NL8801918A - Methode en inrichting voor het meten van het differentiele fluidumuitgangsvermogen van een pomp. - Google Patents
Methode en inrichting voor het meten van het differentiele fluidumuitgangsvermogen van een pomp. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8801918A NL8801918A NL8801918A NL8801918A NL8801918A NL 8801918 A NL8801918 A NL 8801918A NL 8801918 A NL8801918 A NL 8801918A NL 8801918 A NL8801918 A NL 8801918A NL 8801918 A NL8801918 A NL 8801918A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- pump
- motor
- difference
- engine load
- underload
- Prior art date
Links
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F04—POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
- F04D—NON-POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
- F04D15/00—Control, e.g. regulation, of pumps, pumping installations or systems
- F04D15/02—Stopping of pumps, or operating valves, on occurrence of unwanted conditions
- F04D15/0245—Stopping of pumps, or operating valves, on occurrence of unwanted conditions responsive to a condition of the pump
- F04D15/0254—Stopping of pumps, or operating valves, on occurrence of unwanted conditions responsive to a condition of the pump the condition being speed or load
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F04—POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
- F04B—POSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS
- F04B49/00—Control, e.g. of pump delivery, or pump pressure of, or safety measures for, machines, pumps, or pumping installations, not otherwise provided for, or of interest apart from, groups F04B1/00 - F04B47/00
- F04B49/10—Other safety measures
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F04—POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
- F04D—NON-POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
- F04D15/00—Control, e.g. regulation, of pumps, pumping installations or systems
- F04D15/0088—Testing machines
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Control Of Non-Positive-Displacement Pumps (AREA)
- Structures Of Non-Positive Displacement Pumps (AREA)
Description
METHODE EN INRICHTING VOOR HET METEN VAN HETDIFFERENTIËLE FLUIDUMUITGANGSVERMOGEN VAN EEN POMP
Het gebruik van geleidelijke starters voorelektrische dompelpompen (EDP's) (electricalsubmersible pumps = ESP’s) gedurende de afgelopenjaren heeft de gelegenheid geboden de produktie teverhogen door het leegpompen van EDP’s, d.w.z. hetomlaag pompen van putfluïdumniveaus tot aan de pomp-inlaat teneinde een maximale opbrengst uit een put teverkrijgen door verlaging van de beneden in de boorputheersende druk. Het op deze wijze bedienen van een EDPbetekent dat de EDP continu wordt aan- en uitge¬schakeld, doordat de eenheid wordt leeggepompt, vooreen korte tijd buiten werking wordt gesteld teneindeervoor te zorgen dat de put zich gedeeltelijk kanvullen, en daarna opnieuw wordt aangezet. Vóórdat degeleidelijke starters werden gebruikt zou dit nietmogelijk zijn geweest, aangezien bij het opnieuw aan¬zetten van de EDP’s regelmatig storingen optraden.
Behalve dat storingen bij het opnieuw aanzettentot een minimum dienen te worden teruggebracht, is ervoor een pompuitschakeling ook een betrouwbare pompuit-schakeldetectie vereist en dient ervoor te wordengezorgd dat een EDP niet in werking treedt nadat hijmet gas gevuld is. Het mislukken van het buiten werkingstellen van een met gas gevulde EDP zal leiden totvoortijdige storing ten gevolge van oververhitting.Gasophoping vindt plaats wanneer een EDP een zodanigehoeveelheid gas opneerat dat hij niet langer in staat isfluïdum naar het oppervlak te pompen, hetgeen hetgevolg is van de aanwezigheid van grote gasbellen inhet putfluïdum of van het feit dat de pompinlaat niet is afgedekt bij pompuitschakeling. Overeenkomstig deonderhavige uitvinding is een EDP-pompuitschakelrege-laar ontwikkeld teneinde te voldoen aan de behoefte tothet op betrouwbare wijze detecteren en buiten werkingstellen van een EDP wanneer deze met gas gevuld ofleeggepompt is, aangezien gebleken is dat de bestaandeEDP-motorregelaars/besturingseenheden onder deze kri¬tische omstandigheden onvoldoende functioneren.
Bestaande EDP-motorbesturingseenheden zijn afge¬leid van aan het oppervlak opgestelde motorbesturings-installaties waar de werking van de motor stabieler ende bediening van de motor minder kritisch is. Zo ishet, bijvoorbeeld, voor een motorbesturingseenheid nietvan wezenlijk belang dat daarmee kan worden voorkomendat een aan het oppervlak opgestelde centrifugaalpompdroog loopt aangezien dit geen schade aan de pomp of demotor ervan zal veroorzaken, maar een beneden in eenboorput opgestelde EDP zal al spoedig storingen ver¬tonen wanneer hij aangezet wordt na verlies vanfluïdumstroming naar het oppervlak. Deze bestaandemotorbesturingseenheden regelen de bedrijfsstroom (ofhet energieverbruik) van de motor en vergelijken ditmet een met de hand verstelbaar vast instelpunt.
Wanneer de stroom gedurende een voorgeschreventijdslengte beneden dit onderbelasting-instelpuntblijft, dan wordt de motor buiten werking gesteld.
De ervaring heeft geleerd dat deze bestaandemethode van motorbesturing onbetrouwbaar is, aangezienblijkt dat pompende EDP's die onderbelast of in hetgeheel niet belast zijn, voortijdig buiten werkingworden gesteld. De oorzaak van deze onbetrouwbaarheidis, dat de met de hand aangebrachte instelpunten dik¬wijls geschat worden, of in het gunstigste geval,gebaseerd zijn op uiteenlopende vuistregels, die geenverband houden met wat er in de boorput plaatsvindt.
Ten gevolge daarvan worden de instelpunten dikwijls öf te hoog ingesteld hetgeen tot voortijdige uitschakelingen verlies aan produktie leidt, öf te laag ingesteldwaardoor de EDP juist niet wordt uitgeschakeld, hetgeentot storing van de EDP en verlies aan produktie leidt.
Het primaire doel van de onderhavige uitvinding ishet verschaffen van een methode en inrichting voor hetbuiten werking stellen van een pompmotor wanneer eenmotor onderbelast is geraakt, bijvoorbeeld door pomp-uitschakeling of gasophoping. Het is gebleken dat gas¬ophoping en pompuitschakeling, zoals volgens de onder¬havige uitvinding is ontdekt, gekenmerkt worden dooreen plotselinge val in motorbelasting en fluïdumuit-gangsvermogen wanneer gas de pomp binnentreedt.
De methode volgens de uitvinding omvat: (a) het op vastgestelde tussentijden meten van hetenergieverbruik van de pomp; (b) het op grond van de metingen vaststellen van eenrecent pompmotor-energieverbruik; (c) het op grond van de metingen vaststellen van eeneerder pompmotor-energieverbruik; (d) het afleiden van het verschil tussen de stappen (b) en (c); en (e) het aanduiden van het verschil als differentieelpompfluïdumuitgangsvermogen.
De inrichting volgens de uitvinding omvat: (a) middelen voor het op vastgestelde tussentijdenmeten van het energieverbruik van de pomp; (b) middelen voor het op grond van de metingen vast¬stellen van een recent pompmotor-energieverbruik; (c) middelen voor het op grond van de metingen vast¬stellen van een eerder pompmotor-energieverbruik; (d) middelen voor het afleiden van het verschil tussende stappen (b) en (c); en (e) middelen voor het aanduiden van het verschil alsindicatie voor het differentiële pompfluïdumuit-gangsvermogen wanneer genoemd verschil een voorafvastgestelde hoeveelheid overschrijdt.
Er kunnen verscheidene alternatieve methoden eninrichtingen overeenkomstig de uitvinding worden ge¬bruikt voor het op betrouwbare wijze vaststellen of ergasophoping of pompuitschakeling heeft plaatsgevondendoor het aan het oppervlak meten van pompbedienings-parameters. Een bij voorkeur toegepaste methode omvathet volgende: (1) berekeningen worden uitgevoerd opbasis van gemeten motorbelasting teneinde te bepalen ofer een val in motorbelasting heeft plaatsgevonden. (2)In geval van pompgebruik voor niet-gashoudende stoffen,wordt de EDP buiten werking gesteld bij de eersteindicatie van een val in motorbelasting. Dit zalplaatsvinden bij pompuitschakeling; er zal geen gas depomp binnentreden en geen val in motorbelasting veroor¬zaken totdat het fluïdumniveau in de put omlaag isgepompt en de pompinlaatopening onbedekt is. (3) Ingeval van pompgebruik voor gas-houdende stoffen, wordtde EDP alleen buiten werking gesteld wanneer hij metgas gevuld is. De motorbelasting zal steeds weer dalenwanneer er gas de pomp binnentreedt, maar zal zich weerherstellen wanneer het gas samen met de pompvloeistofde pomp verlaat. Wanneer een grote hoeveelheid gas depomp binnentreedt en de pomp met gas gevuld raakt, zalde motorbelasting dalen en zich niet herstellen aange¬zien het gas in de pomp opgesloten is. In deze toe¬passing wordt de EDP buiten werking gesteld wanneer demotorbelasting daalt en zich binnen een redelijke tijdniet herstelt.
Bij voorkeur omvat de methode (en inrichting voorhet uitvoeren van de methode) het buiten werkingstellen van de pomp (of pompmotor) wanneer hetdifferentiële pompfluïdumuitgangsvermogen gedurende een vooraf vastgestelde tijdslengte een vooraf vastgesteldehoeveelheid overschrijdt (of wanneer een onderbelastingwordt waargenomen, of omvat anderzijds het buitenwerking stellen van de pomp wanneer een onderbelastingwordt waargenomen die een vooraf vastgesteldetijdslengte overschrijdt).
Andere doeleinden, verschillen ten opzichte van debestaande techniek, voordelen en kenmerken van deuitvinding zullen voor deskundigen duidelijk zijn bijbestudering van de volgende beschrijving aan de handvan de bijbehorende tekening, waarbij: Figuur 1 eenstromingsschema toont van een bij voorkeur toegepastevolgorde in de stappen van een besturingseenheid dieontwikkeld is volgens de onderhavige uitvinding.
Overeenkomstig de onderhavige uitvinding wordenverscheidene parameters onafhankelijk van elkaar of inelke willekeurige combinatie toegepast teneinde vast testellen of er een verandering in de motorbelasting vaneen elektrische dompelpomp (EDP) heeft plaatsgevonden.Deze parameters zijn: schijnbaar vermogen, nuttigvermogen, blindvermogen, arbeidsfactor, enstroomsterkte (aangezien de spanning in het algemeenconstant is). Elk van deze parameters zal dalen wanneerde EDP-motorbelasting daalt. Combinaties van dezeparameters in bepaalde verhoudingen kunnen ook wordentoegepast aangezien de verhoudingen zullen veranderenwanneer de motorbelasting daalt. Indien destroomsterkte gebruikt wordt voor het regelen van demotorbelasting, dan kan de spanning ook worden gemetenals secundaire parameter teneinde zeker te stellen datstroomschommelingen niet het gevolg zijn vanspanningspieken of dalingen, d.w.z. de stroomsterktekan schommelen door andere oorzaken dan motorbelasting.De elektriciteitsmaatschappij kan bijvoorbeeldongelijkmatige voltages leveren of stormen kunnenwisselingen in stroomsterkte veroorzaken.
Motorbelastingparameters kunnen met behulp van eengroot aantal verschillende technieken worden gemeten.Parameters kunnen direct worden gemeten of zij kunnenvoordat zij worden gemeten eerst worden onderworpen aanfiltrering of worden gelijkgemaakt met behulp van eentechniek voor het bepalen van het effectieve meetkundiggemiddelde. De metingen kunnen worden gedaan op eenanaloge wijze met wiskundige berekeningen die uitge¬voerd worden volgens een analoog schakelschema. Analogemetingen kunnen ook worden omgezet in digitale enwiskundige berekeningen die uitgevoerd worden methetzij digitale apparatuur hetzij met programmatuur,zoals die in een computer met microverwerking. Digitalebemonsteringssnelheden, de geschatte tijdslengte bijberekeningen, en eisen ten aanzien vaninformatie-opslag zijn onderling met elkaar verbonden,maar kunnen wijd uiteenlopen. In een voorkeursuitvoering van de onderhavige uitvinding werdgebruik gemaakt van een analoge-digitalebemonsteringssnelheid van 4 Hz, hoewel bemon-steringssnelheden van minder dan 1 x per 15 minuten ookkunnen worden gebruikt, en wel op verschillende tijdenof bij de berekeningen zoals die welke hierna wordenbeschreven.
In tegenstelling tot de bestaande motorbesturings-technologie waarbij het motorvermogen of de stroom-sterkte vergeleken wordt met een vast ingesteld punt,wordt bij de besturingsmethode volgens de onderhavigeuitvinding gebruik gemaakt van verschillende techniekenteneinde vast te stellen of er pompuitschakeling, zoalshieronder beschreven, heeft plaatsgevonden. Teneindevast te stellen of de motorbelasting is gedaald, kanmen de meest recente motorbelastingmetingen vergelijkenmet elke willekeurige eerdere gemiddelde motor¬belasting. De meest recente motorbelastingmeting kanderhalve één enkel informatiepunt zijn of het gemiddelde van vele informatiepunten die het laatstzijn voorgekomen. Er is geen beperking ten aanzien vanhet aantal informatiepunten of de lengte van de tijdwaarover het gemiddelde kan worden berekend. Hetbeproeven van de onderhavige uitvinding gingvoorspoedig toen gebruik werd gemaakt van de gemiddeldewaarde van de meest recente één-seconde stroom en ooktoen gebruik werd gemaakt van de laatste éénpuntslezingvan de stroom. Het eerdere motorbelastinggemiddeldewordt bij voorkeur berekend over elke willekeurigetijdsruimte vanaf de start van de EDP tot aan heteerste informatiepunt dat gebruikt is in het meestrecente gemiddelde. Een bepaalde methode voor hetvaststellen van de eerdere motorbelasting bestaat uithet continu herberekenen van het bewegend gemiddeldevan de motorbelasting voor elke willekeurigevastgestelde tijdslengte voorafgaand aan de meestrecente gemiddelde informatie. Er is geen beperking aanhet aantal informatiepunten of de lengte van de tijdgedurende welke het gemiddelde wordt berekend. Bij hetbeproeven van de onderhavige uitvinding werd met succesgebruik gemaakt van een bewegend gemiddelde van 5seconden stroom. De vereiste mate van verlaging in demotorbelastingparameter dient te worden vastgesteldteneinde een potentiële gasophoping- of pompuit-schakelingsomstandigheid te identificeren. Deze mate isafhankelijk van het feit welke parameter wordtgehanteerd, maar is nog tamelijk flexibel. Volgens deonderhavige uitvinding werd met succes aangetoond dateen stroomdaling groter moet zijn dan 5%, maar be¬proeving heeft ook aangetoond dat succes kan wordenbehaald met een criterium ergens tussen 1% en 20%, eneen breder gebied van een ï% tot 30% is ook mogelijk,hoewel vergissingen eerder zullen voorkomen in hetbredere gebied. In een situatie waarbij gashoudendestoffen worden gepompt, dient de motorbelasting te dalen en gedurende een bepaalde tijdsperiode laag teblijven voordat de EDP buiten werking wordt gesteld inverband met gasophoping. Deze vereiste tijd gedurendewelke de motorbelasting laag dient te zijn is afhan¬kelijk van de lengte van de tijd die gebruikt wordt inde gemiddelden van de bovengenoemde stappen. Volgens deonderhavige uitvinding werd met succes 10 secondenbeproefd als een bepaald tijdscriterium, maar het wasgemakkelijk haalbaar om elke willekeurige tijd van meerdan 2 seconden te gebruiken. Deze tijdslimiet zouechter tot nul kunnen worden teruggebracht indien erlangere tijdsperioden werden gebruikt voor het bere¬kenen van de twee gemiddelden aan motorbelasting. Demaximum tijdslimiet is slechts een functie van hoeveelrisico op schade er met de EDP genomen kan wordenvoordat deze buiten werking wordt gesteld (1 uur ofmeer zou bijvoorbeeld extreem zijn).
Het berekenen van de differentiaal van motor¬belasting met betrekking tot tijd is een andere methodeom vast te stellen of de motorbelasting is gedaald.
Motorbelasting wordt, zoals hierboven vermeld, opregelmatige tussentijden bemonsterd en de differentiëlemotorbelasting wordt berekend door de eerdere motor¬belasting af te trekken van de meest recente motor¬belasting, en het verschil te delen door de tijd tussende twee metingen. De eerdere en meest recente motor-belastingwaarden kunnen éénpuntsmetingen of de gemid¬delden van verscheidene metingen zijn. Een aanzienlijknegatief resultaat duidt op een val in motorbelastingzoals wanneer een EDP met gas gevuld of de pomp uitge¬schakeld is. De mate waarin de differentiaal negatiefdient te zijn hangt af van de bemonsteringssnelheden ende tijdsruimte waarover de differentiaal berekendwordt. De EDP wordt leeggepompt wanneer de differen¬tiaal aanzienlijk negatief wordt en daarna niet weeraanzienlijk positief wordt. De differentiële methode van besturingsberekening kan op digitale of op analogewijze worden uitgevoerd.
Integratie van de motorbelasting gedurende eenbepaalde tijdsperiode is nog weer een andere methodevoor het berekenen van gemiddelde motorbelastingen.
Motorbelasting wordt, zoals hierboven vermeld, opregelmatige tussentijden bemonsterd en opgeslagen ineen informatiereeks. De curve voor het gebied ondermotorbelasting als functie van tijd wordt berekend voorde meest recente tijdsperiode door gebruik te maken vaneen integratietechniek. De meest recente tijdsperiodekan elke willekeurige, door de gebruiker gespecifi¬ceerde lengte hebben, afhankelijk van de vereistegevoeligheid (hoe korter de lengte, des te gevoeligeris de berekening voor veranderingen in motorbelasting).
De integratie-besturingseenheidberekeningsmethodekan ook op digitale of analoge wijze worden uitgevoerd.Gasophoping of pompuitschakeling wordt aangegevenindien de meest recente integratie van motorbelastingminder is dan de eerdere integratie die een voorafvastgestelde hoeveelheid is. De lengte van de tijdgedurende welke de integraties worden uitgevoerd,waarbij het niet van belang is of de vergelijkings-integratie nu berekend wordt op een vast tijdstip of opeen bewegende basis, terwijl de mate van vereistedaling aanzienlijk dient te zijn, en de tijd die nodigis om de daling bij gashoudende toepassingen laag tehouden, zullen allemaal op soortgelijke wijze variërenals in het geval van de hierboven beschreven eerstemethode.
Ten slotte zij vermeld, dat nog een andere methodeom vast te stellen of de motorbelasting gedaald is,bestaat uit het uitvoeren van een statistische analysevan motorbelasting. Zoals bij de andere methoden, wordtmotorbelasting op regelmatige tussentijden bemonsterden opgeslagen in een gegevensbestand. De statistiekenvan de monsterdistributie worden berekend uitgaande van de eerder voor een bepaalde tijdslengte genomen motor-belastingmonsters en het meest recente motorbelasting-monster wordt daarmee vergeleken. Dalingen in motor-belasting die buiten de limieten vallen die berekendzijn uitgaande van de eerdere motorbelastingmonster-verdeling en de gewenste monstervertrouwenstussenruimteduiden erop dat er een aanzienlijke daling in motor-belasting heeft plaatsgevonden. De vertrouwenstussen-ruimte die gebruikt wordt is afhankelijk van de kans opvergissing die mogelijkerwijs aanvaard wordt, en kandienovereenkomstig variëren. Indien het meest recentemonster van motorbelasting gedurende een vooraf vast¬gestelde tijdslengte onder de berekende benedengrensvalt, dan is de EDP met gas gevuld of is de pomp uit¬geschakeld en is het geheel buiten werking gesteld.Bovendien wijst een statistische berekening van motor-belastingvariatie of standaardafwijking erop dat demotorbelasting variabeler is geworden, nog weer eenaanwijzing dat er gas de pomp is binnengetreden of datpompuitschakeling heeft plaatsgevonden.
De volgens de onderhavige uitvinding ontwikkelde,bij pompuitschakeling/gasophoping te gebruiken bestu¬ringseenheid kan op verscheidene wijzen worden toege¬past. Hij kan bijvoorbeeld worden gebruikt als eenonderdeel van een samengestelde besturingsinrichting.
De ontwikkelde besturingseenheid is voorzien van eenbedrading die in serie geschakeld is met een bestaandemotorbesturingseenheid teneinde de onderbelastings-functies van de bestaande besturingseenheid te ver-groten/vervangen. De inrichting kan ook worden geïnte¬greerd in een enkelvoudige motorbesturingseenheid. Hetis derhalve noodzakelijk de onderbelastingsfunctie ineen motorbesturingseenheid te vervangen door degasophoping/pompuitschakelbesturingsfuncties. Nog eenandere mogelijkheid is om de inrichting volgens deonderhavige uitvinding te integreren in een intel¬ligente op afstand opgestelde terminal. Deze eenheid oefent motorbesturingsfuncties uit, waaronder controleop pompuitschakeling/gasophoping, en is bovendien instaat de werking van de EDP te regelen, bedienings-gegevens op te slaan, en te communiceren met een cen¬trale computer.
Na de tot dusver gegeven algemene beschrijving vande inrichting en methode volgens de onderhavige uit¬vinding, alsmede de talloze voordelen ervan vergelekenmet de bestaande techniek, volgt hierna een meer gede¬tailleerde beschrijving van een voorkeursuitvoeringervan, welke overeenkomt met en toegelicht wordt aan dehand van de bijbehorende tekeningen van Figuur 1.
Stap 1: Bemonster de stroom continu (conversie vananaloog in digitaal) elke 25 seconden. Stap 2: startbesturingseenheid wanneer stroomsterkte hoger is dani a"»p (komt voor wanneer EDP wordt gestart) .
St^p 3: start besturingsfuncties wanneer de piek instroomsterkte bij de start van EDP over is.
Stap 4: neem het meest recente stroommonster en sla hetop in de eerste positie van de informatiereeks voorlater gebruik bij de besturingsberekeningen.
Stap 5: nadat de EDP is gestart, begin berekeningenalleen nadat de informatiereeks vol is (6 seconden aanstroommonsters). Stap 6: bereken het meest recente1-seconde gemiddelde aan stroom door het bepalen vanhet gemiddelde van de eerste vier waarden in de infor¬matiereeks. Stap 7: indien de pompuitschakelteller nietgelijkgesteld is op nul, dan was het laatst berekendeverschil een daling van meer dan 5%, hetgeen erop wijstdat de EDP reeds gas heeft opgenomen en leeggepompt kanworden. Stap 8: indien de EDP nog niet in potentiëlepompuitschakeltoestand is, bereken dan het normaleeerdere 5-seconden gemiddelde aan stroom door hetbepalen van het gemiddelde van de laatste 20 monstersin de informatiereeks. Stap 9: indien de EDP reeds in potentiële pompuitschakeltoestand is, bereken dan nietopnieuw het eerdere 5-seconden gemiddelde aan stroom.Gebruik het eerdere gemiddelde aan stroom dat berekendwerd toen de stroom voor het eerst daalde teneinde demeest recente stroom te vergelijken met zijnoorspronkelijke niveau. Stap 10: trek het meest recentel-seconde gemiddelde af van het eerdere 5-secondengemiddelde aan stroom. Stap 11: indien het berekendeverschil meer is dan een daling van 5%, dan is er gasin de pomp gekomen en wordt de EDP potentieelleeggepompt. Stap 12: schakel de EDP uit in niet-gas-houdende pompomstandigheden aangezien een stroomdalingvan meer dan 5% alleen zal plaatsvinden bij pompuit-schakeling. Stap 13: bereken (door telling) de lengtevan de tijd gedurende welke de EDP in een potentiëlepompuitschakeltoestand is (l tel staat gelijk aan 25seconden). Stap 14: in gashoudende pompomstandighedenis de EDP leeggepompt en wordt uitgeschakeld indien destroom niet terugkeert naar zijn oorspronkelijke5-seconden gemiddelde (voordat stroomdaling optrad) in10 seconden of minder, stap 15: maak de informatiereeksgereed voor het volgende stroommonster door de gegevenséén plaats in de reeks omlaag te werken. Hierdoor wordthet oudste stroommonster op effectieve wijze uitgewisten komt er ruimte voor het volgende stroommonster datboven in de reeks wordt toegevoegd (eerste positie).
Terwijl de bovenstaande beschrijving primairgericht is op het detecteren van onderbelasting vanelektrische pompmotoren, hetgeen een indicatie is voorgasophoping of pompuitschakeling, is de basisuitvindingmeer algemeen gericht op methoden en bijbehorendeinrichting voor het regelen en besturen van de pomp¬werking door het meten van veranderingen in hetingangsvermogen van de pomp. Dit wordt gedaan (a) bijpompen met elektrische motoraandrijving door het metenvan de motorbelasting en door het vergelijken van de huidige motorbelastingen met eerdere motorbelastingen, (b) bij pompen met hydraulische motoraandrijving doorhet meten van het verbruikte hydraulisch vermogen(ingangsdruk en stromingssnelheid - uitgangsdruk enstromingssnelheid) en, zoals hierboven vermeld, doorhet vergelijken van de huidige motorbelastingen meteerdere motorbelastingen. Potentiële pomp/motorcombinaties omvatten (1) centrifugaalpomp metelektrische motoraandrijving, (2) centrifugaalpomp methydraulische motoraandrijving, (3) positieveverplaatsingspomp met elektrische motoraandrijving, (4)positieve verplaatsingspomp met hydraulischemotoraandrijving.
De voorafgaande beschrijving van de uitvinding islouter bedoeld als verklarende toelichting, en ver¬schillende veranderingen in de bijzonderheden van debeschreven methode en inrichting kunnen binnen hetkader van de aangehechte conclusies worden aangebrachtzonder af te wijken van de geest van de uitvinding.
Claims (20)
1. Methode voor het meten van het differentiëlepompfluïdumuitgangsvermogen, omvattende: (a) het op vastgestelde tussentijden meten van hetenergieverbruik van de pomp; (b) het op grond van de metingen vaststellen van eenrecent pompmotor-energieverbruik; (c) het op grond van de metingen vaststellen van eeneerder pompmotor-energieverbruik; (d) het afleiden van het verschil tussen de stappen (b) en (c); en (e) het aanduiden van het verschil als differentieelpompfluïdumuitgangsvermogen.
2. Methode volgens conclusie 1, omvattende het buitenwerking stellen van de pomp wanneer genoemd differen¬tieel pompfluïdumuitgangsvermogen gedurende een voorafvastgestelde tijdslengte een vooraf vastgesteldehoeveelheid overschrijdt.
3. Methode volgens conclusie 1, waarbij de pomp wordtaangedreven door een elektromotor en het energie¬verbruik van de pomp gemeten wordt door het meten vande motorbelasting, welke methode verder de volgendestappen omvat: (a) het op vastgestelde tussentijden meten van motör-belastingen; (b) het op grond van de metingen vaststellen van eenrecente motorbelasting; (c) het op grond van de metingen vaststellen van eeneerdere motorbelasting; (d) het afleiden van het verschil tussen de stappen(b) en (c); en (e) het aanduiden van het verschil als indicatie vooreen onderbelasting van de pompmotor wanneer genoemd verschil een vooraf vastgestelde hoeveel¬heid overschrijdt; (f) het aanduiden van de pompmotor-onderbelasting alsindicatie voor differentieel pompfluïdumuitgangs-vermogen.
4. Methode volgens conclusie 3, omvattende het buitenwerking stellen van de pomp wanneer genoemde onderbe-lasting wordt waargenomen.
5. Methode volgens conclusie 3, omvattende het buitenwerking stellen van de pomp wanneer genoemde onderbe-lasting welke waargenomen wordt, een vooraf vastge¬stelde tijdslengte overschrijdt.
6. Methode volgens conclusie 3, waarbij genoemdemotorbelastingen worden geregeld uitgaande van hetschijnbare vermogen dat door genoemde pompmotor wordtverbruikt.
7. Methode volgens conclusie 3, waarbij genoemdemotorbelastingen worden geregeld uitgaande van hetnuttig vermogen dat door genoemde pompmotor wordtverbruikt.
8. Methode volgens conclusie 3, waarbij genoemdemotorbelastingen worden geregeld uitgaande van hetblindvermogen dat door genoemde pompmotor wordt ver¬bruikt.
9. Methode volgens conclusie 3, waarbij genoemdemotorbelastingen worden geregeld uitgaande van stroomdie door genoemde pompmotor wordt verbruikt.
10. Methode volgens conclusie 9, waarbij stroom¬spanning die samengaat met genoemde stroom wordt ge¬bruikt voor het wegfilteren van overeenkomstige stroom-schommelingen die het gevolg zijn van spanningspiekenof -dalen en niet van pompuitschakeling of gasophoping.
11. Methode volgens conclusie 3, waarbij genoemderecente motorbelasting een gemiddelde is van metingendie uitgevoerd zijn gedurende een gekozen tijdsruimte,en waarbij ook genoemde eerdere motorbelasting eengemiddelde is van metingen die uitgevoerd zijngedurende een gekozen tijdsruimte.
12. Methode volgens conclusie 3, waarbij stap (d)gebaseerd is op een berekening van de differentiaal vanmotorbelasting met betrekking tot tijd.
13. Methode volgens conclusie 3, waarbij stap (d)gebaseerd is op integratie van motorbelasting metbetrekking tot tijd.
14. Methode volgens conclusie 3, waarbij stap (d)gebaseerd is op statistische analyse.
15. Inrichting voor het meten van het differentiëlepompfluïdumuitgangsvermogen, omvattende: (a) middelen voor het op vastgestelde tussentijdenmeten van het energieverbruik van de pomp; (b) middelen voor het op grond van de metingen vast¬stellen van een recent pompmotor-energieverbruik; (c) middelen voor het op grond van de metingen vast¬stellen van een eerder pompmotor-energieverbruik; (d) middelen voor het afleiden van het verschil tussende stappen (b) en (c); en (e) middelen voor het aanduiden van het verschil alsindicatie voor het differentiële pompfluïdumuit-gangsvermogen wanneer genoemd verschil een voorafvastgestelde hoeveelheid overschrijdt.
16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij de pompwordt aangedreven door een elektrische pompmotor, welkeinrichting verder het volgende omvat; middelen voor het op vastgestelde tijden meten vanmotorbelastingen; middelen voor het aanduiden van de motorbelastingals indicatie voor pompfluïdum-energieverbruik; enmiddelen voor het aanduiden van het verschiltussen een recente en een eerdere motorbelastingals indicatie voor een pompmotor-onderbelastingwanneer genoemd verschil een vooraf vastgesteldehoeveelheid overschrijdt.
17. Inrichting volgens conclusie 16, omvattende mid¬delen voor het buitenwerking stellen van de pompmotorwanneer genoemde onderbelasting wordt waargenomen.
18. Inrichting volgens conclusie 17, toegepast als eenonderdeel van een samengestelde besturingsinrichtingwelke voorzien is van bedrading die in serie geschakeldis met een motorbesturingseenheid, welk genoemd onder¬deel van de samengestelde besturingsinrichting dientvoor het vergroten of vervangen van de onderbelasting-functies van genoemde motorbesturingseenheid.
19. Inrichting volgens conclusie 17, toegepast als eengeïntegreerde motorbelastingsinrichting welke dientvoor het vervangen van de onderbelastingfuncties vaneen motorbesturingseenheid door gasophoping/pompuit-schakelbesturingsfuncties.
20 Inrichting volgens conclusie 17, toegepast als eengeïntegreerde, intelligente, op afstand opgesteldeterminal-eenheid welke dient voor het uitoefenen vanmotorbesturingsfuncties waaronder de besturing vanpompuitschakeling/gasophoping, en die geschikt is voorhet regelen van de bedieningsparameters van de elek¬trische dompelpomp, en voor het opslaan van bedienings-gegevens en het communiceren met een centrale computer.
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8801918A NL194895C (nl) | 1988-08-02 | 1988-08-02 | Methode voor het automatisch buiten werking stellen van een met gas gevulde pomp. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8801918 | 1988-08-02 | ||
NL8801918A NL194895C (nl) | 1988-08-02 | 1988-08-02 | Methode voor het automatisch buiten werking stellen van een met gas gevulde pomp. |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8801918A true NL8801918A (nl) | 1990-03-01 |
NL194895B NL194895B (nl) | 2003-02-03 |
NL194895C NL194895C (nl) | 2003-06-04 |
Family
ID=19852698
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8801918A NL194895C (nl) | 1988-08-02 | 1988-08-02 | Methode voor het automatisch buiten werking stellen van een met gas gevulde pomp. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL194895C (nl) |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2001011748A1 (de) * | 1999-08-04 | 2001-02-15 | Ksb Aktiengesellschaft | Störungsüberwachung einer durch einen elektrischen motor angetriebenen arbeitsmaschine |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3951209A (en) * | 1975-06-09 | 1976-04-20 | Shell Oil Company | Method for determining the pump-off of a well |
US4015469A (en) * | 1976-07-02 | 1977-04-05 | Shell Oil Company | Pump-off monitor for rod pump wells |
US4473338A (en) * | 1980-09-15 | 1984-09-25 | Garmong Victor H | Controlled well pump and method of analyzing well production |
US4487061A (en) * | 1982-12-17 | 1984-12-11 | Fmc Corporation | Method and apparatus for detecting well pump-off |
US4490094A (en) * | 1982-06-15 | 1984-12-25 | Gibbs Sam G | Method for monitoring an oil well pumping unit |
-
1988
- 1988-08-02 NL NL8801918A patent/NL194895C/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3951209A (en) * | 1975-06-09 | 1976-04-20 | Shell Oil Company | Method for determining the pump-off of a well |
US4015469A (en) * | 1976-07-02 | 1977-04-05 | Shell Oil Company | Pump-off monitor for rod pump wells |
US4473338A (en) * | 1980-09-15 | 1984-09-25 | Garmong Victor H | Controlled well pump and method of analyzing well production |
US4490094A (en) * | 1982-06-15 | 1984-12-25 | Gibbs Sam G | Method for monitoring an oil well pumping unit |
US4487061A (en) * | 1982-12-17 | 1984-12-11 | Fmc Corporation | Method and apparatus for detecting well pump-off |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2001011748A1 (de) * | 1999-08-04 | 2001-02-15 | Ksb Aktiengesellschaft | Störungsüberwachung einer durch einen elektrischen motor angetriebenen arbeitsmaschine |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL194895B (nl) | 2003-02-03 |
NL194895C (nl) | 2003-06-04 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US5015151A (en) | Motor controller for electrical submersible pumps | |
US6981402B2 (en) | Speed and fluid flow controller | |
US6715996B2 (en) | Method for the operation of a centrifugal pump | |
RU2662268C2 (ru) | Насосная система, а также способ определения расхода в насосной системе | |
US5362206A (en) | Pump control responsive to voltage-current phase angle | |
US4952862A (en) | Apparatus and method for adaptively predicting battery discharge reserve time | |
CN110284875A (zh) | 一种基于电流参数的电潜泵井工况诊断方法和装置 | |
JP2006307682A (ja) | ポンプ装置 | |
CN102812254A (zh) | 排气泵的堆积物检测装置和具备该装置的排气泵 | |
RU2079718C1 (ru) | Устройство и способ управления насосной системой скважины | |
US9568921B2 (en) | Method for approximating a static head of a fluid transfer system | |
EP2990594B1 (en) | Method for operating a well using a pump assembly with a variable-frequency drive | |
NL8801918A (nl) | Methode en inrichting voor het meten van het differentiele fluidumuitgangsvermogen van een pomp. | |
CN111609893B (zh) | 流量测量方法、装置、设备及扫地机 | |
US9684311B2 (en) | System and method for control and optimization of PCP pumped well | |
EP3482082B1 (en) | Adaptive anti surge control system and method | |
CA1326297C (en) | Method and apparatus for measuring differential fluid power output of a pump | |
US20190174687A1 (en) | Motor drive with moisture control features | |
JP2735228B2 (ja) | 水中電気ポンプの不足負荷を検出するための方法及び装置 | |
US8740574B2 (en) | Method and apparatus for adjusting a pump drive so that a pump flow corresponds with an incoming flow | |
US20160010641A1 (en) | System and method for control and optimization of pcp pumped well operating parameters | |
NO301855B1 (no) | Fremgangsmåte ved styring av en pumpe | |
DK171384B1 (da) | Fremgangsmåde til at kontrollere og styre en deep-well pumpe | |
JPH0443877A (ja) | 流量制御方法 | |
EP2420679A1 (en) | Method, arrangement and a computer program product for determining correct running direction a fluid flow generating apparatus |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20050301 |