NL8901492A

NL8901492A - Transmissiesysteem voor het overdragen van een videosignaal met een identifikatiesignaal, zendinrichting voor het opwekken van het videosignaal en beeldweergeefinrichting voor het ontvangen en het weergeven van het videosignaal.

Info

Publication number: NL8901492A
Application number: NL8901492A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1989-06-13
Filing date: 1989-06-13
Publication date: 1991-01-02
Also published as: JPH0334792A; AU5699290A; FI902873A0; EP0402992A1

Description

N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

"Transmissiesysteem voor het overdragen van een videosignaal met een identifikatiesignaal, zendinrichting voor het opwekken van het videosignaal en beeldweergeefinrichting voor het ontvangen en het weergeven van het videosignaal"

De uitvinding heeft betrekking op een transmissiesysteem voor het overdragen van een videosignaal dat beeld- en lijn- en rastersynchroniseersignalen bevat, met ten minste één zendinrichting voor het opwekken van het videosignaal en ten minste één beeldweergeefinrichting voor het ontvangen en het weergeven van het videosignaal, waarbij de zendinrichting van een schakeling is voorzien voor het aan het videosignaal toevoegen van een identifikatiesignaal met twee additionele impulsflanken tussen de flanken van lijnsynchroniseer-impulsen en waarbij de beeldweergeefinrichting van een identifikatie-schakeling is voorzien voor het herkennen van het identifikatiesignaal en voor het omschakelen van schakelingen.

Een dergelijke transmissiesysteem is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7409514 (PHN 7640) waarin lijnsynchroniseer-impulsen onder andere op de vermelde wijze gekodeerd worden wanneer het videosignaal van een video-opslaginrichting afkomstig is, waardoor tussen het signaal van een dergelijke inrichting en dat van een zender een onderscheid kan worden gemaakt.

Met de uitvinding wordt beoogd van een dergelijke kodeermetode gebruik te maken voor een geheel ander doel en daartoe vertoont het transmissiesysteem volgens de uitvinding het kenmerk dat het videosignaal geschikt is voor weergave van een beeld met twee mogelijke, vooraf bepaalde waarden voor de breedte-hoogteverhouding, waarbij het identifikatiesignaal aanwezig is voor de hoogste van de genoemde waarden en niet voor de andere waarde.

De uitvinding berust op het inzicht dat het bekende systeem, dat bedoeld was voor een standaard voor het herkennen van signalen van video-opslaginrichtingen, nooit is toegepast, zodat geen zend- of beeldweergeefinrichtingen bestaan met daarin de genoemde schakelingen voor het opwekken respektievelijk het verwerken van het identifikatiesignaal, hetgeen het nu gebruiken voor een nieuw doel van deze op zichzelf bruikbare schakelingen mogelijk maakt. Deze schakelingen zijn bijzonder eenvoudig en goedkoop. De verstoring die door het identifikatiesignaal wordt veroorzaakt bij bestaande video-rekorders en televisie-ontvangers is zeer gering. De maatregel volgens de uitvinding heeft bovendien het voordeel dat het verkregen videosignaal zonder probleem opgeslagen kan worden in bestaande video-rekorders, zodat deze apparaten niet gewijzigd hoeven te worden.

Met voordeel vertoont het transmissiesysteem volgens de uitvinding het kenmerk dat het identifikatiesignaal toegevoegd is aan een vooraf bepaald aantal lijnsynchroniseerimpulsen. Hierdoor wordt de bovengenoemde verstoring zeer klein gehouden. De zichtbaarheid van deze verstoring wordt nog verkleind indien het identifikatiesignaal aanwezig is telkens gedurende het rasteronderdrukkingsinterval.

De uitvinding heeft ook betrekking op een zendinrichting voor het opwekken van een videosignaal dat beeld- en lijn- en rastersynchroniseersignalen bevat, voorzien van een schakeling voor het aan het videosignaal toevoegen van een identifikatiesignaal met twee additionele impulsflanken tussen de flanken van lijnsynchroniseerimpulsen. De inrichting vertoont het kenmerk dat het hierdoor opgewekte videosignaal geschikt is voor weergave van een beeld met twee mogelijke, vooraf bepaalde waarden voor de breedte-hoogteverhouding, waarbij het identifikatiesignaal aanwezig is voor de hoogste van de genoemde waarden en niet voor de andere waarde.

De uitvinding heeft verder betrekking op een beeldweergeefinrichting voor het ontvangen en het weergeven van een videosignaal dat beeld- en lijn- en rastersynchroniseersignalen bevat, voorzien van een identifikatieschakeling voor het herkennen van een aan het videosignaal toegevoegd identifikatiesignaal met twee additionele impulsflanken tussen de flanken van lijnsynchroniseerimpulsen en voor het omschakelen van schakelingen. De inrichting vertoont het kenmerk dat zij geschikt is voor het weergeven van een beeld met twee mogelijke, vooraf bepaalde waarden voor de breedte-hoogteverhouding, waarbij de identifikatieschakeling ingericht is voor het omschakelen naar de hoogste breedte-hoogteverhouding van het weergegeven beeld bij aanwezigheid van het identifikatiesignaal en naar de andere breedte-hoogteverhouding bij afwezigheid van het genoemde signaal.

De uitvinding zal aan de hand van de bijgaande figuren bij wijze van voorbeeld nader worden toegelicht. Hierin tonen: figuur 1 lijnsynchroniseerimpulsen met het identifikatiesignaal en figuur 2 een blokschema van een transmissiesysteem met een zend- en een beelweergeefinrichting volgens de uitvinding.

In figuur 1 zijn enkele lijnsynchroniseerimpulsen getekend die gewijzigd zijn op een van de wijzen die in de Nederlandse octrooiaanvrage 7409514 beschreven zijn. Ten opzichte van de lijnsynchroniseerimpulsen volgens de gebruikelijke televisiestandaarden vertonen de impulsen van figuur 1 een identifikatiesignaal in de vorm van twee additionele impulsflanken tussen de flanken van de oorspronkelijke impulsen. Een oorspronkelijke impuls, die bijvoorbeeld volgens de Europese standaard een duur heeft van 4,7 ps, wordt dus verdeeld in twee diskrete impulsen, waarbij het interval tussen de additionele flanken een duur heeft van bijvoorbeeld 0,5 ps.

Figuur 2 toont een transmissiesysteem voor het overdragen van een videosignaal. In deze figuur stelt A een zendinrichting voor, bijvoorbeid een dekodeerinrichting, met een beeldgedeelte 1 waarin beeldsignalen op bekende wijze worden opgewekt. In 2 worden synchroniseersignalen en in 3 wordt een identifikatiesignaal volgens figuur 1 opgewekt. Schakeling 3 kan worden uitgevoerd zoals in de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage het geval is. De verkregen signalen worden met elkaar gekombineerd met behulp van een trap 4 waarvan het uitgangssignaal een videosignaal is dat toegevoerd wordt aan een uitgangstrap 5 waarin dit signaal op bekende wijze wordt verwerkt. Het verkregen signaal is het uitgangssignaal van zender A. Het wordt afgegeven aan een beeldweergeefinrichting B via een tussenliggend medium C, bijvoorbeeld een kabel.

Inrichting B, bijvoorbeeld een televisie-ontvanger, bevat een ontvangstdeel 6 waarin het inkomende videosignaal op bekende wijze ontvangen en verwerkt wordt. Het verkregen signaal wordt toegevoerd aan een beeldgedeelte 7, aan een synchroniseerschakeling 8 en aan een identifikatieschakeling 9. De uitgangssignalen van elementen 7, 8 en 9 worden toegevoerd aan een weergeefgedeelte 10 voor het op bekende wijze weergeven van de beeldsignalen.

Het door zender A opgewekte videosignaal is geschikt voor weergave van een beeld met twee mogelijke waarden voor de breedte-hoogteverhouding, bijvoorbeeld de door de huidige standaarden voorgeschreven waarde van 4 : 3 en een hogere waarde, bijvoorbeeld de waarde 16 : 9 die voorgesteld is voor televisiesystemen met hoge resolutie. Voor deze hogere waarde bevat het videosignaal het identifikatiesignaal volgens figuur 1 en voor de standaardwaarde bevat het videosignaal het identifikatiesignaal niet. De beeldweergeef-inrichting B is op bekende wijze ingericht voor het weergeven van een beeld met beide waarden voor de breedte-hoogteverhouding en de identifikatieschakeling 9 is ingericht voor het herkennen van het identifikatiesignaal en voor het omschakelen van de relevante delen in inrichting B, in het bijzonder de afbuigschakelingen die in deel 10 aanwezig zijn, naar de waarde 16: 9 bij aanwezigheid van het identifikatiesignaal. In het tegenovergestelde geval heeft het weergegeven beeld een breedte-hoogteverhouding van 4:3. Schakeling 9 kan worden uitgevoerd zoals in de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage het geval is.

Zoals bekend veroorzaakt het identifikatiesignaal een zeer kleine verstoring in het weergegeven beeld. Deze kan worden gereduceerd doordat het identifikatiesignaal toegevoegd wordt aan een beperkt aantal lijnsynchroniseerimpulsen, en wel vlak voor de achterflank van deze impulsen. De verstoring kan nog meer worden gereduceerd doordat deze impulsen gedurende het rasteronderdrukkings-interval optreden, dat wil zeggen in een niet-zichtbaar deel van het videosignaal. In een uitvoeringsvoorbeeld zijn hiervoor een aantal lijnen gekozen in het genoemde interval, te weten de lijnen 7 - 11 in het eerste raster en de lijnen 319 - 323 in het tweede raster. In dat geval bevatten de schakelingen 3 en 9 in figuur 2 de benodigde lijn- en rasterfrekwente voorzieningen voor het selekteren van deze lijnen uit het opgewekte respektievelijk het inkomende lijnsynchroniseersignaal. Door schakeling 9 wordt elk raster bepaald of het identifikatiesignaal aanwezig is of niet.

Claims

1. Transmissiesysteem voor het overdragen van een videosignaal dat beeld- en lijn- en rastersynchroniseersignalen bevat, met ten minste één zendinrichting voor het opwekken van het videosignaal en ten minste één beeldweergeefinrichting voor het ontvangen en het weergeven van het videosignaal, waarbij de zendinrichting van een schakeling is voorzien voor het aan het videosignaal toevoegen van een identifikatiesignaal met twee additionele impulsflanken tussen de flanken van lijnsynchroniseerimpulsen en waarbij de beeldweergeefinrichting van een identifikatieschakeling is voorzien voor het herkennen van het identifikatiesignaal en voor het omschakelen van schakelingen, met het kenmerk dat het videosignaal geschikt is voor weergave van een beeld met twee mogelijke, vooraf bepaalde waarden voor de breedte-hoogteverhouding, waarbij het identifikatiesignaal aanwezig is voor de hoogste van de genoemde waarden en niet voor de andere waarde.

2. Systeem volgens konkusie 1, met het kenmerk dat het identifikatiesignaal toegevoegd is aan een vooraf bepaald aantal lijnsynchroniseerimpulsen.

3. Systeem volgens konklusie 2, met het kenmerk dat het identifikatiesignaal aanwezig is telkens gedurende het rasteronderdrukkingsinterval.

4. Systeem volgens konklusie 3, met het kenmerk dat het identifikatiesignaal aanwezig is gedurende de lijnen 7 - 11 in het eerste raster en de lijnen 319 - 323 in het tweede raster.

5. Zendinrichting voor het opwekken van een videosignaal dat beeld- en lijn- en rastersynchroniseersignalen bevat, voorzien van een schakeling voor het aan het videosignaal toevoegen van een identifikatiesignaal met twee additionele impulsflanken tussen de flanken van lijnsynchroniseerimpulsen, met het kenmerk dat het door de inrichting opgewekte videosignaal geschikt is voor weergave van een beeld met twee mogelijke, vooraf bepaalde waarden voor de breedte-hoogteverhouding, waarbij het identifikatiesignaal aanwezig is voor de hoogste van de genoemde waarden en niet voor de andere waarde.

6. Zendinrichting volgens konklusie 5, met het kenmerk dat het identifikatiesignaal toegevoegd is aan een vooraf bepaald aantal lijnsynchroniseerimpulsen.

7. Zendinrichting volgens konklusie 6, met het kenmerk dat het identifikatiesignaal aanwezig is telkens gedurende het rasteronderdrukkingsinterval.

8. Zendinrichting volgens konklusie 7, met het kenmerk dat het identifikatiesignaal aanwezig is gedurende de lijnen 7 - 11 in het eerste raster en de lijnen 319 -323 in het tweede raster.

9. Beeldweergeefinrichting voor het ontvangen en het weergeven van een videosignaal dat beeld- en lijn- en raster-synchroniseersignalen bevat, voorzien van een identifikatieschakeling voor het herkennen van een aan het videosignaal toegevoegd identifikatiesignaal met twee additionele impulsflanken tussen de flanken van lijnsynchroniseerimpulsen en voor het omschakelen van schakelingen, met het kenmerk dat de inrichting geschikt is voor het weergeven van een beeld met twee mogelijke, vooraf bepaalde waarden voor de breedte-hoogteverhouding, waarbij de identifikatieschakeling ingericht is voor het omschakelen naar de hoogste breedte-hoogteverhouding van het weergegeven beeld bij aanwezigheid van het identifikatiesignaal en naar de andere breedte-hoogteverhouding bij afwezigheid van het genoemde signaal.

10. Beeldweergeefinrichting volgens konklusie 9, met het kenmerk dat de identifikatieschakeling ingericht is voor het selekteren van een vooraf bepaald aantal lijnsynchroniseerimpulsen.

11. Beeldweergeefinrichting volgens konklusie 10, met het kenmerk dat de identifikatieschakeling ingericht is voor het selekteren van een vooraf bepaald aantal lijnsynchroniseerimpulsen gedurende het rasteronderdrukkingsinterval.

12. Beeldweergeefinrichting volgens konklusie 11, met het kenmerk dat de identifikatieschakeling ingericht is voor het selekteren van de lijnsynchroniseerimpulsen die behoren tot de lijnen 7 -11 in het eerste raster en de lijnen 319 - 323 in het tweede raster.