NL8900740A - Werkwijze en inrichting voor het afwerken van een niet-vertikaal gedeelte van een ondergrondse boorput. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het afwerken van een niet-vertikaal gedeelte van een ondergrondse boorput. Download PDF

Info

Publication number
NL8900740A
NL8900740A NL8900740A NL8900740A NL8900740A NL 8900740 A NL8900740 A NL 8900740A NL 8900740 A NL8900740 A NL 8900740A NL 8900740 A NL8900740 A NL 8900740A NL 8900740 A NL8900740 A NL 8900740A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
tubular
wellbore
stabilizer
elements
gravel
Prior art date
Application number
NL8900740A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Baker Hughes Inc
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Baker Hughes Inc filed Critical Baker Hughes Inc
Publication of NL8900740A publication Critical patent/NL8900740A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B23/00Apparatus for displacing, setting, locking, releasing or removing tools, packers or the like in boreholes or wells
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B17/00Drilling rods or pipes; Flexible drill strings; Kellies; Drill collars; Sucker rods; Cables; Casings; Tubings
    • E21B17/10Wear protectors; Centralising devices, e.g. stabilisers
    • E21B17/1014Flexible or expansible centering means, e.g. with pistons pressing against the wall of the well
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B43/00Methods or apparatus for obtaining oil, gas, water, soluble or meltable materials or a slurry of minerals from wells
    • E21B43/02Subsoil filtering
    • E21B43/04Gravelling of wells
    • E21B43/045Crossover tools

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Earth Drilling (AREA)
  • Consolidation Of Soil By Introduction Of Solidifying Substances Into Soil (AREA)
  • Basic Packing Technique (AREA)

Description

NL 35.768—Me/gb «it
Werkwijze en inrichting voor het afwerken van een niet-vertikaal gedeelte van een ondergrondse boorput
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het bewerkstelligen van de afwerking van een ondergrondse boorput, die aanvankelijk is geboord in een althans ongeveer vertikale richting en een bocht doorloopt, 5 teneinde een niet-vertikaal gedeelte, dat horizontaal kan zijn, tot stand te brengen dat een produktieformatie doorsnijdt.
Vele jaren is in de techniek de wenselijkheid van het gebruik van een ondergrondse boorput met een een pro-10 duktieformatie doorsnijdend, niet-vertikaal of horizontaal gedeelte bekend en gewaardeerd. Zijwaarts gerichte boringen worden radiaal, gewoonlijk horizontaal, geboord vanaf de primaire vertikale boorput teneinde het contact met de produktieformatie te vergroten. De meeste produktieformaties bezit-15 ten een aanzienlijke horizontale uitgestrektheid en bij gebruik van gebruikelijke vertikale boorputten voor het aftappen van dergelijke produktieformaties moet een groot aantal vertikale boorgaten worden toegepast. Bij het boren van een boorput met een niet-vertikaal of horizontaal gedeelte dat de 20produktieformatie doorsnijdt, kan een veel groter gebied van de produktieformatie door de boorput worden doorsneden, waardoor de totale boorkosten in het veld aanzienlijk kunnen worden verlaagd. Bovendien kan, nadat een bepaalde horizontale boorput alle economisch beschikbare koolwaterstoffen 25 heeft opgeleverd, dezelfde vertikale boorput opnieuw worden geboord teneinde een ander horizontaal gedeelte tot stand te brengen dat in een andere richting verloopt, waardoor de bruikbaarheid van het vertikale gedeelte van het boorgat wordt verlengd en de produktiviteit van het boorgat wordt 30 verhoogd door het omvatten van de totale produktieformatie.
In de SPE verhandeling 16929 die is gepresenteerd tijdens de bijeenkomst van de Society of Petroleum Engineers in Dallas, Texas op 27-30 september 1987, wordt gesteld: "De toepassing van boorgat-verzorgingsapparatuur 35 voor het afwerken van horizontale boorgaten biedt specifieke ontwerpoverwegingen die zich niet voor- 8300740; .
4 - 2 -•é doen bij de norm van gebruikelijke boorgatafwer-kingen. Alhoewel het door boorpijp overgedragen perforeren het meest geschikt is voor zeer afgebogen boorgaten en grote tussenruimten, moeten bij 5 ontwerpen van horizontale boorgaten andere factoren in beschouwing worden genomen. Bochten met kleine straal, grote diepten en verlengde tussenruimten tussen produktieve zones geven aanleiding tot mechanische complicaties bij het neerlaten van de 10 schietinstrumenten, het verkrijgen van een onder- balans, het ontsteken van de ladingen en het verwijderen van de schietinstrumenten uit het boorgat ....
Aangezien de bij horizontale boorprojecten toege-15 paste technieken steeds verfijnder worden, wordt het volgende belangrijke interessegebied dat van het bewerkstelligen van een efficiënte afwerking. Veel van de bij het horizontaal boren ondervonden problemen werden niet voordat het eigelijke boren 20 begon blootgelegd, zodat veel van de boorverfij- ningen proefondervindelijk werden bereikt. De eerste geboorde horizontale boorgaten werden afgewerkt zonder verhuizing in de produktieve zone. Vervolgens werden sleufpijpen in boorgatén met grotere 25 krommingsstralen gebruikt en thans wordt niet-ge- perforeerde verhuizing gebruikt en in sommige gevallen zelfs gecementeerd. Vanwege lagere boorkos-ten en mogelijkheden tot een groter bereik, geven veel uitvoerders de voorkeur aan bochten met grote 30 straal (300-600 m) of boorgaten met lange helling- gedeelten, op 40-50°, die de horizontaal in de produktieve zone vormen. Het zijn deze boorgaten die heden ten dage worden afgewerkt met enigszins conventionele, doch gewijzigde technieken. In de toe-35 komst worden bij afwerkingen waarschijnlijk onvoor ziene complicaties blootgelegd. Veel van de boor-verbeteringen zullen hoogstwaarschijnlijk van toepassing zijn op afwerkingen, waarvan sommige de evolutie zullen vormen van flexibele boorgatbodem- 8900740 ;.
- 3 - werktuigen, en gespecialiseerde centreertechnieken, in het bijzonder voor boorgaten met bochten met kleine straal." Eén van de afwerkingstechnieken die nog niet is 5 uitgewerkt, in het bijzonder voor boorgaten met bochten met gemiddelde straal in de orde van ongeveer 10°-9Q° per 30 m boorgatlengte, is het ontwerp, inbrengen en bedienen van apparatuur voor het maken van een grintmantel of andere zand-besturingsapparatuur. Boorgaten met dergelijke krommingen met 10 gemiddelde straal tussen de horizontale en vertikale gedeelten van de boorput zijn afgewerkt door het slechts toepassen van de open-gat techniek of het inbrengen van een sleufpijp.
Het Amerikaanse octrooischrift 4.553.595 ten name van Huang et al heeft voorgesteld het maken van de grintman-15 tel uit te voeren in twee aparte stappen. In de eerste stap wordt het horizontale segment van de boorput voorzien van een fundeerlaag van niet versterkt grint dat wordt toegevoerd door een flexibele buis en derhalve zonder regeling van de diepte van de laag. Een geperforeerde voering wordt dan in de 20 boorput gebracht, die rust op de aanvankelijke grintlaag. De deskundige op dit gebied zal duidelijk zijn dat het bij het van een grintmantel voorzien van een boorgat gebruikte "grint", alsmede het hierin aangeduide materiaal in "voorgevulde" zeven, kan bestaan uit grof zand, glasparels, vaste 25 polymeerachtige substanties en dergelijke, en kan in zijn algemeenheid worden aangeduid als vast uit deeltjes bestaand materiaal, dat de toegang van geproduceerd zand en andere vaste deeltjes tot de produktiebuis blokkeert doch het instromen van de produktiefluïda in de produktiebuis toelaat.
30 De tweede fase van het maken van de grintmantel wordt tot stand gebracht door het inbrengen van een grint-slurry via aan het uitwendige van de sleufpijp bevestigde flexibele slangen, welke slurry op het fundatiebed wordt gestort en hopelijk om de sleufpijp of voering wordt opge-35 bouwd. De nadelen en tekortkomingen van deze benadering zullen aan de deskundigen op dit gebied direct duidelijk worden.
Het maken van een grintmantel in conventionele boorgaten wordt op efficiënte wijze bewerkstelligd door de 0300740^ 4 - 4 - grintvulinrichting van het type dat is geopenbaard in het Amerikaanse octrooischrift 3.987.854 ten name van Callihan et al. De inrichting volgens dit octrooischrift omvat een hydraulisch bediende pakker, die is verbonden met de boven-5 zijde van een zeefsectie. De pakker is voorzien van gebruikelijke linkse schroefdraad die op zijn beurt is verbonden met een van linkse schroefdraad voorziene moer die wordt gedragen op het bovenste uiteinde van een overgangsstuk dat is bevestigd aan het onderste uiteinde van een stijgbuisserie. 10 Dit gebruikelijke type grintvulinrichting is on geschikt voor het maken van een grintmantel in horizontale boorputten met een aanzienlijke uitgestrektheid in langsrich-ting in de orde van 300-600 m en meer. In de eerste plaats kan het voor het inbrengen van deze inrichting door het 15 radiale gedeelte van de boorput noodzakelijk zijn dat de inrichting wordt geroteerd, welke rotatie uiteraard zal plaatsvinden in de richting met de wijzers van de klok mee, zoals gebruikelijk is. De weerstand tegen het doorlaten van de inrichting in de gekromde secties van de boorput met kleine 20 straal is voldoende groot teneinde een rotatie van de van linkse schroefdraad voorziene moer in een richting met de wijzers van de klok mee ten opzichte van de pakker mogelijk te maken. Aldus zouden de pakker en de moer losraken bij het uitoefenen van overmatige koppels die nodig zijn voor het met 25 rotatie inbrengen van het grintvulgereedschap in het boorgat.
Een zelfs nog belangrijkere onvolkomenheid is gelegen in het feit, dat het inbrengen van het grintvul-fluïdum op gebruikelijke wijze wordt bewerkstelligd door het grint bevattende fluïdum uitwendig door de ringvormige ruimte 30 tussen de zeven en de boorput te laten stromen. Bij een boorput met een niet-vertikale, en in het bijzonder een horizontale uitgestrektheid van 300 tot ongeveer 600 m, bestaat geen verzekering dat het in het grintvulfluïdum aanwezige grint niet rondom centreerinrichtingen zal aangroeien en over de 35 ringvormige ruimte een brug zal vormen lang voordat het het einde van de 300-600 m lange zeef bereikt, die de horizontale produktieformatie doorsnijdt.
Elke poging gebruikelijke centreerinrichtingen te gebruiken voor het centreren van het grote aantal zeven 69 00 74 0 ;< » - 5 - «? ten opzichte van de horizontale boorput creëert ook bijkomende problemen. Alle gebruikelijke centreerinrichtingen zijn blootgesteld aan destructie door rotatie van de buisserie waarop zij worden gedragen, in het bijzonder wanneer zij 5 worden samengedrukt tussen de wand van de boorput of de verhuizing en de gereedschapskolom. Aldus wordt de toepassing van gebruikelijke stabilisatoren, die essentieel zijn voor het axiaal in lijn in de boorput plaatsen van de zeven, effectief belet door de vereiste rotatie van de zeven tijdens 10 het inbrengen van de gereedschapskolom via enig bochtgedeelte van de boorput. Dit zijn slechts een paar van de problemen die moeten worden opgelost indien het industriële doel van het bereiken van een effeciënte produktie van boorputten met niet-vertikale of horizontale gedeelten met een aanzienlijke 15 uitgestrektheid in de langsrichting door produktieformaties dient te worden volbracht.
Het is dienovereenkomstig een doel van deze uitvinding een werkwijze en inrichting voor het bewerkstelligen van de afwerking van boorputten met een niet-vertikaal gedeelte 20 van aanzienlijke lengte dat een produktieformatie doorsnijdt, te verschaffen en in het bijzonder het maken van een grint-mantel in dergelijke niet-vertikale of horizontale boorputge-deelten te bewerkstelligen.
De uitvinding beoogt het samenstellen van een ge-25 reedschapskolom voorzien van een aantal relatief korte buisvormige zeefelementen tussen elk waarvan een stabilisatorhuis door schroefdraad wordt verbonden. Extra stabilisatorhuizen kunnen met elk uiteinde van de gereedschapskolom worden verbonden. Wanneer het noodzakelijk is een gereedschapskolom 30 door een boorput met een relatief kleine krommingsstraal te voeren, zal het gemakkelijker zijn de overgang van de gereedschapskolom door het gekromde gedeelte van de boorput te bewerkstelligen naar mate de lengte van de afzonderlijke onderdelen korter is en het aantal schroefdraadverbindingen in de 35 gereedschapskolom groter is.
Elk buisvormig stabilisatorhuis omvat een aantal in omtreksrichting op afstand gelegen stabilisatorelementen die normaal tijdens het neerlaten in een radiaal ingetrokken stand worden gehouden zodat rotatie van de gereedschapskolom 6900740.
- 6 - 4 geen effect heeft op de stabilisatorelementen. Wanneer de gereedschapskolom in het niet-vertikale of horizontale gedeelte van de boorput wordt neergelaten, wordt fluïdumdruk aangebracht teneinde de radiale buitenwaartse verplaatsing 5 van de stabilisatorelementen te bewerkstelligen, waardoor wordt gewaarborgd dat elk zeefelement van de gereedschapskolom op de juiste wijze in de niet-vertikale boorput wordt geplaatst.
Door gebruik van een verwijzing naar de uitdrukking 10 "boorput" hierin, beogen we zowel boorgaten met en zonder verhuizing te omvatten. Wanneer boorgaten zonder verhuizing worden afgewerkt, begrenst de boorgatwand de gehele maximum diameter op gegeven plaats. Wanneer boorgaten met verhuizing worden afgewerkt zal de "wand" van het boorgat bestaan uit de 15 inwendige diameter van de verbuizingsdoorlaat.
Een dergelijke bediening van de stabilisatorelementen kan worden bereikt door het verschaffen van een verbreekbaar geborgde zuiger met tegenovergestelde eindvlakken van ongelijk oppervlak die zijn blootgesteld aan drukken in de 20 boorput, die in deze stand de borging van de stabilisatorelementen in hun ingetrokken standen bewerkstelligt. Na het in-brengen van de gereedschapskolom in de boorput, wordt aan de fluïdumdruk in de boorput de mogelijkheid gegeven op een tot dan toe niet blootgesteld oppervlak van de zuigers in te 25 werken, waardoor de verbreekbare borging van de zuigers wordt gebroken en het verschuiven van de zuigers voor het bewegen van de stabilisatorelementen naar hun radiaal uitgezette stand in ingrijping met de wand of verhuizing van de boorput wordt bewerkstelligd.
30 Indien de lengte van het niet-vertikale of horizon tale boorputgedeelte relatief kort is, zeg in de orde van 30-60 m, dan is het mogelijk een inrichting voor het maken van een grintmantel te benutten, die in hoofdzaak is geconstrueerd in overeenstemming met het bekende uit het in het voor-35 gaande genoemde Amerikaanse octrooischrift 3.987.854. Deze constructie dient evenwel aanzienlijk te worden gewijzigd in overeenstemming met de onderhavige uitvinding, teneinde de rotatie te verhinderen van de moer met linkse schroefdraad, die roteerbaar is bevestigd aan de bedieningskolom, ten op- 8900740.
- 7 - zichte van de door druk plaatsbare pakker teneinde een voortijdig losraken van de bedieningskolom van de pakker te verhinderen wanneer de gehele gereedschapskolom wordt geroteerd teneinde deze door de gekromde gedeelten van de boorput te 5 dwingen.
In overeenstemming met deze uitvinding is een anti-rotatie-element aangebracht voor de verbinding tussen de bedieningskolom, de pakker en het overgangselement. Een dergelijk element verhindert elke rotatie van de bedieningskolom 10 en het overgangselement ten opzichte van de pakker tijdens het inbrengen van de gereedschapskolom in de boorput. Een dergelijk anti-rotatie-element omvat een binnenste lichaams-huls die schroefbaar is verbonden door een verbindingsverloopstuk aan de bodem van de bedieningskolom. Een spanhuls is 15 op de lichaamshuls gemonteerd voor niet-roteerbare, axiale bewegingen en wordt door een veer voorgespannen naar een onderste stand. Segmentschroefdraad is aangebracht op afhangende armen van de spanhuls en wordt in ingrijping gehouden met de inwendige linkse schroefdraad van een gebruikelijke pakker 20 door een zuigerhuls die verbreekbaar is geborgd aan de binnenste 1ichaamshuls.
Relatieve rotatie tussen de bedieningskolom en de pakker wordt verhinderd door een buitenste anti-rotatiehuls die axiaal verschuifbaar en afdichtend is gemonteerd op het 25 verbindingsverloopstuk, doch tegen een rotatie ten opzichte van het verbindingsverloopstuk is geborgd door een spie. Het onderste uiteinde van de anti-rotatiehuls begrenst een aantal in omtreksrichting op afstand gelegen, vierkante nokken die grijpen in vierkante inkepingen welke zijn gevormd in de pak-30 ker boven de linkse schroefdraad, waardoor de pakker aan de bedieningskolom wordt geborgd voor een gezamelijke rotatie. Breekschroeven verhinderen een bovenwaartse losraakbeweging van de anti-rotatiehuls. Nadat de gereedschapskolom is neergelaten door de gekromde gedeelten van de boorput met kleine 35 straal door gecombineerde axiale beweging en rechtsom uitgevoerde rotatie van de bedieningskolom, zal het pompen van een kogel op een bovenwaarts gerichte, uitzetbare kogelzitting in de boring van de pakker het opbouwen van fluïdumdruk in de bedieningskolom toelaten voor het inbouwen van de pakker.
S3 0074 0.
i - 8 .-
Voor het onwerkzaam maken van het anti-rotatie-element, kan de druk in de ringvormige ruimte in het boorgat tot boven de stijgbuisdruk worden verhoogd, waardoor een bovenwaartse kracht op de zuigerhuls tot stand wordt gebracht 5 voor het verbreken van zijn borging en het bewegen van de zuigerhuls in axiale richting teneinde de schroefdraadsegmenten van de spanhuls los te maken van de linkse schroefdraad van de pakker, waardoor een bovenwaartse beweging van de be-dieningskolom ten opzichte van de pakker wordt mogelijk 10 gemaakt. Een dergelijke bovenwaartse beweging maakt de anti-rotatiehuls vrij van een ingrijping met de pakkerschroef-draad, zodat de bedieningskolom en het anti-rotatie-element van de pakker worden losgemaakt.
Indien om enige reden de zuigerhuls er niet in 15 slaagt de schroefdraadsegmenten van de spanhuls los te maken van de linkse schroefdraad van de pakker, is een reserve los-maakmechanisme aangebracht. Het bovenste gedeelte van de anti-rotatiehuls werkt samen met het verbindingsverloopstuk teneinde een fluïdumdrukkamer te begrenzen die in verbinding 20 staat met de stijgbuisdruk. Een verhoging van het stijgbuis-drukniveau boven dat wat vereist is voor het zetten van de pakker zal de anti-rotatiehuls bovenwaarts drukken, de breek-schroeven breken en de nokken van de anti-rotatiehuls van de pakkerschroefdraad bevrijden. Een rotatie van de bedienings-25 kolom zal dan veroorzaken dat de schroefdraadsegmenten van de spanhuls worden losgeschroefd van de linkse schroefdraad van de pakker teneinde het anti-rotatie-element volledig van de pakker los te maken. Dit maakt mogelijk dat het overgangsele-ment door de buisvormige serie axiaal wordt verschoven naar 30 een werkzame stand ten opzichte van de pakker, waarbij grint meevoerend fluïdum benedenwaarts door een eerste axiale doorlaat in het overgangselement passeert teneinde in de ringvormige ruimte om de zeven te stromen. Het vloeibare aandeel van het grint meevoerende fluïdum beweegt bovenwaarts door een 35 tweede axiale doorlaat in het overgangselement teneinde in de ringvormige ruimte van de boorput boven de ingebouwde pakker te stromen.
Voor het maken van een grintmantel in niet-verti-kale of horizontale boorgatgedeelten met een vergrote lengte 8900746.
- 9 - in de orde van 300-600 m kan de toepassing van enig bekend gereedschap voor het maken van een grintmantel, zoals dat volgens het in het voorgaande genoemde Amerikaanse octrooi-schift 3.987.854 geen betrouwbare resultaten bewerkstelligen.
5 In overeenstemming met de onderhavige uitvinding wordt het maken van een grintmantel in dergelijke vergrote lengten van een niet-vertikale of horizontale boorput bereikt door het inbrengen van een stabilisatorhuis tussen opeenvolgende zeef-elementen. Een buisvormig hulsafsluiterelement met tenminste 10 één normaal geopende radiale poort wordt dan met het bovenste zeefelement verbonden. Bovendien wordt een isolatiepakker verbonden tussen het hulsafsluiterelement en de onderste zeef van het volgende paar zeefelementen. Aldus omvat de gereed-schapsserie voor het maken van een grintmantel een aantal 15 secties, waarbij elke sectie van de bodem af is voorzien van een onderste zeefelement van relatief beperkte axiale uitgestrektheid, een stabilisatorhuis van het in het voorgaande beschreven type met tijdens het neerlaten normaal ingetrokken stabilisatorelementen, een bovenste zeefelement van relatief 20 beperkte axiale uitgestrektheid, een hulsafsluiterhuis en een isolatiepakker. De isolatiepakkers zijn bij voorkeur van het type dat wordt ingebouwd door het aanbrengen van een fluidum-druk die wordt toegevoerd door de buisvormige serie waarmede de gereedschapskolom in het boorgat wordt neergelaten. Al 25 deze grintmantelsecties zijn door schroefdraad onderling verbonden, waarbij de bovenste isolatiepakker is verbonden met het onderste uiteinde van een buisvormige serie, die de produktieserie kan omvatten.
Een overgangselement volgens de onderhavige uitvin-30 ding wordt dan door de produktieserie neergelaten door een buisvormige bedieningskolom en wordt door het gekromde gedeelte van de boorput gestoken door een roterende en axiale beweging, en vandaar in het niet-vertikale of horizontale boringgedeelte naar een plaats direct aangrenzend aan de on-35 derste isolatiepakker gebracht. Het overgangselement is voorzien van een paar axiaal op afstand gelegen, uitwendige afdichtingen, die elk samenwerken met axiaal op afstand gelegen afdichtingsboringen die zijn aangebracht in de pakker respectievelijk het hulsafsluiterhuis op plaatsen boven respectie- *900740.
. - 10 - velijk onder de radiale poorten in dat hulsafsluiterhuis.Het overgangselement is uitgevoerd met een axiaal verlopende boring die aan zijn bovenzijde open is teneinde in verbinding te staan met de boring van de bedieningskolom, en aan zijn 5 onderste uiteinde is voorzien van contouren teneinde in verbinding te staan met de radiale poorten die tussen de axiaal op afstand gelegen uitwendige afdichtingen zijn geplaatst. Aldus zal door de buisvormige bedieningskolom ingébracht grint meevoerend fluïdum passeren door het overgangs-10 element, door de poort in het hulsafsluiterhuis en vandaar naar beneden in de ringvormige ruimte die is begrensd tussen de boorput of de verhuizing en het uitwendige oppervlak van het onderste zeefelement. Het wordt uiteraard verhinderd dat het grint door het zeefelement passeert als gevolg van het 15 feit dat dit een grotere afmeting bezit dan de zeefopeningen, terwijl het fluïdum dat het grint meevoerde door het zeefelement passeert en dan bovenwaarts beweegt in een tweede axiale doorlaat in het overgangselement dat een radiale opening bezit aan zijn bovenste uiteinde boven de pakker en dat in ver-20 binding staat met de ringvormige ruimte om de buisvormige bedieningskolom. Aangezien deze ringvormige ruimte in verbinding staat met de ringvormige ruimte van de boorput, kan het vloeibare deel van het grint meevoerende fluïdum gemakkelijk naar het oppervlak van het boorgat bewegen.
25 Na het tot stand komen van de grintmantel bij het onderste paar zeefelementen, zal degene die het boorgat bewaakt een verhoging van de fluïdumdruk bemerken ten gevolge van het blokkeren van de zeefopeningen waardoorheen het grint meevoerende fluïdum moet passeren. Na de ontvangst van een 30 dergelijk signaal zal de bedienende persoon de het overgangselement dragende bedieningskolom bovenwaarts bewegen teneinde het overgangselement aangrenzend aan het eerstevolgende bovenwaarts aangrenzende hulsafsluiterhuis plaatsen. Een op het overgangselement aangebrachte spanhuls grijpt demonteer-35 baar aan op de afsluiterhuls in het hulsafsluiterhuis en beweegt deze bovenwaarts teneinde de onderste radiale poorten te sluiten. Het maken van eengrint mantel bij de volgende twee zeefsecties kan dus voortgaan op dezelfde wijze als is beschreven voor de onderste sectie.
89 007 40.
- 11 -
Opeenvolgende bovenwaartse verplaatsingen van de bedieningskolom zullen derhalve mogelijk maken dat bij elk zeefelement een grintmantel wordt gevormd, zodat wanneer alle zeefelementen zijn gevuld de bedieningskolom en het aanhang-5 ende overgangselement uit het boorgat kunnen worden verwijderd, waarna het boorgat gereed is om in produktie te worden genomen, waarbij alle zeefelementen betrouwbaar met grint zijn gevuld.
De onderhavige uitvinding beoogt tevens de toepas-10 sing van een inrichting voor het maken van een grintmantel, die het vullen van grint van een serie zones binnen een horizonale sectie van een ondergronds boorgat kan bewerkstelligen met de de grintvulinrichting dragende buis, waarbij slechts één gang nodig is voor het bewerkstelligen van het 15 maken van de gehele grintmantel, in tegenstelling tot de reeks van gangen bij een grintvulinrichting zoals in het voorgaande is beschreven. Typisch voor dergelijke inrichtingen is die volgens het Amerikaanse octrooischrift 4.401.158, getiteld "One Trip Multi-Zone Gravel Packing 20 Apparatus", verleend aan de rechtsvoorganger van de onderhavige aanvraagster op 30 augustus 1983. Een dergelijke inrichting bewerkstelligt het opeenvolgend met grint vullen van een aantal zones en omvat primaire afdichtingsmiddelen, die kunnen bestaan uit een hydraulisch ingebouwde pakker die ge-25 schikt is om te worden geplaatst in de verhuizing op een plaats onmiddelijk bij de produktiezones. Een aantal stellen van produktiescheidingsmiddelen of -zeven tezamen met afsluiter middelen die selectief beweegbaar zijn tussen geopende en gesloten standen zijn in de inrichting aangebracht, waarbij 30 de afsluitermiddelen gelijk in aantal zijn met de produktiezones en in het boorgat meeneembaar zijn met de primaire afdichtingsmiddelen die in serierelatie daarmee verlopen. Produktiezone-scheidingsmiddelen, die kunnen bestaan uit een tweede pakker of pakkers, zijn aangesloten tussen elk van de 35 stellen en zijn uitzetbaar in afdichtende aangrijping met de verhuizing tussen de aangrenzende produktiezones. Een bestu-ringsdoorn is aangebracht en kan weer worden meegevoerd op een leiding in het boorgat met de primaire afdichtingsmiddelen en is beweegbaar binnen alle stellen. De besturings- 8300740.
t - 12 - doorn omvat een enkel overgangsorgaan voor het onttrekken van grint meevoerend fluïdum uit het inwendige van de doorn naar het uitwendige daarvan, gelijk aan het overgangselement dat in het voorgaande is beschreven in een inrichting die meer 5 dan één gang nodig heeft voor het met grint vullen van een zone. Een aantal vertikaal op afstand geplaatste afdichtings-middelen zijn aangebracht op de besturingsdoorn voor het achtereenvolgens afscheiden van elk stel van de andere wanneer het overgangsorgaan op de besturingsdoorn in de nabij -10 heid van elk van de afsluiterorganen is geplaatst. Middelen zijn aangebracht op de besturingsdoorn voor het openen van de afsluiter door een langsbeweging van de besturingsdoorn in één richting en voor het sluiten van het afsluiterorgaan door een langsbeweging van de besturingsdoorn in een andere 15 richting. Middelen zijn aangebracht voor het toevoeren van grint meevoerend fluïdum aan het inwendige van de besturingsdoorn, waardoor elke volgende produktiezone met grint kan worden gevuld door het achtereenvolgens bewegen van de leiding en het doornsamenstel teneinde samen te werken met 20 elk van de stellen, zonder het verwijderen van de leiding vanuit het boorgat tijdens het opeenvolgend met grint vullen van het boorgat in horizontale stand.
Eveneens in overeenstemming met deze uitvinding kan een voorvullen van grint binnen in elk zeefelement bij het 25 boorgatoppervlak worden verschaft. Dit is een voorzorgsmaatregel die waarborgt dat enig grint aangrenzend aan elk zeefelement aanwezig zal zijn zelfs al kunnen er tussenruimten zijn in het grint dat door het overgangselement is toegevoerd.
Verdere doelen en voordelen van de uitvinding 30 zullen aan de deskundigen op dit gebied direct duidelijk worden uit de navolgende gedetailleerde beschrijving aan de hand van de bijgaande tekeningen, die verschillende uitvoeringen van de uitvinding weergeven.
Fig. 1 is een schematisch aanzicht van een boorput 35 van de soort met een niet-vertikaal of horizontaal eindge-deelte dat een produktieformatie doorsnijdt.
Fig. 2A, 2B, 2C en 2D vormen tezamen schematische vertikale kwartdoorsneden van een gereedschap voor het maken van een grintmantel in overeenstemming met de onderhavige &S00740.
- 13 - * uitvinding, waarbij de elementen van het gereedschap zijn weergegeven in hun neerlaatstanden in het gedeelte van de boorput dat een produktieformatie doorsnijdt.
Fig. 2E is een gedeeltelijke doorsnede volgens het 5 vlak EE in fig. 2A.
Fig. 3A, 3B, 3C en 3D zijn met de fig. 2A, 2B, 2C respectievelijk 2D overeenkomende doorsneden, waarbij evenwel het plaatsen van de pakker, het uitzetten van de stabilisa-torelementen in ingrijping met de boorput, en het losmaken 10 van het anti-rotatie-element zijn weergegeven.
Fig. 4A, 4B, 4C en 4D zijn met de fig. 3A, 3B, 3C respectievelijk 3D overeenkomende doorsneden, waarbij evenwel de stand van de onderdelen tijdens het maken van de grint-mantel is weergegeven.
15 Fig. 5A, 5B, 5C, 5D en 5E tonen tezamen schema tische vertikale doorsneden van een gewijzigde uitvoeringsvorm van een systeem voor het maken van een grintmantel volgens de onderhavige uitvinding, waarbij de pakkers zijn geplaatst, de stabilisatorelementen in ingrijping met de boor-20 put zijn uitgezet, en een overgangselement in de onderste isolatiepakker van de gereedschapskolom is gestoken teneinde het vullen met grint van het onderste paar zeefelementen te doen aanvangen.
Fig. 6A en 6B zijn met de fig. 5A en 5B overeenko-25 mende doorsneden, waarbij evenwel het afwerken van het met grint vullen van de onderste zeefelementen en het bovenwaarts bewegen van het overgangselement teneinde het met grint vullen van de eerste bovenwaarts aangrenzende zeefelementen te doen aanvangen, zijn weergegeven.
30 Fig. 7 is een op grotere schaal weergegeven zijaan zicht van een door fluidumdruk bediend stabilisatorelement dat wordt toegepast in van een verhuizing voorziene afgebogen boorputten.
Fig. 8A is een op grotere schaal weergegeven door-35 snede van een gewijzigd door fluidumdruk bediend centreerele-ment dat wordt toegepast in zowel een van een verbuizing voorziene of zonder verbuizing uitgevoerde afgebogen boorput, waarbij de stabilisatorelementen in een ingetrokken stand zijn weergegeven.
6900740.
< - 14 -
Fig. 8B is een met fig. 8A overeenkomende doorsnede, waarbij evenwel de stabilisatorelementen in hun radiaal uitgezette standen zijn weergegeven.
In fig. 1 is een afgebogen boorput weergegeven, die 5 van de soort is waarvoor de onderhavige uitvinding in het bijzonder bruikbaar is. Een dergelijke boorput is voorzien van een vertikale toegangssectie la die via een gekromd gedeelte lb met een relatief kleine straal in verbinding staat met een niet-vertikaal of horizontaal gedeelte lc dat in ver-10 binding staat met een produktieformatie P. In de meeste gevallen strekt de produktieformatie P zich over een aanzienlijke horizontale afstand uit, waarbij het in hoofdzaak lineaire boorputgedeelte lc een aanzienlijke horizontale uitgestrektheid van de produktieformatie doorsnijdt, tenminste 15 tot een afstand van 300 tot 600 m (1000 tot 2000 voet) of meer. Het gebogen gedeelte lb van de boorput bezit een kromming van tenminste 10° per 30 m (100 voet) lengte en bij voorkeur een kromming die ligt in het gebied van 10°-30° per 30 m (100 voet) lengte. Het is duidelijk dat hoe groter de 20 krommingsstraal is des te minder groot het probleem is van het inbrengen van een gereedschapskolom in het niet-vertikale produktiegedeelte lc van de boorput. Zonder daarmede een beperking in te houden, zal elke wijziging van deze uitvinding worden beschreven in verbinding met een verhuizing 2 die 25 voorafgaand in dê boorput is ingebracht en die is geperforeerd zoals is weergegeven bij 2c, alhoewel dit niet noodzakelijk is, in het bijzonder in de gekromde gedeelten lb en de lineaire niet-vertikale of horizontale gedeelten lc die de produktieformatie P doorsnijden.
30 In ieder geval is het essentieel dat de gereed schapskolom die wordt toegepast voor het afwerken van een dergelijk boorgat, en in het bijzonder een gereedschapskolom voor het maken van een grintmantel, in staat is een gecombineerde axiale beweging en een rotatiebeweging uit te voeren 35 teneinde de kolom door het met een straal gebogen gedeelte lb van de boorput te dwingen. Het is tevens essentieel dat eventuele uitsteeksels op de gereedschapskolom, zoals de gewoonlijk in een in hoofdzaak vertikaal boorgat toegepaste centreer inrichtingen, volledig binnenin het lichaam van de 83 0 0 7 40.
- 3.5 - gereedschapskolom zijn teruggetrokken teneinde beschadiging aan de centreerelementen te voorkomen wanneer zij door het met een straal gekromde gedeelte lb van de boorput worden geroteerd.
5 In de fig. 2A, 2B, 2C en 2D is het gedeelte van de gereedschapskolom dat wordt toegepast voor het met grint vullen van het niet-vertikale produktiegedeelte 1c van de boorput 1 weergegeven. Alhoewel dit gedeelte in de tekeningen is weergegeven in een althans ongeveer vertikale stand, dient te 10 worden begrepen dat de stand in werkelijkheid niet-vertikaal en in hoofdzaak horizontaal is, doch de vertikale stand is in de tekening gebruikt aangezien de deskundigen op dit gebied gewend zijn naar gereedschapskolommen voor boorgaten te kijken met de onderdelen daarvan in de vertikale stand.
15 De inrichting voor het maken van een grintmantel is weergegeven in de uitvoering volgens de fig. 2A, 2B, 2C en 2D wordt neergelaten in het niet-vertikale, of horizontale boor-putgedeelte 1c door een buisvormige bedieningskolom of -leiding 3 of dergelijke. De buisvormige bedieningskolom is 20 met behulp van schroefdraad 3a door schroeven verbonden met het bovenste gedeelte van een anti-rotatieelement 10, dat op zijn beurt door schroeven is verbonden aan zijn onderste uiteinde door middel van linkse spanhulsschroefdraad 14c met de bovenwaarts gerichte linkse schroefdraad 20a die normaal is 25 aangebracht op een gebruikelijk boorgat-isolatiemiddel zoals een pakker 20. Bovendien is het onderste uiteinde van een binnenste lichaamselement 15 van het anti-rotati-element 10 met behulp van schroefdraad 15c door schroeven verbonden met het bovenste uiteinde 41 van een overgangselement 40 van het 30 type dat in zijn algemeenheid is getoond in het in het voorgaande genoemde Amerikaanse octrooischrift nr. 3.987.854. De pakker 20 kan van elk gebruikelijk type zijn dat is voorzien van een uitzetbaar elastomeer afdichtingselement 21 en een aantal over de omtrek verdeelde slipelementen 22. Het pakker-35 element 20 is bij voorkeur van het door fluidumdruk bediende type, waarbij de afdichtingselementen 21 en de slipelementen 22 in ingrijping met de boring 2a van de verbuizing 2 worden uitgezet door een voorafbepaalde verhoging van de fluidumdruk die wordt toegevoerd aan de pakker via de bedieningskolom 3.
8900740.
f - 16 -
Andere typen pakkers kunnen evenwel worden toegepast, waarbij rekening moet worden gehouden met de moeilijkheid van het bewerkstelligen van axiale bewegingen en rotatiebewegingen ten gevolge van de op de gereedschapskolom uitgeoefende wrij-5 vingsdwang bij het passeren door de gekromde boorputsectie lb.
De pakker 20 bezit bovendien een axiaal afhangend buisvormig lichaamsgedeelte 23 dat aan zijn bovenste uiteinde is uitgevoerd met een bovenste afdichtingsboring 23d, een aantal axiaal op afstand van elkaar geplaatste radiale poor-10 ten 23a in zijn onderste eindgedeelte, en een onderste afdichtingsboring 23b. Het buisvormige lichaamsgedeelte 23 is aan zijn onderste uiteinde met behulp van een schroefdraad 23d geschroefd verbonden met de bovenste van een aantal in serie verbonden, buisvormige zeefsecties 50 die onderling 15 zijn verbonden door stabilisatorhuizen 60 en die over een aanzienlijke lengte langs de niet-vertikale as van het boor-putgedeelte lc verlopen. In het geval van een horizontaal boorputgedeelte lc, zou een uitgestrektheid van 30 tot 60 m (100 tot 200 voet) een praktische lengte zijn voor de in 20 serie geschakelde buisvormige zeefelementen 50.
Alhoewel een buisvormige zeef een bij voorkeur toegepaste uitvoering voorstelt, zou de functie van de in serie verbonden zeefelementen ook kunnen worden uitgevoerd door geperforeerde of van sleuven voorziene voeringen of buisvormige 25 filters, afhankelijk van de grootte van de deeltjes die moeten worden gescheiden van het fluïdum dat door de buisvormige wanden van een dergelijk element loopt. Bijgevolg is de term "zeefelement" hierin toegepast voor het definiëren van elk fluïdum doorlatend, doch deeltjes tegenhoudend middel.
30 Alhoewel ten gevolge van ruimtegebrek in de teke ningen slechts drie van dergelijke zeefelementen zijn weergegeven, zijn de zeefelementen bij voorkeur in hun lengte beperkt voor het verbeteren van de flexibiliteit van de gereedschapskolom voor het passeren door het met een straal gebogen 35 gedeelte lb van de boorput 1. Aldus zou elk aantal van 10 tot 20 of meer van dergelijke in serie verbonden zeefsecties kunnen worden toegepast, waarbij een stabilisatorhuis 60 tussen elk paar zeefsecties is gemonteerd.
Het onderste uiteinde van de zeefsecties kan ein- 89 0074 0 .1 - 17 - digen in een brugplug (niet weergegeven) of een insteekver-binding met een spoelingputpakker die voorafgaand in het bodemuiteinde van de verhuizing 2 is geplaatst, zoals is weergegeven in fig. 5E.
5 Élk stabilisatorhuis 60 omvat een aantal over de omtrek verdeelde, radiaal ingetrokken stabilisatorelementen 62 die in een radiaal ingetrokken stand worden gehouden tijdens het neerlaten van de gereedschapskolom, zoals schematisch is weergegeven in de fig. 2A-2D. De gedetailleerde 10 constructie van dergelijke stabilisatoren, in twee verschillende uitvoeringen, zal worden beschreven in verbinding met de fig. 7 en 8A, 8B.
Het dient evenwel te worden opgemerkt, dat een ringvormige fluïdumdoorlaat 2b is gevormd door het bedienen 15 van de stabilisatoren tussen de binnenwand 2a van de verhuizing 2 en het uitwendige van de in serie verbonden zeef-elementen 50, waarbij een dergelijke ringvormige doorlaat wordt gebruikt voor het geleiden van het grint meevoerende fluïdum naar het uitwendige van de zeefelementen 50, zoals 20 later zal worden beschreven.
Het anti-rotatie-element 10 vervult de functie van het verhinderen van een relatieve rotatie van de bedienings-kolom 3 ten opzichte van de pakker 20, waardoor wordt gewaarborgd dat de linkse schroefdraad 20a van de pakker niet kan 25 worden losgedraaid tijdens de noodzakelijke rechtsom uitgevoerde rotatie van de bedieningskolom die benodigd is voor het dwingen van de gereedschapskolom door de gekromde gedeelten lb met kleine straal van de boorput 1. Wederom stelt dit de bij voorkeur uitgevoerde en meest praktische uitvoering 30 voor. Indien in de gereedschapskolom linkse schoefdraad wordt toegepast, dan zou de pakkerschroefdraad 20a van het rechtse type zijn. De gedetailleerde constructie van het anti-rota-tie-element 10 zal later worden beschreven.
Zoals het beste in fig. 2A is weergegeven, is een 35 bovenste buisvormig element 41 van een overgangselement 40 gemonteerd op uitwendige schroefdraad 15c die is aangebracht op de binnenste lichaamshuls 15 van het rotatie verhinderende element 10. Het buisvormige element 40 is uitgevoerd met een ringvormige inwendige verdieping 41a (fig. 2B) voor het opne- 8900740.
* - 18 - men van de kopgedeelten 45c van een kogel zitting 45 van het spanhulstype, wanneer een dergelijke zitting benedenwaarts wordt bewogen op een nog te beschrijven wijze. De spanhuls-zitting 45 bezit een hulsvormig lichaamsgedeelte 45a dat door 5 breekschroeven 41b is bevestigd aan het buisvormige gedeelte 41 van het overgangselement 40. Bovendien is het spanhulszit-tingelement 45 uitgevoerd met een aantal over de omtrek verdeelde, opstaande flexibele armgedeelten 45b die eindigen in segmentvormige kopgedeelten 45c die in hun in fig. 2B weerge-10 geven stand samenwerken teneinde een bovenwaarts gekeerd kogelzittingoppervlak 45c te vormen waarop een kogel B kan worden geplaatst en tevens een afdichting met de boring 4lk van het buisvormige gedeelte 41 te verschaffen. De kogel B dicht aldus, wanneer hij op zijn plaats is gevallen of 15 gepompt, de gereedschapskolomboring die zich uitstrekt vanaf de bedieningskolom 3 af en maakt mogelijk dat een inwendige druk via de bedieningskolom 3 wordt toegevoerd voor het bedienen van de door fluïdumdruk bediende pakker 20 op een conventionele wij ze.
20 Na het plaatsen van de pakker 20 zal een verdere verhoging van de fluïdumdruk in de buis een voldoende benedenwaartse kracht op de spanhulszitting 45 uitoefenen om een verbreken van de breekschroeven 41b te bewerkstelligen en het gehele spanhulsafdichtingssamehstel 45 benedenwaarts te 25 dwingen, waardoor wordt mogelijk gemaakt dat de spanhulsarm-elementen 45b buitenwaarts veren in de verdieping 41a die is aangebracht in het bovenste buisvormige gedeelte van het overgangselement 4o, zoals is weergegeven in fig. 3B. De kogel B wordt dan neergelaten op de bodem van het overgangs-30 element, zoals in fig. 3C is weergegeven, en vormt geen belemmering voor de doorlaat van fluïdum door de boring van het overgangselement 40.
Een uitwendige afdichting 41g is aangebracht op het buigsvormige element 41 dat samenwerkt met de bovenste af-35 dichtingsboring 20e van de pakker 20. Een inwendig uitstekende schouder 4 ld aan het bodemuiteinde van het bovenste buisvormige gedeelte 41 van het overgangselement 40 verschaft een aanslag voor de benedenwaartse beweging van de spanhulszit-tingeenheid 45 en vormt tevens inwendige schroefdraad 41 voor 8900740.
- 19 - de ingrijping met het bovenste uiteinde van een benedenwaarts verlopende buis 42 die een centrale fluïdumdoorlaat door het overgangselement 40 verschaft. Op het buitenoppervlak van de schouder 4ld aangebrachte uitwendige schroefdraad 4ld bewerk-5 stelligt de bevestiging van een benedenwaarts verlopende buitenste buis 44 die een ringvormige doorlaat om de centrale buis 42 vormt voor terugkerend fluïdum van het grintvullen, op een wijze zoals zal worden beschreven. De buitenste buis 44 is uitgevoerd met axiaal op afstand aangebrachte uitwen-10 dige afdichtingen 44a en 44b die respectievelijk samenwerken met het inwendige oppervlak 23d van de benedenwaarts verlopende huls 23 die een deel vormt van het lichaamsdeel van de pakker 20, en de onderste afdichtingsboring 23b. Een aantal over de omtrek verdeelde, radiale poorten 44 zijn aangebracht 15 om het bovenste uiteinde van de buitenste buis 44 tussen de uitwendige afdichtingen 41g en 44a voor een doel dat hierna dient te worden beschreven.
Zoals het beste in fig. 2C is weergegeven, is het onderste uiteinde van de binnenste buis 42 van het overgangs-20 element 40 zijwaarts gebogen teneinde het bovenste uiteinde van een komvormige bevestigingshuls 46 binnen te treden, die is bevestigd aan de buitenste buis 40 door lassen 46b die een in de huls 46 aangebrachte radiale poort 46a omgeven, die aansluit op een in de buitenste buis 44 gevormde radiale 25 poort 44d. O-ring afdichtingen 46 verzekeren de afdichting van het bovenste uiteinde van de komvormige huls 46 met het onderste uiteinde van de binnenste buis 42. Het zal duidelijk zijn dat de in de buitenste buis 44 aangebrachte radiale poort 44 in fluïdumverbinding staat met de serie axiaal op 30 afstand geplaatste radiale poorten 23a die is aangebracht in de onderste gedeelten van de op de pakker 20 gevormde afhangende buisvormige verlenging 23. Zoals is genoemd, is het uiterste onderste uiteinde van de buitenste buis 44 uitgevoerd met een uitwendige afdichting 44b en nadat de pakker 35 20 is geplaatst, waarborgt deze afdichting dat fluïdum dat benedenwaarts door de binnenste buis 42 van het overgangselement 40 een buitenwaarts door de poort 44d passeert slechts door de poorten 23a in de pakkerlichaamsbuis 23 en van daar in de ringvormige ruimte 2b tussen de boringwand 2a 6900740.
- 20 - van de verhuizing 2 en het uitwendige van de in serie verbonden zeven 50 stroomt. De in het voorgaande genoemde uitwendige afdichtingen 41g en 44a op de bovenste gedeelten van de buitenste buis 44 dragen eveneens bij tot de isolatie van 5 grint of een ander benedenwaarts door de binnenste buis 44 geleid fluïdum.
De hydrostatische druk van het boorgat wordt in overeenstemming met de onderhavige uitvinding voorafgaande aan het inbrengen van een grintvulfluïdum benut voor het 10 bewerkstelligen van het uitzetten van de stabilisatorelemen-ten 62 vanuit hun radiaal ingetrokken standen in de verschillende stabilisatorhuizen. Zoals het best in fig, 7 is weergegeven, zijn de stabilisatorelementen 62 respectievelijk aangebracht in een aantal over de omtrek verdeelde, radiale 15 boringen 60a in een buisvormig lichaamselement 61. Elk sta-bilisatorelement 62 is voorzien van een T-vormig zuigerorgaan met een kopgedeelte 62a, dat in afdichtende ingrijping met de boring 60a is geplaatst door een O-ring 62b. Het stanggedeel-te 62c van elke stabilisator 62 bezit een aanzienlijk 20 verkleinde diameter en werkt in afdichtende ingrijping samen met een bus 63 die geschroefd is bevestigd in de boring 60a.
0-ringen 63a en 63b bewerkstelligen de afdichting van het stanggedeelte 62a in een dergelijke bus.
Een plugelement 69 dat bestaat uit een vergrote van 25 schroefdraad voorziene kop 69a en een langgerekte neus 69b van verminderde diameter is schroefbaar en afdichtend in ingrijping met een van schroefdraad voorziene poort 60b aan het binnenste uiteinde van de radiale boringen 60a. De neus 69b strekt zich uit tot in de boring van het buisvormige 30 lichaamselement 61 en is door zijn ontwerp breekbaar voor een nog te beschrijven doel.
De poort 69 strekt zich uit door de van schroefdraad voorziene kop 69a en in de neus 69b, doch verloopt niet over de gehele lengte van het plugelement 69. Aldus bestaat 35 er atmosferische druk in kamers 68 en 67. Tijdens het inbrengen in de boorput is slechts het uiteinde van het stanggedeelte 62c van de stabilisatie-eenheid 62 blootgesteld aan het boorputfluïdum, zodat de stabilisatoren door de boor-putdruk bovenwaarts zijn voorgespannen.
*100740'.' - 21 -
Elk stabilisatorhuis 60 is voorzien van een paar schroefbaar verbonden buisvormige elementen 61 en 64, die onderling zijn verbonden door schroefdraad 6la en zijn afgedicht door O-ring 64a. Het buisvormige element 61 is uitge-5 voerd met mofschroefdraad 61b voor de verbinding met het aangrenzende zeefelement 50, terwijl het buisvormige element 64 is voorzien van penschroefdraad 64b voor de verbinding met een aangrenzend zeefelement 50. Een stelschroef 64c verhindert de toevallige scheiding van de buisvormige elementen 61 10 en 64.
Wanneer het gewenst is de stabilisatorelementen 62 in werking te stellen, wordt de breekbare neus 69b met opzet gebroken door gebruikelijke middelen. Dergelijke gebruikelijke middelen kunnen inrichtingen omvatten die in het boor-15 gat zijn gebracht door een in het olieveld standaard gebruikte staaldraad of een uitrusting met gewikkelde buis of een aan het onderste uiteinde van het overgangselement 150 bevestigd aanhangsel. Een axiale beweging van dergelijke inrichtingen door de inwendige boring van stabilisatorelementen 62 20 zullen gemakkelijk de neus 69b van de kop 69a breken, waardoor de kamer 67 via de open poort 69c aan het boorputfluïdum zal worden blootgesteld. Het oppervlak van de zuigerkop 62a is aanzienlijk groter dan het oppervlak van het stanggedeelte 62c. Aldus zal het toevoeren van boorput-fluïdumdruk aan het 25 kopgedeelte 62a een buitenwaartse voorspankracht en een verplaatsing van de stabilisatorelementen 62 bewerkstelligen, waardoor de stanggedeelten 62c in ingrijping met de boring 2a van de verhuizing 2 worden bewogen. Bijgevolg kunnen de stabilisatorelementen 62 gemakkelijk worden uitgezet teneinde 30 het aantal onderling verbonden zeefelementen 50 te plaatsen ten opzichte van de boringwand 2a van de verhuizing 2 die het lineaire niet-vertikale of horizontale gedeelte lc van de boorput doorsnijdt.
In het geval dat geen verhuizing in het niet-ver-35 tikale of horizontale gedeelte lc van de boorput 1 is ingébracht, kan de in de fig. 8A en 8B in detail weergegeven sta-bilisatoreenheid 60' gemakkelijk worden toegepast. Hiertoe bezit elk stabilisatorhuis 60' een samenstel van buisvormige lichaamselementen die aan één uiteinde mofschroefdraad 60'a 8800740.
- 22 - vormen voor de verbinding met het aangrenzende zeefelement 50 en aan het einde penschroefdraad 60'b vormen voor de verbinding met een aangrenzend zeefelement 50. Een bovenste verbin-dingsverloopstuk 170 vormt mofschroefdraad 60#a, terwijl een 5 onderste verbindingsverloopstuk 171 een penschroefdraad 60'b vormt. Een buisvormig lichaamselement 172 verbindt de verbin-dingsverloopstukken door schroefdraden 172a aan 172b.
Tussen de verbindingsverloopstukken 170 en 171 is een aantal over de omtrek verdeelde bladveren 160 aangebracht 10 in een vlakke, radiaal ingetrokken toestand doordat één stel gebogen uiteinden 161 is bevestigd aan volgens een koorde geplaatste pennen 160a, die zijn gemonteerd in een van sleuven voorziene huls 162, die afdichtend is gemonteerd op het bovenste verbindingsverloopstuk 170 en een aanslaghuls 163 15 door 0-ringen 162a. De andere uiteinden van de bladveerstabi-lisatoren 160 bezitten gebogen uiteinden 164, die zijn bevestigd aan volgens een koorde geplaatste, in een hulszuiger 166 gemonteerde pennen 160b. De hulszuiger 166 bezit een verkleind bovenste uiteinde 166a, dat direct is blootgesteld aan 20 de boorputdruk, terwijl een met een kleinere diameter uitgevoerd binnenste gedeelte 166b van het bovenste uiteinde van de zuiger 166 is blootgesteld aan de gevangen atmosferische druk door O-ring 167 in de zuiger 166 en O-ring 163 in de aanslaghuls 163, die is geplaatst tussen de zuiger 166 25 en het lichaamselement 172. Een cilinderhuls 174 is door schroefdraad 174a bevestigd aan het onderste uiteinde van de lichaamshuls 172 en is afgedicht door 0-ringen 172d. De huls 174 werkt door een O-ring 174b afdichtend samen met het uitwendige onderste oppervlak 166c van de zuiger 166. Een 30 bovenwaartse beweging van de zuiger 166 wordt verhinderd door een aantal over de omtrek verdeelde breekschroeven 169, die het onderste uiteinde 162b van de huls 162 doorlopen.
Een plugelement 175, dat is voorzien van een van schroefdraad voorziene vergrote kop 175a en een met een ver-35 kleinde diameter uitgevoerde langgerekte neus 165b, is geschroefd en afdichtend in ingrijping met de van schroefdraad voorziene poort 172c in de lichaamshuls 172. Een poort 175c verloopt door de van schroefdraad voorziene kop 175a en in de neus 175b, doch verloopt niet over de gehele lengte van het 63 0 0 74 0 .
- 23 - plugelement 175. Aldus is het gehele onderste uiteinde van de hulszuiger 166 blootgesteld aan ingesloten atmosferische druk ten gevolge van het plugelement 175 in samenwerking met de O-ringen I72d, 174b en 167.
5 Tijdens het inbrengen in de boorput is slechts het bovenste uiteinde 166a blootgesteld aan het boorputfluïdum, zodat de hulszuiger 166 door de boorputdruk benedenwaarts is voorgespannen, waardoor de stabilisatoren 160 in een ingetrokken stand worden tegengehouden.
10 De neus 175b is door zijn ontwerp breekbaar en strekt zich uit in de boring van de lichaamshuls 172. Wanneer het gewenst is de stabilisatoreenheid 60' in werking te stellen, wordt de neus 175b met opzet gebroken door conventionele middelen zoals in het voorgaande zijn beschreven, waardoor 15 het onderste uiteinde 166c van de hulszuiger 166 aan de boorputdruk wordt blootgesteld.
Aangezien het oppervlak van het uiteinde 166c groter is dan het oppervlak van het bovenste uiteinde 166a wordt een verschilkracht uitgeoefend op de hulszuiger 166 die 20 voldoende is voor het breken van de breekschroeven 169 en het bovenwaarts laten bewegen van de zuiger, zoals is weergegeven in fig. 8B, waardoor de stabilisatorveren 160 naar een buitenste stand buigen teneinde op de wand van de boorput lc aan te grijpen.
25 In het voorgaande was reeds melding gemaakt van het anti-rotatie-eleraent 10 dat is opgenomen in de gereedschaps-kolom tussen de bedieningskolom 3 en zowel de pakker 20 als het overgangselement 40. Zoals het beste in fig. 2A is weergegeven, is een dergelijk anti-rotatie-element door een uit-30 wendig van schroefdraad voorziene spanhuls 14 verbonden met de linkse schroefdraad 20a van de pakker 20. Aldus zou enige rechtsom uitgevoerde rotatie van de bedieningskolom 3 een af-schroeven van de spanhulsschroefdraad 14c bewerkstelligen, gevolgd door de bovenwaartse ontkoppeling van de buisserie 3 35 van de pakker 20. Aangezien zeer hoge koppels in de richting met de wijzers van de klok mee vereist zijn voor het bewerkstelligen van het inbrengen van de gereedschapskolom, inclusief de pakker 20, door het gebogen boorputgedeelte lb, is het noodzakelijk een mechanisme aan te brengen voor het ver- 6900740.
- 24 - hinderen van een rotatie van de gereedschapskolom 3 ten opzichte van de pakker 20 totdat de pakker door het gebogen gedeelte lb van de boorput 1 is ingebracht en op de gewenste plaats in het niet-vertikale of horizontale gedeelte lc van 5 de boorput 1 is geplaatst en gesteld.
Een dergelijk anti-rotatie-element is voorzien van een verbindingverloopstuk 11, dat aan zijn bovenste uiteinde is bevestigd aan schroefdraad 3 a van de buisvormige bedie-ningskolom 3. Het verbindingsverloopstuk 11 vormt aan zijn 10 bovenste buitenste omtrek een cilindrisch legeroppervlak 11a. Het onderste gedeelte van het verbindingsverloopstuk 11 is radiaal vergroot, zoals bij 11b is aangeduid, en vormt aan zijn buitenste omtrek een cilindrisch legeroppervlak. Een anti-rotatiehuls 12 is aangebracht in omgevende relatie ten 15 opzichte van het verbindingsverloopstuk 11. De anti-rotatie-huls 12 bezit een inwendig uitstekende schouder 12a, die in axiaal verschuifbare relatie in ingrijping is met het legeroppervlak 11a van het verbindingsverloopstuk 11 en is daartoe afgedicht door een afdichting 12b. De anti-rotatiehuls 12 20 vormt voorts een inwendig cilindrisch oppervlak 12c dat in axiaal verschuifbare relatie samenwerkt met het uitwendige legeroppervlak 11b op het verbindingsverloopstuk 11 en is daartoe afgedicht door afdichting 11c. Bovendien is de anti-rotatiehuls 12 uitgevoerd met één of meer over de omtrek 25 verdeelde axiaal verlopende spiesleuven 12d, waarmede in geschikte verdiepingen in het vergrote gedeelte 11b van het verbindingsverloopstuk 11 gemonteerde spieën 13 verschuifbaar samenwerken. Aldus wordt gewaarborgd dat de anti-rotatiehuls 12 tezamen met de bedieningskolom 3 roteerbaar zal zijn 30 ongeacht zijn axiale plaats.
Het bodemuiteinde van de anti-rotatiehuls 12 is voorzien van een om zijn omtrek verlopende zigzag-vorm, die een aantal over de omtrek verdeelde, benedenwaarts uitstekende vierkante tanden 12e (fig. 2E) vormt, die respectievelijk 35 samenwerken en in ingrijping zijn met over de omtrek verdeelde, opstaande vierkante tanden 20c, die zijn gevormd op het lichaam van de pakker 20 boven de linkse schroefdraad 20a. Aldus is, zolang de benedenwaarts uitstekende tanden 12e van de anti-rotatiehuls 12 in ingrijping zijn met de bovenwaarts 8300740.
- 25 -
F
uitstekende tanden 20c van de pakker, de pakker meeroteerbaar bevestigd aan de bedieningskolom 3.
Teneinde de ontkoppeling van de anti-rotatiehuls 12 van de pakker 20 te bewerkstelligen, moet een dergelijke 5 sleuf ten opzichte van de pakker bovenwaarts worden bewogen.
Tijdens het neerlaten wordt een dergelijke bovenwaartse beweging verhindert door een aantal over de omtrek verdeelde breekschroeven 18a die het bovenste uiteinde van de anti-rotatiehuls 12 doorlopen en grijpen in een ringvormige groef 10 18b in een ring 18, die schroefbaar is bevestigd aan uitwendige schroefdraad lid, die is aangebracht op het bovenste buitenoppervlak van het verbindingsverloopstuk 11.
De eigenlijke verbinding van het anti-rotatie-ele-ment 10 met de linkse schroefdraad 20a van de pakker 20 wordt 15 bewerkstelligd door een aantal spanhulsarmen 14a, die in een over de omtrek verdeelde, afhangende relatie op het lichaams-gedeelte 14b van een spanhuls 14 zijn gemonteerd en uitwendig gevormde schroefdraadsegmenten 14c bezitten, die zijn gevormd op hun buitenste onderste uiteinden en die in ingrijping zijn 20 met de pakkerschroefdraad 20a. Het spanhulslichaam 14b is op zijn beurt axiaal verschuifbaar gemonteerd op een lichaams-huls 15 van het anti-rotatie-element 10, dat is voorzien van uitwendige schroefdraad 15a die samenwerkt met op het bodem-uiteinde van het vergrote gedeelte 11b van het verbindings-25 verloopstuk 11 gevormde inwendige schroefdraad. Dergelijke schroefdraad wordt afgedicht door een 0-ring 15b. Het onderste uiteinde van de lichaamshuls 15 is voorzien van uitwendige schroefdraad 15c voor de verbinding met het bovenste uiteinde van het opstaande buisvormige element 41, dat is aange-30 bracht op het overgangselement 40. Een dergelijke schroef-draadverbinding wordt afgedicht door een 0-ring 15d. Het bovenste uiteinde van het opstaande buisvormige gedeelte 41 is uitgevoerd met een radiaal vergroot, benedenwaarts gekeerd hellend legeroppervlak 4lm, dat samenwerkt met een overeen-35 komstig gevormd bovenwaarts gekeerd hellend legeroppervlak 20d, dat op het pakkerlichaam 20 is gevormd.
Teneinde de spanhuls 14 voor een roteerbare axiale beweging ten opzichte van de lichaamshuls 15 van het anti-rotatie-element 10 te bevestigen, is het ringgedeelte 14b van 8300740.
- 26 - de spanhuls 14 uitgevoerd met een axiaal verlopende spiebaan 14e die samenwerkt met een op het uitwendige van de lichaams-huls 15 aangebrachte spie I5h. Een tussen het ringgedeelte 14b van de spanhuls 14 en het benedenwaarts gekeerde eindop-5 pervlak llf van het verbindingsverloopstuk 11 aangebrachte veer 19 dwingt de spanhuls 14 benedenwaarts naar zijn stand van ingrijping met de linkse schroefdraad 20a van de pakker 20.
De van linkse schroefdraad voorziene segmenttanden 10 14c aan het bodemuiteinde van de spanhulsarmen 14a worden in ingrijping gehouden met de op de pakker 20 aangebrachte linkse schroefdraad 20 door een zuigerhuls 16, die afdichtend in ingrijping is met een op de lichaamshuls 15 aangebracht uitwendig cilindrisch oppervlak 15e en ten opzichte daarvan 15 is afgedicht door een O-ring 15j. De vasthoudhuls 16 is voorts voorzien van een radiaal vergrote bodemschouder 16b die een O-ring 16c draagt voor het verschuifbaar en afdichtend aangrijpen op het met een verkleinde diameter uitgevoerde onderste gedeelte 15f van de lichaamshuls 15. De de span-20 huls vasthoudende zuigerhuls 16 is geborgd in zijn neerlaat-stand, waarin deze de segmentschroefdraad 14c van de spanhuls in ingrijping houdt met de linkse schroefdraad 20a van de pakker 20, door één of meer breekschroeven 16d die in een in de lichaamshuls 15 gevormde ringvormige groef 15g grijpen.
25 Het zal aldus worden waargenomen, dat de vasthoud- zuigerhuls 16 een inwendige kamer 16f begrenst, die is blootgesteld aan de druk binnenin de buisvormige bedieningskolom 3 door het aanbrengen van één of meer in de lichaamshuls 15 gevormde radiale poorten 15k. Het uitwendige oppervlak van de 30 zuigervasthoudhuls 16 is blootgesteld aan de druk in de ringvormige ruimte door poorten 12k in de anti-rotatiehuls 12. Aldus zal, wanneer de druk in de ringvormige ruimte wordt verhoogd tot een niveau boven de stijgbuisdruk voor het bewerkstelligen van het breken van de breekschroeven 16d, de 35 hulszuiger 16 bovenwaarts bewegen, terwijl de spanhuls 14 zal worden vrijgemaakt van de ingrijping met de linkse schroefdraad 20a van de pakker 20 (fig. 3A). De buiskolom 3 is dan vrij om bovenwaarts ten opzichte van de pakker 20 te bewegen voor een hierna nog te beschrijven doel (Fig. 4A).
8900740.
- 27 -
Indien om enige reden de spanhulsvasthoudzuiger 16 weigert te werken, is een reserve-ontkoppeling van het anti-rotatie-element 10 verschaft aan het bovenste uiteinde van het gereedschap. De binnenwaarts vergrote schouder 12a op de 5 anti-rotatiehuls 12 werkt samen met het legeroppervlak 11a van het verbindingsverloopstuk 11 teneinde twee fluïdumdruk-kamers te vormen. De bovenste kamer 17a is blootgesteld aan de druk in de ringvormige ruimte via een radiale poort 12m in de anti-rotatiehuls 12. De onderste kamer 17b staat in ver-10 binding met de stijgbuisdruk via één of meer in het verbindingsverloopstuk 11 gevormde radiale poorten lik. Aldus zal het aanbrengen van een fluïdumdruk binnenin de buisserie 3 in overmaat op de hydrostatische druk in de ringvormige ruimte een bovenwaarts gerichte kracht op de schouder 12a van de 15 anti-rotatiehuls 12 uitoefenen, de breekschroeven 18a breken en het verschuiven van de anti-rotatiehuls 12 bovenwaarts over een voldoende afstand voor het ontkoppelen van de onderling in ingrijping zijnde vierkante tanden 12e en 20c bewerkstelligen. Een dergelijke stijgbuisdruk dient groter te zijn 20 dan die welke vereist is voor het plaatsen van de pakker 20. Immers, een rotatie van de buisvormige kolom 3 in een richting met de wijzers van de klok mee zal het losschroeven van de van schroefdraad voorziene segmenten 14c op de spanhuls 14 van de linkse schroefdraad 20a op de pakker bewerkstelligen, 25 waarbij de spanhuls 14 bovenwaarts langs de lichamaamshuls 15 beweegt en de veer 18 samendrukt. Wanneer de spanhulssegraent-schroefdraad 14c buiten ingrijping is gekomen met de linkse schroefdraad 20a van de pakker 20, is de buisserie 3 dan vrij om bovenwaarts te bewegen en het heffen van het overgangs-30 element 40 te bewerkstelligen.
Aldus zijn twee betrouwbare mechanismen verschaft voor het bewerkstelligen van de ontkoppeling van het anti-rotatiemechanisme 10 en voor het mogelijk maken dat de bedie-ningskolom 3 het overgangselement 40 bovenwaarts beweegt 35 zoals is weergegeven in de fig. 4A-4D, hetgeen een noodzakelijke stap is bij het tot stand brengen van het maken van de grintmantel.
Totaal zijn aldus drie verschillende fluïdumdruk-niveaus beneden in het boorgat noodzakelijk voorafgaande aan 8900740.
- 28 - het maken van de grintmantel: 1) een eerste niveau van de stijgbuisdruk voor het plaatsen van de pakker 20; 2) een verhoging van de druk in de ringvormige 5 ruimte voor het verschuiven van de zuigerhuls 16 teneinde de anti-rotatie-eenheid 10 vrij te geven; en 3) een tweede niveau van de stijgbuisdruk (hoger dan het eerste niveau) voor het openen van de segmenten 45c van de spanhulskogelzitting en het laten vallen van de 10 kogel B.
Indien evenwel het reserve vrijgeefmechanisme voor het anti-rotatie-orgaan 10 wordt toegepast, worden drie niveaus van de stijgbuisdruk gebruikt: 1) een eerste niveau van de stijgbuisdruk voor het 15 plaatsen van de pakker 20; 2) een tweede hoger niveau van de stijgbuisdruk voor het buiten werking stellen van het anti-rotatie-element 10; en 3) een derde nog hoger niveau van de stijgbuis 20 fluïdumdruk voor het openen van de segmenten van de spanhuls-kogelzitting en het laten vallen van de kogel B.
Het maken van de grintmantel kan dan gemakkelijk worden uitgevoerd. Onder verwijzing naar de fig. 4A-4D wordt grint meevoerend fluïdum door de bedieningskolom 3 ingebracht 25 en dit passeert benedenwaarts door de boring van het bovenste buisvormige element 41 van het overgangselement 40, dat door de benedenwaartse verplaatsing van de kogel B is geopend. Vanuit deze boring gaat het grint meevoerende fluïdum naar de binnenste leiding 42 van het grintvulelement 40 en stroomt 30 radiaal buitenwaarts door de poorten 46a en 44c en vervolgens door de pakkeruitzetpoorten 23a teneinde de ringvormige ruimte 2b tussen de verbuizingsboring 2a en het uitwendige van een aantal in serie verbonden zeefelementen 50 en stabilisa-torelementen 60 binnen te treden. Het grint zal zich dan ver-35 zamelen om het uitwendige van de zeefelementen 50. Het vloeibare deel van het grint meevoerende fluïdum zal door de poorten 52 en de op geschikte wijze in de zeefelementen aangebrachte openingen 53 passeren en de boring van de zeefelementen binnentreden en bovenwaarts bewegen door de ringvormige 8900740.
- 29 - doorlaat die is gevormd tussen de buitenste leiding 44 van het overgangselement 40 en de binnenste leiding 42. Ten gevolge van de bovenwaartse beweging van de bedieningskolom 3, die tot stand wordt gebracht na het vrijmaken van de bedie-5 ningskolom van de linkse schroefdraad 20a van de pakker 20, zal de bovenwaarts bewegende vloeistof gemakkelijk radiaal uit de poorten 44c in het bovenste uiteinde van de buitenste leiding 44 lopen, en aldus direct door de pakker 20 in de ringvormige ruimte tussen de verhuizing 2 en de bedienings-10 kolom 3 lopen teneinde naar de oppervlakte van het boorgat te stromen.
Na de voltooiing van de grintvulbewerking, hetgeen bij de oppervlakte van het boorgat wordt aangeduid door een opbouw van de fluïdumdruk in het grint meevoerende fluïdum, 15 kunnen het gehele grintvulelement 40, het anti-rotatiemecha-nisme 10 en de bedieningskolom 3 uit het boorgat teruggehaald. De boorput is dan gereed voor produktie. Produktiebui-zen kunnen dan in de boorput worden gebracht en op gebruikelijke wijze door schroeven in ingrijping worden gebracht met 20 de in de pakker 20 aangebrachte linkse schroefdraad 20a.
De voorgaande werkwijze en inrichting voor het bewerkstelligen van het met grint vullen van een niet-verti-kaal of horizontaal gedeelte van een boorgat is geschikt voor het met grint vullen van een productiezone met een lengte in 25 de orde van 30 tot 60 m (100 tot 200 voet) of meer. Wanneer de lengte van het niet-vertikale gedeelte lc van de boorput dat met grint moet worden gevuld groter is dan ongeveer 60 m (200 voet), kunnen moeilijkheden worden ondervonden bij het overbruggen van het grint om de uitgezette centreerelementen 30 62 voorafgaande aan het vullen met grint van de gehele ringvormige ruimte tussen de zeven en de boorgatboring of ver-buizingsboring. Als voorzorgsmaatregel tegen een dergelijke gebeurtenis, kan elk van de zeefelementen 50 zijn uitgevoerd met een voorgevulde laag grint, hetgeen aan de deskundigen 35 goed bekend is en gemakkelijk commercieel beschikbaar is. Als alternatief kan de in de volgende fig. van de tekeningen geïllustreerde gewijzigde uitvoering worden toegepast.
Onder verwijzing naar de fig. 5A-5E en 6A-6B is een gewijzigde inrichting voor het maken van een grintmantel 8900740.
- 30 - weergegeven in een toestand waarin deze in het gedeelte van de verhuizing 2 dat het niet-vertikale of horizontale gedeelte lc van het boorgat 1 doorsnijdt, is gestoken. Een gereedschapskolom voor het maken van een grintmantel is samenge-5 steld voor het inbrengen in het boorgat 1 door een gecombineerde axiale beweging en rotatiebeweging. Een dergelijke gereedschapskolom is voorzien van een aantal secties. Elke sectie omvat vanaf de bodem gezien een relatief korte lengte van een buisvormig zeefelement 110 dat is verbonden met de 10 bodem van een stabilisatorhuis 60. Het bovenste uiteinde van het stabilisatorhuis 60 is op zijn beurt verbonden met het bodemuiteinde van een ander buisvormig zeefelement 110 van relatief korte lengte, waarbij het bovenste uiteinde van dit zeefelement is verbonden met een schuifafsluiterhuis 130. Het 15 schuifafsluiterhuis 130 is op zijn beurt op gebruikelijke wijze verbonden met het bodemuiteinde van een isolatiepakker 140 die is verbonden met het bodemuiteinde van de volgende grintvulsectie, die gelijk is aan de in het voorgaande beschreven.
20 Teneinde de illustratie van de uit een aantal secties samengestelde gereedschapskolom te vergemakkelijken, zijn de tekeningen beperkt tot de bovenste sectie en een tussenliggende sectie die eveneens de onderste sectie is. De bovenste sectie verschilt van de tussenliggende secties 25 slechts daarin dat de bovenste pakker 140' van het type kan zijn dat is uitgevoerd met bovenwaarts gekeerde linkse schroefdraad 141' voor het vergemakkelijken van een vervanging van een buisvormige bedieningskolom door een produk-tiekolom. Indien een rotatie van de gereedschapskolom vereist 30 is teneinde zijn passage door de afgebogen boorput te bewerkstelligen dan zal een met de in het voorgaande beschreven anti-rotatie-inrichting overeenkomende inrichting nodig zijn voor het rotatievast verbinden van de bedieningskolom met de bovenste pakker 140'.
35 Het bodemuiteinde van de onderste sectie is gesto ken in of op andere gebruikelijke wijze bevestigd aan een bekende spoelingputpakker 100 die ofwel voorafgaande aan het inbrengen van de buisvormige serie of gelijktijdig met het inbrengen van de buisvormige serie in de verhuizing 2 in de 8900740.
- 31 - verhuizing 2 wordt geplaatst.
Zoals is weergegeven in de fig. 5A-5E bevat elk van de stabilisatorhuizen 60 radiaal uitzetbare stabilisatorele-menten 62 die buitenwaarts worden bewogen naar hun stand van 5 ingrijping met de boringwand 2a van de verhuizing 2 door middel van blootstelling aan een verhoging van de boorputdruk boven de in de boorput aanwezige hydrostatische druk, op dezelfde wijze als in het voorgaande is beschreven. Dit bewerkstelligt het vrijkomen en uitzetten van de stabilisator-10 elementen 62 op dezelfde wijze als in het voorgaande is beschreven in verbinding met de fig. 7 en 8.
Elk schuifafsluiterhuis 130 omvat een aantal over de omtrek verdeelde radiale poorten 132 die kunnen worden gesloten door een bovenwaartse beweging van een schuifafslui-15 terelement 134 met axiaal op afstand geplaatste op het uitwendige daarvan aangebrachte O-ringen 135. Elke schuifafslui-tereenheid 134 is voorzien van een inwendige verdieping 134a die nokvormige oppervlakken begrenst zodanig dat een door een overgangselement gedragen spanhuls, zoals nog hierna zullen 20 worden beschreven, benedenwaarts voorbij elk van de schuif-afsluiters 134 zal glijden, doch wanneer deze bovenwaarts wordt bewogen, op elke schuifafsluiter zal aangrijpen teneinde deze bovenwaarts te bewegen naar een stand waarin de O-ringen 135 het afdichten van de radiale poorten 132 bewerk-25 stelligen. Als alternatief kunnen de schuifafsluiters 134 zich in een gesloten stand bevinden en dan worden geopend door de spanhuls van het overgangselement.
De in elk van de onderste grintvulsecties aangebrachte isolatiepakkers 140 kunnen van elk gebruikelijk type 30 zijn, die worden bediend door ofwel een axiale beweging ofwel een rotatiebeweging van de gereedschapskolom, ofwel in werking kunnen worden gesteld door een verhoging van de druk in de boorput boven de hydrostatische druk. Alle dergelijke pakkers zijn in de fig. 5A-5E in hun op hun plaats gestelde 35 standen weergegeven, waarbij duidelijk zal zijn dat de opeenvolgende stellen van grintvulzeven 110 op effectieve wijze van elkaar zijn geïsoleerd, met uitzondering van de door de radiale poorten 132 verschafte fluïdumverbindingen.
In fig. 5C is een overgangselement 150 weergegeven, 8300740.
- 32 - dat in de boring van de in het voorgaande beschreven gereed-schapskolom is gestoken en aangrenzend aan de onderste grint* vulsectie is geplaatst. Een aan het onderste uiteinde van het overgangselement 150 aangebrachte uitwendige afdichting 150a 5 zal in afdichtende ingrijping zijn met een in het afsluiter-huis 130 aangebrachte afdichtingsboring 131, terwijl een axiaal op afstand geplaatste uitwendige afdichting 150b in afdichtende ingrijping met de afdichtingsboring 142 van de bovenwaarts aangrenzende pakkereenheid 140 zal zijn ge-10 plaatst. Deze afdichtende ingrijping isoleert aldus op effectieve wijze de radiale poorten 132 die in het afsluiterhuis 130 zijn aangebracht.
Het bovenste uiteinde van het overgangselement 150 is voorzien van uitwendige schroefdraad 150c waarmede het aan 15 de buisvormige bedieningskolom 4 is bevestigd en is door de verhuizing 2 in het niet-vertikale of horizontale gedeelte lc van de boorput 1 gestoken door gecombineerde roterende en axiale bewegingen. Het overgangselement 150 is voorzien van een eerste axiaal verlopende doorgang 152 die aan de boven-20 zijde geopend is en aan zijn onderste uiteinde in verbinding staat met buitenwaarts gerichte fluïdumdoorgangen 154, die op hun beurt zijn geplaatst tegenover de radiale poorten 132 in het schuifafsluiterhuis 130 van de onderste grintvulsectie.
In deze stand zal grint meevoerend fluïdum dat in de boorput 25 is gebracht via de boring van de bedieningskolom 4 benedenwaarts passeren door het bovenste gedeelte van het overgangselement 150 en dan radiaal buitenwaarts stromen door doorlaten 154 in de ringvormige ruimte die gevormd is tussen de bedieningskolom en de boringwand 2a van de verhuizing 2.
30 Aldus zal het grint meevoerende fluïdum om de zeefelementen 110 van de onderste grintvulsectie stromen en het grint zal door de in het zeefgedeelte 112 van de buisvormige zeefele-menten 110 aangebrachte kleine openingen worden gevangen. Het vloeibare deel van het fluïdum zal door de zeef en door een 35 aantal radiale poorten 114 stromen teneinde de boring 116 van de zeefelementen 110 binnen te treden.
Vanuit de boring 116 van de buisvormige zeefele-menten 10 stroomt het vloeibare deel van het grint meedragende fluïdum bovenwaarts door een tweede axiale doorlaat 156 in 0900740.
- 33 - het overgangselement 150 dat aangrenzend aan zijn bovenste uiteinde een radiale uitlaatpoort 158 bezit. De poort 158 is boven de uitwendige afdichting 150b gelegen. Aldus kan het vloeibare gedeelte van het grint meevoerende fluïdum boven-5 waarts door de ringvormige ruimte om de bedieningskolom 4 naar het boorputoppervlak stromen, waarbij in herinnering wordt gebracht dat de boring van de gereedschapskolom boven het overgangselement 150 en de ringvormige ruimte van de verhuizing in open verbinding staan via de poorten 114 in de 10 wanden van de bovenste buisvormige zeefelementen 110 en de radiale poorten 132 in elk van de bovenste afsluiterhuizen 130.
Het met grint vullen van de onderste grintvulsectie wordt voortgezet totdat een fluïdumdrukverhoging wordt aange-15 geven aan de oppervlakte hetgeen de bedienende persoon waarschuwt dat het grint volledig om de onderste grintvulzeefele-menten 110 is gevuld waardoor de fluïdumstroming wordt omgekeerd. Op dat moment wordt het grintvullen juist lang genoeg onderbroken teneinde de bedieningskolom 4 bovenwaarts te be-20 wegen over een afstand die voldoende is om de uitwendige afdichtingen 150a en 150b van het grintvulgereedschap in schrijlingse relatie tot de volgende bovenwaarts aangrenzende serie radiale poorten 132 te plaatsen. Wanneer het grintvulgereedschap 150 bovenwaarts wordt bewogen, grijpen twee of 25 meer over de omtrek verdeelde, op geschikte wijze op de omtrek van het grintvulgereedschap aangebrachte spanhulsarmen 200 in de gevormde inkeping 134a in de schuifafsluiter 134 waardoor deze schuifafsluiter bovenwaarts naar een gesloten stand ten opzichte van de onderste serie radiale poorten 132 30 wordt bewogen. De schuifafsluiter 134 kan in een dergelijke de poorten afsluitende stand worden vastgehouden door het uitzetten van een 0-ring 136 die wordt gedragen op het uitwendige van de schuifafsluiter 134 en die in ingrijping kan komen met een ringvormige inkeping 138 welke is aangebracht 35 in het lichaam van het schuifafsluiterhuis 130.
De bovenwaartse beweging van het overgangselement 150 naar de volgende grintvulstand is schematisch geïllustreerd in de fig. 6A en 6B, en het zal worden opgemerkt dat de buisvormige zeefelementen 110 van de volgende onderste 8300740.
- 34 - sectie om hun omtrek met grint kunnen worden gevuld, terwijl het vloeibare gedeelte van het grintvulfluïdum naar de oppervlakte wordt teruggevoerd via de rondom de bedieningskolom 4 aangebrachte ringvormige doorlaat.
5 Aldus kunnen alle grintvulsecties achtereenvolgens met grint worden gevuld totdat de gehele lengteserie van de grintvulkolom is gevuld. Aangezien elke buisvormige zeef 110 een relatief beperkte langsuitstrekking bezit, en het grint meevoerende fluïdum een in vergelijking beperkt stel uitge-10 zette stabilisatoren 62 voorbij dient te gaan, is het direct duidelijk dat een betrouwbaar met grint vullen van alle buisvormige zeven die aanwezig zijn in een lengte van de produk-tieformatie van 300 tot 600 m (100 tot 2000 voet) of meer gemakkelijk kan worden bereikt. Teneinde wederom verzekering 15 te verschaffen tegen de gebeurtenis dat enig gedeelte van de zeven onopzettelijk niet met grint wordt gevuld, kan elk grintvulzeefelement afzonderlijk een daarin voorgevulde laag grint dragen.
De deskundigen op het betreffende gebied zullen 20 herkennen dat de in het voorgaande beschreven werkwijze en inrichting het met grint vullen van niet-vertikale of horizontale gedeelten van een afgebogen boorput bewerkstelligen. Ondanks het feit dat de totale lengte van de buisvormige zeefelementen groter kan zijn dan 300 tot 600 m (1000 tot 25 2000 voet), waarborgt de constructie van een dergelijke lengte door de geschroefde samenstelling van een aantal zeefelementen van relatief korte lengte dat dergelijke zeven zonder beschadiging gemakkelijk door het met een straal gebogen gedeelte 1b van de boorput 1 kunnen worden gevoerd.
30 Alhoewel de uitvinding in detail is beschreven aan de hand van specifieke uitvoeringen, dient te worden begrepen dat dit slechts ten behoeve van de illustratie is en dat de uitvinding geenszins daartoe beperkt is, aangezien alternatieve uitvoeringen en bedieningstechnieken aan de deskundige 35 op het gebied uit de beschrijving duidelijk zullen worden. Dienovereenkomstig kunnen binnen het kader van de onderhavige uitvinding verschillende wijzigingen worden aangebracht.
8900740.

Claims (31)

1. Werkwijze voor het af werken van een boorput met een afgebogen vorm en voorzien van een ingangsgedeelte dat in verbinding staat met een gebogen gedeelte dat benedenwaarts in de boorput verloopt vanaf het ingangsgedeelte en een in 5 hoofdzaak lineair eindgedeelte dat een produktieformatie kan doorsnijden, welke werkwijze is gekenmerkt door het vormen van een leiding door het achtereenvolgens bevestigen van een aantal buisvormige zeefelementen en buisvormige stabilisatorhuizen, waarbij elk stabilisatorhuis is voorzien 10 van over de omtrek verdeelde, radiaal verschuifbare stabili-satorelementen die aanvankelijk in een ingetrokken stand worden gehouden doch daaruit verschuifbaar zijn; het verbinden van de gevormde leiding met een boorputisolatiemiddel; het neerlaten van de genoemde leiding in de boorput en het 15 manipuleren van de leiding teneinde het passeren van de leiding door het gebogen gedeelte van de boorput te vergemakkelijken; het stellen van het boorputisolatiemiddel teneinde de buisvormige zeefelementen nabij het lineaire gedeelte van de boorput te plaatsen; en het radiaal buitenwaarts verschuiven 20 van de radiaal verschuifbare stabilisatorelementen teneinde op de aangrenzende wand van de boorput aan te grijpen en de zeefelementen op afstand van de aangrenzende wand te plaatsen, waardoor produktie-fluida door elk van de buisvormige zeefelementen naar de boorputoppervlakte kunnen stromen.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat voorts uitwendig om de zeefelementen een grintmantel in de boorput wordt gevormd.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat bij het vormen van de leiding op 30 de leiding grint wordt voorgevuld in tenminste één van de buisvormige zeefelementen.
4. Werkwijze voor het af werken van een boorput met een af gebogen vorm en voorzien van een aanvankelijk althans ongeveer vertikaal toegangsgedeelte dat in verbinding staat 35 met een gebogen gedeelte dat op zijn beurt in verbinding staat met een althans ongeveer horizontaal, een produktieformatie doorsnijdend gedeelte, welke werkwijze is g e k e n- 8300740. - 36 - merkt door het bepalen van het uiteinde van de met de grintmantel te vullen horizontale boorput; het vormen van een buisvormige leiding door het achtereenvolgens aan elkaar bevestigen van een aantal buisvormige zeefelementen en buisvor-5 mige stabilisatorhuizen, waarbij elk stabilisatorhuis is voorzien van over de omtrek verdeelde radiaal verschuifbare stabilisatorelementen die door borgmiddelen in een radiaal ingetrokken stand worden vastgehouden; het verbinden van een pakkerorgaan in de buisvormige leiding, welk pakkerorgaan 10 daarmede verbonden plaatsingsmiddelen bezit; het neerlaten van de genoemde leiding in de boorput en het manipuleren van de buisvormige serie teneinde het passeren van de leiding door het gebogen gedeelte van de boorput te vergemakkelijken; het aansluiten van het bodemuiteinde van de leiding op het 15 bepaalde uiteinde van de horizontale boorput teneinde een ringvormige fluïdumdoorlaat uitwendig van de leiding en een inwendige doorlaat binnenin de leiding te verschaffen; het in werking stellen van de borgmiddelen teneinde de stabilisator-eenheden radiaal te verschuiven voor het op de wand van de 20 boorput aangrijpen en het van de wand af bewegen van de zeefelementen; en het plaatsen van het pakkerorgaan, waardoor produktiefluïdum door elk van de buisvormige zeefelementen naar de boorputoppervlakte kan stromen.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het 25. e n m e r k, dat voorts uitwendig om de zeefelementen een grintmantel in de boorput wordt gevormd.
6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat dat bij het vormen van de leiding op de leiding grint wordt voorgevuld in tenminste één van de 30 buisvormige zeefelementen.
7. Werkwijze voor het afwerken van een boorput met een afgebogen vorm en voorzien van een toegangsgedeelte dat in verbinding staat met een gebogen gedeelte dat benedenwaarts in het boorgat verloopt vanaf het toegangsgedeelte en 35 dat in verbinding staat met een eindgedeelte dat een produk-tieformatie kan doorsnijden, welke werkwijze is gekenmerkt door het neerlaten van een buitenste leiding in de boorput; het perforeren van de buitenste leiding aangrenzend aan de produktieformatie; het aan de boorputoppervlakte 89 00746 - 37 - * samenvoegen van een binnenste leiding die is gedimensioneerd voor de concentrische plaatsing binnenin de buitenste leiding, waarbij de binnenste leiding is voorzien van een aantal buisvormige zeefelementen en een boorputisolatiemiddel dat in 5 de binnenste leiding is aangesloten; terwijl één van de binnenste en buitenste leidingen buisvormige stabilisatorhuizen draagt, die elk zijn voorzien van stabilisatormiddelen die van de andere van de leidingen af en daar naar toe beweegbaar is en aanvankelijk door borgmiddelen worden vastgehouden in 10 een stand op een afstand van de andere van de leidingen; het neerlaten van de binnenste leiding in de buitenste leiding en het manipuleren van de binnenste leiding teneinde het passeren van de binnenste leiding door het gebogen gedeelte van de boorput te vergemakkelijken; het in werking stellen van de 15 boorputisolatiemiddelen voor het plaatsen van de boorput-isolatiemiddelen op een voorafbepaalde plaats in de boorput; en het in werking stellen van de borgmiddelen teneinde de stabilisatoreenheden radiaal vanaf de ene leiding naar de andere leiding te bewegen teneinde de buisvormige zeefelemen-20 ten in een concentrische relatie in het eindegedeelte van de buitenste leiding te plaatsen, waardoor produktiefluïda door elk van de buisvormige zeefelementen naar de boorputopper-vlakte kunnen stromen.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het 25 kenmerk, dat voorts uitwendig om de zeefelementen een grintmantel in de boorput wordt gevormd.
9. Werkwijze volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat bij het samenvoegen van de binnenste leiding binnen tenminste één van het aantal buisvormige 30 zeefelementen een grintmantel wordt voorgevuld.
10. Werkwijze voor het afwerken van een boorput met een afgebogen vorm en voorzien van een eerste althans ongeveer vertikaal toegangsgedeelte dat in verbinding staat met een gebogen gedeelte dat benedenwaarts in de boorput vanaf 35 het vertikale toegangsgedeelte verloopt en in verbinding staat met een in hoofdzaak lineair, een produktieformatie doorsnijdend gedeelte, welke werkwijze is gekenmerkt door het telescopisch plaatsen van binnenste en buitenste leidingen in de boorput, waarvan de buitenste lei- 8900740. , - 38 - ding aangrenzend aan de produktieformatie geperforeerd is en waarvan de binnenste leiding een aantal buisvormige zeefele-menten draagt, terwijl één van de binnenste en buitenste leidingen buisvormige stabilisatorhuizen draagt, waarbij elk 5 stabilisatorhuis is voorzien van over de omtrek verdeelde stabilisatorelementen die radiaal beweegbaar zijn in de richting van de andere van de binnenste en buitenste leidingen en aanvankelijk in een radiaal ingetrokken stand worden vastgehouden door borgmiddelen; het aansluiten van een boor-10 putisolatiemiddel in de binnenste leiding; het manipuleren van de binnenste leiding voor het vergemakkelijken van de passage van de binnenste leiding door een gebogen gedeelte van de boorput voor het plaatsen van de zeef elementen aangrenzend aan de perforaties van de buitenste leiding? het in 15 werking stellen van het boorputisolatiemiddel teneinde het boorputisolatiemiddel op een voorafbepaalde plaats in de boorput te stellen? en het in werking stellen van de borgmiddelen teneinde de stabilisatoreenheden radiaal te verschuiven vanaf de ene leiding naar de andere leiding voor 20 het centreren van de buisvormige zeefelementen in het in hoofdzaak lineaire gedeelte van de boorput; waardoor produk-tiefluida door elk van de buisvormige zeefelementen naar de boorputoppervlakte kunnen stromen.
11* Werkwijze volgens conclusie 10, met het 25 kenmerk, dat voorts uitwendig om de zeefelementen een grintmantel in de boorput wordt gevormd.
12. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat bij het plaatsen van de leidingen een voorgevulde grintmantel in tenminste één van de buisvor- 30 mige zeefelementen op de binnenste leiding wordt meegedragen.
13. Werkwijze voor het afwerken van een afgebogen ondergrondse boorput met een niet-vertikaal boorgatgedeelte dat een produktieformatie doorsnijdt, welke werkwijze is gekenmerkt door het insteken van een aantal onder- 35 ling door buisvormige stabilisatorhuizen verbonden buisvormige zeefelementen in het niet-vertikale boorgatgedeelte, waarbij elk stabilisatorhuis een aantal over de omtrek verdeelde, radiaal verschuifbare stabilisatorelementen draagt? het borgen van de stabilisatorelementen in een radiaal inge- 6900740. - 39 - Μ trokken stand tijdens het neerlaten; en het vrijgeven van de borging van de stabilisatorelementen en het radiaal buitenwaarts verschuiven van de stabilisatorelementen teneinde op de boorput aan te grijpen wanneer de buisvormige zeefelemen-5 ten in de produktieformatie zijn geplaatst.
14. Werkwijze voor het afwerken van een af gebogen ondergrondse boorput met een in hoofdzaak vertikaal toegangs-gedeelte en een niet-vertikaal boorgatgedeelte dat een produktieformatie doorsnijdt, welke werkwijze is geken- 10. e r k t door het insteken van een aantal onderling door buisvormige stabilisatorhuizen verbonden buisvormige zeefele-menten in het niet-vertikale boorgatgedeelte door een rota-tiebeweging en een axiale beweging; waarbij elk stabilisator-huis een aantal over de omtrek verdeelde, radiaal verschuif-15 bare stabilisatorelementen draagt; het borgen van de stabilisatorelementen in een radiaal ingetrokken stand tijdens het neerlaten; en het vrijgeven van de borging van de stabilisatorelementen en het radiaal buitenwaarts verschuiven van de stabilisatorelementen teneinde op de boorput aan te grijpen 20 wanneer de buisvormige zeefelementen in de produktieformatie zijn geplaatst.
15. Werkwijze volgens conlusie 13 of 14, met het kenmerk, dat voorts uitwendig om de zeefelemen-ten een grintmantel in de boorput wordt gevormd.
16. Werkwijze volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat een voorgevuld grintmedium aangrenzend aan tenminste één van de buisvormige zeefelementen wordt aangebracht voorafgaande aan het inbrengen in de boorput.
17. Werkwijze voor het maken van een grintmantel in een in hoofdzaak horizontale, ondergrondse boorput die een produktieformatie doorsnijdt en die met de oppervlakte is verbonden door gebogen boorgat dat in verbinding staat met een in hoofdzaak vertikaal boorgat, welke werkwijze de stap-35 pen omvat van het aan de boorputoppervlakte samenvoegen en achtereenvolgens in de vertikale boring van de boorput insteken van een aantal in serie verbonden grintvulsecties, waarvan de totale lengte althans ongeveer overeenkomt met de lengte van de horizontale de produktieformatie doorsnijdende $900740. ! - 40 - boorput; waarbij elke grintvulsectie in bovenwaartse volgorde gezien is voorzien van een buisvormig zeefelement, een buisvormige afsluitereenheid die de fluidumstroom vanaf de boring van de eenheid naar het uitwendige van de eenheid regelt en 5 een pakker met een boring die in verbinding staat met de boring van de buisvormige afsluitereenheid? het insteken van de in serie verbonden grintvulsecties in de horizontale boorput; het stellen van de pakkers; en het achtereenvolgens plaatsen van een overgangselement in de boring van de pakkers, waarbij 10 wordt begonnen met de onderste pakker, teneinde achtereenvolgens vanaf de boorputoppervlakte toegevoerd grintmeedragend fluïdum via elke afsluitereenheid tevoren naar de ringvormige ruimte van de boorput die het betreffende buisvormige zeef-element omgeeft.
18. Werkwij ze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat voorts uitwendig om de zeefelementen een grintmantel in de boorput wordt gevormd.
19. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, me t het kenmerk, dat bij het samenvoegen van de grint- 20 vulsecties een voorgevulde grintmantel in tenminste één van de buisvormige zeefelementen wordt aangebracht.
20. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de bovenwaartse beweging van het overgangselement van één van de grintvulsecties naar de eerstvol- 25 gend bovenwaarts aangrenzende grintvulsectie het sluiten van de afsluitereenheid van de ene grintvulsectie bewerkstelligt.
21. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de in serie verbonden grintvulsecties zijn opgehangen aan een buisvormige kolom en door de gebogen 30 boorput worden gestoken door een gecombineerde roterende en axiale beweging van de buisvormige kolom.
22. Werkwijze volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat het overgangselement is opgehangen aan een buisvormige bedieningskolom en door de boring van de 35 buisvormige kolom en de grintvulsecties wordt gestoken door een axiale en roterende beweging van de buisvormige bedieningskolom na het plaatsen van de pakkers.
23. Werkwijze volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat elke grintvulsectie is voorzien van een 8900740. - 41 - * in serie verbonden buisvormig stabilisatorhuis dat door fluïdumdruk bedienbare radiaal uitzetbare stabilisatorelemen-ten omvat, en welke werkwijze voorts de stap omvat van het blootstellen van de stabilisatorhuizen aan fluïdumdruk ten-5 einde de stabilisatorelementen in aanraking met de boring van de horizontale boorput uit te zetten voorafgaande aan het toevoeren van het grintvulfluïdum aan de onderste grintvul-sectie.
24. Werkwijze voor het inbrengen en plaatsen van 10 een gereedschapskolom voor het maken van een grintmantel in een afgebogen ondergrondse boorput met een niet-vertikaal boorgatgedeelte dat een produktieformatie doorsnijdt, welke gereedschapskolom voor het maken van een grintmantel vanaf de onderzijde is voorzien van een aantal onderling door buisvor-15 mige stabilisatorhuizen verbonden buisvormige zeefelementen, welke stabilisatorhuizen elk radiaal uitzetbare stabilisatorelementen omvatten, en een overgangselement dat de bovenste buisvormige zeef verbindt met een pakker met bovenwaarts gekeerde linkse schroefdraad, welke werkwijze is geken-20 m e r k t door het inbrengen van een rotatie verhinderend buisvormige element tussen de linkse schroefdraad en een buisvormige bedieningskolom; het inbrengen van de buisvormige kolom in de boorput door een beweging van de buisvormige bedieningskolom teneinde de gehele gereedschapskolom door het 25 afgebogen gedeelte van de boorput voort te bewegen voor het plaatsen van de buisvormige zeefelementen in de produktieformatie; het stellen van de pakker in de boorput; en het radiaal uitzetten van de stabilisatorelementen van elk stabilisatorhuis teneinde op de boorput aan te grijpen en de buis-30 vormige zeefelementen in het midden van de boorput te plaatsen.
25. Werkwijze voor het inbrengen en plaatsen van een gereedschapskolom voor het maken van een grintmantel in een afgebogen ondergrondse boorput met een niet-vertikaal 35 boorgatgedeelte dat de produktieformatie doorsnijdt, welke gereedschapskolom voor het maken van een grintmantel vanaf de onderzijde gezien is voorzien van een aantal onderling door buisvormige stabilisatorhuizen verbonden buisvormige zeefelementen, waarbij elk stabilisatorhuis radiaal uitzetbare sta- &S00740. - 42:- bilisatorelementen omvat, en een overgangselement dat de bovenste buisvormige zeef verbindt met een pakker met bovenwaarts gekeerde linkse schroefdraad, welke werkwijze is g e-kenmerkt door het insteken van een rotatieverhinde-5 rend buisvormig element tussen de linkse schroefdraad en een buisvormige bedieningskolom; het inbrengen van de gereed-schapskolom in de boorput door een gecombineerde axiale en rechtsom uitgevoerde roterende beweging van de buisvormige bedieningskolom teneinde de gehele gereedschapskolom roterend 10 voort te bewegen door het afgebogen gedeelte van de boorput teneinde de buisvormige zeefelementen in de produktieformatie te plaatsen; het stellen van de pakker in de boorput; en het radiaal uitzetten van de stabilisatorelementen in elk stabi-lisatorhuis teneinde aan te grijpen op de boorput en de buis-15 vormige zeefelementen middenin de boorput te plaatsen.
26. Werkwijze volgens conclusie 24 of 25, met het kenmerk, dat deze voorts de stappen omvat van het toevoeren van fluïdumdruk aan het rotatie verhinderende element teneinde een rechtsom uitgevoerde rotatie van de 20 buisvormige bedieningskolom mogelijk te maken, waardoor de buisvormige kolom ten opzichte van de geplaatste pakker axiaal wordt verschoven voor het openen van een overgangs-doorlaat door het overgangselement; en het toevoeren van grintvulfluïdum door de buisvormige bedieningskolom teneinde 25 buitenwaarts door het overgangselement te stromen en de buisvormige zeefelementen te omgeven.
27. Inrichting voor het maken van een grintmantel in een afgebogen ondergrondse boorput met een in hoofdzaak vertikaal toegangsgedeelte, een een produktieformatie door- 30 snijdend niet-vertikaal gedeelte en een gebogen gedeelte dat het toegangsgedeelte en het niet-vertikale produktiegedeelte onderling verbindt, gekenmerkt door een aantal buisvormige zeefelementen die met behulp van schroefdraad onderling zijn verbonden door buisvormige stabilisatorhuizen, waarbij elk 35 van de stabilisatorhuizen is voorzien van over de omtrek verdeelde, radiaal uitzetbare stabilisatorelementen die zich tijdens het neerlaten in een radiaal ingetrokken stand bevinden; fluïdumdrukmiddelen voor het radiaal uitzetten van de stabilisatorelementen in aangrijping met de boorput na het 8900740; - 43 - neerlaten; een door fluïdumdruk plaatsbare pakker die is verbonden met het bovenste van de buisvormige zeefelementen; een met de door fluïdumdruk plaatsbare pakker verbonden over-gangselement, waarbij de door fluïdumdruk plaatsbare pakker 5 is voorzien van middelen voor het plaatsen van de pakker in reactie op een eerste door de buisvormige bedieningskolom toegevoerde fluïdumdruk, terwijl het overgangselement is voorzien van middelen voor het verschaffen van een fluïdum-verbinding tussen de boring van de buisvormige kolom en de 10 ringvormige doorlaat onder de door fluïdumdruk plaatsbare pakker, waardoor grintvulfluïdum via de buisvormige kolom kan worden toegevoerd aan de ringvormige doorlaat om de buisvormige zeefelementen.
28. Inrichting volgens conclusie 27, met het 15 k e n m e r k, dat tenminste één van het aantal buisvormige zeefelementen is voorzien van een voorgevulde grintmantel.
29. Inrichting voor het maken van een grintmantel in een afgebogen ondergrondse boorput met een in hoofdzaak vertikaal toegangsgedeelte, een niet-vertikaal een produktie- 20 formatie doorsnijdend gedeelte en een gebogen gedeelte dat het toegangsgedeelte en het niet-vertikale produktiegedeelte onderling verbindt, gekenmerkt door een aantal buisvormige zeefelementen die met behulp van schroefdraad onderling zijn verbonden door buisvormige stabilisatorhuizen, waarbij elk 25 stabilisatorhuis over de omtrek verdeelde, radiaal uitzetbare stabilisatorelementen draagt; een door fluïdumdruk plaatsbare pakker die is verbonden met het bovenste van de buisvormige zeefelementen met bovenwaarts gekeerde linkse schroefdraad; een met de door fluïdumdruk plaatsbare pakker verbonden over-30 gangselement; een buisvormig anti-rotatie-element dat aan-sluitbaar is tussen het bodemuiteinde van een buisvormige kolom en beide linkse schroefdraden van de door fluïdumdruk bediende pakker en het overgangselement, waardoor een in de richting van de wijzers uitgevoerde rotatie van de buisvor-35 mige kolom tijdens het neerlaten van het beschreven gereedschap geen ontkoppeling van de door fluïdumdruk bediende pakker van de buisvormige kolom zal bewerkstelligen, waarbij de door fluïdumdruk plaatsbare pakker is voorzien van middelen voor het plaatsen van de pakker in reactie op een eerste 69 00 74 0. - 44 - fluïdumdruk die wordt verschaft via de buisvormige kolom/ terwijl het buisvormige anti-rotatie-element is voorzien van middelen die kunnen reageren op een tweede door de ringvormige ruimte van de boorput toegevoerde fluïdumdruk voor het 5 vrijmaken van het buisvormige anti-rotatie-element van de linkse schroefdraad van de pakker teneinde een beweging van de buisvormige kolom en het overgangselement ten opzichte van de geplaatste door fluïdumdruk plaatsbare pakker mogelijk te maken/ terwijl het overgangselement is voorzien van middelen 10 voor het verschaffen van een fluïdumverbinding tussen de boring van de buisvormige zeefelementen en de ringvormige ruimte van de boorput boven de door fluïdumdruk plaatsbare pakker wanneer dit bovenwaarts wordt bewogen, waardoor grint-vulfluïdum via de buisvormige kolom kan worden toegevoerd aan 15 de ringvormige doorlaat om de buisvormige elementen en naar de oppervlakte kan worden teruggevoerd via de ringvormige ruimte van de boorput.
30. Stabilisatorgereedschap voor aanbrenging in een gereedschapskolom voor een boorput, gekenmerkt door een buis-20 vormig huis dat met behulp van schroefdraad in een gereedschapskolom voor een boorput kan worden aangesloten; een aantal stabilisatorelementen die op het buisvormige huis zijn aangebracht in een over de omtrek verdeelde relatie en die radiaal verschuifbaar zijn ten opzichte van het buisvormige 25 huis tussen een radiaal ingetrokken, niet uitstekende stand en een radiaal uitgezette uitstekende stand teneinde op de boorput aan te grijpen; een aan de stabilisatoren bevestigd zuigerorgaan met tegenovergestelde eindoppervlakken met ongelijke oppervlakte; een met het zuigerorgaan samenwerkend 30 cilinderorgaan in het huis; middelen voor het blootstellen van beide tegenovergestelde eindoppervlakken aan voorafbepaalde fluïdumdrukken tijdens het inbrengen van de gereedschapskolom in de boorput; middelen voor het borgen van de zuigers in een stand die overeenkomt met de radiaal ingetrok-35 ken stand van de stabilisatoren; en middelen voor het aanbrengen van de hydrostatische boorputdruk na het inbrengen van de gereedschapskolom op een gewenste plaats in de boorput, waardoor de zuigers de stabilisatorelementen naar de radiaal uitgezette stand in ingrijping met de boorput ver- 89 00740. - 45 - schuiven.
31. Werkwijze voor het afwerken van een afgebogen ondergrondse boorput met een in hoofdzaak vertikaal toegangs-gedeelte en een niet-vertikaal boorgatgedeelte dat een pro-5 duktieformatie doorsnijdt, welke werkwijze is gekenmerkt door het inbrengen van een aantal door buisvormige stabilisatorhuizen onderling verbonden buisvormige zeefele-menten in het niet-vertikale boorputgedeelte, waarbij elk stabilisatorhuis een aantal over de omtrek verdeelde radiaal 10 verschuifbare stabilisatorelementen draagt; het plaatsen van de stabilisatorelementen in een radiaal ingetrokken stand tijdens het neerlaten, welke stabilisatorelementen beweegbaar zijn van de teruggetrokken stand naar een radiaal buitenwaarts bewogen stand voor het aangrijpen op de boorput wan-15 neer de buisvormige zeefelementen op hun plaats in de produk-treformatie zijn aangebracht. 8800740.
NL8900740A 1988-03-23 1989-03-23 Werkwijze en inrichting voor het afwerken van een niet-vertikaal gedeelte van een ondergrondse boorput. NL8900740A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US17202588 1988-03-23
US07/172,025 US4856591A (en) 1988-03-23 1988-03-23 Method and apparatus for completing a non-vertical portion of a subterranean well bore

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8900740A true NL8900740A (nl) 1989-10-16

Family

ID=22626060

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8900740A NL8900740A (nl) 1988-03-23 1989-03-23 Werkwijze en inrichting voor het afwerken van een niet-vertikaal gedeelte van een ondergrondse boorput.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US4856591A (nl)
BR (1) BR8901207A (nl)
FR (1) FR2630158A1 (nl)
GB (1) GB2216578B (nl)
IT (1) IT1231346B (nl)
MY (1) MY105156A (nl)
NL (1) NL8900740A (nl)
NO (1) NO891159L (nl)

Families Citing this family (51)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5174375A (en) * 1989-10-10 1992-12-29 Union Oil Company Of California Hydraulic release system
US5170847A (en) * 1989-10-10 1992-12-15 Union Oil Company Of California Hydraulic release oil tool
US5086843A (en) * 1990-09-27 1992-02-11 Union Oil Company Of California Oil tool release joint
US5004049A (en) * 1990-01-25 1991-04-02 Otis Engineering Corporation Low profile dual screen prepack
US4995456A (en) * 1990-05-04 1991-02-26 Atlantic Richfield Company Gravel pack well completions
US5040601A (en) * 1990-06-21 1991-08-20 Baker Hughes Incorporated Horizontal well bore system
US5113941A (en) * 1990-11-07 1992-05-19 Baker Hughes Incorporated Surface sand detection monitoring device and method
FR2676664B1 (fr) * 1991-05-22 1995-01-27 Vaillant Materiels Vincent Dispositif autorisant le controle et l'action d'effets vibratoires sur des machines destinees notamment a la fabrication de produits destines a etre vibres et compactes.
US5346016A (en) * 1991-09-16 1994-09-13 Conoco Inc. Apparatus and method for centralizing pipe in a wellbore
US5279362A (en) * 1992-04-28 1994-01-18 Pool James R Well screen and completion device having an attached gravel pack
US5377750A (en) * 1992-07-29 1995-01-03 Halliburton Company Sand screen completion
US5332038A (en) * 1992-08-06 1994-07-26 Baker Hughes Incorporated Gravel packing system
US5335727A (en) * 1992-11-04 1994-08-09 Atlantic Richfield Company Fluid loss control system for gravel pack assembly
US5339895A (en) * 1993-03-22 1994-08-23 Halliburton Company Sintered spherical plastic bead prepack screen aggregate
US5360069A (en) * 1993-03-30 1994-11-01 Baker Hughes Incorporated Failsafe liner installation assembly and method
US5617919A (en) * 1994-06-23 1997-04-08 Saucier; Randolph J. Gravel-packing apparatus and method
US5443121A (en) * 1994-06-23 1995-08-22 Saucier; Randolph J. Gravel-packing apparatus & method
US5579840A (en) * 1994-10-05 1996-12-03 Dresser Industries, Inc. Packer running and setting tool
US5598890A (en) * 1995-10-23 1997-02-04 Baker Hughes Inc. Completion assembly
US5810084A (en) * 1996-02-22 1998-09-22 Halliburton Energy Services, Inc. Gravel pack apparatus
US6003607A (en) * 1996-09-12 1999-12-21 Halliburton Energy Services, Inc. Wellbore equipment positioning apparatus and associated methods of completing wells
US6152218A (en) * 1998-10-19 2000-11-28 Texaco Inc. Apparatus for reducing the production of particulate material in a subterranean well
US6644406B1 (en) 2000-07-31 2003-11-11 Mobil Oil Corporation Fracturing different levels within a completion interval of a well
US6488082B2 (en) * 2001-01-23 2002-12-03 Halliburton Energy Services, Inc. Remotely operated multi-zone packing system
US6588506B2 (en) 2001-05-25 2003-07-08 Exxonmobil Corporation Method and apparatus for gravel packing a well
GB0309038D0 (en) * 2003-04-22 2003-05-28 Specialised Petroleum Serv Ltd Downhole tool
US7225870B2 (en) * 2003-05-01 2007-06-05 Weatherford/Lamb, Inc. Hydraulic tools for setting liner top packers and method for cementing liners
US7128160B2 (en) * 2003-05-21 2006-10-31 Schlumberger Technology Corporation Method and apparatus to selectively reduce wellbore pressure during pumping operations
US7367395B2 (en) * 2004-09-22 2008-05-06 Halliburton Energy Services, Inc. Sand control completion having smart well capability and method for use of same
US8511380B2 (en) * 2007-10-10 2013-08-20 Schlumberger Technology Corporation Multi-zone gravel pack system with pipe coupling and integrated valve
US8261761B2 (en) 2009-05-07 2012-09-11 Baker Hughes Incorporated Selectively movable seat arrangement and method
US20100294515A1 (en) * 2009-05-22 2010-11-25 Baker Hughes Incorporated Selective plug and method
US20100294514A1 (en) * 2009-05-22 2010-11-25 Baker Hughes Incorporated Selective plug and method
US8272445B2 (en) * 2009-07-15 2012-09-25 Baker Hughes Incorporated Tubular valve system and method
US8251154B2 (en) * 2009-08-04 2012-08-28 Baker Hughes Incorporated Tubular system with selectively engagable sleeves and method
US8397823B2 (en) * 2009-08-10 2013-03-19 Baker Hughes Incorporated Tubular actuator, system and method
US8291988B2 (en) * 2009-08-10 2012-10-23 Baker Hughes Incorporated Tubular actuator, system and method
US8291980B2 (en) * 2009-08-13 2012-10-23 Baker Hughes Incorporated Tubular valving system and method
US8479823B2 (en) * 2009-09-22 2013-07-09 Baker Hughes Incorporated Plug counter and method
US8316951B2 (en) * 2009-09-25 2012-11-27 Baker Hughes Incorporated Tubular actuator and method
US8418769B2 (en) * 2009-09-25 2013-04-16 Baker Hughes Incorporated Tubular actuator and method
US8408290B2 (en) * 2009-10-05 2013-04-02 Halliburton Energy Services, Inc. Interchangeable drillable tool
US8646531B2 (en) * 2009-10-29 2014-02-11 Baker Hughes Incorporated Tubular actuator, system and method
US20110187062A1 (en) * 2010-01-29 2011-08-04 Baker Hughes Incorporated Collet system
US9279311B2 (en) * 2010-03-23 2016-03-08 Baker Hughes Incorporation System, assembly and method for port control
US8789600B2 (en) 2010-08-24 2014-07-29 Baker Hughes Incorporated Fracing system and method
US8662162B2 (en) 2011-02-03 2014-03-04 Baker Hughes Incorporated Segmented collapsible ball seat allowing ball recovery
SG11201406387XA (en) * 2012-04-09 2014-11-27 Halliburton Energy Services Inc Pressure activated contingency release system and method
US20140110130A1 (en) * 2012-10-24 2014-04-24 Weatherford/Lamb, Inc. Anchor Latch on Off For Sucker Rods
CN103375150B (zh) * 2013-08-08 2015-09-02 中国石油集团渤海钻探工程有限公司 水平井砾石充填工具
CN114961690B (zh) * 2022-04-21 2023-08-15 宜宾学院 一种双层管式串联螺旋水合物原位分离除砂装置

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2743781A (en) * 1952-08-25 1956-05-01 Guiberson Corp Hydraulic anchor tool
US3136364A (en) * 1961-03-30 1964-06-09 Baker Oil Tools Inc Hydraulically set well packer
US3321016A (en) * 1964-10-07 1967-05-23 Schlumberger Technology Corp Well tool retrieving apparatus
US3552718A (en) * 1968-03-01 1971-01-05 Otis Eng Co Sliding sleeve valve and operator therefor
US3548935A (en) * 1968-10-10 1970-12-22 Acie Darrel Harkins Apparatus for development and completion of wells
US3528500A (en) * 1969-02-24 1970-09-15 Joe R Brown Tubing anchor
US3987854A (en) * 1972-02-17 1976-10-26 Baker Oil Tools, Inc. Gravel packing apparatus and method
US3952804A (en) * 1975-01-02 1976-04-27 Dresser Industries, Inc. Sand control for treating wells with ultra high-pressure zones
US4401158A (en) * 1980-07-21 1983-08-30 Baker International Corporation One trip multi-zone gravel packing apparatus
US4553595A (en) * 1984-06-01 1985-11-19 Texaco Inc. Method for forming a gravel packed horizontal well
US4745982A (en) * 1986-11-28 1988-05-24 Wenzel Kenneth H Adjustable bent sub

Also Published As

Publication number Publication date
GB8906154D0 (en) 1989-05-04
GB2216578A (en) 1989-10-11
NO891159D0 (no) 1989-03-16
FR2630158A1 (fr) 1989-10-20
NO891159L (no) 1989-09-25
MY105156A (en) 1994-08-30
BR8901207A (pt) 1989-10-31
US4856591A (en) 1989-08-15
IT8947775A0 (it) 1989-03-23
IT1231346B (it) 1991-12-02
GB2216578B (en) 1992-03-25

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8900740A (nl) Werkwijze en inrichting voor het afwerken van een niet-vertikaal gedeelte van een ondergrondse boorput.
US4915172A (en) Method for completing a non-vertical portion of a subterranean well bore
US4858691A (en) Gravel packing apparatus and method
US5975205A (en) Gravel pack apparatus and method
US6382319B1 (en) Method and apparatus for open hole gravel packing
US6098713A (en) Methods of completing wells utilizing wellbore equipment positioning apparatus
US6220357B1 (en) Downhole flow control tool
US6789623B2 (en) Method and apparatus for open hole gravel packing
AU2002339538B2 (en) Adjustable well screen assembly
US5921318A (en) Method and apparatus for treating multiple production zones
AU711262B2 (en) Bidirectional disappearing plug
US5931229A (en) Through tubing gravel pack system and method of gravel packing
US4898239A (en) Retrievable bridge plug
US5947204A (en) Production fluid control device and method for oil and/or gas wells
CA2445870C (en) Automatic tubing filler
AU2002339538A1 (en) Adjustable well screen assembly
OA12723A (en) Well communication system.
AU2005248348B2 (en) Hydraulically set concentric packer with multiple umbilical bypass through the piston
US7114558B2 (en) Filtered actuator port for hydraulically actuated downhole tools
US4424864A (en) Isolation plug
GB2213181A (en) Shifting tool for subsurface safety valve
US5101906A (en) Horizontal drilling or completion method
NL8900739A (nl) Werkwijze en inrichting voor het maken van een grintmantel.
CA2206170A1 (en) Up-to-set-lock mandrel with no-go key structure and method of operation thereof
CA2617072C (en) Subterranean wellbore apparatus

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed