NL8800795A

NL8800795A - Losmaakinrichting voor in pijpstrengen van olieproduktieboringen door middel van een vergrendelstuk geplaatste ondergrondse gereedschappen, zoals veiligheidskleppen.

Info

Publication number: NL8800795A
Application number: NL8800795A
Authority: NL
Original assignee: Otis Eng Co
Priority date: 1987-05-13
Filing date: 1988-03-29
Publication date: 1988-12-01
Also published as: DK262288A; DK262288D0; DE3715900A1

Description

N.0. 35083 1 )

sS

Losmaakinrichting voor in pijpstrengen van olieproduktieboringen door middel van een vergrendel stuk geplaatste ondergrondse gereedschappen, zoals veiligheidskleppen._____ 5 De uitvinding heeft betrekking op een losmaakinrichting voor pro-duktiepijpstrengen volgens de aanhef van conclusie 1.

Het is bij aardolie - en/of aardgasboringen bekend, om in gerede boringen produktieleidingen neer te laten en de aardolie of het aardgas via deze produktieleidingen te winnen. Het is ook bekend om binnen het 10 boorgat een of meerdere buiten- of bekledingsbuizen toe te passen en de eigenlijke poduktieleidingen binnen deze bekledingsbuizen aan te brengen en neer te laten. Dergelijke bekledingsbuizen worden op die plaatsen geperforeerd en zodoende voor het doortreden van het produktieme-dium voorbereid, welke gelegen zijn in oliehoudende aardlagen. Een open 15 aardlaag in het gebied van de drager, d.w.z. een aardolie of aardgas bevattende horizontale laag, is eveneens mogelijk. Het is bekend om in de streng van de produktiepijpen speciale pijpen zoals een of meerdere filterinrichtingen (P 36.14.537), veiligheidskleppen (P 37.01.422.6) of dergelijke op te nemen. Voor dit doel worden in de produktiepijpstreng 20 een of meerdere aanslagnippels (neerlaatnippels) aangebracht. Op de er speciaal voor bestemde aanslagnippel wordt een vergrendelstuk, het zogenoemde "lock mandrel" geplaatst, d.w.z. op losneembare wijze bevestigd. Dergelijke vergrendelingsstukken dragen dan de van te voren aan hun benedenzijde bevestigde speciale gereedschappen, zoals de veilig-25 heidsklep. Het bedrijf van een dergelijke olie-produktie-installatie vereist voortdurend maatregelen welke ingrijpen in het ondergrondse produktiegebeuren, zoals het plaatsen van pakkers, het vullen met gravel zand alsmede controlemaatregelen en het verwisselen van de gereedschappen. Daarbij moet het vergrendelstuk samen met het gereedschap 30 weer naar de aardappelvlakte teruggebracht worden. Daarbij kan het onder omstandigheden voorkomen dat het vergrendelstuk ondergronds vastgeklemd of geblokkeerd en niet meer bewogen kan worden. Dat kan bijvoorbeeld in samenhang met een in de produktiepijpstreng ingezette veiligheidsklep plaatsvinden, welke voor de onderbreking van de produktie bij 35 plotselinge drukveranderingen van het produktmedium de produktieweg moet afsluiten. Het vergrendelstuk en/of daaraan bevestigde ingebrachte gereedschappen zoals de veiligheidsklep kunnen in de loop van de tijd tot een zodanige blokkering van de produktiepijpstreng leiden, dat het vergrendelstuk en zodoende ook de gereedschappen niet meer omhoog ge-40 trokken kunnen worden. Dat zou echter tot een ver!ies van een voor de .8800795 ΐ' 2 ' produktie ontsloten boorgat en onder omstandigheden ook tot een verlies van het in het boorgat ingebrachte materiaal leiden.

De uitvinding beoogt nu een mogelijkheid te verschaffen het verlies van het boorgat en van het materiaal bij blokkeringen in verre-5 gaande mate te vermijden. Dit oogmerk wordt volgens de in conclusie 1 omschreven uitvinding opgelost.

Voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding zijn in de volgcon-clusies beschreven.

In principe bestaat de uitvinding daaruit om in de pijpstreng be-10 neden de neergelaten "lock mandrel" of een andere geschikte plaats een losmaakinrichting op te nemen die het veroorlooft bij het blokkeren van de produktiepijpstreng de onder de losmaakinrichting gelegen geblokkeerde gereedschappen van het vergrendel stuk los te maken en in het boorgat omlaag te laten vallen.

15 Voor verdere toelichting van de uitvinding wordt onderstaand een uitvoeringsvoorbeeld aan de hand van de tekening beschreven. Deze toont een doorsnede door de losmaakinrichting met verbindingsstuk en veiligheidsklep.

Een verbindingsstuk 1 is aan zijn boveneinde van een inwendige 20 schroefdraad 2 voor aansluiting aan een "lock mandrel" 3 voorzien, welke hier slechts schematisch aangegeven is. Aan zijn benedeneinde is het verbindingsstuk 1 van een uitwendige schroefdraad 4 en een cilindervormige verdikking 5 voorzien, in welke een ringvormige afdichting 6 ondergebracht is. Een veiligheidsklep 7 is met het onderste einddeel 25 van het verbindingsstuk 1 via een losmaakinrichting T verbonden. De veiligheidsklep kan van bekende constructie zijn. Hij is derhalve slechts met zijn bovenste gedeelte aangeduid. De losmaakinrichting bestaat in hoofdzaak uit een buitenste, pijpvormig huis 38, een binnenste in lengterichting verschuifbare pijp 41 en een onder de benaming 30 "collet" bekende klemring 40 tussen de binnenwand 38 en de buitenwand van de pijp 41. De klemring 40 bestaat uit een lichaam 40a met een aan de schroefdraad 4 aangepaste inwendige schroefdraad en met in de ruimte tussen het huis 8 en de pijp 4 instekende armen 40b. De armen 40b steken zodanig in de ruimte tussen het huis 38 en de pijp 41, dat zij bij 35 een vooraf bepaalde positie van de pijp 41 met een uitsteeksel 10 in een uitsparing 11 in de binnenzijde van het huis 38 steken en het huis 38 via de klemring 40 met het verbindingsstuk 1 en zodoende met de "lock mandrel" vast verbinden. Het huis 38 omsluit met zijn bovenste einde 38a de cilindrische verdikking 5 op afdichtende wijze. Aan zijn 40 benedeneinde 38b is het huis 38 van een schroefdraad 38c voorzien vóór .8800795 . 1 3 è de aansluiting van de veiligheidsklep 7. De in lengterichting verschuifbare pijp 41 is in de afgebeelde positie met het huis 38 door een of meerdere afschuifpennen 43 geborgd. Bovendien is tussen twee vlakken 20 en 21 een veer 42 geplaatst, die het huis 38 en de pijp 41 in langs-5 richting uit elkaar drukt. De pijp 41 is van een uitsteeksel 22 aan zijn buitenzijde voorzien welke het uitsteeksel 10 van de armen 40b van de klemring in de uitsparing 11 van het huis 38 drukt.

De bovenstaand beschreven inrichting met aangeduide "lock mandrel", het verbindingsstuk, de losmaakinrichting en de veilig-10 heidsklep, is werkzaam in een op een aanslagnippel afgezette positie voor de produktie van aardolie en aardgas. Wanneer bijvoorbeeld een produktie vanwege geblokkeerde gereedschappen niet meer mogelijk is en het “lock mandrel" en de gereedschappen zich vanwege eventuele blokkering in het gebied bijvoorbeeld van de veiligheidsklep niet meer laten 15 heffen, dan wordt binnen de produktiepijpstreng een kabel met een gereedschap neergelaten totdat het de bovenste in de inwendige ruimte van de produktiepijp uitstekende frontvlak van de pijp 41 raakt. Met dit gereedschap, bijvoorbeeld door zijn gewicht, kan de pijp 41 in de richting omlaag gedrukt worden, totdat de pen of pennen 43 afgeschoven zijn 20 en de pijp 40 en het huis 38 ten opzichte van elkaar verschuifbaar worden. Door de verder uitgeoefende druk van het uit de kabel neergelaten gereedschap wordt de pijp 41 tegen de druk van de veer 42 verschoven totdat het uitsteeksel 22 uit het gebied van de armen 40b van de klemring 40 geraakt en daardoor deze de diameter van de klemring 40 in het 25 gebied van de armen vermindert. Daardoor verlaat het uitsteeksel 10 de uitsparing 11 in het huis 38 en beëindigt de vastklemming van de klemring 40 ten opzichte van het huis. Zodra het uitsteeksel 10 de uitsparing 11 verlaten heeft, houdt de klemring het huis 38 niet meer vast en dit huis glijdt met de eraan hangende veiligheidsklep van het ver-30 bindingsstuk 1 af en valt omlaag in het boorgat. Aangezien het daar praktisch niet stoort, is alleen het verlies van het aan de "lock mandrel" hangend pijpdeel te betreuren. Het boorgat echter kan verder gebruikt worden.

.8800795

Claims

1. Losmaakinrichting voor in pijpstrengen van een olieproduktiebo-ring door middel van een vergrendel stuk "lock mandrel" ingebrachte ondergrondse gereedschappen, zoals veiligheidskleppen of dergelijke, met 5 het kenmerk, dat de losmaakinrichting (T) onder het vergrendel stuk (3) rechtstreeks eraan of via een ander pijpdeel zoals een verbindingsstuk, equalizer of dergelijke opgenomen is.

2. Losmaakinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een pijpvormig huis (38) en binnen het huis (38) een tegen de druk van een 10 veer (42) in langsrichting verschuifbare pijp (41) aangebracht is, dat de pijp (41) via een afschuifpen (43) vast met het huis (38) verbonden is en dat de veer (42) tegen een uitsteeksel (21) op de binnenwand van het huis (38) rust.

3. Losmaakinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat 15 tussen de buitenwand van de pijp (41) en de binnenwand van het huis (38) een klemring (40) zodanig geplaatst is, dat een uitsteeksel naar buiten (10) van de klemring (40) in een uitsparing (11) van het huis (38) insteekt, wanneer de onderlinge positie van het huis (38) en de pijp (41) door de in beide onderdelen (38, 41) aangebrachte afschuifpen 20 (43) bepaald is.

4. Produktiepijpstreng volgens conclusies 3, met het kenmerk, dat bij een afgeschoven of verwijderde afschuifpen (43) de pijp (41) zover tegen de druk van de veer (42) in langsrichting verschuifbaar is, dat de pijp (41) zich onder de met het huis gekoppelde klemring (40) ver- 25 schuift en deze daarbij in een diametergebied met geringere buitendia meter (45) geraakt, en wel zodanig, dat de klemring (40) van het huis * (38) ontkoppeld wordt en daardoor het huis (38) en de eraan bevestigde pijpdelen vrijgeeft en van de pijpstreng scheidt.

5. Losmaakinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de 30 binnenwand van de in langsrichting verschuifbare pijp (41) aangrijp- plaatsen (48) voor een door middel van een kabel neerlaatbaar gereedschap draagt en tegen de druk van de veer (42) en na het afschuiven van de pen verschuift, totdat de klemring (40) ontkoppeld is.

6. Losmaakinrichting volgens een der conclusies 1 t/m 5, met het 35 kenmerk, dat met het huis (38) een buitenpijp (19) van een veiligheidsklep een eenheid vormt, in het bijzonder dat zij onderling door schroefdraad verbonden zijn.

7. Losmaakinrichting volgens een der conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk, dat de pijp (41) voor het wijder maken van de klemring (40) 40 aan zijn buitenzijde van een uitsteeksel (22) voorzien is. ++++++++++ .8800795