het gedurende het tijdvenster langer dan de voorafbepaalde duur het corresponderend antwoordsignaal ontvangt. Omdat een subeenheid op een willekeurig tijdstip een corresponderend antwoordsignaal in responsie op een aftastsignaal uitzendt en dit tijdstip ook willekeurig ten opzichte van een eventueel door een dief geplaatste subeenheid met dezelfde adrescode is, is de kans groot dat binnen het tijdvenster de hoofdeenheid tweemaal een corresponderend antwoordsignaal of, ten gevolge van interferentie, geen corresponderend antwoordsignaal ontvangt. Omdat de hoofdeenheid wanneer het stelsel niet gestoord is, of wordt, binnen het tijdvenster slechts eenmaal een corresponderend antwoordsignaal verwacht zal het dan het alarmsignaal opwekken. Hierdoor wordt de mogelijkheid van het ongemerkt vervangen van een subeenheid door een dief praktisch ónmogelijk gemaakt.Preferably, the monitoring system is such that a subunit transmits the corresponding response signal for a predetermined duration from any point in time after detection of equality by the processing unit of the subunit up to the time of a possible subsequent determination of equality, and that the main unit processing chain generates the alarm when it receives the corresponding response signal during the time window longer than the predetermined duration. Since a subunit transmits a corresponding response signal in response to a scan signal at any one time and this time is also random with respect to a subunit possibly placed by the thief with the same address code, it is likely that within the time window the main unit is twice a corresponding response signal or, due to interference, does not receive a corresponding response signal. Since the master unit is, or is not, expected to receive a corresponding response signal only once within the time window, it will then generate the alarm signal. This makes the possibility of unnoticed replacement of a subunit by a thief practically impossible.

Bij voorkeur heeft de hoofdeenheidverwerkingsketen daarmee verbonden schakelmiddelen voor het in de aftast-modus of in een programmeermodus brengen van de hoofdeenheid en voor het in de programmeermodus invoeren van gegevens voor het in de geheugens van de hoofdeenheid en van een gekozen subdeel opslaan van een gekozen adrescode. Hierdoor hoeft slechts één soort subeenheid vervaardigd te worden, waarbij de subeenheden pas na programmering geïndividualiseerd worden.Preferably, the main unit processing circuit has associated switching means for bringing the main unit into the scan mode or a programming mode and for entering data into the programming mode for storing a selected address code in the memories of the main unit and a selected subpart . As a result, only one type of subunit has to be manufactured, the subunits being individualized only after programming.

Het stelsel is bij voorkeur zodanig dat in de programmeermodus de hoofdeenheidverwerkingsketen een adrescode voorafgaand aan registratie ervan willekeurig kiest uit een groep mogelijke adrescoden die reeds opgeslagen adrescoden niet omvatten. Hierdoor kunnen de schakelmiddelen eenvoudig zijn en is de hoofdeenheid eenvoudig door de persoon te bedienen. Omdat een gekozen adrescode willekeurig gekozen is, is, wanneer de groep adrescoden waaruit gekozen kan worden voldoende groot is, de kans dat bij verschillende hoofdeenheden behorende subeenheden dezelfde adrescoden hebben, die daardoor de goede werking van het stelsel nadelig zouden kunnen beïnvloeden, klein.Preferably, the system is such that in programming mode, the main unit processing chain randomly selects an address code prior to registration from a group of possible address codes that do not include previously stored address codes. The switching means can hereby be simple and the main unit can be easily operated by the person. Since a selected address code is chosen at random, if the group of address codes from which to choose can be selected, it is sufficiently large that the subunits belonging to different main units have the same address codes, which could thereby adversely affect the proper functioning of the system.

Het stelsel kan zodanig uitgevoerd zijn dat de hoofdeenheidzender in de programmeermodus gebruikt wordt voor het naar een subeenheid uitzenden van een programmeer-signaal. Daartoe bevat het programmeersignaal ter onderscheiding van het aftastsignaal bij voorkeur een programmeerkenteken. Bovendien zendt de hoofdeenheidzender in de programmeermodus bij voorkeur met een lager vermogen dan in de aftastmodus uit, zodat alleen een subeenheid dichtbij, bijvoorbeeld geplaatst op de hoofdeenheid geprogrammeerd kan worden.The system may be configured to use the master unit transmitter in programming mode to transmit a programming signal to a subunit. For this purpose, the programming signal to distinguish it from the scanning signal preferably contains a programming mark. In addition, in the programming mode, the main unit transmitter preferably transmits at a lower power than in the scanning mode, so that only a subunit can be programmed close to, for example, placed on the main unit.

In de programmeermodus kan een programmeersignaal tevens door een andere zender van de hoofdeenheid uitgezonden worden en door een andere ontvanger van de te programmeren subeenheid ontvangen worden.In programming mode, a programming signal can also be transmitted by another transmitter of the main unit and received by another receiver of the subunit to be programmed.

Bij voorkeur is de andere zender een infraroodzender en is de andere ontvanger een infraroodontvanger. Hierdoor kan op eenvoudige manier bereikt worden dat slechts één subeenheid tegelijk door de hoofdeenheid geprogrammeerd kan worden.Preferably, the other transmitter is an infrared transmitter and the other receiver is an infrared receiver. This makes it easy to achieve that only one subunit can be programmed by the main unit at a time.

Bij voorkeur bevat het door een subeenheid uitgezonden antwoordsignaal een gegeven over de conditie van de voeding van de subeenheid. Hierdoor kan tijdig waargenomen worden dat de voeding van de subeenheid gecontroleerd moet worden en eventueel een batterij daarvan vervangen moet worden, zodat niet foutief een alarmsignaal opgewekt wordt.Preferably, the response signal emitted by a subunit contains a data about the condition of the power supply of the subunit. As a result, it can be observed in time that the power supply of the sub-unit must be checked and, if necessary, a battery thereof must be replaced, so that an alarm signal is not erroneously generated.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekeningen. In de tekeningen tonen:The invention will be elucidated on the basis of the drawings. In the drawings show:

Fig. 1 een blokschema van een bewakingsstelsel volgens de uitvinding;Fig. 1 is a block diagram of a monitoring system according to the invention;

Fig. 2 een eerste uitvoeringsvorm van de schakel-middelen van het stelsel van fig. 1;Fig. 2 shows a first embodiment of the switching means of the system of FIG. 1;

Fig. 3 een tweede uitvoeringsvorm van de schakel-middelen van het stelsel van fig. 1;Fig. 3 shows a second embodiment of the switching means of the system of FIG. 1;

Fig. 4 een indeelschema van een door de hoofdeenheid-zender van fig. 1 uit te zenden signaal;Fig. 4 is a schematic diagram of a signal to be transmitted by the main unit transmitter of FIG. 1;

Fig. 5 een indeelschema van een door een subeenheid-zender van fig. 1 uit te zenden signaal;Fig. 5 is a schematic diagram of a signal to be transmitted by a subunit transmitter of FIG. 1;

Fig. 6 een tijdsdiagram van signalen die kunnen optreden in het stelsel van fig. 1 bij een andere werking ervan.Fig. 6 is a timing chart of signals that may occur in the system of FIG. 1 in a different operation thereof.

Fig. 1 toont een uitvoeringsvorm van het bewakingsstelsel volgens de uitvinding, omvattende een hoofdeenheid 1, die bestemd is om door een persoon gedragen te worden, en een aantal subeenheden 2, die bestemd zijn om aan een of meer objecten (niet getoond) binnen de omgeving van de persoon, toegevoegd te worden, waarbij de aanwezigheid van de objecten door middel van het stelsel bewaakt moet worden.Fig. 1 shows an embodiment of the monitoring system according to the invention, comprising a main unit 1, which is intended to be carried by a person, and a number of subunits 2, which are intended to be attached to one or more objects (not shown) within the vicinity of the person to be added, whereby the presence of the objects must be monitored by means of the system.

De hoofdeenheid 1 heeft een verwerkingsketen 3 die via een verbinding 4 of via een serie/parallelomzetter 5 verbonden is met een ontvanger 6 en die tevens verbonden is met bedieningsmiddelen 7, een geheugen 8, een weergeef- orgaan 9, een akoestisch signaleringsorgaan 10 en via een parallel/serieomzetter 11 met een zender 12. Een ingang van de ontvanger 6 is verbonden met een antenne 13 en een uitgang van de zender 12 is verbonden met een antenne 14.The main unit 1 has a processing circuit 3 which is connected via a connection 4 or via a series / parallel converter 5 to a receiver 6 and which is also connected to operating means 7, a memory 8, a display 9, an acoustic signaling device 10 and via a parallel / series converter 11 with a transmitter 12. An input of the receiver 6 is connected to an antenna 13 and an output of the transmitter 12 is connected to an antenna 14.

De subeenheid 2 omvat een verwerkingsketen 15, die via een serie/parallelomzetter 16, verbonden is met een ontvanger 17 en die tevens verbonden is met een geheugen 18 en via een verbinding 19 of een parallel/serieomzetter 20 met een zender 21. Een ingang van de ontvanger 17 is verbonden met een antenne 22 en een uitgang van de zender 21 is verbonden met een antenne 23.The subunit 2 comprises a processing circuit 15, which is connected via a series / parallel converter 16 to a receiver 17 and which is also connected to a memory 18 and via a connection 19 or a parallel / series converter 20 to a transmitter 21. An input of the receiver 17 is connected to an antenna 22 and an output of the transmitter 21 is connected to an antenna 23.

Het ontvangstgedeelte 17, 22 van de subeenheid 2 is geschikt voor het ontvangen van een door het zendgedeelte 12, 14 van de hoofdeenheid 1 uitgezonden signaal dat, zoals later toegelicht wordt, een aftastsignaal of een program-meersignaal kan zijn. Het ontvangstgedeelte 6, 13 van de hoofdeenheid 1 is geschikt voor het ontvangen van een door het zendgedeelte 21, 23 van de subeenheid 2 uitgezonden signaal, dat in het bijzonder een antwoordsignaal is dat correspondeert met een door de hoofdeenheid 1 uitgezonden en voor de specifieke subeenheid 2 bestemd aftastsignaal.The receiving portion 17, 22 of the subunit 2 is adapted to receive a signal transmitted by the transmitting portion 12, 14 of the main unit 1 which, as explained later, may be a scan signal or a programming signal. The receiving section 6, 13 of the main unit 1 is suitable for receiving a signal transmitted by the transmitting part 21, 23 of the subunit 2, which is in particular a response signal corresponding to a transmitted by the main unit 1 and for the specific subunit 2 intended scanning signal.

In een programmeermodus kan, zoals later toegelicht wordt, door middel van de bedieningsmiddelen 7 en de verwerkingsketen 3 een adrescode in het hoofdeenheid-geheugen 8 en het geheugen 18 van een gekozen subeenheid 2 opgeslagen worden.In a programming mode, as will be explained later, an address code can be stored in the main unit memory 8 and the memory 18 of a selected subunit 2 by means of the operating means 7 and the processing circuit 3.

In een aftastmodus leest de verwerkingsketen 3 achtereenvolgens de in het geheugen 8 opgeslagen adrescoden en levert ze aan de parallel/serieomzetter 11, die de zender 12 stuurt voor het voor elke adrescode uitzenden van een de adrescode bevattend aftastsignaal. Een subeenheid 2 die via het ontvangstgedeelte 17, 22 het aftastsignaal ontvangt zet de informatie van het aftastsignaal door middel van de serie/parallelomzetter 16 weer in serievorm om en levert deze informatie aan de verwerkingsketen 15, die een in de ontvangen informatie aanwezige adrescode vergelijkt met de in het subeenheidgeheugen 18 opgeslagen adrescode. Bij gelijkheid van deze adrescode zendt de subeenheid 2 via de zender 21 een corresponderend antwoordsignaal uit. Wanneer de verwerkingsketen 3 na uitzending van het aftastsignaal binnen een voorafbepaald tijdvenster geen met de adrescode van het aftastsignaal corresponderend antwoordsignaal ontvangt zal de verwerkingsketen 3 een alarmsignaal voorbereiden dat door het weergeeforgaan 9 zichtbaar en door het signaleringsorgaan 10 hoorbaar gemaakt kan worden.In a scan mode, the processing circuit 3 successively reads the address codes stored in the memory 8 and supplies them to the parallel / series converter 11, which sends the transmitter 12 for transmitting a scan signal containing the address code for each address code. A subunit 2 which receives the scanning signal via the receiving portion 17, 22 converts the information of the scanning signal into series form again by means of the series / parallel converter 16 and supplies this information to the processing circuit 15, which compares an address code present in the received information with the address code stored in the subunit memory 18. If this address code is the same, the subunit 2 sends a corresponding reply signal via the transmitter 21. If the processing circuit 3 does not receive a response signal corresponding to the address code of the scanning signal after transmission of the scanning signal within a predetermined time window, the processing circuit 3 will prepare an alarm signal which can be visualized by the display 9 and made audible by the signaling device 10.

Wanneer de frequentiebanden van het aftastsignaal en van het antwoordsignaal elkaar geheel of gedeeltelijk overlappen zendt het hoofdeenheid 1 niet eerder een aftastsignaal uit dan wanneer een op een vorige uitzending van een aftastsignaal volgend tijdvenster afgelopen is.When the frequency bands of the scan signal and of the reply signal completely or partly overlap, the main unit 1 transmits a scan signal no earlier than when a time window following a previous transmission of a scan signal has elapsed.

Wanneer de frequentiebanden van het aftastsignaal en van het antwoordsignaal elkaar niet overlappen zendt de hoofdeenheid 1 niet eerder een aftastsignaal uit dan wanneer de uitzending van dit aftastsignaal zal eindigen na afloop van een op een vorige uitzending van een aftastsignaal volgend tijdvenster.When the frequency bands of the scan signal and of the reply signal do not overlap, the main unit 1 transmits a scan signal no earlier than when the transmission of this scan signal will end after a time window following a previous transmission of a scan signal.

Bij voorkeur wordt het alarmsignaal pas opgewekt wanneer gedurende een voorafbepaalde periode, bijvoorbeeld twee seconden, een voorafbepaald aantal keren, bijvoorbeeld acht keer, het corresponderend antwoordsignaal niet binnen het betreffende op elke uitzending van een aftastsignaal volgende tijdvenster ontvangen is.Preferably, the alarm signal is only generated when, during a predetermined period, for example two seconds, a predetermined number of times, for example eight times, the corresponding reply signal is not received within the relevant time window following each transmission of a scan signal.

Het corresponderend antwoordsignaal kan opgewekt worden door het inschakelen en vervolgens weer uitschakelen van de zendfrequentie van het zendgedeelte 21, 23, of een draaggolf met deze frequentie kan door de verwerkingsketen 15 gemoduleerd worden.The corresponding response signal can be generated by switching on and then switching off the transmit frequency of the transmit portion 21, 23, or a carrier wave of this frequency can be modulated by the processing circuit 15.

Het antwoordsignaal kan eventueel de in het subeen-heidgeheugen 18 opgeslagen adrescode bevatten en daartoe wordt in de subeenheid 2 in plaats van de verbinding 19 de parallel/ serieomzetter 20 gebruikt en wordt in de hoofdeenheid 1 in plaats van de verbinding 4 de serie/parallel-omzetter 5 gebruikt.The reply signal may optionally contain the address code stored in the subunit memory 18 and for this purpose the parallel / series converter 20 is used in the subunit 2 instead of the connection 19 and the series / parallel- in the main unit 1 instead of the connection 4 is used. converter 5 used.

Het door de hoofdeenheid 1 uitgezonden zendsignaal kan de in fig. 4 getoonde vorm hebben en omvat een aanvangsgedeelte 24, een adrescodegedeelte 25> een controlegedeelte 26 en een informatiegedeelte 27. Het aanvangsgedeelte 24 dient voor het bij ontvangst daarvan door een subeenheid 2 volledig, in plaats van alleen het ontvangstgedeelte, voeden van de subeenheid 2. Het controlegedeelte 26 wordt gebruikt voor de controle van de goede overdracht van het zendsignaal. In de programmeermodus bevat het informatiegedeelte 27 een gegeven dat aan een gekozen te programmeren subgedeelte 2 aangeeft dat het stelsel in de programmeermodus is en dat in de voor de adrescode bestemde locatie van het geheugen 18 van de subeenheid 2 de adrescode van het adrescodegedeelte 25 opgeslagen moet worden.The transmission signal transmitted by the main unit 1 may have the form shown in Fig. 4 and comprises an initial section 24, an address code section 25> a control section 26 and an information section 27. The initial section 24 serves to receive it completely, when received by a subunit 2. instead of only the receiving portion, powering the subunit 2. The checking portion 26 is used for checking the good transmission of the transmission signal. In the programming mode, the information part 27 contains a data which indicates to a selected sub-part 2 to be programmed that the system is in the programming mode and that the address code of the address-code part 25 must be stored in the location of the memory 18 of the sub-unit 2 intended for the address code. turn into.

Het door een subeenheid 2 uit te zenden antwoord-signaal kan de in fig. 5 getoonde indeling hebben, omvattende een' adrescodegedeelte 28, een controlegedeelte 29 en een informatiegedeelte 30. Het adrescodegedeelte 28 bevat de in het geheugen 18 van de subeenheid 2 opgeslagen adrescode. Het controlegedeelte 29 dient voor controle van de goede overdracht van het antwoordsignaal in de hoofdeenheid 1. Het informatiegedeelte 30 bevat een gegeven dat de conditie van de voeding van de subeenheid 2 aangeeft voor het eventueel bijladen of vervangen van een, niet getoonde, batterij van de subeenheid 2. In dit verband wordt opgemerkt dat een subeenheid 2 ook gevoed kan worden door via de antenne 22 ontvangen en in een opslagorgaan (niet getoond) geaccumuleerde energie.The reply signal to be transmitted by a subunit 2 may have the format shown in Fig. 5, comprising an address code section 28, a control section 29 and an information section 30. The address code section 28 contains the address code stored in the memory 18 of the subunit 2. . The control section 29 serves to check the proper transmission of the response signal in the main unit 1. The information section 30 contains a data indicating the condition of the power supply of the subunit 2 for the possible recharging or replacement of a battery (not shown) of the subunit 2. In this connection it is noted that a subunit 2 may also be powered by energy received via antenna 22 and accumulated in a storage device (not shown).

Fig. 2 toont een eerste, eenvoudige uitvoeringsvorm van de bedieningsmiddelen 7 waarmee twee subeenheden 2 geprogrammeerd en afgetast kunnen worden. De bedieningsmiddelen 7 omvatten volgens deze uitvoeringsvorm twee schakelaars, bijvoorbeeld schuifschakelaars, 31 en 32 die toegewezen zijn aan de respectievelijke subeenheden 2, en die twee standen kunnen innemen. Wanneer beide schakelaars 31, 32 in de bovenste stand zijn is de hoofdeenheid 1 in de aftastmodus. Wanneer een van de schakelaars 31, 32 in de onderste stand is, is de hoofdeenheid 1 in de programmeer- modus. Door middel van een eventueel aanwezige druktoets-schakelaar 33 kunnen alle in het geheugen 8 van het hoofddeel 1 opgeslagen adrescoden gewist worden.Fig. 2 shows a first, simple embodiment of the operating means 7 with which two subunits 2 can be programmed and scanned. The operating means 7 according to this embodiment comprise two switches, for example slide switches, 31 and 32, which are assigned to the respective subunits 2, and which can assume two positions. When both switches 31, 32 are in the upper position, the main unit 1 is in scan mode. When one of the switches 31, 32 is in the bottom position, the main unit 1 is in the programming mode. All address codes stored in the memory 8 of the main part 1 can be deleted by means of a push button switch 33, if present.

De in fig. 3 getoonde tweede uitvoeringsvorm van de bedieningsmiddelen 7 omvat drie druktoetsschakelaars, 34, 35, 36, die elk, maar in het bijzonder de schakelaar 36, in een behuizing van de hoofdeenheid 1 verzonken kunnen zijn en bijvoorbeeld slechts door de punt van een potlood of balpen in te drukken zijn. Door het één of meer keer indrukken van de schakelaar 34 kan de hoofdeenheid 1 in de aftastmodus, in de programmeermodus of in een wismodus gebracht worden. De gekozen modus wordt op het weergeef-orgaan 9 afgebeeld. Door het één of meer keer indrukken van de schakelaar 35 kan een met een subeenheid 2 corresponderende locatie van het geheugen 8 van de hoofdeenheid 1 gekozen worden. Het corresponderende volgnummer van de subeenheid 2 wordt op het weergeeforgaan 9 afgebeeld.The second embodiment of the operating means 7 shown in Fig. 3 comprises three push-button switches, 34, 35, 36, each of which, but in particular the switch 36, can be recessed into a housing of the main unit 1 and, for example, only through the tip of a pencil or ballpoint pen. By pressing the switch 34 one or more times, the main unit 1 can be brought into scanning mode, programming mode or erasing mode. The selected mode is displayed on the display 9. By pressing the switch 35 one or more times, a location of the memory 8 of the main unit 1 corresponding to a subunit 2 can be selected. The corresponding sequence number of the subunit 2 is displayed on the display 9.

Wanneer de schakelaar 36 ingedrukt wordt wordt de in de programmeermodus gekozen subeenheid 2 met een nieuwe adrescode geprogrammeerd, of wordt in de wismode de corresponderende geheugenlocatie van het geheugen 8 van de gekozen subeenheid 2 gewist, zodat deze subeenheid 2 inactief gemaakt wordt, of worden in de wismodus als alternatief al dergelijke locaties in het geheugen 8 gewist. In het laatste geval worden alle subeenheden 2 door de hoofdeenheid 1 als inactief opgevat. Het laatste geval is te kiezen door een eventuele extra wismodus of door gebruik van een door middel van de schakelaar 35 te kiezen positie "alle" met afbeelding van de letter A op het weergeeforgaan 9.When the switch 36 is pressed, the subunit 2 selected in the programming mode is programmed with a new address code, or in the erase mode the corresponding memory location of the memory 8 of the selected subunit 2 is erased, so that this subunit 2 is made inactive, or the erase mode alternatively erases all such locations in the memory 8. In the latter case, all subunits 2 are considered inactive by the main unit 1. The latter case can be selected by an optional extra erase mode or by using an "all" position to be selected by means of the switch 35, with the letter A displayed on the display 9.

In de programmeermodus werkt de verwerkingsketen 3 bij het indrukken van de schakelaar 36 als volgt: de verwerkingsketen 3 wekt een willekeurige adrescode op, d.w.z. de verwerkingsketen 3 kiest willekeurig een adrescode uit een groep adrescodes waarbij de omvang van de groep bepaald wordt door het aantal cijferposities van de code en door het aantal mogelijke cijfers per cijfer-positie. Wanneer de adrescode bijvoorbeeld voorgesteld wordt door een binair woord van 10 bits omvat de groep 1024 woorden of mogelijk adrescodes, waarvan er een, bijvoorbeeld een code die slechts uit nullen bestaat, gereserveerd wordt om een subeenheid 2 inactief te maken. Vervolgens leest de verwerkingsketen 8 de reeds in het geheugen 8 opgeslagen adrescodes. Wanneer de willekeurig gekozen adrescode gelijk is aan een van de uit het geheugen 8 gelezen adrescodes kiest de verwerkingsketen 3 opnieuw een willekeurige adrescode totdat geen gelijkheid tussen een willekeurig gekozen adrescode en een uitgelezen adrescode vastgesteld wordt, waarna de willekeurig gekozen adrescode via de parallel/serieomzetter 11 en de zender 12 door middel van een programmeersignaal uitgezonden wordt. Bij voorkeur wordt het programmeersignaal met een kleinere sterkte dan het aftastsignaal uitgezonden, zodat een gekozen subeenheid 2 dicht in de buurt van de hoofdeenheid 1 geprogrammeerd kan worden zonder dat andere subeenheden 2 hierdoor beïnvloedt worden.In programming mode, when the switch 36 is pressed, the processing chain 3 operates as follows: the processing chain 3 generates a random address code, ie the processing chain 3 randomly selects an address code from a group of address codes, the size of the group being determined by the number of digit positions of the code and by the number of possible digits per digit position. For example, when the address code is represented by a 10-bit binary word, the group comprises 1024 words or possibly address codes, one of which, for example, a code consisting only of zeros, is reserved to render a subunit 2 inactive. The processing circuit 8 then reads the address codes already stored in the memory 8. When the randomly chosen address code is equal to one of the address codes read from the memory 8, the processing circuit 3 again selects a random address code until no equality is determined between a randomly chosen address code and a read-out address code, after which the randomly chosen address code via the parallel / series converter 11 and the transmitter 12 is transmitted by means of a programming signal. Preferably, the programming signal is transmitted at a smaller strength than the scan signal, so that a selected subunit 2 can be programmed in close proximity to the main unit 1 without affecting other subunits 2.

In plaats van de zender 12 van de hoofdeenheid 1 voor het uitzenden en de ontvanger 17 van de subeenheid 2 voor het ontvangen van een programmeersignaal kan ook gebruik gemaakt worden van een met de verwerkingsketen 3 van de hoofdeenheid 1 verbonden infraroodlichtzender 37 en een met de verwerkingseenheid 15 van de subeenheid 2 verbonden infraroodlichtontvanger 38. Het zendbereik van de licht-zender 37 kan gemakkelijk zodanig afgeschermd worden dat alleen de lichtontvanger 38 van een gekozen subeenheid 2 het door de lichtzender 37 uitgezonden licht ontvangt. Hierdoor wordt in hoge mate voorkomen dat verschillende subeenheden 2 ongewild door hetzelfde programmeersignaal geprogrammeerd worden.Instead of the transmitter 12 of the main unit 1 for transmitting and the receiver 17 of the subunit 2 for receiving a programming signal, use can also be made of an infrared light transmitter 37 connected to the processing circuit 3 of the main unit 1 and one to the processing unit Infrared light receiver 38 connected to subunit 2. The transmission range of the light transmitter 37 can easily be shielded such that only the light receiver 38 of a selected subunit 2 receives the light emitted by the light transmitter 37. This largely prevents different subunits 2 from being accidentally programmed by the same programming signal.

Fig. 6 toont een tijdsdiagram van signalen die in de aftastmodus in het bewakingsstelsel van fig. 1 kunnen optreden. Van boven naar beneden zijn getoond: SC : het aftastsignaal voor twee subeenheden met adrescodes Cl respectievelijk C2; WI : een venstersignaal;Fig. 6 is a timing chart of signals that may occur in the scanning mode of the monitoring system of FIG. 1. From top to bottom are shown: SC: the scan signal for two subunits with address codes C1 and C2, respectively; WI: a window signal;

Rl : een signaal dat een subeenheid 2 met daarin opgeslagen adrescode Cl uitzendt in responsie op een aftastsignaal SC met adrescode Cl; R2 : een signaal dat een subeenheid 2 met daarin opgeslagen adrescode C2 uitzendt in responsie op een aftastsignaal SC met adrescode C2; F1 : een signaal dat in de hoofdeenheid 1 optreedt en dat aangeeft dat de hoofdeenheid 1 geen corresponderend antwoordsignaal op de uitzending van een aftastsignaal SC met code Cl ontvangen heeft; en F2 : een signaal dat in de hoofdeenheid 1 optreedt en dat aangeeft dat de hoofdeenheid 1 geen corresponderend antwoordsignaal op de uitzending van een aftastsignaal SC met code C2 ontvangen heeft.R1: a signal which a subunit 2 with address code Cl stored therein transmits in response to a scanning signal SC with address code Cl; R2: a signal which transmits a subunit 2 with address code C2 stored therein in response to a scan signal SC with address code C2; F1: a signal which occurs in the main unit 1 and which indicates that the main unit 1 has not received a corresponding response signal on the transmission of a scanning signal SC with code Cl; and F2: a signal which occurs in the main unit 1 and which indicates that the main unit 1 has not received a corresponding response signal on the transmission of a scan signal SC with code C2.

In fig. 6 is voorgesteld dat wanneer het aftastsignaal SC hoog is het aftastsignaal wordt uitgezonden met een adrescode die uit een geheugenlocatie van het geheugen 8 is uitgelezen. Een dergelijke uitzending vindt cyclisch plaats voor alle in het geheugen 8 opgeslagen adrescodes. Wanneer het in de hoofdeenheid 1 opgewekte venstersignaal WI hoog is kijkt de hoofdeenheid 1 naar een eventueel door de hoofdeenheid 1 ontvangen antwoordsignaal. Wanneer een subeenheid 2 met een daarin opgeslagen de adrescode Cl een aftastsignaal SC met adrescode Cl ontvangt zal deze subeenheid 2 een corresponderend antwoordsignaal Rl uitzenden dat in fig. 6 weergegeven is met een hoog niveau, zoals aangegeven met Rl^. Voor een subeenheid 2 met adrescode C2 is het aangegeven met R2^. Wanneer de hoofdeenheid 1 binnen een venster geen corresponderend antwoordsignaal ontvangt, bijvoorbeeld in het venster WI^ wekt de verwerkingsketen 3 van de hoofdeenheid 1 een foutsignaal Fl op, dat in fig. 6 aangegeven is door een puls met hoog niveau. Op dezelfde wijze geldt dit voor het uitblijven van een corresponderend antwoordsignaal binnen een op de uitzending van een aftastsignaal SC met adrescode C2 volgend venster. Wanneer de verwerkingsketen 3 van de hoofdeenheid 1 binnen een voorafbepaalde tijd, bijvoorbeeld twee seconden, een voorafbepaald aantal keren, bijvoorbeeld acht keer, pulsen van het signaal Fl opgewekt en geteld heeft zal het een alarmsignaal opwekken. Het alarmsignaal wordt hoorbaar gemaakt door het akoestische signaleringsorgaan 10 en wordt zichtbaar gemaakt op het weergeeforgaan 9, bijvoorbeeld door het laten knipperen van het corresponderende volgnummer van de subeenheid 2.In Fig. 6, it is proposed that when the scan signal SC is high, the scan signal is transmitted with an address code read from a memory location of the memory 8. Such transmission takes place cyclically for all address codes stored in memory 8. When the window signal WI generated in the main unit 1 is high, the main unit 1 looks at any response signal received by the main unit 1. When a subunit 2 with an address code Cl stored therein receives a scan signal SC with an address code Cl, this subunit 2 will emit a corresponding response signal R1 shown in FIG. 6 at a high level, as indicated by R1. For a subunit 2 with address code C2 it is indicated with R2 ^. When the main unit 1 does not receive a corresponding response signal within a window, for example in the window W1 ^, the processing circuit 3 of the main unit 1 generates an error signal F1, which is indicated in FIG. 6 by a high level pulse. Likewise, this applies to the absence of a corresponding response signal within a window following the transmission of a scanning signal SC with address code C2. When the processing circuit 3 of the main unit 1 has generated and counted pulses of the signal F1 within a predetermined time, for example two seconds, a predetermined number of times, for example eight times, it will generate an alarm signal. The alarm signal is made audible by the acoustic signaling device 10 and is visualized on the display device 9, for example by flashing the corresponding sequence number of the subunit 2.

Zoals eerder toegelicht kan het bewakingsstelsel zodanig zijn dat een door een subeenheid 2 uitgezonden antwoordsignaal de in die subeenheid 2 opgeslagen adrescode bevat. Het interval voor uitzending van de signalen Rl en R2 kan dan in overeenstemming met de breedte van de adres-code-informatie breder zijn en kan, wanneer de genoemde frequentiebanden elkaar niet overlappen, eventueel tot aan het einde van de uitzending van het aftastsignaal SC met een volgende adrescode duren.As explained earlier, the monitoring system may be such that a reply signal sent by a subunit 2 contains the address code stored in that subunit 2. The interval for transmission of the signals R1 and R2 may then be wider in accordance with the width of the address code information and, if the said frequency bands do not overlap, it may possibly be until the end of the transmission of the scanning signal SC with take another address code.

Fig. 7 toont een tijdsdiagram van signalen die kunnen optreden bij een andere werking van het in fig. 1 getoonde bewakingsstelsel. Fig. 7 heeft, voor de eenvoud van de tekening, betrekking op een stelsel met slechts één subeen-eenheid 2 met een bijbehorende adrescode Cl. De hoofdeenheid 1 zendt hierbij in de aftastmodus een aftastsignaal SC' uit met steeds de adrescode Cl. De subeenheid 2 kan in responsie op de ontvangst van een aftastsignaal SC' met adrescode Cl een antwoordsignaal Rl'. uitzenden, dat, zoals hiervoor toegelicht, al of niet de in de subeenheid 2 opgeslagen adrescode bevat. Wanneer de subeenheid 2 in responsie op de ontvangst van een aftastsignaal SC' met adrescode Cl gereed gezet is voor uitzending van het corresponderend antwoordsignaal Rl' zal het de uitzending van dit corresponderend antwoordsignaal Rl' op een willekeurig tijdstip na de genoemde gereedstelling maar tijdig vóór een volgende mogelijke gereedstelling uitzenden. In fig. 7 is bij de eerste ontvangst van het aftastsignaal SC' met adrescode Cl het corresponderend antwoordsignaal Rl1 (hoog niveau) over een periode van dt^ vertraagd. Na uitzending van de tweede adrescode Cl door de hoofdeenheid 1 blijkt de subeenheid 2, bijvoorbeeld tengevolge van gestoorde ontvangst van het aftastsignaal SC', geen antwoordsignaal Rl' uit te zenden. Bij de volgende uitzending van de adrescode Cl door de hoofdeenheid 1 is de vertragingsperiode tussen de gereedstelling voor uitzenden en de start van het uitzenden dt2 en bij de volgende uitzending van het aftastsignaal SC' bedraagt de corresponderende vertraging dt^· Gedurende het venster dat volgt op de derde uitzending van het aftast-signaal SC' met de adrescode Cl blijkt bovendien, voorafgaand aan Rl', een ander signaal TH ontvangen te worden dat gelijk is aan het door de subeenheid 2 uitgezonden corresponderend antwoordsignaal. Dit signaal TH kan afkomstig zijn van een door een dief in de buurt van de hoofdeenheid 1 geplaatste andere subeenheid 2 met dezelfde adrescode Cl. Deze tweevoudige ontvangst binnen een tijdvenster WI' wordt door de verwerkingsketen 3 van de hoofdeenheid 1 gedetecteerd en in responsie daarop zal de verwerkingseenheid 3 een puls van het foutsignaal F1' opwekken. Wanneer, zoals na de vierde uitzending van het aftastsignaal SC' met adrescode Cl, twee van dergelijke signalen Rl' en TH binnen het daaropvolgende tijdvenster elkaar (gedeeltelijk) overlappend optreden zal, afhankelijk van de gekozen modulatie en de signaalsterkten, interferentie kunnen optreden, waardoor de verwerkingseenheid 3 het door de subeenheid 2 uitgezonden antwoordsignaal niet goed kan analyseren, waardoor de verwerkingsketen 3 na afloop van het tijdvenster een puls van het foutsignaal Fl' opwekt. Wanneer ten gevolge van grote verschillen in signaalsterkten geen storende interferentie optreedt, wordt door de hoofdeenheid 1 niettemin langer dan de verwachte duur TR van een corresponderend antwoordsignaal een signaal ontvangen, waardoor ook een puls Fl1 opgewekt wordt.Fig. 7 is a timing chart of signals that may occur with other operation of the monitoring system shown in FIG. 1. Fig. 7, for the sake of simplicity of drawing, relates to a system having only one sub-unit 2 with an associated address code C1. In the scanning mode, the main unit 1 sends a scanning signal SC 'with the address code C1 in each case. The subunit 2 can respond to a reception signal R1 with a response signal SC 'with address code C1. broadcasting, which, as explained above, may or may not contain the address code stored in subunit 2. When the subunit 2 is prepared in response to the reception of a scan signal SC 'with address code Cl for transmission of the corresponding reply signal R1', it will send the transmission of this corresponding reply signal R1 'at an arbitrary time after said preparation but in time for a broadcast the next possible readiness. In Fig. 7, upon the first reception of the scan signal SC 'with address code C1, the corresponding response signal R1 (high level) is delayed by a period of dt. After transmission of the second address code C1 by the main unit 1, it appears that the subunit 2 does not transmit a response signal R1 ', for example due to disturbed reception of the scanning signal SC'. On the next transmission of the address code C1 by the main unit 1, the delay period between the readiness for transmission and the start of the transmission is dt2, and on the next transmission of the scan signal SC ', the corresponding delay is dt ^ · During the window following the third transmission of the scanning signal SC 'with the address code Cl also appears, prior to R1', to receive another signal TH which is equal to the corresponding response signal transmitted by the subunit 2. This signal TH may originate from another subunit 2 with the same address code C1 placed by a thief near the main unit 1. This dual reception within a time window WI 'is detected by the processing circuit 3 of the main unit 1 and in response the processing unit 3 will generate a pulse of the error signal F1'. If, such as after the fourth transmission of the scanning signal SC 'with address code Cl, two such signals R1' and TH occur (partially) overlapping within the subsequent time window, depending on the chosen modulation and the signal strengths, interference may occur, as a result of which the processing unit 3 cannot properly analyze the response signal sent by the subunit 2, so that the processing circuit 3 generates a pulse of the error signal F1 'after the time window has expired. When, as a result of large differences in signal strengths, no disturbing interference occurs, the main unit 1 nevertheless receives a signal longer than the expected duration TR of a corresponding response signal, thereby also generating a pulse F1.

Er wordt opgemerkt, dat het stelsel op verschillende manieren fysisch te realiseren is. Voor zowel de hoofdeen- heid 1 als voor elke subeenheid 2 kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van een microprocessor en/of een ASIC.It is noted that the system can be physically realized in various ways. For example, a microprocessor and / or an ASIC can be used for both the main unit 1 and for each subunit 2.

Bij voorkeur bevat het door een subeenheid 2 uitgezonden antwoordsignaal een gegeven over de conditie van de voeding van de subeenheid 2. Hierdoor kan tijdig waargenomen worden dat de voeding van de subeenheid 2 gecontroleerd moet worden en eventueel een batterij daarvan vervangen moet worden, zodat niet foutief een alarmsignaal opgewekt wordt.Preferably, the response signal emitted by a subunit 2 contains information about the condition of the power supply of the subunit 2. As a result, it can be observed in time that the power supply of the subunit 2 must be checked and, if necessary, a battery thereof must be replaced, so that it is not incorrect an alarm signal is generated.

Bij voorkeur omvat de hoofdeenheid 1 een detectieketen voor het detecteren van de toestand van een voedingseenheid voor de hoofdeenheid 1 en voor het voorbereiden van een waarschuwingssignaal wanneer de voedingscapaciteit van de voedingseenheid beneden een bepaald niveau komt. Hierdoor wordt voorkomen dat bij een te lage voedingscapaciteit de hoofdeenheid niet goed werkt en daardoor ten onrechte wel of geen alarmsignalen zou opwekken.Preferably, the main unit 1 includes a detection circuit for detecting the state of a power supply for the main unit 1 and preparing a warning signal when the power supply of the power supply falls below a certain level. This prevents the main unit from working properly if the supply capacity is too low, and thus incorrectly or not generating alarm signals.

Claims (12)

1. Stelsel voor het bewaken van de aanwezigheid van objecten in de omgeving van een persoon, omvattende een hoofdeenheid in de nabijheid van de persoon en een aantal subeenheden, die bestemd zijn om aan een of meer objecten toegevoegd te worden, waarbij de hoofdeenheid en elke subeenheid een verwerkingsketen, een geheugen, een zender en een ontvanger omvatten, waarbij het geheugen van elke subeenheid geschikt is voor het daarin opslaan van een aan de subeenheid toegewezen adrescode en de hoofdeenheid-geheugen geschikt is voor het daarin opslaan van alle toegewezen adrescoden, waarbij, in een aftastmodus, de hoofdeenheid door middel van een aftastsignaal de in het hoofdeen-heidgeheugen opgeslagen adrescoden uitzendt, elke subeenheid een door middel van het aftastsignaal ontvangen adrescode vergelijkt met het in het subeenheidgeheugen opgeslagen adrescode en bij gelijkheid een corresponderend antwoordsignaal uitzendt, en de hoofdeenheid een alarmsignaal opwekt wanneer het na de uitzending van een adrescode binnen een voorafbepaald tijdvenster geen corresponderend antwoordsignaal ontvangt.System for monitoring the presence of objects in the vicinity of a person, comprising a main unit in the vicinity of the person and a number of subunits intended to be added to one or more objects, the main unit and each subunit comprises a processing chain, a memory, a transmitter and a receiver, the memory of each subunit being capable of storing an address code assigned to the subunit therein and the main unit memory being capable of storing all the assigned address codes therein, , in a scan mode, the main unit transmits the address codes stored in the main unit memory by means of a scan signal, each subunit compares an address code received by means of the scan signal with the address code stored in the subunit memory and, in the case of equality, sends a corresponding reply signal, and main unit generates an alarm when it is broadcasted g does not receive a corresponding reply signal from an address code within a predetermined time window. 2. Bewakingsstelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de prestaties van de zenders en van de ontvangers beperkt zijn voor een goede overdracht van signalen binnen een afstand van ongeveer drie meter van elkaar.Monitoring system according to claim 1, characterized in that the performance of the transmitters and of the receivers is limited for a good transmission of signals within a distance of about three meters from each other. 3. Bewakingssstelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het door een subeenheid uitgezonden antwoordsignaal de in het geheugen van de subeenheid opgeslagen adrescode bevat.Surveillance system according to claim 1, characterized in that the response signal transmitted by a subunit contains the address code stored in the memory of the subunit. 4. Bewakingsstelsel volgens conclusies 1 t/m 3, met het kenmerk, dat de verwerkingsketen het alarmsignaal opwekt wanneer het gedurende een voorafbepaalde periode, een voorafbepaald aantal keren het corresponderend antwoord-signaal niet ontvangen heeft.Monitoring system according to claims 1 to 3, characterized in that the processing circuit generates the alarm signal when, during a predetermined period, it has not received the corresponding reply signal a predetermined number of times. 5. Bewakingsstelsel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een subeenheid het corresponderend antwoordsignaal uitzendt met een voorafbepaalde duur vanaf een willekeurig tijdstip na constatering van de gelijkheid door de verwerkingsketen van de subeenheid tot ten langste het tijdstip van een mogelijke volgende constatering van de gelijkheid, en dat de hoofdeenheidverwerkingsketen het alarmsignaal opwekt wanneer het gedurende het tijdvenster langer dan de voorafbepaalde duur het corresponderend antwoordsignaal ontvangt.Monitoring system according to any one of the preceding claims, characterized in that a subunit transmits the corresponding response signal for a predetermined duration from an arbitrary time after detection of the equality by the processing unit of the subunit until at the latest the time of a possible subsequent observation. equality, and that the main unit processing circuit generates the alarm signal when it receives the corresponding response signal during the time window longer than the predetermined duration. 6. Bewakingsstelsel volgens een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door met de hoofdeenheid-verwerkingsketen verbonden schakelmiddelen voor het in de aftastmodus of in een programmeermodus brengen van de hoofdeenheid en voor het in de programmeermodus invoeren van gegevens voor het in de geheugens van de hoofdeenheid en van een gekozen subeenheid opslaan van een gekozen adrescode.Monitoring system according to any one of the preceding claims, characterized by switching means connected to the main unit processing chain for bringing the main unit into the scanning mode or a programming mode and for entering data into the memories of the main unit in the programming mode and of a selected subunit storing a selected address code. 7. Bewakingsstelsel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat in de programmeermodus de hoofdeenheidverwerkingsketen een adrescode voorafgaand aan registratie ervan willekeurig kiest uit een groep mogelijke adrescoden die reeds opgeslagen adrescoden niet omvatten.Monitoring system according to claim 6, characterized in that in the programming mode the main unit processing chain randomly selects an address code prior to registration from a group of possible address codes which do not include already stored address codes. 8. Bewakingsstelsel volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat in de programmeermodus de gekozen adrescode samen met een programmeerkenteken door de hoofdeenheid-zender uitgezonden wordt en bij ontvangst door de ontvanger van een subeenheid door de subeenheidverwerkingsketen in het subeenheidgeheugen opgeslagen wordt.Monitoring system according to claim 6 or 7, characterized in that in the programming mode the selected address code is transmitted together with a programming badge by the main unit transmitter and is stored in the subunit memory when the subunit processing receiver is received by the receiver of a subunit. 9. Bewakingsstelsel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de hoofdeenheidzender in de programmeermodus met een lager vermogen uitzendt dan in de aftastmodus.Monitoring system according to claim 8, characterized in that the main unit transmitter transmits at a lower power in the programming mode than in the scanning mode. 10. Bewakingsstelsel volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat in de programmeermodus de gekozen adrescode door een andere hoofdeenheidzender en een andere ontvanger van een subeenheid naar de subeenheid overgedragen wordt en de subeenheidverwerkingsketen bij ontvangst van een adrescode via de andere subeenheidontvanger de adrescode in het subeenheidgeheugen opslaat.Monitoring system according to claim 6 or 7, characterized in that in the programming mode the selected address code is transmitted from another subunit transmitter and another receiver from a subunit to the subunit and the subunit processing chain upon receipt of an address code via the other subunit receiver the address code. in the subunit memory. 11. Bewakingsstelsel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de andere zender een infraroodlichtzender is en dat de andere ontvanger een infraroodlichtontvanger is.Surveillance system according to claim 10, characterized in that the other transmitter is an infrared light transmitter and the other receiver is an infrared light receiver. 12. Bewakingsstelsel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het door een subeenheid uitgezonden antwoordsignaal een gegeven omvat over de conditie van de voeding van de subeenheid.Surveillance system according to any one of the preceding claims, characterized in that the response signal emitted by a subunit comprises data on the condition of the power supply of the subunit.
NL8902601A 1989-10-20 1989-10-20 Antitheft article monitoring unit near person - has main and subsidiary units with emitters receivers and memory units NL8902601A (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8902601A NL8902601A (en) 1989-10-20 1989-10-20 Antitheft article monitoring unit near person - has main and subsidiary units with emitters receivers and memory units

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8902601 1989-10-20
NL8902601A NL8902601A (en) 1989-10-20 1989-10-20 Antitheft article monitoring unit near person - has main and subsidiary units with emitters receivers and memory units

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8902601A true NL8902601A (en) 1991-05-16

Family

ID=19855490

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8902601A NL8902601A (en) 1989-10-20 1989-10-20 Antitheft article monitoring unit near person - has main and subsidiary units with emitters receivers and memory units

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8902601A (en)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0786750A1 (en) * 1996-01-25 1997-07-30 Daimler-Benz Aerospace Aktiengesellschaft Method and apparatus for determining the location of hidden objects

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0786750A1 (en) * 1996-01-25 1997-07-30 Daimler-Benz Aerospace Aktiengesellschaft Method and apparatus for determining the location of hidden objects

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP3100716B2 (en) Identification device
US7408456B2 (en) Wireless communication system
EP0440153B1 (en) Transponder
US6078269A (en) Battery-powered, RF-interconnected detector sensor system
US4242663A (en) Electronic identification system
US7002473B2 (en) Loss prevention system
US6480143B1 (en) Electronic identification system
US4462022A (en) Security system with radio frequency coupled remote sensors
EP1017005A2 (en) A system and method for communicating with multiple transponders
JP4430863B2 (en) Photoelectric proximity switch
EP0232123B1 (en) Radio pager having a light-emitting diode for providing visual alarm and signal transmission
JPS60159669A (en) Radar responder
EP0646891A2 (en) Method and apparatus for reducing residual RF power in a transmitter/receiver antenna
CN101414004A (en) Method and system for presence detection
WO1997017667A9 (en) Enhanced detection of multiple data transmissions
NL8902601A (en) Antitheft article monitoring unit near person - has main and subsidiary units with emitters receivers and memory units
EP0489467B1 (en) System for detecting the presence in a rack of a portable unit suitable for transmitting or receiving a signal having an assigned identification number
US4777662A (en) Optical communication process
EP0552828B1 (en) Tag
KR900007196A (en) Paging system with ID code transfer
JPS6262303B2 (en)
NL1016423C2 (en) Assembly for locating objects.
JPH05312949A (en) Vehicle sensor
JP2892389B2 (en) Fire detector with test equipment
JP2602080B2 (en) Remote control device

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed