NL8801970A

NL8801970A - Inrichting voor het verwijderen van de krop van geslacht gevogelte.

Info

Publication number: NL8801970A
Application number: NL8801970A
Authority: NL
Original assignee: Meyn Maschf
Priority date: 1988-08-08
Filing date: 1988-08-08
Publication date: 1990-03-01
Also published as: EP0354603B1; DE68905706D1; EP0354603A1; DE68905706T2; US4958408A; ATE87422T1

Description

Inrichting voor het verwijderen van de krop van geslachtgevogelte

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor hetverwijderen van de krop van geslacht gevogelte, in het bij¬zonder kalkoenen, met een roteerbare en via de buikopeningdoor de nek van het gevogelte beweegbare doorn en hierop ge¬plaatste, in de rotatie- en bewegingsrichting van de doorngerichte uitsteeksels.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de Europeseoctrooiaanvrage 178.825. Bij deze bekende inrichting omvattende uitsteeksels één of een aantal reeksen axiaal achter el¬kaar geplaatste tongen, waarvan punten op of binnen een ci¬lindrisch oppervlak zijn gelegen gaande door een stomp voor¬ste uiteinde van de doorn.

Bij kalkoenen ligt de krop diep weggezonken in hetvel, zodat het met de bekende inrichting nagenoeg niet moge¬lijk is om deze krop aan te grijpen. Verder blijkt, dat descherpe uiteinden van de tongen van deze bekende inrichtingleiden tot ernstige beschadigingen van de nek van de kalkoen.

De uitvinding beoogt een inrichting van het onder¬havige type te verschaffen, welke de genoemde nadelen nietbezit.

Hiertoe bezit de inrichting volgens de uitvindinghet kenmerk, dat de uitsteeksels elk zijn voorzien van eenstomp uiteinde, dat de buitenste begrenzing van de inrichtingvormt.

Doordat de uitsteeksels zijn voorzien van een stompuiteinde wordt voorkomen, dat de nek van de kalkoen wordtbeschadigd; echter het feit, dat de stompe uiteinden debuitenste begrenzing van de inrichting vormen heeft alsgevolg, dat de diep in het vel gelegen krop op effectievewijze wordt aangegrepen. Hierbij is het met name van belang,dat de krop van kalkoenen weliswaar diep in het vel is ge¬legen, doch niet zo vast zit, zodat ook van een stomp uit¬einde voorziene uitsteeksels voldoende kracht op deze kropkunnen uitoefenen om deze los te trekken.

In een gunstige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is het uiteinde van de uitsteekselskogelvormig. In de praktijk is gebleken, dat hiermee eenoptimaal compromis wordt verkregen tussen de kracht waarmeewordt aangegrepen op de krop en het vermijden van beschadi¬gingen van de nek.

Verder verdient het de voorkeur, dat elk uitsteek¬sel zich vanaf zijn verbinding met de doorn tot aan de over-gang in het stompe uiteinde taps versmalt. Op deze wijzewordt tussen de doorn en het stompe uiteinde nabij het laatstgenoemde een vrij brede tussenruimte tussen de uitsteekselsverkregen, tussen welke de krop kan worden opgenomen en waarvandaan de krop, nadat de doorn op bekende wijze de nekstompvan het gevogelte heeft verlaten, door een borstelorgaan ofdergelijke kan worden verwijderd.

Voor een goede werking van de inrichting is hetgunstig, wanneer de uitsteeksels zijn aangebracht in, inomtreksrichting van de doorn verdeelde, axiale reeksen. Metname vertoont de inrichting een uiterst effectieve werking,wanneer er drie axiale reeksen zijn, en wanneer elke axialereeks drie uitsteeksels omvat.

De doorn kan diverse constructieve vormgevingen be¬zitten; zo is het denkbaar, dat de doorn een cilindrischevorm met een stomp afgerond voorste uiteinde bezit. Volgenseen andere uitvoeringsvorm bestaat de doorn uit drie zichaxiaal uitstrekkende, onderling telkens een hoek van 120° in¬sluitende en in een stervorm geplaatste platen, die aan hetvoorste uiteinde van de doorn zijn afgerond.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan dehand van de tekening, waarin een aantal uitvoeringsvoorbeel-den van de inrichting volgens de uitvinding zijn weergegeven.

Fig. 1 toont een zijaanzicht van het werkzame ge¬deelte van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting vol¬gens de uitvinding;

Fig. 2 toont een bovenaanzicht van de inrichtingvolgens fig. 1;

Fig. 3 toont een zijaanzicht van het werkzame ge¬deelte van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, en

Fig. 4 toont een bovenaanzicht van de inrichtingvolgens fig. 3.

De in fig. 1 en fig. 2 getoonde inrichting voor hetverwijderen van de krop van geslacht gevogelte, in het bij¬zonder kalkoenen, bezit een doom 1 en een aantal op dezedoorn 1 geplaatste uitsteeksels 2. De doorn 1 bezit eencilindrische vorm en heeft een stomp afgerond voorste uit¬einde 3.

De uitsteeksels 2 zijn elk voorzien van een kogel¬vormig stomp uiteinde 4, welke uiteinden 4 samen de buiten¬ste begrenzing van de inrichting vormen. Elk uitsteeksel 2omvat een, zich nagenoeg radiaal uitstrekend, binnenste deel5 en een hierop aansluitend, zich nagenoeg tangentiaal uit¬strekkend, het stompe uiteinde 4 dragend buitenste deel 6.Zoals met name blijkt uit een nauwkeurige bestudering vanfig. 1 versmalt elk uitsteeksel 2 vanaf zijn verbinding metde doorn 1 tot aan de overgang in het stompe uiteinde 4.

Verder blijkt, dat de uitsteeksels 2 regelmatigover de omtrek van de doorn 1 zijn verdeeld; met name zijnde uitsteeksels 2 in de beide getoonde uitvoeringsvormenaangebracht in drie, in omtreksrichting van de doorn 1 ver¬deeld, axiale reeksen van elk drie uitsteeksels 2.

In de uitvoeringsvorm volgens de figuren 3 en 4 isde cilindrische doom vervangen door een doorn 7, die bestaatuit drie zich axiaal uitstrekkende, onderling, telkens eenhoek van 120* insluitende en in stervorm geplaatste platen 8,die aan het voorste uiteinde van de doom 7 zijn afgerond. Deuitsteeksels 2 omvatten opnieuw een binnenste deel 5, eenbuitenste deel 6 en het kogelvormige stompe uiteinde 4.

Tijdens het gebruik van de inrichting wordt dedoorn 1 respectievelijk 7 met de uitsteeksels 2 via de buik¬opening van het geslachte gevogelte aangebracht en door denek van het gevogelte bewogen. Tijdens deze axiale bewegingwordt de doorn tevens geroteerd, waarbij de rotatierichtingzodanig is, dat de uitsteeksels 2 in hoofdzaak in deze rota¬tierichting zijn gericht; derhalve is de rotatierichting van de doorn, als gezien in fig. 2 en fig. 4 tegengesteld aan dewijzers van de klok. Doordat de stompe uiteinden 4 tevens inaxiale richting enigszins vóór het buitenste deel 6 zijn ge¬legen geldt tevens dat de uitsteeksels in hoofdzaak in debewegingsrichting van de doorn 1 respectievelijk 7 zijn ge¬richt. Op deze wijze wordt een effectieve werking van deuitsteeksels bevorderd.

Naast de getoonde vormgevingen van de doorn en deuitsteeksels zijn tevens andere uitvoeringsvormen denkbaar.

Zo is het mogelijk, dat de uitsteeksels via spiraalvormigereeksen op het oppervlak van een geschikt gevormde doornzijn geplaatst.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voor¬gaande beschreven uitvoeringsvormen, die binnen het kader deruitvinding op velerlei wijzen kunnen worden gevarieerd.

Claims

1. Inrichting voor het verwijderen van de krop van geslachtgevogelte, in het bijzonder kalkoenen, met een roteerbare envia de buikopening door de nek van het gevogelte beweegbaredoorn en hierop geplaatste, in de rotatie- en bewegingsrich-> ting van de doorn gerichte uitsteeksels, met hetkenmerk, dat de uitsteeksels elk zijn voorzien van eenstomp uiteinde, dat de buitenste begrenzing van de inrichtingvormt.

2. Inrichting volgens conclusie l, m e t het)k e n m e r k, dat het uiteinde van de uitsteeksels kogel¬vormig is.

3. Inrichting volgens conclusie l of 2, methet kenmerk, dat elk uitsteeksel zich vanaf zijnverbinding met de doorn tot aan de overgang in het stompeuiteinde taps versmalt.

4. Inrichting volgens een der conclusies 1-3, methet kenmerk, dat elk uitsteeksel een, zich nagenoegradiaal uitstrekkend, binnenste deel en een hierop aanslui¬tend, zich nagenoeg tangentiaal uitstrekkend, het stompe uit¬einde dragend buitenste deel omvat.

5. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, methet kenmerk, dat de uitsteeksels regelmatig over deomtrek van de doorn zijn verdeeld.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het k e n m e r k, dat de de uitsteeksel zijn aangebracht in, inomtreksrichting van de doorn verdeelde, axiale reeksen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, m e t hetkenmerk, dat er drie axiale reeksen zijn.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, methet kenme r k, dat elke axiale reeks drieuitsteeksels omvat.

9. Inrichting volgens een der conclusies 1-8, meth et kenmerk, dat de doorn een cilindrische vorm meteen stomp afgerond voorste uiteinde bezit.

10. Inrichting volgens een der conclusies 1-8,met het kenmerk, dat de doorn bestaat uit driezich axiaal uitstrekkende, onderling telkens een hoek van120° insluitende en in een stervorm geplaatste platen, dieaan het voorste uiteinde van de doorn zijn afgerond.