NL8901446A - Ergonomische optimalisatie methode. - Google Patents
Ergonomische optimalisatie methode. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8901446A NL8901446A NL8901446A NL8901446A NL8901446A NL 8901446 A NL8901446 A NL 8901446A NL 8901446 A NL8901446 A NL 8901446A NL 8901446 A NL8901446 A NL 8901446A NL 8901446 A NL8901446 A NL 8901446A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- data
- subject
- type
- belt
- read
- Prior art date
Links
Classifications
-
- G—PHYSICS
- G06—COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
- G06F—ELECTRIC DIGITAL DATA PROCESSING
- G06F30/00—Computer-aided design [CAD]
- G06F30/10—Geometric CAD
- G06F30/15—Vehicle, aircraft or watercraft design
-
- G—PHYSICS
- G06—COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
- G06F—ELECTRIC DIGITAL DATA PROCESSING
- G06F30/00—Computer-aided design [CAD]
- G06F30/20—Design optimisation, verification or simulation
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Physics & Mathematics (AREA)
- Geometry (AREA)
- Theoretical Computer Science (AREA)
- General Physics & Mathematics (AREA)
- Computer Hardware Design (AREA)
- Evolutionary Computation (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Computational Mathematics (AREA)
- Aviation & Aerospace Engineering (AREA)
- Automation & Control Theory (AREA)
- Mathematical Analysis (AREA)
- Mathematical Optimization (AREA)
- Pure & Applied Mathematics (AREA)
- Measurement Of The Respiration, Hearing Ability, Form, And Blood Characteristics Of Living Organisms (AREA)
- Stereophonic System (AREA)
- Transmitters (AREA)
- Two-Way Televisions, Distribution Of Moving Picture Or The Like (AREA)
- User Interface Of Digital Computer (AREA)
- Emergency Lowering Means (AREA)
- Vehicle Cleaning, Maintenance, Repair, Refitting, And Outriggers (AREA)
Description
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het nabootsen van de ergonomische omstandigheden waaraan een proefpersoon, in in het bijzonder een voertuig, wordt onderworpen, waarbij schematisch beelden van verschillende poses van delen van het lichaam van de proefpersoon en/of delen van zijn omgeving op een weergeefinrichting worden afgeheeld.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.
Bij het ontwerpen van de werkplek is’al in vroeg stadium rekening te houden met de ergonomische omstandigheden. Binnen de technische mogelijkheden en wensen, alsmede de wettelijke en functionele eisen bepalen de ergonomische eisen in belangrijke mate de inrichting van de fabriek, het kantoor, het woonhuis en de cockpit, de cabine en het interieur van vlieg-, vaar- en voertuigen. Ook in de automobielindustrie, zowel in de (voor)ontwerpfase als in de voorontwikkeling van het voertuig, houdt men zich in het bijzonder met betrekking tot de bestuurder in het voertuig, bezig met de aanpassing van de werkomgeving en de werkomstandigheden aan de mogelijkheden en beperkingen van de mens.
Meer in het bijzonder kan bij deze aanpassing de relatie tussen de inzittenden en het voertuig, uitgedrukt in termen van bijvoorbeeld veiligheid, comfort en doeltreffendheid van de te verrichten handelingen geoptimaliseerd worden. Onder meer voor de automobielindustrie zijn de ergonomische hoofdelementen, zoals zitplaatsen, instrumenten, bedieningsorganen en het zicht van de bestuurder, welke hoofdelementen zich allen rond de bestuurder concentreren van bijzonder belang.
In het verleden werd bij de ergonomische optimalisatie van deze hoofdelementen wel gebruik gemaakt van een pop, welke werd geplaatst in een globaal nagebootste opstelling van stoel, dashboard, stuur en pedalen. Aan deze configuratie werden metingen verricht waaraan een optimale maatvoering en positionering van de 'verschillende elementen werd ontleend. Meestal werden ook een veelheid :aan gedetailleerde tekeningen in de vorm van verschillende doorsneden gemaakt, teneinde de positie van de elementen, bijvoorbeeld ten behoeve van de maatvoering van te ontwikkelen produk-tiemallen met een grotere nauwkeurigheid vast te kunnen leggen. Deze bekende methode is tijdrovend en kostbaar. Van iedere andere configuratie moest een prototype worden gebouwd om deze te testen en hieraan opnieuw metingen te verrichten.
In een recenter verleden werd en wordt bij het ontwerpen de computer ingezet als onderdeel van twee- of driedimensionale CAD-systemen. Op een weergeefinrichting van het CAD-systeem kunnen daarbij bijvoorbeeld delen van het interieur, een simulatiemodel van het menselijk lichaam geplaatst in het interieur, dan wel vrij te kiezen combinaties van gedeelten van het simulatiemodel met gedeelten van het interieur worden zichtbaar gemaakt vanuit een te kiezen gezichtshoek. Aan details van hetgeen op de weergeefinrichting is getoond, kunnen bijvoorbeeld lengtemetingen, maar ook metingen van volume, oppervlakte en lengte langs een curve worden verricht, teneinde direct kwantitatief een indicatie te hebben met betrekking tot bijvoorbeeld de beschikbare ruimte van de proefpersoon ten opzichte van zijn werkomgeving. Het hiertoe bouwen van een prototype is dan veelal niet meer noodzakelijk.
Alhoewel de bekende ontwerp-werkwijzen en ontwerp-systemen als krachtige hulpmiddelen worden gezien voor het verkrijgen van een goed ruimtelijk inzicht en voor het blootleggen van ergonomische knelpunten in het te ontwerpen eindprodukt, lang voordat de feitelijke constructie of een proefmodel daarvan wordt gerealiseerd, bezitten zij het nadeel niet geschikt te zijn voor het evalueren van andere dan met deze klassieke ergonomie samenhangende aspecten.
Doel van de uitvinding is het verschaffen van een werkwij ze en een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze, welke de mogelijkheid bezit om naast de evaluatie van de bekende ergonomische aspecten, voor uiteenlopende groepen van proefpersonen, de ergonomie van de veiligheid van een gekozen type proefpersoon geplaatst in zijn voertuig op een zitplaats en vastgesnoerd in de veiligheidsgordel, en wat de bestuurder aangaat omgeven door instrumenten en bedie-ningsorganen, op eenvoudige, doch betrouwbare wijze te evalueren.
Daartoe is de werkwijze overeenkomstig de uitvinding daardoor gekenmerkt dat uit populaties van verschillende typen proefpersonen een gewenste populatie van proefpersonen met onderling verschillende afmetingen wordt gekozen, dat gegevens van een eerste soort, die een representatie vormen van de coördinaten die lichaamsdelen van een gekozen proefpersoon uit de gewenste populatie op de weer-geefinrichting beschrijven, in een eerst geheugeninrichting worden opgeslagen, dat gegevens van een tweede soort, die een representatie vormen van de coördinaten van bevestigingspunten in het voertuig van een te kiezen een of meerpuntsveilig-heidsgordel in een tweede geheugenrichting worden opgeslagen, en dat de gegevens van de eerste- en tweede soort door een op de geheugeninrichting aangesloten uitleesinrichting worden uitgelezen en naar een op de uitleesinrichting aangesloten gegevensverwerkingseenheid worden geleid, waarin op basis van de gegevens van de eerste- en tweede soort gegevens van een derde soort worden berekend, die de coördinaten van de over het lichaam van de gekozen proefpersoon lopende veiligheidsgordel representeren, en die in de gewenste vorm op de weergeef inrichting worden zichtbaar gemaakt voor het tezamen met de schematische beelden tevens evalueren van met de veiligheid van de gekozen proefpersoon samenhangende aspecten.
De werkwijze overeenkomstig de uitvinding heeft het voordeel dat reeds in een vroeg stadium van het ontwerpen van een voertuig de met de veiligheid samenhangende ergonomische aspecten voor uiteenlopende typen proefpersonen op effectieve wijze kunnen worden getoetst. Voor uiteenlo- pende typen proefpersonen kan op eenvoudige wijze door middel van metingen aan de weergeefinrichting worden gecontroleerd of de veiligheidsgordel van een te kiezen meerpuntstype, bijvoorbeeld ter plaatse van de schouder binnen een bepaald begrensd gebied over de schouder loopt, en bijvoorbeeld niet in de hals van de proefpersoon snijdt, en of deze de bewegingsvrijheid van bijvoorbeeld de schouder, de arm of het hoofd belemmert. Voorts kan bijvoorbeeld het verloop van de veiligheidsgordel ter plaatse van de heupen worden gecontroleerd, opdat deze niet in het vlees van bovenbeen, buik of zij van de proefpersoon snijdt. Op basis van de aldus uit evaluatie beschikbare informatie zijn onder meer conclusies te trekken ten aanzien van de mate, waarin aan de in de verschillende landen gestelde wettelijke eisen, bijvoorbeeld met betrekking tot voertuigen, is voldaan. Voorts zijn hieruit conclusies te trekken t.a.v. comfort en veiligheid.
De werkwijze overeenkomstig de uitvinding voorziet in de mogelijkheid om, niet alleen de beperkingen in de bewegingsvrijheid van inzittenden van het voertuig tengevolge van het dragen van meerpunts veiligheidsgordels, zoals bijvoorbeeld twee, drie of vierpuntsgordels op eenvoudige wijze te evalueren, zichtbaar te maken en door middel van meetresultaten te kwalificeren, maar voorziet ook in de mogelijkheid om voor uiteenlopende populaties,·' zoals bv. Amerikanen, Nederlanders, Duitsers en Japanners, voor zowel mannen, vrouwen als kinderen van een gewenste lengte en met een gewenste leeftijd, veiligheidsaspecten te evalueren, zodat ook uit de weergegeven beelden duidelijk wordt welke lichaamsdelen of organen van de proefpersoon bij een eventuele botsing van het voertuig door de veiligheidsgordel veroorzaakte krachten te verwerken krijgen.
Van voordeel is bovendien dat voor het evalueren van de veiligheidsaspecten en voor het toetsen van de mate waarin, in de verschillende landen, aan het merendeel van de in het algemeen uiteenlopende veiligheidseisen wordt voldaan, het ontwerpen en bouwen van een proefopstelling en het vervolgens uitvoeren van tests veelal niet meer noodzakelijk is.
Een werkwijze bezit volgens de uitvinding het kenmerk dat de eerste geheugeninrichting geheugenblokken bezit, waarbij telkens een, een bepaald lichaamsdeel representerend, gedeelte van de gegevens van de eerste soort in een corresponderend geheugenblok worden opgeslagen en daaruit worden gelezen.
Het voordeel van deze werkwijze overeenkomstig de uitvinding is dat snel afzonderlijke lichaamsdelen of details daarvan zichtbaar kunnen worden gemaakt teneinde de positie van het betreffende lichaamsdeel aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen. Voorts zal manipulatie van de in het geheugenblok opgeslagen gegevens snel kunnen plaats vinden en zal in het algemeen de mogelijkheid aanwezig zijn om het betreffende lichaamsdeel een andere afmeting te geven, teneinde ook voor proefpersonen uit andere populaties een nauwkeurige inspectie van het betreffende lichaamsdeel mogelijk te maken.
Een verdere werkwijze overeenkomstig de uitvinding bezit het kenmerk dat een lichaamsdeel wordt uitgekozen waarvan het corresponderende geheugenblok wordt uitgelezen en op basis van de uitgelezen gegevens van de eerste soort en op basis van keuze van de coördinaten van een punt waarnaar een te kiezen onderdeel van het gekozen lichaamsdeel moet reiken, gegevens van een vierde soort worden berekend, die het verloop van de coördinaten van het reikende lichaamsdeel representeren.
Daar de representaties van zeer gedetailleerde lichaamsdelen zijn aan te maken en in de geheugenblokken zijn op te slaan ontstaat na het op de weergeefinrichting zichtbaar maken van de gegevens van de vierde soort een duidelijk inzicht over·de bereikbaarheid van in het bijzonder het instrumentenpaneel en de bedieningsorganen voor de in de veiligheidsgordel vastgesnoerde proefpersonen. Een optimale bereikbaarheid kan hiermede tot stand worden gebracht, hetgeen de veiligheid ten goede komt bij deelname van het voertuig aan het verkeer. Bij de te kiezen onderdelen van het gekozen lichaamsdeel valt onder meer te denken aan het reiken met de vingertoppen, de handpalm, de bal van de voet, al of niet voorzien van schoenen met een zool van bepaalde dikte, of bijvoorbeeld de hak van de schoen, waarbij ook schoenen met een hoge hak tot de mogelijkheden behoren.
Deze zogeheten reikoptie zal in de praktijk vaak ook samengaan met de mogelijkheid om te controleren of bij het reiken met het lichaamsdeel niet iets onmogelijks wordt gevraagd, bijvoorbeeld doordat het reikpunt buiten het bereik van het lichaamsdeel ligt of dat het juist in een bedieningsorgaan of bijvoorbeeld in het stuurwiel is gelegen.
Nog een verdere werkwijze overeenkomstig de uitvinding bezit het kenmerk dat tenminste een gewricht van het reikende lichaamsdeel wordt gekozen waarmede de verandering in de positie van het lichaamsdeel wordt gerealiseerd.
Ook deze optie zal in het algemeen in de praktijk samengaan met een controle om een indicatie te verschaffen over de omstandigheid of niet een voor dat betreffende gewricht onmogelijke verdraaiing nodig is om het reikpunt te bereiken. Ook zal in het algemeen het bereiken van een maximale verdraaiing worden bewaakt. Daar de ledematen van een proefpersoon, en in het bijzonder de gewrichten ervan, een voorkeursstand hebben kan op basis van vergelijking tussen de feitelijke verdraaiingshoek van het gewricht en een voor-keursgebied van verdraaiingshoeken, per individueel gewricht, een analyse worden gemaakt van de mate van comfort of juist de mate van comfortverlies tengevolge van de eventueel beperktere bewegingsvrijheid van de in de veiligheidsgordel vastzittende proefpersoon. Op deze wijze kan dus zonder proefopstelling voor ieder type veiligheidsgordel en ieder type proefpersoon een optimaal uitgebalanceerde ontwerpkeuze worden gemaakt ten aanzien van de plaatsing in het interieur van de verschillende hoofdelementen, waaronder zitplaatsen, instrumenten, zoals af te lezen meters en spiegels en bedieningsorganen en kunnen nu al in een zeer vroeg ontwerpstadium veiligheid en comfort op uiterst zorgvuldige en verfijnde wijze worden uitgebalanceerd voor het uiteindelijk realiseren van een naar veiligheids- en ergonomische aspecten geoptimaliseerd eindontwerp van een voertuig.
De uitvinding en haar verdere voordelen zullen nader woren toegelicht aan de hand van de tekeningen. Daarbij toont:
Figuur 1 een blokdiagram waarin op schematische wijze de werkwijze overeenkomstig de uitvinding is toegelicht;
Figuur 2 een uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding voor het uitvoeren van de werkwijze zoals toegelicht in figuur 1.
Figuur 3 een structuurschema aan de hand waarvan, bij toepassing van de werkwijze overeenkomstig de uitvinding zichtbaar gemaakte schematische beelden kunnen worden geëvalueerd.
Aan de hand van onderstaande tabel zal de betekenis van de verschillende in figuur 1 weergegeven blokken worden toegelicht.
In blok 1-1 worden de verschillende populaties, d.w.z. de coordinaatgegevens van de populaties, zoals bv. Amerikanen, Duitsers, Nederlanders en Japanners aangemaakt. Elk van de verschillende populaties heeft zo zijn bijzonderheden m.b.t. omvang, lengte, lengte van de verschillende lichaamsdelen enzovoort. Deze gegevens kunnen worden aangemaakt voor populaties van kinderen van bepaalde leeftijd. In blok 1-2 wordt een gewenste populatie uit de aangemaakte populaties gekozen, waarna in blok 1-3 een representatie van een gekozen proefpersoon uit de gekozen populatie wordt gekozen.
Het kiezen van een proefpersoon uit een populatie kan op praktisch eenvoudige wijze plaatsvinden door selectie op basis van een op te geven percentielwaarde, die een maat vormt voor de lichaamslengte van de te selecteren proefpersoon. De. percentielwaarde is een getal, dat het percentage aanduidt van het aantal mensen die, in dit geval een lichaamslengte bezitten die korter is dan de lengte van een proefpersoon met gegeven percentielwaarde. Zo duidt bijvoorbeeld de vijfde percentiel lichaamslengte op de op vijf procent na kortste persoon. Aan een proefpersoon met gegeven lichaamslengte en met in eerste instantie daarmede bepaalde afmetingen van zijn lichaamsdelen kunnen, indien gewenst, de afmetingen van deze lichaamsdelen ook door middel van verdere op te geven percentielwaarden nader worden bepaald. In dat geval wijkt de afmeting van een betreffend lichaamsdeel dus af van de gemiddelde afmeting van het lichaamsdeel van een proefpersoon binnen de gekozen populatie. Bijvoorbeeld kan aan een vijfde percentiel qua lichaamslengte een 95-ste percentiel bovenbeenlengte gegeven worden.
Mogelijke representaties van de proefpersoon, zoals deze op de weergeefinrichting zichtbaar kunnen worden gemaakt kunnen de vorm hebben van een draadmodel, een zogeheten "shaded image"-model of een krommen-model, waarbij het lichaam, in het bijzonder de oppervlakte van het lichaam van de proefpersoon wordt gerepresenteerd d.m.v. achtereen- volgende krommen en ovalen. De uit blok 1-3 afkomstige gegevens van de eerste soort worden, zoals schematisch weergegeven in blok 1-4 in de eerste geheugeninrichting opgeslagen. Eventueel kan deze opslag plaats vinden in een apart geheugenblok van de eerste geheugeninrichting, waarbij per lichaamsdeel de gegevens van de eerste soort die daarop betrekking hebben in het betreffende geheugenblok worden opgeslagen, zoals toegelicht met blok 1-5. Meestal gaat de optie van 1-5 samen met die toegelicht in blok 1-6, waarin een reikpunt, waarnaar met een te kiezen lichaamsdeel moet worden gereikt dient te worden bepaald, eventueel tezamen met een of meer roteerbare gewrichten van dat lichaamsdeel. In blok 1-7 worden de gegevens m.b.t. de veiligheidsgordel nader bepaald zoals het type veiligheidsgordel, bijvoorbeeld een-, twee-, drie-, of meerpuntsgordel , de coördinaten van de bevestigingspunten van de veiligheidsgordel in het voertuig worden vastgelegd en/of bijvoorbeeld de breedte van de veiligheidsgordel wordt vastgelegd. Deze gegevens worden in de vorm van gegevens van de tweede soort, zie blok 1-8,opgeslagen in de tweede geheugeninrichting. De verschillende gegevens uit de blokken 1-4, 1-5, 1-6 en/of 1-8 worden gecombineerd door berekening in blok 1-9, waarna de resultaten bv. in de vorm van gegevens van de derde soort in blok 1-10 beschikbaar zijn. Deze gegevens van de derde soort representeren de coördinaten van de veiligheidsgordel over het lichaam van de gekozen proefpersoon. Deze gegevens van de derde soort op basis waarvan een gordelloopevaluatie kan plaatsvinden zijn uit nog nader toe te lichten berekening bepaald door combinatie van de in de blokken 1-4 en 1-8 beschikbare gegevens. In blok 1-11 zijn de gegevens van de vierde soort beschikbaar, welke zijn gevormd door, afhankelijk van de gekozen optie, combinatie van de gegevens uit de blokken 1-4, 1-5, 1-6 en/of 1-8.
Deze gegevens van de vierde soort representeren het verloop van de coördinaten van het reikende lichaamsdeel. In het bijzonder representeren deze het verloop van de coördinaten van de omhullende van het reikende lichaamsdeel, zoals in het geval dat op de weergeefinrichting het krommenmodel wordt zichtbaar gemaakt. In blok 1-12 is aangegeven dat naar wens de gegevens van de derde- en vierde soort naar de weergeefinrichting word(t)(en) geleid.
In figuur 2 is een mogelijke uitvoeringsvorm van de inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze, zoals toegelicht aan de hand van figuur 1, weergegeven. Deze inrichting bevat, naast een niet weergegeven centrale proceseenheid en gegevensinvoermiddelen voor de hierna te noemen geheugeninrichtingen, een eerste geheugeninrichting 2, respectievelijk een tweede geheugeninrichting 3 voor de opslag van de gegevens van de eerste, respectievelijk tweede soort. De beide geheugeninrichtingen zijn via een uitleesin-richting 4 aangesloten op een gegevensverwerkingseenheid 5.
Op niet nader weergegeven wijze worden de gegevens, welke afkomstig zijn van de blokken 1-5 en 1-6 aan de gegevensverwerkingseenheid 5 toegevoerd. In de eenheid 5 vindt de berekening plaats welke bijvoorbeeld resulteert in de gegevens van de derde- of vierde soort.
Deze respectievelijke gegevens kunnen, indien gewenst, rechtstreeks aan een weergeefinrichting 8 worden toegevoerd en hierop worden zichtbaar gemaakt, maar deze resultaten van de berekening kunnen ook via opslag in een derde geheugeninrichting 6 gebruikt worden voor verdere manipulatie. De in de derde geheugeninrichting 6 opgeslagen en gemanipuleerde gegevens kunnen dan via een op derde geheugeninrichting 6 aangesloten verdere uitleesinrichting 7 hieruit worden uitgelezen en aan de op de verdere uitleesinrichting 7 aangesloten weergeefinrichting 8 worden zichtbaar gemaakt.
Bepaling van gegevens van derde soort voor gordelloopevaluatie
In een werkgeheugen van de voornoemde centrale proceseenheid bevindt zich computerprogrammatuur, die in verschillende stappen de beschikbare gegevens in de beide geheugeninrichtingen 2 en 3 groepeert en de berekening in de gegevensverwerkingseenheid 5 beheerst. De werkwijze die hierbij wordt gevolgd, wordt nader toegelicht aan de hand van het structuurschema van figuur 3. Uitgaande van de gewenste evaluatie van een compleet model van de proefpersoon, worden in een eerste stap, voor zover nog niet eerder aangemaakt en opgeslagen,in de eerste geheugeninrichting 2, coordinaatgegevens van verschillende benodigde submodellen aangemaakt en in de geheugeninrichting 2 ondergebracht. Het zijn in de praktijk de submodellen van het bovenste en middelste deel van de romp van de proefpersoon, het bekken, het linker- en rechterbeen, de hals, het hoofd, de linker- en rechterbovenarm en, indien gewenst, de uiteinden van beide armen en beide benen en voorts in meerdere of mindere mate gedetailleerde submodellen van handen en voeten met hun respectievelijke vingers en tenen, elk eventueel aangevuld met hun respectievelijke gewrichtjes. Deze gegevens zijn in beginsel beschikbaar voor alle populaties, voor ieder type proefpersoon en voor iedere percentielwaarde, waarbij zoals reeds toegelicht, ook combinaties mogelijk zijn, zoals bijvoorbeeld een Nederlandse man met zekere lichaamslengte met slank postuur en bijvoorbeeld korte benen en grote handen.
Het toepassen van submodellen geeft het systeem een grote mate van keuzevrijheid. In het structuurschema van figuur 3 is // deze eerste stap aangeduid met aanmaak en opslag van submodellen .
Vervolgens worden in een tweede stap de verdere gegevens, die voor de berekening nodig zijn, opgevraagd door de genoemde computerprogrammatuur. Ook deze gegevens worden opgeslagen in een geheugen, dat in de reeds toegelichte uitvoeringsvorm is aangeduid als de tweede geheugeninrichting 3. De gevraagde gegevens zijn de volgende: 1 afhankelijk van het type meerpuntsveiligheidsgordel worden de coördinaten van de bevestigingspunten van de gordel opgevraagd; 2 de stapgrootte. Dit gegeven is een maat voor de onderlinge afstand tussen naburige punten, die zijn gelegen op de veiligheidsgordel; 3 de gordelbreedte; 4 er worden gegevens gevraagd met betrekking tot de wijze waarop de gewenste afbeelding op de weergeef inrichting dient te worden afgebeeld; 5 de offset. Dit gegeven is een maat voor de dikte van de kleding van de proefpersoon. De kledingdikte kan bijvoorbeeld gesteld worden op 15 mm. Voorts kan in dit gegeven ook informatie zijn opgenomen die een maat is voor de diepte waarmede de veiligheidsgordel snijdt in het lichaam van de proefpersoon. In dat geval is voor dit gegeven bijvoorbeeld -5 mm te nemen; 6 de ligging van een vlak, waarin het rompgedeelte van de gordel verwacht wordt te liggen. Het opvragen van dit gegeven kan bijvoorbeeld plaatsvinden op een wijze, waarbij in eerste instantie een schatting wordt verschaft door de bedienaar van de ligging van dit vlak. Vervolgens wordt dit vlak weergegeven op de weergeefinrichting en heeft de bedienaar de mogelijkheid om te controleren of de getoonde ligging correspondeert met de gewenste ligging van het vlak. Deze procedure kan zich, indien gewenst, herhalen totdat de uiteindelijke ligging van het vlak is bepaald en deze correspondeert met de gewenste ligging; en 7 de ligging van een vlak waarin het heupgedeelte van de gordel verwacht wordt te liggen. Deze procedure kan op soortgelijke wijze verlopen als aangegeven onder 6.
Deze tweede stap is in het structuurschema van figuur 3 aangeduid met opvragen van gegevens .
Uitgaande van bijvoorbeeld een driepuntsgor-del vindt in de volgende fase een bepaling van de loop van de gordel over het lichaam van de proefpersoon plaats. De bepaling van het verloop zal in het algemeen in twee stappen plaatsvinden, waarbij in dit geval in de derde stap de bepaling van het verloop van de gordel over het rompgedeelte zal plaatsvinden, terwijl in een vierde stap de bepaling van het verloop van de gordel over het heupgedeelte van de proefpersoon zal plaatsvinden.
De derde stap omvat de volgende fases:
Fase 1. De ligging van het vlak dat van schouder naar heup schuin door het lichaam naar voren loopt wordt nader gedefinieerd, zodat dit door de beide rompgordel-bevestigingspunten loopt;
Fase 2. Hierin wordt de doorsnijding van genoemd vlak met de rompdelen van het lichaam gemaakt, waaruit de coördinaten volgen, die de gordelloop op het lichaam representeren. Op onderling regelmatige afstanden worden naburige snijpunten bepaald. De genoemde stapgrootte is maat voor de regelmatige afstanden. De gevonden snijpunten vormen een eerste schatting voor de punten waarop de gordel op het lichaam van de proefpersoon rust;
Fase 3. Een raaklijn aan de aldus gevonden omhullende ter plaatse van de schouder, die loopt door het gordelbevestigingspunt op de stijl van de deur van het voertuig wordt bepaald; en
Fase 4. Op soortgelijke wijze wordt een raaklijn aan de omhullende bepaald ter plaatse van de heup, die door het gordelbevestigingspunt op de tunnel of de bodem van het voertuig gaat.
Op soortgelijke wijze als hierboven aangegeven voor de derde stap, vindt in de vierde stap de bepaling van de gordelloop over het heupgedeelte plaats. Deze bepaling omvat de volgende fasen:
Fase 1. De ligging onder een bepaalde hoek van het vlak, waarin de heupgordel verwacht wordt te liggen wordt bepaald, terwijl dit vlak door de beide heupgordel-bevestigingspunten gaat. De bepaling van dit vlak; vindt plaats voor zover nog niet in de tweede stap gerealiseerd;
Fase 2. Dit heupgordelvlak wordt met het onderlijf van de proefpersoon doorsneden, waaruit de snijpunten een eerste schatting vormen van de gordelloop op het lichaam van de proefpersoon;
Fase 3. Een raaklijn aan de aldus ontstane omhullende ter plaatse van de heup, die door het gordelbeves-tigingspunt op de stijl van het voertuig gaat wordt bepaald; en
Fase 4. Een raaklijn aan de omhullende ter plaatse van de heup, die door het goréelbèvestigingspunt op de tunnel gaat wordt bepaald;
In de vijfde stap, die in het structuurschema van figuur 3 is aangeduid met ^bepaling van totale lengte van gordel'1, wordt op de volgende wijze de lengte van de gordel uitgerekend. Hierbij is: A het bovenste bevestigingspunt van de gordel op de B-stijl van het voertuig; B het raakpunt van de rompgordel op de schouder of het stoelframe bevestigingspunt bi.j de middenconsole; C het raakpunt van de rompgordel op de heup bij de tunnel; D het tunnelbevestigingspunt van de gordel; E het raakpunt van de heupgordel op de heup bij de tunnel; F het raakpunt van de heupgordel op de heup bij de stijl; en G het onderste bevestigingspunt van de gordel op of bij de B-stijl van het voertuig, De totale lengte van de gordel wordt bepaald uit de som van de lijnstukken A-B, C-D, D-E, F-G en van de krommen B-C en E-F.
In de zesde stap , vindt de evaluatie van de gordelloop plaats op basis van de nu beschikbare gegevens en vindt een controle op comfort en veiligheid van de gordel plaats, op basis van de volgende deel-evaluaties: A Gordelloop over de schouder.
1 Gordel ligt te ver van de nek af; Het punt A ligt te ver naar de schouder toe; 2 De gordel snijdt in de hals; Het punt A ligt te ver naar de hals toe; 3 De gordel verlaat het lichaam te vroeg; Het punt A ligt te ver naar voren;
4 De gordel verlaat het lichaam te laat; Het punt A
ligt te ver naar achteren/te laag; en 5 Controle van de hoogte, waarop het punt A zich bevindt, en eventuele aanpassing hiervan.
B Gordelloop over de romp.
1 Gordel loopt niet over het midden van de borst op een gewenste hoogte; 2 De hoek die het vlak waarin de rompgordel ligt, maakt met de horizontaal, is te groot of te klein.
C Rompgordelloop in de heup.
1 De gordel ligt te dicht onder de oksel, punt D ligt te hoog/te ver naar binnen; 2 De gordel verlaat het lichaam te vroeg; het punt D ligt te ver naar voren; 3 De gordel verlaat het lichaam te laat; het punt D ligt te ver naar achteren en naar binnen.
D Heupgordelloop in de heup.
1 De gordel ligt te hoog boven het bekken; Punt D ligt te hoog; 2 De gordel snijdt in het bovenbeen; Het punt D ligt te laag; 3 De gordel verlaat het lichaam te vroeg; Het punt D ligt te ver naar voren; 4 De gordel verlaat het lichaam te laat; Het punt D ligt te ver naar achteren en naar binnen.
E Heupgordelloop in de heup.
1 Gordel ligt te hoog boven het bekken; Punt G ligt te hoog; 2 De gordel snijdt in het bovenbeen; Punt G ligt te laag; 3 De gordel verlaat het lichaam te vroeg; Punt G ligt te ver naar voren; en 4 De gordel verlaat het lichaam te laat; Punt G ligt te ver naar achteren en naar binnen.
Het zal duidelijk zijn dat de hierboven genoemde deelevaluaties kunnen worden aangepast en aangevuld, afhankelijk van de specifieke wensen.
Tenslotte wordt in de zevende stap , aangeduid met ti // weergeven van gordel met gegeven breedte , de gordel in zijn geheel op de weergeefinrichting 8 zichtbaar gemaakt.
De aldus beschikbare informatie, biedt de mogelijkheid om op objectieve wijze een oordeel te vormen over aspecten van comfort en veiligheid van de gordel. Voorts zijn hieruit conclusies te trekken t.a.v. de mate waarin aan de verschillende wettelijke éisen t.a.v. comfort en veiligheid, wordt voldaan.
Claims (9)
1. Werkwijze voor het nabootsen van de ergonomische omstandigheden waaraan een proefpersoon, in in het bijzonder een voertuig, wordt onderworpen, waarbij schematisch beelden van verschillende poses van delen van het lichaam van de proefpersoon en/of zijn omgeving op een weergeefinrichting worden afgebeeld, met het kenmerk dat uit populaties van verschillende typen proefpersonen een gewenste populatie van proefpersonen met onderling verschillende afmetingen wordt gekozen, dat gegevens van een eerste soort, die een representatie vormen van de coördinaten die lichaamsdelen van een gekozen proefpersoon uit de gewenste populatie op de weergeefinrichting beschrijven, in een eerste geheugeninrich-ting worden opgeslagen, dat gegevens van een tweede soort, die een representatie vormén van de coördinaten van bevestigingspunten in het voertuig van een te kiezen meerpunts veiligheidsgordel in een tweede geheugeninrichting worden opgeslagen, en dat de gegevens van de eerste- en tweede soort door een op de geheugeninrichting aangesloten uitleesinrich-ting worden uitgelezen en naar een op de uitleesinrichting aangesloten gegevensverwerkingseenheid worden geleid, waarin op basis van de gegevens van de eerste- en tweede soort gegevens van een derde soort worden berekend, die de coördinaten van de over het lichaam van de gekozen proefpersoon lopende veiligheidsgordel representeren, en die in de gewenste vorm op de weergeefinrichting worden zichtbaar gemaakt voor het tezamen met de schematische beelden tevens evalueren van met de veiligheid van de gekozen proefpersoon samenhangende aspecten.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de gegevens van de derde soort in een op de gegevensver-werkingseenheid aangesloten derde geheugeninrichting worden opgeslagen en via een enerzijds op de derde geheugeninrichting en anderzijds op de weergeefinrichting aangesloten verdere uitleesinrïchting naar de weergeefinrichting worden geleid.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de eerste geheugeninrichting geheugenblokken bezit, waarbij telkens een, een bepaald lichaamsdeel representerend, gedeelte van de gegevens van de eerste soort in een corresponderend geheugenblok wordt opgeslagen en daaruit wordt uitgelezen.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk dat een lichaamsdeel wordt uitgekozen waarvan het corresponderende geheugenblok wordt uitgelezen en op basis van de uitgelezen gegevens van de eerste soort en op basis van keuze van de coördinaten van een punt waarnaar een te kiezen onderdeel van het gekozen lichaamsdeel moet reiken, gegevens van een vierde soort worden berekend, die het verloop van de coördinaten van het reikende lichaamsdeel representeren.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk dat tenminste een gewricht van het reikende lichaamsdeel wordt gekozen waarmede de verandering in de positie van het lichaamsdeel wordt gerealiseerd.
6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat binnen een gekozen populatie een proefpersoon wordt geselecteerd op basis van een op te geven percentielwaarde van de lichaamslengte.
7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de afmetingen van een gekozen lichaamsdeel van een gekozen proefpersoon, op basis van op te geven percentielwaarden worden bepaald.
8. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, welke inrichting een weergeefinrichting bevat voor het schematisch afbeelden van verschillende poses van delen van het lichaam van een proefpersoon en/of delen van zijn omgeving, met het kenmerk dat de inrichting een eerste geheugeninrichting bevat, waarin gegevens van een eerste soort zijn opgeslagen, die een representatie vormen van de coördinaten van de lichaamsdelen van een gekozen proefpersoon uit een gewenste populatie, dat de inrichting een tweede geheugeninrichting bevat, waarin gegevens van een tweede soort zijn opgeslagen, die een representatie vormen van de coördinaten van bevestigingspunten in een voertuig van een te kiezen veiligheidsgordel, dat de inrichting een op de beide geheugeninrichtingen aangesloten uitleesinrichting bevat voor het uitlezen van elk van de gegevens, en dat de inrichting een op de uitleesinrichting en de weergeefinrichting aangesloten gegevensverwerkingseen-heid bevat voor het door de gegevensverwerkingseenheid op basis van de gegevens van de eerste- en tweede soort berekenen van gegevens van een derde soort die de coördinaten representeren van de over het lichaam van de gekozen proefpersoon lopende veiligheidsgordel en voor het op de weergeefinrichting zichtbaar maken van de beelden.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de inrichting een op de gegevensverwerkingseenheid aangesloten derde geheugeninrichting en een enerzijds op de derde geheugeninrichting en anderzijds op de weergeefinrichting aangesloten verdere uitleesinrichting bevat. Eindhoven, 19 mei 1989.
Priority Applications (5)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8901446A NL8901446A (nl) | 1989-06-07 | 1989-06-07 | Ergonomische optimalisatie methode. |
AT90201376T ATE133277T1 (de) | 1989-06-07 | 1990-05-30 | Verfahren zur ergonomischen optimierung |
EP90201376A EP0401900B1 (en) | 1989-06-07 | 1990-05-30 | Ergonomic optimization method |
DE69024852T DE69024852T2 (de) | 1989-06-07 | 1990-05-30 | Verfahren zur ergonomischen Optimierung |
ES90201376T ES2081907T3 (es) | 1989-06-07 | 1990-05-30 | Metodo de optimizacion ergonomica. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8901446 | 1989-06-07 | ||
NL8901446A NL8901446A (nl) | 1989-06-07 | 1989-06-07 | Ergonomische optimalisatie methode. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8901446A true NL8901446A (nl) | 1991-01-02 |
Family
ID=19854793
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8901446A NL8901446A (nl) | 1989-06-07 | 1989-06-07 | Ergonomische optimalisatie methode. |
Country Status (5)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP0401900B1 (nl) |
AT (1) | ATE133277T1 (nl) |
DE (1) | DE69024852T2 (nl) |
ES (1) | ES2081907T3 (nl) |
NL (1) | NL8901446A (nl) |
Families Citing this family (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US6113643A (en) * | 1997-12-04 | 2000-09-05 | Ford Global Technologies, Inc. | Method and system for vehicle design using occupant vision zones |
US6096086A (en) * | 1997-12-04 | 2000-08-01 | Ford Global Technologies, Inc. | Method and system for vehicle design using occupant-to-vehicle interaction |
US6110216A (en) * | 1997-12-04 | 2000-08-29 | Ford Global Technologies, Inc. | Occupant based design method for an automotive vehicle |
US6113644A (en) * | 1997-12-04 | 2000-09-05 | Ford Global Technologies, Inc. | Method and system for vehicle design using occupant reach zones |
GB2333383A (en) * | 1997-12-04 | 1999-07-21 | Ford Global Tech Inc | CAD system for ergonomic vehicle design |
US6090148A (en) * | 1997-12-04 | 2000-07-18 | Ford Global Technologies, Inc. | Occupant based design system for an automotive vehicle |
US6096087A (en) * | 1997-12-04 | 2000-08-01 | Ford Global Technologies, Inc. | Method and system for vehicle design using reflection zones |
JP3734167B2 (ja) | 2002-07-10 | 2006-01-11 | マツダ株式会社 | 企画支援プログラム、方法、装置並びに記録媒体 |
-
1989
- 1989-06-07 NL NL8901446A patent/NL8901446A/nl not_active Application Discontinuation
-
1990
- 1990-05-30 EP EP90201376A patent/EP0401900B1/en not_active Expired - Lifetime
- 1990-05-30 DE DE69024852T patent/DE69024852T2/de not_active Expired - Fee Related
- 1990-05-30 AT AT90201376T patent/ATE133277T1/de active
- 1990-05-30 ES ES90201376T patent/ES2081907T3/es not_active Expired - Lifetime
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP0401900A1 (en) | 1990-12-12 |
EP0401900B1 (en) | 1996-01-17 |
ATE133277T1 (de) | 1996-02-15 |
DE69024852T2 (de) | 1996-05-30 |
DE69024852D1 (de) | 1996-02-29 |
ES2081907T3 (es) | 1996-03-16 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US7761269B1 (en) | System and method of subjective evaluation of a vehicle design within a virtual environment using a virtual reality | |
Schmidt et al. | A literature review on optimum and preferred joint angles in automotive sitting posture | |
Lawson et al. | The use of virtual reality and physical tools in the development and validation of ease of entry and exit in passenger vehicles | |
NL8901446A (nl) | Ergonomische optimalisatie methode. | |
Wirsching | Human solutions RAMSIS | |
Bubb | Why do we need digital human models? | |
Manary et al. | ATD positioning based on driver posture and position | |
Jung et al. | A man-machine interface model with improved visibility and reach functions | |
GB2362551A (en) | Evaluation of ergonomic vehicle design within a virtual environment | |
Reed et al. | Automobile occupant posture prediction for use with human models | |
Schneider et al. | ASPECT: The next-generation H-point machine and related vehicle and seat design and measurement tools | |
Qiu et al. | Using AR technology for automotive visibility and accessibility assessment | |
Reed et al. | Methods for laboratory investigation of truck and bus driver postures | |
Wu | Class B vehicle packaging: designing bus cab layout for US bus drivers | |
Reed et al. | Torso kinematics in seated reaches | |
Seidl | 14.3 The RAMSIS and ANTHROPOS Human Simulation Tools | |
Waterman et al. | CYBERMAN—a human factors design tool | |
Wan et al. | A method of utilizing digital manikins to assist passenger vehicle design | |
Reed et al. | The next generation of automobile interior design tools | |
Ramanathan et al. | A computational study of seat and seatbelt performance for protecting 6-12 year-old children in frontal crashes | |
JP2004342119A (ja) | 商品デザイン評価方法 | |
Chung et al. | Three‐dimensional analysis of a driver‐passenger vehicle interface | |
JP2002175339A (ja) | 商品デザイン方法 | |
Rajakumaran et al. | Prediction of Involuntary Knee Engagement on Dashboard Controls to Prevent Potential Accidents for Drivers in a Passenger Car | |
Reynolds | Sitting posture in design position of automotive interiors |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |