NL8900334A - Verkleining van de diameter van een manlijk connectordeel voor een pacemaker. - Google Patents

Description

Verkleining van de diameter van een manlijk connector-deel voor een pacemaker.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het geschikt maken van een in een vrouwelijk con-nectordeel van een te vervangen pacemaker passend manlijk connectordeel voor een te kleine ingangsdiameter zittend vrouwelijk connectordeel van een operatief aan te brengen vervangingspacemaker, welk manlijk connectordeel een metalen kern en een kunststofmantel bezit en is aangebracht aan één einde van een electrodeleiding die zich door een bloedvat van een persoon naar het hart van die persoon uitstrekt.

Een pacemaker is een apparaatje dat onder de huid van een persoon aangebracht wordt om een onregelmatig of zwak lopend hart op gang te houden. Indien de sinusknoop van het hart onvoldoende prikkels uitzendt die de hartspier doen samentrekken, zal het hart onregelmatig gaan kloppen en dreigt er gevaar dat het hart helemaal ophoudt met kloppen. In dat geval, kan een pacemaker worden aangebracht, die via de electrodeleiding met het hart is verbonden. Ritmische stroomstoten brengen het hart tot contractie. De electrodeleiding is van een manlijk connectordeel voorzien dat steekt in een vrouwelijk connectordeel van de pacemaker. De aan het andere einde van de electrodeleiding aangebrachte electrode vergroeit met het hartweefsel en kan zeer moeilijk worden verwijderd.

De pacemaker zit bij de patient onder de huid in een z.g. enveloppe die slechts een beperkte ruimte biedt. Aan de connectorverbinding tussen het manlijk en het vrouwelijk connectordeel worden hoge eisen gesteld, immers zijn lichaamsvloeistoffen vrij agressief. Van tijd tot tijd moet de pacemaker worden vervangen bijvoorbeeld omdat de batterij leeg is of omdat een nieuw type gewenst is.

Als gevolg van de mogelijkheden die de moderne techniek biedt, zijn pacemakers steeds kleiner geworden. In het bijzonder de dikte van de pacemakers is verminderd.

De grootte van de connectoren is daaraan aangepast.

Om commerciële redenen zijn in het verleden diverse connectoren door de pacemakerindustrie gebruikt. Iedere fabrikant had zijn eigen connectorsamenstel. Onder druk van artsen en ziekenhuistechnici is in 1986 de connector vrijwillig genormaliseerd. Door alle pacemakerfabrikanten wordt nu de z.g. VS-1 connector toegepast. De buitendiameter van het manlijk connectordeel van deze moderne connector bedraagt ca. 3,2 mm. Daarentegen is de diameter van het manlijke connectordeel van de eerder geïmplanteerde pacemaker 3 a'6 mm. De letters 1/5 staan voor de: Voluntary Standard. Indien een geïmplanteerde pacemaker van het oudere type moet worden Vervangen door een exemplaar van het gestandaardiseerde type, past het manlijk connectordeel aan het einde van de electrodeleiding niet in het vrouwelijk connectordeel van de nieuwe pacemaker. Om dit probleem op te lossen bestaan er tot nu toe twee mogelijkheden: le. De fabrikant levert de nieuwe pacemaker met een vrouwelijk connectordeel van het oude type, waarin het manlijk connectordeel van de geïmplanteerde electrodeleiding past.

2e. De fabrikant levert een pacemaker met een vrouwelijk connectordeel volgens het nieuwe VS-1 type en daarnaast levert hij z.g. adaptors die verloop van het oude manlijk connectordeel aan het einde van het geïmplanteerde electrodeleiding naar het kleinere vrouwelijke connectordeel van de nieuwe pacemaker toestaat. Deze passtukjes dienen samen met de pacemaker onder de huid in de enveloppe te worden geplaatst en de ruimte daarvoor is eigenlijk te krap.

Beide mogelijkheden zijn in gebruik en vertonen grote bezwaren.

Met de uitvinding wordt beoogd deze bezwaren op een zeer eenvoudige en goedkope wijze te ondervangen.

Volgens de uitvinding wordt de diameter van de kunst-stofmantel van het manlijk connectordeel in een met de hand of mechanisch bediend werktuig door snijden, frezen of slijpen tot de gewenste waarde verkleind.

Het oude manlijke connectordeel aan het einde van de in het lichaam geïmplanteerde electrodeleiding wordt dus door snijden, frezen of slijpen bijgewerkt totdat deze de buitendiameter heeft van een genormaliseerd VS-1 manlijk connectordeel. De metalen kern van het genormaliseerde VS-1 manlijke connectordeel is gelijk of nagenoeg gelijk aan die van de oude manlijke connectrirdelen. De siliconrubber mantel is bij de oude manlijke connectordelen zoveel dikker dan bij de nieuwe standaardconnector dat zonder bezwaar er een aanzienlijk deel van de siliconrubber mantel van het oude manlijke connectordeel kan worden verwijderd, zodat hij voldoet aan de VS-1 norm. Door deze eenvoudige maatregel wordt een jaren voortslepend probleem opgelost. De pace-makerfabrikant hoeft uitsluitend pacemakers met het vrouwelijke connectordeel van de genormaliseerde VS-1 connector te fabriceren en er komen geen adaptorsstukjes aan te pas. De fabrikanten, de leveranciers en gebruikers hoeven slechts een beperkt aantal pacemakers in voorraad te houden, de gebruikers kunnen pacemakers van verschillende fabrikanten uitwisselen en de arts hoeft geen moeilijke poging meer te doen om de adaptorstukjes samen met de pacemaker in de enveloppe onder de huid onder te brengen. Toepassing van passtukjes heeft nog het bezwaar dat in feite tweemaal een verbinding wordt aangebracht hetgeen de betrouwbaarheid vermindert.

Bij het snijden, frezen of slijpen zullen één of meer uitstekende afdichtribben op de kunststofmantel worden achtergelaten. Deze ribben grijpen in de verbindingsstand aan op binnenwand van het vrouwelijke connectordeel zodanig dat agressieve lichaamsvloeistoffen niet via de connector de pacemaker kunnen binnenstromen.

De uitvinding heeft ook betrekking op een werktuig bestemd om bij bovengenoemde werkwijze te worden toegepast. Dit werktuig omvat volgens de uitvinding een huis met een ingangsopening voor het bewerken van een manlijk connectordeel en tenminste één snij-, frees- of slijporgaan ter verkleining van de diameter van de kunststofmantel van dit connectordeel. Er zou voor een wegwerpbaar werktuig kunnen worden gekozen, dat slechts éénmaal wordt gebruikt. Ook is het mogelijk een geavanceerd gereedschap met een motor te ontwerpen, dat van genoemd snij-, frees- of slijporgaan is voorzien en waarbij de spaantjes door een afzuiginrich-ting worden afgezogen. Tenslotte is het mogelijk een werktuig te ontwerpen waarvan slechts het snij-, frees- of slijporgaan en het opvangdeel van de spaantjes wegwerpbaar is.

Een werktuig van het niet-wegwerpbare type kan zodanig zijn uitgevoerd, dat het snij-, frees- of slijporgaan de vorm heeft van een rol, waarvan de as ten opzichte van twee vrij draaibare steunrollen tegen de veerwerking verplaatsbaar is steunrollen tussen een insteekstand en slijpstand.

De drie rollen zijn in een binnenkast gelagerd en er zijn aandrijfmiddelen aanwezig voor het roteren van de binnenkast en voor het roteren van het snij-, frees-of slijporgaan.

Om het te bewerken connectordeel gemakkelijk in het werktuig te kunnen brengen heeft het snij-, frees- of slijporgaan twee asstompen die door lagers steken waaraan radiale stangen zijn bevestigd die door genoemde binnenkast steken en met electromagnetisch verplaatsbare organen voor het radiaal naar buiten verplaatsen van de stangen zijn verbonden.

De uitvinding zal nu aan de hand van de figuren nader worden toegelicht.

Fig. la toont een langsdoorsnede door het manlijke connectordeel voor een oud type pacemaker.

Fig. lb toont dezelfde langsdoorsnede als fig. la waarbij echter met kunststreeplijnen de buitenbegrenzing van het weg te nemen deel is weergegeven.

Fig. lc toont de door slijpen, frezen of snijden verkregen vorm van het manlijk connectordeel dat nu geschikt is om in een vrouwelijk connectordeel van een moderne pacemaker te worden ingébracht.

Fig. 2 toont een langsdoorsnede van het werktuig bestemd voor het wegnemen van materiaal van de mantel van het manlijk connectordeel volgens fig. la.

Fig. 3 toont een doorsnede volgens de lijn 111 — 111 in fig. 2.

Het manlijk connectordeel volgens fig. la omvat een metalen kern 1 (diameter 1,6 mm) die via een electrode-leiding 2 is verbonden met een in het hart van een persoon geïmplanteerde electrode. Rond een deel van de kern en het einde van de leiding 2 is een mantel 3 (diameter ca. 6 mm) uit siliconrubber aangebracht. Deze mantel is aan de buitenomtrek van een aantal afdichtribben 4 voorzien.

De elektrische leiding 2 loopt door een bloedvat van de betreffende persoon naar het hart daarvan. Het manlijk connectordeel steekt in een vrouwelijk connectordeel van een in de borst van de persoon geïmplanteerde pacemaker van verouderd type.

Moderne pacemakers zijn volgens de VS-l norm gestan-dadiseerd en hebben een vrouwelijk connectordeel met een kleinere ingangsdiameter. Daarin past het manlijk connectordeel volgens fig. la niet.

Volgens de uitvinding wordt met behulp van een werktuig een deel van de siliconrubber mantel 3 van het manlijk connectordeel weggenomen, waarbij het manlijk connectordeel volgens fig. lc ontstaat, dat wél. in het vrouwelijk connectordeel van de VS-l pacemaker past. Door deze simpele maatregel wordt bereikt dat geen nieuwe pacemakers meer met een vrouwelijk connectordeel van het oude type be-behoeven te worden gefabriceerd en in voorraad gehouden of adaptorstukken op nieuwe pacemakers met een VS-l vrouwelijk connectordeel moeten worden toegepast.

Benadrukt wordt dat de uitvinding wordt toegepast op een manlijke connectordeel dat in het lichaam is geïmplanteerd en dat zich bevindt aan het einde van een niet of nauwelijks te verwijderen electrodeleiding, waarbij tot nu toe niemand op het idee is gekomen de siliconrubber mantel van een operatief te bereiken manlijk connectordeel met een buitendiameter van ca. 6 mm door snijden, frezen of slijpen te bewerken tot een buitendiameter van 3,2 mm.

l/oor de mechanische snij-, frees-, of slijpbewerking zijn verschillende werktuigen mogelijk. Gedacht kan worden aan een wegwerpfrees die - als een puntenslijper - om de con-nectormantel wordt geplaatst met de hand wordt geroteerd en vervolgens wordt weggegooid. Het is ook mogelijk een door een electromotor aan te drijven werktuig met een wegwerpbaar freesdeel en opvangdeel voor de siliconrubber-spaantjes te ontwerpen. In de figuren 2 en 3 is een werktuig getoond, dat vele malen kan worden gebruikt.

Het omvat een vast huis 5 waarin een binnenkast 6 door middel van lagers 7 roteerbaar is opgenomen. Binnen de kast bevinden zich twee vrij draaibaar gelagerde steunrollen 8 en een freesrol 9, waarvan de asstompen 10 op en neer verplaatsbaar door sleuven 11 van de eindplaten van de binnenkast 6 steken. De evenwijdige hartlijnen van de rollen 8 en 9 zijn volgens een driehoek gerangschikt.

Over elk van de asstompen 10 is een lagerring 12 geschoven, aan het huis waarvan een radiale stang 13 is bevestigd, die door een opening in de mantel van de kast 6 steekt en met zijn einde is bevestigd aan een ring, die door een electromagnetisch bedieningsorgaan 14 radiaal naar buiten kan worden verplaatst. Om elke radiale stang 13 is een drukveer 13a aangebracht, die de stang radiaal naar binnen duwt. Door de organen 14 elektrisch te bekrachtigen, worden de stangen 13, de lagerring 12 en dus de rol 9 tegen de werking van de veer 14 in radiaal naar buiten bewogen, waarbij de tussen de rollen 8, 9 aanwezige ruimte voldoende groot wordt om een manlijk connectordeel van het oude type (fig. la) in het werktuig te kunnen steken.

Na het inbrengen van het connectordeel worden de electro-magneten 14 ontkrachtigd, zodat het connectordeel tussen de rollen 8 en 9 is ingeklemd. Ann het werktuig zijn aan-drijfmiddelen toegevoegd om de binnenkast 6 en de freesrol 9 in tegengestelde richtingen te roteren. Voor het roteren van de kast 6 wordt gebruik gemaakt van de motor 15.

Het motorkoppel wordt door middel van een drijfriem 16 en een pulley 17 naar een trommel 17b van de kast 16 overgebracht.

Voor het roteren van de freesrol 9 is op de kast 6 een motor 18 aangebracht, waarvan het motorkoppel door twee pulleys 19, 20 en een snaar 21 op de as van de rol 9 wordt overgebracht.

Bij het op de gewenste maat brengen van de silicon-rubber mantel 3 van het manlijk connectordeel worden kast 6 en rol9 in tegengestelde richting geroteerd, waarbij de mantel wordt afgefreesd.

Op de rol 9 zijn uitsparingen 22 aangebracht ter vorming van de afdichtribben 4b.

Na de electromagnetische bedieningsorganen opnieuw bekrachtigd te hebben, kan het connectordeel, waarvan de buitendiameter tot de gewenste waarde is teruggebracht, uit het apparaat worden teruggetrokken. De spaantjes silicon-rubber die in de kast 6 terecht zijn gekomen, kunnen met behulp van een niet-weergegeven zuigleiding via de ingangs-opening van de kast worden weggezogen.

Het weergegeven werktuig is slechts een uitvoerings-voorbeeld. De uitvinding berust in de eerste plaats op het idee een mantel van een manlijk connectordeel, dat in een persoon is geïmplanteerd, bij vervanging van een pacemaker door een modern exemplaar door frezen, snijden of slijpen gemakkelijk te kunnen aanpassen aan de binnen-diameter van het vrouwelijk connectordeel van de nieuwe pacemaker.

Claims (6)

1. Werkwijze voor het geschikt maken van een in een vrouwelijk connectordeel van een te vervangen pacemaker passend manlijk connectordeel voor een een te kleine ingangsdiameter bezittend vrouwelijk connectordeel van een operatief aan te brengen vervangingspace-maker, welk manlijk connectordeel een metalen kern en een kunststofmantel bezit en is aangebracht aan één einde van een electrodeleiding pacemakerlead, die zich door een bloedvat van een persoon naar het hart van die persoon uitstrekt met het kenmerk, dat de diameter van de kunststofmantel van het manlijk connectordeel in een met de hand of mechanisch bediend werktuig tot de gewenste waarde wordt verkleind.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, m e t h et kenmerk, dat bij het verwijderen van mantelmateriaal één of meer uitstekende afdichtribben op de kunststofmantel worden achtergelaten.

3» Werktuig bestemd voor toepassing bij de werkwijze volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt door een huis met een ingangsopening voor het te bewerken manlijke connectordeel en een snij-, Trees- of slijporgaan ter verkleining van de diameter van de kunststofmantel van dit connectordeel.

4. Werktuig volgens conclusie 3, met het ken-me r k , dat het snij-, frees- of slijporgaan is uitgevoerd als een rol, waarvan de as ten opzichte van twee vrij draaibare steunrollen tegen veerwerking verplaatsbaar is tussen een insteekstand en een slijpstand.

5. Werktuig volgens conclusie 4, m e t het kenmerk , dat de drie rollen in een binnenkast zijn geplaatst waarbij aandrijfmiddelen aanwezig ijn voor het roteren van de binnenkast en voor het roteren van het snij-, frees- of slijporgaan.

6. Werktuig volgens conclusie 5, m e t het kenmerk , dat het snij-, frees- of slijporgaan twee asstompen heeft, die door lagers steken waaraan radiale stangen zijn bevestigd die door genoemde binnenkast steken en met electromagnetisch verplaatsbare organen voor het radiaal naar buiten verplaatsen van de stangen zijn verbonden.