NL8802789A - Werkwijze en inrichting voor het bereiden van een drank, zoals koffie, soep, thee, chocolademelk of soortgelijke drank. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het bereiden van een drank, zoals koffie, soep, thee, chocolademelk of soortgelijke drank

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bereiden van dranken zoals koffie, soep, thee of soortgelijke drank waarbij het uitgangsprodukt, verderop zal alleen over koffie worden gesproken, wordt toegevoerd in een holle ruimte, daarin door een zuiger wordt opgesloten, waarna via een in de zuiger aangebrachte opening een hoeveelheid, van een watersysteem afkomstig fluïdum i.c. water in genoemde ruimte wordt geperst, waarna het fluïdum na extraheren van het uitgangsprodukt dat zich in genoemde kamer i.c. vulkamer bevindt, via een opening nabij de tegenover de zuiger gelegen zijde wordt afgevoerd en waarbij de regeling van het geheel plaatsvindt met een elektronische besturing.

Bij een dergelijke uit het Duitse octrooischrift 3.607.656 bekende werkwijze wordt voor het in een cilindrische holle ruimte bewegen van de zuiger een elektromotor toegepast met een stuurorgaan alsmede een drukmeetorgaan, terwijl anderzijds voor het regelen van het stuurorgaan een stappenmotor is aangebracht.

Deze bekende inrichting is geschikt voor een beperkt aantal mogelijkheden, daar de inrichting slechts beschikt over één enkele cilindrische vulkamer, waarin de zuiger, via welke ook het water wordt toegevoerd, verder of minder ver in de kamer kan worden bewogen.

Nu vereist echter een kop koffie van goede kwaliteit, die binnen een bepaalde tijd wordt gezet en welke een efficiënt gebruik maakt van de koffie, telkens een bepaalde bedgeometrie.

De uitvinding beoogt een werkwijze en inrichting, welke meerdere mogelijkheden voor een optimale wijze van het bereiden van een drank bevat. De aan de werkwijze en inrichting te stellen eisen zijn kort samengevat de volgende.

1. Het één voor één bereiden van een aantal koppen drank moet telkens binnen maximaal 20 seconden per kop drank kunnen plaatsvinden; 2. Het bereiden van een kan drank van ongeveer 1 liter moet binnen ca. 1 minuut kunnen plaatsvinden; 3. Er moeten meerdere soorten drank verwerkbaar zijn zonder wijziging van de inrichting, d.w.z. niet alleen verschillende melanges, doch, in geval van bijvoorbeeld koffie, ook gecompacteerde soorten, gedecafineerde soorten en espresso; 4. De produktiekosten per eenheid moeten laag zijn; 5. De bedrijfszekerheid moet hoog zijn; 6. Het geheel moet modulair en compact zijn; en 7. Het geheel moet tenminste een zodanig zet- of extractierendement opleveren, dat een goede kwaliteit van het zetsel is gewaarborgd.

Hiertoe voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het bereiden van dranken zoals koffie, soep, thee of soortgelijke drank, in gebruikmaking van een inrichting uitgerust met ten minste twee vulkamers van verschillende diameter en aangebracht op een beweegbare houder, waarbij de diverse stappen voor elke vulkamer tijdens een enkele cyclus van de houder worden uitgevoerd.

De uitvinding heeft verder betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van genoemde werkwijze, welke inrichting is voorzien van een huis, waarvan ten minste een deel draaibaar is opgesteld rond een as en in welk deel ten minste twee kamers zijn aangebracht, ingericht voor het opnemen van het uitgangsprodukt, welke kamers via een buisvormige verbinding telkens in verbinding zijn of kunnen worden gebracht met een fluïdumtoevoerkanaal, en waarbij de vulkamer, die aan de zijde van genoemde aansluiting een vloeistof-verdeelplaat bevat, terwijl aan de tegenover het fluïdumtoevoerkanaal gelegen zijde van het huis voor elke kamer is voorzien in een deksel.

Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een huis met een horizontaal opgestelde centrale as, waardoorheen een fluïdumdoorlaatopening aanwezig is, waarin de doorlaatopening van de buisvormige verbinding telkens eindigt, welk huis deels wordt omsloten door een kap, waarin een leigroef is aangebracht voor het bedienen van de dekselbeweging, en waarbij het vullen van de vulkamer met een uitgangsprodukt kan plaatsvinden in de hoogste stand van de betreffende vulkamer, het uitgangsprodukt vervolgens kan worden opgesloten door het buitenwaarts bewegen van de onder besturing van een nokrol staande verdeelplaat, in een volgende stand van de centrale as het zetten kan plaatsvinden, waarna in een daarop volgende stand een uitdrijven van het afgewerkte uitgangsprodukt kan plaatsvinden.

Daarbij kan de buitenzijde van het deksel onder besturing staan van een leigroef, aangebracht in de buitenwaarts van het huis aangebrachte en deels daaroverheen reikende kap.

Ook kan het deksel door middel van een tweetal koppelplaten draaibaar zijn verbonden met een verbindingsstuk, dat door middel van een volgrol wordt geleid door genoemde leigroef. De tweede van genoemde koppelplaten kan daarbij driehoekig zijn uitgevoerd en in de eindstand zodanig met een leigroef samenwerken en tegen een aanslag botsen, dat de koppelplaat een kantelbeweging kan uitvoeren en daarmee het deksel een lineaire beweging.

Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding kan ook gebruik worden gemaakt van een in het vaste huis ondergebracht tussendeel en deksel met een vertikaal opgestelde centrale as, waarbij . is voorzien in een aandrijfmotor, waarvan de beweging zorgdraagt voor de omtrekspositionering van het vaste en het beweegbare deel, en een aandrijfmotor voor het positioneren van de beweegbare delen ten opzichte van elkaar, waarbij het vullen van de vulkamer met uitgangsprodukt kan plaatsvinden in een eerste stand, het toe- en afvoeren van vloeistof in een tweede stand en het verwijderen van het gebruikte uitgangsprodukt in een derde stand, waarna de onderdelen bij verdere beweging weer terugkeren in hun uitgangsstand.

In verdere uitwerking van de uitvinding kan bij laatstgenoemde inrichting een bovendeel zijn bevestigd aan een steunplaat, aan het bovendeel vast een onderdeel zijn bevestigd, welke delen tezamen een huis vormen, waardoorheen een centrale as reikt, welke middels een schroefverbinding kan samenwerken met een naaf, die het deksel en het tussendeel ondersteunt en vertikaal kan bewegen voor het afsluiten van de cilindrische kamers in het tussendeel en het vertikaal bewegen van het deksel en het tussendeel voor het aandrukken daarvan tegen het bovendeel.

Daarbij kan zijn voorzien in een aandrijfmotor voor het aandrijven van de naaf voor het telkens in de juiste rotatieve stand brengen van het deksel en/of het tussendeel.

Bij weer een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding kan gebruik worden gemaakt van een constructie, waarbij op soortgelijke wijze als hiervoor beschreven de inrichting bestaat uit een vast met het huis verbonden bovendeel of blok, een tussendeel en een deksel, waarbij de aandrijving van de diverse delen niet via een centrale as plaatsvindt, zoals hiervoor beschreven, doch via de buitenzijde van de genoemde delen. Daartoe kan een als bovendeel uitgevoerd blok zijn bevestigd aan een huis, het blok buitenwaarts zijn voorzien van een draaibaar daarmee verbonden cilinder, die uitwendig is voorzien van een vertanding en inwendig van schroefdraad, welke kan samenwerken met een corresponderende schroefdraad van een cilinder binnenwaarts waarvan zich een aantal regelmatig ten opzichte van de centrale hartlijn opgestelde vulkamers bevinden, die aan de onderzijde worden afgesloten door een deksel, dat is uitgerust met een afvoer voor de drank.

Doordat bij de constructie volgens de uitvinding gebruik wordt gemaakt van ten minste twee kamers met verschillende diameters en verschillende instelbare diepten, i.c. hoogtes alsmede een instelbaarheid van een vloeistofverdeelplaat dan wel het onderste deel van het huis, kunnen hiermee verschillende mengsels en verschillende soorten uitgangsprodukt op optimale wijze worden bewerkt.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen thans, onder verwijzing naar de tekening, enkele uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting worden beschreven. In de tekening toont:

Fig. 1 een schematische dwarsdoorsnede van de inrichting en wel volgens de lijn I-I in fig. 2;

Fig. 2 toont een schematisch rechter zijaanzicht van de inrichting volgens fig. 1;

Fig. 3 toont een detail van de dekselsluiting, toegepast bij de inrichting volgens de fig. 1 en 2;

Fig. 4 toont een detail van de watertoevoer, toegepast bij de inrichting volgens fig. 1 t/m 3;

Fig. 5 toont een schematisch zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede van een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding; en

Fig. 6 toont een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 5.

Fig. 7 toont een schematische doorsnede volgens de lijn VII-VII in fig. 8 van een derde uitvoeringsvoor-beeld van de inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 8 toont een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 7; en

Fig. 9 toont een schematisch overzicht van de werking van de inrichting volgens fig. 5, 6 respectievelijk 7, 8 en fig. 10 toont een schematische doorsnede van een deel van de aandrijving van de inrichting volgens fig. 5 en 6.

Zoals uit fig. 1 en 2 blijkt, is een inrichting voorzien van een huis 1, dat middels een koppelplaat 1', een legerhuis 2, legers 3, legerbus 4 en vervolgens legers 5 draaibaar is verbonden met een holle as 6. De holle as 6 is verder voorzien van een naaf 7, welke dient voor het bevestigen op de as van een kap 8. De kap 8 is inwendig voorzien van een gebogen leigroef 9 (zie fig. 3), waarin een volgrol 10 is opgenomen welke deel uitmaakt van een verbindingsstuk 11, welke vast is verbonden met een deksel 12. Het deksel 12 dient voor het kunnen afsluiten van een opening of brewkamer 13 aangebracht in het huis 1 en welke brewkamer cilindrisch, elliptisch of anderszins kan zijn uitgevoerd. In de onderzijde van genoemde kamer bevindt zich een vloeistofverdeelplaat 14, welke vast is verbonden met een toevoerbuis 15 en welke toevoerbuis axiaal ten opzichte van de brewkamer 13 beweegbaar is. Hiertoe bevindt zich in de toevoerbuis 15 een holte, welke glijdend is verbonden met een buis 16, waarvan het tegenover liggende einde vast is verbonden met een bus 17 (zie fig. 4), aangebracht op de as 6 en waarbij de toevoerbuis 15 en de buis 16 zijn voorzien van doorlaatkanalen waardoor een open verbinding tussen het inwendige van de buis 6 en de onderzijde van de brewkamer is ontstaan.

Ter afdichting van het geheel is de bus 17 voorzien van een tweetal afdichtringen 18 respectievelijk 19, terwijl de bus 16 is voorzien van een afdichtring 20. De toevoerbuis 15 is nabij zijn naar de as 6 gerichte zijde uitgerust met een tweetal rollen 21 respectievelijk 22 welke kunnen samenwerken met het buitenoppervlak van een op de as 6 aangebrachte eindbus 23 respectievelijk een buitenoppervlak van de legerbus 4. Zoals uit de tekening, in het bijzonder figuren 1 en 2, blijkt, bevinden de vloeistofverdeelplaten, onder invloed van de rollen 21 respectievelijk 22 zich in de verschillende posities telkens in een andere stand.

Voor het in hoogte kunnen verstellen van de vloeistofverdeelplaat 14 is de kap 8 voorzien van een motor 24, waarvan een uitstekende as 25 is uitgerust met een tandwiel 26, dat kan samenwerken met een vast op de legerbus 4 aangebracht tandwiel 27. Voor het draaien van het geheel is in de kap een niet-weerge-geven motor aangebracht die een as 28 aandrijft, die is uitgerust met een tandwiel 29 welke op zijn beurt samenwerkt met een vast op de legerbus 2 aangebracht tandwiel 30. Op deze wijze kan het huis 1 met de brewkamers 13 in rotatie worden gebracht, waarbij automatisch ook telkens de stand van het deksel ten opzichte van de bijbehorende brewkamer wordt geregeld door middel van leigroef 9. Ook de stand van de vloeistofverdeelplaat wordt door draaiing van het huis 1 geregeld en wel in afhankelijkheid van de vorm van het buitenoppervlak van de legerbus 4 respectievelijk de eindbus 23 ter plaatse waar deze in aanraking zijn met de rollen 21 respectievelijk 22. Op deze wijze kan bij draaiing van het huis op eenvoudige wijze een cyclus worden verkregen. Volledigheidshalve wordt hierbij nog opgemerkt, dat het deksel 12 van de brewkamer 13 is voorzien van een uitlaatopening 31.

Zoals uit de tekening, in het bijzonder fig.

2 blijkt, bevat de inrichting drie verschillende brewkamers 13, welke elk een verschillende grootte hebben en ook een instelbare hoogte kunnen hebben door middel van rollen 21 respectievelijk 22, waardoor de mogelijkheden tot het zetten van een sterkere of minder sterke kop koffie respectievelijk het aantal te zetten koppen koffie kunnen worden gewijzigd.

Dit laatste kan worden beïnvloed doordat de vloeistof-verdeelplaat 14 in axiale richting van de brewkamers gezien, daarin verplaatsbaar is.

Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat, zoals uit de constructie volgens fig. 3 blijkt, het deksel 12 bij het afsluiten van de brewkamer 13 niet alleen tot boven de ópstaande rand 32 van de brewkamer wordt bewogen, doch ook boven de genoemde rand 32 naar beneden wordt gedrukt. Dit blijkt vooral uit de constructie in de figuren 1 t/m 3, welke achtereenvolgens de kap 8, de leigroeven 9, de volgrol 10 en het verbindingsstuk 11 tonen. Dit verbindingsstuk 11 werkt samen met het huis 1, waartoe het huis 1 is voorzien van een groef 33, ingericht voor samenwerking met rollen 134, welke draaibaar zijn bevestigd aan het verbindingsstuk 11. Het deksel 12 is voorzien van een tweetal koppelplaten 34 respectievelijk 35, waarvan de andere einden draaibaar met het deksel zijn verbonden.

Zoals uit fig. 3 blijkt is de koppelplaat 35 driehoekig uitgevoerd en zodanig opgesteld dat bij het uit de groef 33 tegen een aanslag 115 lopen van de meest rechtse rol 36 de koppelplaat 35 over een geringe afstand kantelt, d.w.z. dat het deksel 12 daarmee stevig over de rand 32 van de brewkamer wordt geduwd.

Fig. 4 toont vergroot een detail van de constructie volgens fig. 1 en wel meer in het bijzonder van de wijze waarop de wateraansluiting vanuit de hoofdtoevoerbuis 6 naar de brewkamer 13 plaatsvindt.

Zoals uit fig. 4 blijkt, is de toevoerbuis 15 in de brewkamer 13 verbreed uitgevoerd, zodat het daardoorheen aangevoerde water alzijdig weg kan stromen en vervolgens door de verdeelplaat 14 verdeeld over het gehele onderoppervlak daarvan zich door het in de brewkamer bevindende materiaal kan verspreiden. Teneinde een goede afdichting te krijgen is in de opstaande randen van het verbrede gedeelte 37 een afdichtring 38 aangebracht.

Bij de in fig. 5 en 6 weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding bestaat het huis in wezen uit een bovendeel 50 en een onderdeel 51, welke beide delen vast met elkaar zijn verbonden.

Het geheel is met behulp van handgreep 66 klemmend gemonteerd aan een steunplaat 52. Tussen het bovenen het onderdeel is een aantal cilindrische kamers 53 aangebracht, waarvan de onderzijde wordt afgesloten door een zeefplaat 54 welke gesteund wordt door een deksel 55. Het deksel 55 is axiaal glijdend verbonden met een naaf 56 welke verplaatsbaar is met behulp van een schroefdraadoverbrenging 57 aangebracht op een centrale as 58, aangedreven door een motor 59, waarbij tevens de beweging van het deksel 55 en de kamers 53 ten opzichte van het bovendeel 50 tot stand wordt gebracht.

Op de steunplaat 52 bevindt zich een wateraansluiting 60, terwijl in het bovendeel 50 een fluïdum-doorlaat 61 is aangebracht.

Zoals uit fig..5 verder blijkt, is de motor 59 'gemonteerd op een kap 62, waarop voorts een motor 63 is gemonteerd, waarvan de uitgaande as is voorzien van een tandwiel 64 welke samenwerkt met een tandwiel 65 gemonteerd op de naaf 56. Op deze wijze is een rotatieve en axiale instelling mogelijk van de cilinder met de kamers 53 en het deksel 55.

De inrichting weergegeven in de figuren 7 en 8 toont grote overeenkomsten met die, weergegeven in de figuren 5 en 6. Het verschil bestaat in wezen daaruit, dat de wormverbinding die bij de constructie volgens de figuren 5 en 6 is aangebracht tussen de centrale as 58 en de naaf 56, naar buiten is verplaatst, waardoor een aanzienlijk stabielere inrichting is verkregen.

Meer in detail toont de constructie volgens de figuren 7 en 8 een huis 80, waarin een blok 81 is aangebracht, welke vast aan het huis 80 is bevestigd. Buitenwaarts van het blok 81 bevindt zich een draaibaar met het huis verbonden cilinder 82, welke aan de buitenzijde is voorzien van een vertanding 83 en aan de binnenzijde van een schroefdraad 84. De schroefdraad 84 kan samenwerken met de schroefdraad 85 van een cilinder 86. Binnenwaarts van de cilinder 86 bevindt zich een aantal regelmatig rond een centrale as 87 van het blok 81 opgestelde zet-, brew- of vulka-mers 88. De onderzijde van de kamers 88 wordt afgesloten door een "deksel" 89, dat zodanig is uitgevoerd, dat enerzijds een afvoer van de drank kan plaatsvinden en anderzijds een afvoer van het afgewerkte uitgangspro-dukt. Zoals uit de tekening verder blijkt, is de bovenzijde van de vulkamer 88 na het vullen afgesloten door een verdeelplaat 90 en de onderzijde afgesloten door een zeefplaat 91. Het deksel 89 wordt in zijn stand vastgehouden door een benedenwaarts verlengd gedeelte van de "cilinder" 86. Rondom de concentraat-afvoer bevindt zich, glijdend daarmee verbonden en vast verbonden met de centrale as 87 een afvoertuit 92.

Zoals uit de tekening verder blijkt, is het deksel voorzien van een opening 93 voor het doorlaten van een watertoevoeropening 94, welke aansluit op een doorlaat 95, aangebracht in het blok 81 en welke uitmondt boven de verdeelplaat 90 van de zet-, vul- of brewkamer 88.

Verder is op het huis 80 een motor 96 aangebracht, waarvan de uitgaande as 97 via een koppelstuk 98 is verbonden met een as 99 op het benedeneinde waarvan een rondsel 100 is aangebracht. Het rondsel 100 kan samenwerken met een tandwiel 101, dat is verbonden met de cilinder 86. Door het in werking stellen van de motor 96 geeft tandwiel 101 een draaiende repectievelijk heffende beweging aan nok 102 respectievelijk deksel 89, waardoor het zich in de brew- of vulkamer 88 bevindende uitgangsprodukt kan worden opgesloten, respectievelijk daaruit kan worden verwijderd .

De rechterhelft van fig. 7 toont de vulstand, waarin via de openingen 104 respectievelijk 105 vanuit een niet weergegeven trechter gemalen koffie of dergelijke aan de brewkamer 88 kan worden toegevoerd.

Duidelijkheidshalve is in fig. 9 schematisch de werking van de inrichting volgens de figuren 5-6 respectievelijk 7-8 weergegeven. De inrichting bestaat in wezen uit een onderste zeefplaat, i.c. een deksel A, een tussendeel B met cilinders en een bovendeel C met vulopeningen c.q. zuigers. Deze delen werken op de in fig. 9D weergegeven wijze samen. Daaronder zijn in de figuren E t/m M de diverse standen van de onderdelen tijdens een bewegingscyclus weergegeven.

In de uitgangsstand E zijn de zeefplaat en het tussendeel met elkaar verbonden. In een volgende stand F worden de cilinders via het tussenstuk gevuld, waarna een opsluiten (stand G) van het uitgangsprodukt in de cilinders door het naar het bovendeel bewegen van het tussenstuk (met de cilinders) en de zeefplaat.

Hierna vindt een toe- en afvoer van medium plaats j fig. 9H.

In een volgende fase, fig. 9K, wordt het deksel A met de zeefplaten benedenwaarts bewogen, waarna door een geringe draaiing van het deksel en de daarmee gekoppelde zeefplaat een afschuiven van het gebruikte koffiemaalsel plaatsvindt. In een volgende fase, fig. 9M, wordt het tussenstuk weer benedenwaarts bewogen en verbonden met de zeefplaat, waardoor de uitgangsstand van fig. 9E wordt bereikt.

Bij de constructies volgens de figuren 5 t/m 9 wordt op soortgelijke wijze als hiervoor beschreven aan de hand van de figuren 1 t/m 4 gebruik gemaakt van een drietal vulkamers met verschillende diameters en verschillende hoogtes, waardoor een hoeveelheid koffie van gewenste kwaliteit gemakkelijk en automatisch kan worden verkregen.

Voor het in axiale richting ten opzichte van elkaar bewegen van het bovendeel 81 (zie fig. 7), de cilinder 86 met de vulkamers 88 en het deksel 89 dient motor 120 (zie fig. 8) welke via tandwielen (o.a. 83, fig. 7) verbonden is met cilinder 82, waarna als gevolg van het bewegen van de schroefdraden 84 en 83 ten opzichte van elkaar de cilinder 86 en deksel 89 vertikaal kunnen worden bewogen.

Op soortgelijke wijze kunnen ook bij de constructie volgens fig. 5 de delen 56, 53 en 55 samenwerken. Daartoe kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een constructie zoals weergegeven in fig. 10.

Daarin zijn schematisch gedeelten van, van boven naar beneden, de naaf 56, het tussendeel 53 een tussen-ring 112 en een onderdeel i.c. deksel 55 weergegeven. Zoals uit de tekening blijkt, zijn de delen 50, 53, 112 en 55 aan de naar elkaar toegekeerde zijden telkens voorzien van uitsparingen en nokken, waardoor bij het ten opzichte van elkaar roteren van deze delen, een verwijderen respectievelijk naar elkaar toe bewegen daarvan kan plaatsvinden. Zoals uit fig. 5 blijkt, zijn het tussendeel 53, de tussenring 112 en het deksel 55 in vertikale richting gezien met elkaar gekoppeld door middel van een spie 114: Zij kunnen dus wel steeds in vertikale richting ten opzichte van elkaar bewegen. In de tekening zijn met pijlen de mogelijke bewegingen van de naaf, het tussendeel, de tussenring en het onderdeel weergegeven.

De werking van de inrichting is als volgt:

Direct na het extraheren van de koffie moet de koffie uitgestoten worden. Hiertoe wordt de cilinder 53 door de tussenring 112 ca. 5 mm omhooggetild. Het deksel 55 komt hierdoor vrij van de cilinder 53 en het bovendeel 50. Tevens zakt de tussenring 112 in het deksel 55. De tussenring 112 is, door middel van een spieverbinding axiaal glijdend op naaf 56 bevestigd en wordt met behulp van de motor 63 samen met het deksel 55 over ca. 60° weggedraaid (rotatiebewe-ging).

Met behulp van de schroefdraadoverbrenging 57 worden de cilinder 53 en het deksel 55 omhooggetrokken en de verbruikte koffie wordt uitgestoten. De draairichting van de motor 63 wordt omgekeerd, zodat een rotatie van ca. 60° terug plaatsvindt. De bovenkant van het onderdeksel 55 en de onderkant van de cilinder 53 vegen elkaar daarbij schoon. Vervolgens draaien de naaf 56 en de tussenring 112 gelijktijdig als gevolg van de spieverbinding, waarbij een aanslag van de naaf tegen een aanslag van de cilinder 53 loopt, dit komt overeen met ca. 75°. De cilinder 53, die vrij draaibaar en vrij in axiale richting beweegbaar om de naaf 56 is aangebracht, is op dit moment geblokkeerd doordat hij nog steeds om het bovendeel 50 zit: Derhalve is ook de aanslag van de cilinder gefixeerd.

Na het schoonvegen, bewegen de naaf 56 en de tussenring 112 in de constructie volgens fig.

10 naar rechts, waardoor het deksel 55 tegen een aanslag staat en daardoor direct onder de cilinder 53 staat. De naaf 56 en (dus ook) de tussenring 112 worden nog ca. 15° doorgedraaid, waardoor de cilinder 53 met behulp van oploopnokken door de naaf 56 ca.

5 mm naar beneden wordt gedrukt om het filter 54 (en 55). Tegelijkertijd wordt de tussenring 112 door de onderzuiger (55) ca. 5 mm omhooggedrukt.

Door de motor 59 en de schroefdraadoverbrenging 57 worden nu de cilinder 53 en de tussenring 112 alsmede het deksel 55 naar beneden gedraaid, vrij van de zuiger 50. De cilinder 53, de tussenring 112 en het deksel 55 zijn hierdoor vrij draaibaar geworden. Met behulp van de motor 63 worden nu de naaf 56, de tussenring 112, de cilinder 53 en het deksel 55 naar de vultrechter 113 bewogen en wordt de cilinder 53 gevuld. Hierna draait de motor 63 het geheel terug tot de cilinder met de kamers 53 weer precies onder de zuiger 50 staat. De motor 59 drijft nu de schroefdraadoverbrenging 57 aan, waardoor het geheel omhoog wordt getrokken, waardoor de koffie wordt opgesloten ten opzichte van het bovendeel 50. Via de fluïdumdoorlaat 61 wordt nu extractiewater toegevoerd, terwijl de verkregen drank via de zeefplaat 54 en een afvoeropening 116 de inrichting verlaat.

Hierna moet de cilinder met de kamers 53 weer loskomen van het deksel 55 t.b.v. het uitstoten van de verbruikte koffie. Hiertoe worden de naaf 56 en de tussenring 112 met behulp van de motor 65 ca.

15° teruggedraaid. De tussenring 112 drukt daarbij de cilinder 53 met de kamers ca. 5 mm omhoog. Hierop aansluitend zakt de tussenring 112 ca. 5 mm in het deksel 55, waardoor deze "draaibaar'1 is geworden en weg kan draaien zodat een "gatpositie" van het deksel 55 onder de kamers 53 komt en de verbruikte koffie uitgestoten kan worden, waarna de cyclus kan worden herhaald.

Kenmerkend voor de constructie volgens fig.

5, 6 en 10 is dat de cilinder met de kamers 53 of verbonden is met het bovendeel 50, of met het deksel 55, of met beide. Alhoewel de cilinder met de kamers 53 zowel in axiale als in rotatieve zin vrij beweegbaar is, is zijn positie te allen tijde bepaald. Hiertoe is: - De nok van de naaf 56 voorzien van oploop en stootnokken.

- De tussenring (112) axiaal glijdend op as 56 bevestigd, dus in rotatierichting gefixeerd.

- De tussenring aan boven- en onderzijde voorzien van oploop- respectievelijk stootnokken en zijn aan het deksel 55 eveneens nokken aangebracht.

De tussenring 112 dient dus in axiale zin alleen om de cilinder 53 ca. 5 mm omhoog (na het zetten) en ca. 5 mm omlaag (vóór het vullen, over de zeefplaat 54 heen) te bewegen.

Opgemerkt wordt dat verder nog een groot aantal wijzigingen respectievelijk aanvullingen mogelijk zijn.

Zo kan bijvoorbeeld alvorens het afgewerkte, natte produkt wordt verwijderd, dit eerst worden drooggeblazen, waardoor een droog residu wordt verkregen, dat gemakkelijker verwerkbaar is dan een nat residu.

Genoemd droogblazen kan op twee verschillende manieren plaatsvinden, namelijk 1. na het extraheren kan via het afvoerkanaal al of niet verwarmde lucht worden toegevoerd door boven het koffiebed een onderdruk op te wekken, door bijvoorbeeld de ruimte boven het koffiebed te vergroten: Door de ruimte vervolgens te verkleinen kan de dan bevochtigde lucht tezamen met de aanwezige restvloeistof worden uitgedreven; 2. in plaats van aanzuigen via het afvoerkanaal, zoals onder 1. beschreven, kan het toevoeren van lucht ook via een afzonderlijke, boven het bed opgestelde luchttoevoer plaatsvinden, welke lucht na het passeren van het koffiebed de inrichting via het genoemde afvoerkanaal verlaat.

De werkwijze volgens de uitvinding biedt verder de mogelijkheid om het extraheren in alle standen te kunnen laten plaatsvinden.

Ook biedt deze werkwijze de mogelijkheid om in één, twee respectievelijk drie kamers tegelijk een extraheren te laten plaatsvinden;

Voorts biedt de werkwijze de mogelijkheid om, indien gebruik wordt gemaakt van drie vulkamers, elke 120° een nieuwe bereidingscyclus te beginnen, hetgeen inhoudt dat per cyclus, dat wil zeggen bij rotatie over 360°, drie extracties mogelijk zijn.

Opgemerkt wordt tenslotte dat in het voorafgaande uitsluitend is gesproken over een zuiger, waarmee in het algemeen een beweegbare zuiger wordt bedoeld. Het is echter duidelijk dat ook een omkering van de beweging mogelijk is en dus de zuiger kan stilstaan, terwijl de vulkamer beweegt.

Claims (22)

1. Werkwijze voor het bereiden van dranken zoals koffie, soep, thee of soortgelijke drank waarbij het uitgangsprodukt, verderop zal alleen over koffie worden gesproken, wordt toegevoerd in een holle ruimte, daarin door een zuiger wordt opgesloten, waarna via een in de zuiger aangebrachte opening een hoeveelheid, van een watersysteem afkomstig fluïdum i.c. water in genoemde ruimte wordt geperst, waarna het fluïdum na extraheren van het uitgangsprodukt dat zich in genoemde kamer i.c. vulkamer bevindt, via een opening nabij de tegenover de zuiger gelegen zijde wordt afgevoerd en waarbij de regeling van het geheel plaatsvindt met een elektronische besturing, met het kenmerk, dat gebruik wordt gemaakt van een inrichting, uitgerust met ten minste twee vulkamers van verschillende grootte en aangebracht op een beweegbare houder, waarbij de diverse stappen tijdens een enkele cyclus van de houder worden uitgevoerd.

2. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een huis, waarvan ten minste een deel draaibaar is opgesteld rond een as en in welk deel ten minste twee kamers zijn aangebracht, ingericht voor het opnemen van het uitgangsprodukt, welke kamers via een buisvormige verbinding telkens in verbinding kunnen worden gebracht met een fluïdumtoevoerkanaal, en waarbij de kamers aan de zijde van genoemde verbinding een vloeistofverdeelplaat bevatten, en de tegenover het fluïdumtoevoerkanaal gelegen zijde van het huis voor elke kamer is voorzien van een deksel.

3. Inrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt door een huis met een horizontaal opgestelde centrale as, waardoorheen een fluïdumdoorlaatopening aanwezig is, waarin de doorlaatopeningen van de buisvormige verbinding telkens eindigt, welk huis deels wordt omsloten door een kap, waarin een leigroef is aangebracht voor het bedienen van de dekselbeweging, en waarbij het vullen van de vulkamer met een uitgangsprodukt ! kan plaatsvinden in de hoogste stand van de betreffende vulkamer, het uitgangsprodukt vervolgens kan worden opgesloten door het buitenwaarts bewegen van de onder besturing van een nokrol staande verdeelplaat, in een volgende stand van de centrale as het zetten kan plaatsvinden, waarna in een daarop volgende stand een uitdrijven van het afgewerkte uitgangsprodukt kan plaatsvinden.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de buitenzijde van het deksel onder besturing staat van een leigroef, aangebracht in de buitenwaarts van het huis aangebrachte en deels daaroverheen reikende kap (fig. 3).

5. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het deksel (12) door middel van een tweetal koppelplaten (34, 35) draaibaar is verbonden met een verbindingsstuk (11) dat door middel van een volgrol 10 wordt geleid door genoemde leigroef 9.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de tweede koppelplaat (35) driehoekig is uitgevoerd en in de eindstand zodanig met een leigroef samenwerkt en tegen een aanslag (115) botst, dat de koppelplaat een kantelbeweging kan uitvoeren en daarmee het deksel een lineaire beweging kan uitvoeren.

7. Inrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt door een in het vaste huis ondergebracht tussen-deel en deksel met een vertikaal opgestelde centrale as, waarbij is voorzien in een aandrijfmotor, waarvan de beweging zorgdraagt voor de omtrekspositionering van het vaste en het beweegbare deel, en een aandrijfmotor voor het axiaal positioneren van de beweegbare delen ten opzichte van elkaar, waarbij het vullen van de vulkamer met uitgangsprodukt kan plaatsvinden in een eerste stand, het toe- en afvoeren van vloeistof in een tweede stand en het verwijderen van het gebruikte uitgangsprodukt in een derde stand, waarna de onderdelen bij verdere beweging weer terugkeren in hun uitgangs-stand.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een bovendeel (50) is bevestigd aan een steunplaat (52), aan het bovendeel (50) vast een onderdeel (51) is bevestigd, welke delen tezamen een huis vormen, waardoorheen een centrale as reikt, welke middels een schroefverbinding kan samenwerken met een naaf (56), die het deksel (55) ondersteunt en deze daardoor vertikaal kan bewegen voor het afsluiten van de cilindrische kamers in het tussendeel en het vertikaal bewegen van het deksel tezamen met het tussendeel voor het positioneren daarvan tegen het bovendeel.

9. Inrichting volgens conclusie 8, gekenmerkt door een aandrijfmotor (63) voor het aandrijven van de naaf (56) voor het telkens in de juiste rotatieve stand brengen van het deksel en/of het tussendeel met de cilindrische kamers (53).

10. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een als bovendeel uitgevoerd blok (81) is bevestigd aan een huis (80), het blok buitenwaarts is voorzien van een draaibaar daarmee verbonden cilinder (82), die uitwendig is voorzien van een vertanding (83) en inwendig van een schroefdraad (84), welke kan samenwerken met een corresponderende schroefdraad (85) van een cilinder (86) binnenwaarts waarvan zich een aantal vulkamers (88) bevinden, die aan de onderzijde worden afgesloten door een deksel (89), dat is uitgerust met een afvoer (92) voor de drank.

11. Inrichting volgens conclusie 8 of 10, gekenmerkt door een motor voor het omhoog respectievelijk omlaag bewegen van het tussendeel met de cilindrische kamers (53, 86) ten opzichte van het daarmee samenwerkende vaste deel van het bovendeel (50,81), waardoor een opsluiten van het in de cilindrische kamer aanwezige uitgangsprodukt kan plaatsvinden, respectievelijk verwijderen van het afgewerkte uitgangsprodukt.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de motor (59) direct de naaf (56) aandrijft, waardoor het tussendeel en deksel omhoog respectievelijk omlaag kunnen worden bewogen.

13. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de motor (96) aangrijpt op de vertanding (83) van de cilinder (82), waardoor het tussendeel 86 omhoog, respectievelijk omlaag kan worden bewogen.

14. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 7 t/m 13, met het kenmerk, dat de inrichting als eenheid is uitgevoerd, welke demontabel is ten opzichte van de steunplaat en de aandrijving(en).

15. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 3-14, met het kenmerk, dat voor het in axiale richting ten opzichte van elkaar bewegen van het tussendeel (86) en het onderdeel of deksel (89) gebruik wordt gemaakt van een buitenring (101), uitgerust met inwendige, gebogen sleuven (103), ingericht voor samenwerking met nokken (102) aan de omtrek van het deksel.

16. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 3-14, met het kenmerk, dat voor het in axiale richting ten opzichte van elkaar bewegen van het bovendeel (50), het tussendeel (de cilinder met de kamers (53)) en het deksel (55) gebruik wordt gemaakt van een tussen het tussendeel met de kamers en het deksel opgestelde tussenring (112) en de naar elkaar toegekeerde zijden van de naaf en het tussendeel respectievelijk het tussendeel en de tussenring respectievelijk de tussenring en het deksel zijn voorzien van geprofileerde, onderling samenwerkende vlakken en nokken.

17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de cilinder met de kamers 53 is verbonden met öf het bovendeel 50, of het deksel 55 of met beide.

18. Inrichting volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat de naaf 56 is voorzien van oploop-en stootnokken en de tussenring voorts axiaalglijdend op de naaf is bevestigd.

19. Werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door het na het extraheren droogblazen van het afgewerkte produkt in het residu.

20. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 19, onder gebruikmaking van één van de inrichtingen beschreven in de conclusies 2 t/m 18, gekenmerkt door middelen voor het na extractie door het koffiebed verplaatsen van een hoeveelheid lucht.

21. Inrichting volgens conclusie 20, gekenmerkt door middelen voor het boven het koffiebed opwekken van achtereenvolgens een onderdruk en een overdruk.

22. Inrichting volgens conclusie 20, gekenmerkt door een boven het bed in de kamer aangebrachte luchttoevoer.