NL8800592A - Contactonderdeel. - Google Patents

Description

Lx 88 5035 Mm/Tg >T'

Contactonderdeel.

De uitvinding heeft betrekking op een contactonder-deel, bestemd om losneembaar op een leidingkoker met in hoofdzaak U-vormige doorsnede te worden aangebracht, welke koker is voorzien van op de binnenwanden daarvan aangebrachte door-5 lopende blanke geleiders, die van een isolerende afscherming met een langsgleuf zijn voorzien, waarbij contactpennen van het contactonderdeel na het op de koker plaatsen van dit onderdeel door een overeenkomstige langsgleuf van deze afscherming kunnen worden gestoken om onder veerspanning met de desbetref-10 fende geleider in aanraking te worden gebracht, waarbij tenminste de aardgeleider zich op de bodem van de koker bevindt, welk contactonderdeel voorts is voorzien van zijdelings uitstekende grendelklauwen, die bij plaatsing op de koker door een draaibeweging achter de opening van de koker begrenzende 15 inspringende randen grijpen om dit onderdeel op de koker te vergrendelen. Een leidingkoker van de voornoemde soort is bijvoorbeeld bekend uit NL-C 170 787. Dergelijke leidingkokers vinden steeds meer toepassing, in het bijzonder in kantoor-en bedrijfsruimten, welke kokers toelaten in willekeurige pun-20 ten aansluitingen te maken voor verlichtingstoestellen of dergelijke. De voor het aftakken dienende hulpstukken omvatten daarbij een op een koker te plaatsen huis, dat op de open zijde van een koker komt te rusten, en van zijstukken is voorzien, die tegen de zijwanden van de koker aanliggen, terwijl een 25 van klauwen voorzien draaibaar lichaam in de kokerruimte kan worden gestoken, welk lichaam van een uitstekende bedienings-kruk is voorzien, waarmede dit lichaam kan worden gedraaid om de klauwen met de kokerranden in aangrijping te brengen. Daarbij worden tevens de stroomcontactveren zodanig gedraaid, dat 30 deze met in de zijwand van de koker aangebrachte geleiders in aanraking worden gebracht.

Een dergelijk hulpstuk zou op zichzelf van een enkel-of meervoudige contactdoos of dergelijke kunnen worden voorzien, teneinde met behulp van een van een contactstop voorzien 35 snoer een aftakking te maken. Daardoor wordt echter het geheel tamelijk hoog, hetgeen bij in het zicht liggende kokers ont- •8800592 -2- Μ sierend is, terwijl ook de vervaardiging ingewikkeld en dus betrekkelijk kostbaar wordt, daar draadverbindingen tussen het hulpstuk en de contactbussen van de contactdoos moeten worden gemaakt.

5 De uitvinding beoogt een contactonderdeel voor ge bruik bij een dergelijke koker te verschaffen, dat zeer eenvoudig van opbouw is, dat vlak op de koker aansluit, en dat met behulp van eenheidsonderdelen op eenvoudige en goedkope wijze aan verschillende omstandigheden kan worden aangepast.

10 Daartoe heeft het contactonderdeel volgens de uit vinding als kenmerk, dat het contactonderdeel een bodemplaat omvat, die breder is dan de kokeropening, en die aan de onderzijde van een vast aangevormd klauwlichaam is voorzien, waarvan de grendel klauwen dwars op de langsas van de plaat zijn 15 gericht, zodanig, dat na het insteken in de koker door draaiing van de bodemplaat, totdat de langsas daarvan althans in hoofdzaak evenwijdig aan de kokeras is gelegen, de klauwen met de kokerrand in aangrijping zijn, welk klauwlichaam van contact-pennen is voorzien, die na het insteken met de stroomgeleiders 20 van de koker in aangrijping kunnen komen, welk lichaam voorts een doorgaande opening bezit, waardoorheen een aardingspen is of kan worden gestoken, teneinde met de aardingsgeleider in aanraking te worden gebracht, dat deze bodemplaat is voorzien van tenminste met de stroomcontactveren verbonden contactbus-25 sen of -veren, en dat het contactonderdeel een losse kap omvat, die na het op de koker vergrendelen van de bodemplaat op deze bodemplaat kan worden vastgemaakt, waarbij de randgedeelten van deze kap met randgedeelten van de koker in aangrijping komen om het samenstel tegen draaiing te borgen en aldus de 30 vergrendeling te voltooien, waarbij in de kap aangebrachte of daarmede samenwerkende contact- of schakelmiddelen bij het plaatsen van de kap met de contactbussen of -veren van de bodemplaat in contact worden gebracht.

De bodemplaat van dit contactonderdeel, die een zeer 35 geringe hoogte heeft, wordt voor alle toepassingen gebruikt, waarbij alleen de kap aan de verschil1ende gebruiksmogelijkheden moet worden aangepast, zoals bijvoorbeeld een contactdoos zonder of met aardverbinding, een schakelonderdeel of dergelijke. Het aanbrengen van deze bodemplaat op een koker geschiedt . 880 0592.

£ -3-.

op zeer eenvoudige wijze, waarbij geen bedieningskruk aanwezig is, terwijl de uiteindelijke borging tegen draaiing door de kap wordt verzorgd.

Dit contactonderdeel is daarbij niet uitsluitend 5 bestemd voor de in NL-C 170 787 beschreven koker, doch kan bij anders uitgevoerde kokers worden toegepast, mits de contact-veren daarvan aan de ligging van de geleiders van een dergelijke koker zijn aangepast.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden 10 toegelicht aan de hand van een tekening; hierin toont: fig. 1 een doorsnede door een bekende leidingkoker met een daarin aangebracht contactonderdeel volgens de uitvinding met een gescheiden daarvan afgebeelde kap; fig. 2 een doorsnede volgens de lijn II -II van 15 fig. 1; en fig. 3 een bovenaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van de bodemplaat van fig. 1; en

Het in de tekening afgebeelde contactonderdeel omvat een bodemplaat 1 en een kap 2. De bodemplaat 1 is bestemd om 20 op een leidingkoker 3 te worden vastgezet. De afgebeelde leidingkoker is in het afgebeelde geval de leidingkoker volgens NL-C 170 787, doch de uitvinding is niet tot toepassing bij een dergelijke koker beperkt.

De bodemplaat 1 is in het midden van een uitstekend 25 aangevormd klauwlichaam 4 voorzien, dat een kern 5, een klauw-rand 6 en een uitsteeksel 7 omvat. De klauwrand 6 is in de breedterichting, zoals afgebeeld in fig. 1, breder dan in de lengterichting, zoals afgebeeld in fig. 2. De kern 5 is in hoofdzaak rond, terwijl het uitsteeksel 7 in de dwarsrichting 30 volgens fig. 1 een kleinere dikte heeft dan in de langsrichting volgens fig. 2.

Aan de bovenzijde is de bodemplaat van rondgaande ópstaande wanden 8 voorzien, die een doosvormige ruimte begrenzen, waarop een deksel 9 is vastgemaakt. .

35 Zoals uit fig. 1 blijkt, dient de bodemplaat 1 op de koker 3 te worden vastgemaakt. Daartoe wordt de bodemplaat met de langsrichting dwars op de langsrichting van de koker 3 geplaatst, en wordt het klauwlichaam 4 in de koker 3 gestoken.

Deze koker 3 bezit naar binnen gekeerde langsranden 10, die de .8800532 Λ - 4 - opening daarvan begrenzen, waarbij de vrije ruimte tussen deze randen 10 kleiner is dan de grootste breedte van de klauwrand 6. Wanneer dan de bodemplaat 1 wordt gedraaid, grijpt het breedste gedeelte van de klauwrand 6 onder deze randen 10, 5 waardoor de bodemplaat 1 op de koker 3 wordt vastgezet.

De koker 3 bezit voorts twee zijholten 11 en een bodemholte 11', waarin holle verende geleiders 12 resp. 12' zijn geplaatst, welke holten van een toegangsgleuf 13 resp. 13' zijn voorzien. Voor verdere bijzonderheden van een dergelijke 10 koker kan naar het voornoemde NL-C worden verwezen.

Door de gedeelten 3 en 6 van het klauwlichaam 4 strekken zich twee strookvormige geleiders 14 uit, die enerzijds zijdelings van het uitsteeksel 7 zijn gelegen, en daar van een omgezet eind 14' zijn voorzien, die, wanneer de bodemplaat 1 15 op de in fig. 1 afgebeelde wijze in de werkzame stand is gedraaid, door de overeenkomstige spleet 13 naar binnen steken, en daar in aanraking komen met de achterliggende geleider 11. Anderzijds zijn deze stroken in het doosvormige gedeelte binnen de wanden 8 bij 14" omgezet, waar elke strook met een bij-20 behorend contactveerstrokenpaar 15 is verbonden, bijvoorbeeld door middel van een klinknagel verbinding 16. Steeds twee con-tactveerstroken 15 vormen een contactveer, waartoe de einden bij 17 zijn uitgebogen, en wel zodanig, dat de beide stroken ter weerszijden rond een contactpen kunnen grijpen, die door 25 een gat 18 in het deksel 9 naar binnen is gestoken. Tegenover de gaten 18 zijn op de bodemplaat 1 ringvormige uitsteeksels 19 gevormd, die als een zitting voor een dergelijke contactpen werkt.

De afgebeelde kap 2 is in hoofdzaak gelijk aan de 30 kap van een dubbele wandcontactdoos, in het beschouwde geval een randaarde-wandcontactdoos. Deze kap 2 bezit een instulping 20 voor het opnemen van een contactstop, waarbij de bodem 21 van deze instulping van gaten 22 is voorzien, die overeenkomen met de gaten 18 in het deksel 9.

35 Aan de binnenzijde van de bodem 21 is een geleidende strook 23 aangebracht, die is voorzien van twee paar aard-contactveren 24, die door sleuven 25 in de desbetreffende holten 20 naar binnen steken. In het midden is met de strook 23 een lange platte pen 26 verbonden. Deze steekt in de bevestig- .8800532 ♦ ï --5- 9 de toestand van de kap door een gat 27 in het deksel/en in een overeenkomstige gleuf 28 in het lichaam 4, welke pen zo lang is, dat deze door de spleet 13' van de bodemholte 11' van de koker 3 naar binnen steekt, en daar contact maakt met de 5 aardgeleider 13*. De strook 23 dient verder voor ondersteuning voor bevestigingsschroeven 29, die in schroefbussen 30 van de bodemplaat 1 kunnen worden geschroefd om de kap vast te zetten.

De beide eindwanden 31 van de kap 2 zijn voorzien van een uitsparing 32, waarvan de breedte gelijk is aan die 1.0 van de koker 3. In de bevestigde toestand grijpen de randen van deze uitsparing dus rond de koker 3, waardoor de bodemplaat tegen draaiing wordt geborgd.

Wanneer een gewone contactdoos zonder aardverbinding gewenst is, behoeft slechts een aangepaste kap 2 zonder de 15 contactveren 24 en zonder de pen 26 te worden gebruikt, die op dezelfde bodemplaat 1 kan worden bevestigd. Er behoeft dus slechts een bodemplaat te worden gebruikt voor de beide soorten van contactdozen.

Het is uiteraard ook mogelijk in plaats van de aard-20 contactveren 24 een aardingspen aan te brengen, zoals dit in sommige landen gebruikelijk is. 2^

Het aanbrengen van de aardcontactveren/en de contact-pen 26 op de kap is nodig, omdat de bodemplaat 1 bij het insteken moet worden gedraaid, en een platte pen, die door een 25 spleet 13' is gestoken, geen draaiing toelaat.

Het zal voorts duidelijk zijn, dat behalve contactdozen ook andere contact- of schakelonderdelen op een dergelijke bodemplaat kunnen worden aangebracht, mits deze van con-tactpennen zijn voorzien, die met de contactveereinden 17 in 30 contact kunnen worden gebracht. Het zal ook duidelijk zijn, dat een dergelijke bodemplaat ook geschikt kan worden gemaakt voor drie- of meervoudige contactdozen.

Voor leidingskokers met anders gevormde geleiders dienen uiteraard de einden 14' van de stroken 14 dienovereen-35 komstig te worden aangepast. Bij leidingkokers, waarin zich alle geleiders op de bodem bevinden, dienen de einden 14' naar beneden te zijn gericht. In dat geval moet er voor worden gezorgd, dat het gedeelte van het lichaam 4, dat deze contact-stroken 14 draagt, het draaien van de plaat 1 niet hindert.

.8800592 - 6 -

Dit kan worden verkregen door deze stroken 14 en eventueel ook de aardingspen 26 in een kern van het lichaam 4 op te nemen, die in het inwendige van dit lichaam draaibaar is, en die bijvoorbeeld door middel van een veer in een zodanige stand 5 wordt gehouden, dat bij het insteken van het lichaam 4 in een koker 3 de verschillende contactpennen in de juiste stand tegenover de bodemgeleiders zijn gelegen. Bij het draaien van de plaat 1 blijft dan de kern van het lichaam 4 staan. De verbinding met de contactveerstroken 15 kan dan bijvoorbeeld wor-10 den gevormd door op het boveneind van de draaiende kern aangebrachte contactpunten, dje pas in de gedraaide stand van de plaat 1 met deze stroken/in aanraking komen.

.8800582

Claims (6)

1. Contactonderdeel, bestemd om losneembaar op een lei-dingkoker met in hoofdzaak U-vormige doorsnede te worden aangebracht, welke koker is voorzien van op de binnenwanden daarvan aangebrachte doorlopende blanke geleiders, die van een 5 isolerende afscherming met een langsgleuf zijri voorzien, waarbij contactpennen van het contactonderdeel na het op de koker plaatsen van dit onderdeel door een overeenkomstige langsgleuf van deze afscherming kunnen worden gestoken om onder veerspan-ning met de desbetreffende geleider in aanraking te worden 10 gebracht, waarbij tenminste de aardgeleider zich op de bodem van de koker bevindt, welk contactonderdeel voorts is voorzien van zijdelings uitstekende grendelklauwen, die bij plaatsing op de koker door een draaibeweging achter de opening van de koker begrenzende inspringende randen grijpen om dit onderdeel 15 op de koker te vergrendelen, met het kenmerk, dat het contactonderdeel een bodemplaat omvat, die breder is dan de kokeropening, en die aan de onderzijde van een vast aangevormd klauwlichaam is voorzien, waarvan de grendelklauwen dwars op de langsas van de plaat zijn gericht, zodanig, dat na het 20 insteken in de koker door draaiing van de bodemplaat, totdat de langsas daarvan althans in hoofdzaak evenwijdig aan de ko-keras is gelegen, de klauwen met de kokerrand in aangrijping zijn, welk klauwlichaam van contactpennen is voorzien, die na het insteken met de stroomgeleiders van de koker in aangrij-25 ping kunnen komen, welk lichaam voorts een doorgaande opening bezit, waardoorheen een aardingspen is of kan worden gestoken, teneinde met de aardingsgeleider in aanraking te worden gebracht, dat deze bodemplaat is voorzien van tenminste met de stroomcontactveren verbonden contactbussen of -veren, en dat 30 het contactonderdeel een losse kap omvat, die na het op de koker vergrendelen van de bodemplaat op deze bodemplaat kan worden vastgemaakt, waarbij de randgedeelten van deze kap met randgedeelten van de koker in aangrijping komen om het samenstel tegen draaiing te buigen en aldus de vergrendeling te voltooien, 35 waarbij in de kap aangebrachte of daarmede samenwerkende contact- of schakelmiddelen bij het plaatsen van de kap met de contactbussen of -veren van de bodemplaat in contact worden gebracht. .8800592 A i - 8 -

2. Contactonderdeel volgens conclusie 1, m e t h e t kenmerk, dat de kap is uitgevoerd als een contactdoos, en is voorzien van doorsteekgaten voor contactpennen van een in te steken contactstop.

3. Contactonderdeel volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de kap bovendien is voorzien van aardings-veren of -pennen, die met een naar de open zijde van de kap uitstekende contactpen zijn verbonden, die bij het aanbrengen van de kap door de opening van het klauwlichaam kan worden 10 gestoken om met de aardingsgeleider van de koker in contact te worden gebracht.

4. Contactonderdeel volgens een van de conclusies 1..4, bestemd voor een koker met op de zijwanden daarvan aangebrachte stroomgeleiders, met het kenmerk, dat de stroom- 15 contactveren zijdelings uit het klauwlichaam uitsteken, en bij draaiing van de bodemplaat met de desbetreffende kokerge-leiders in contact worden gebracht.

4 - 7 -

5. Contactonderdeel volgens een van de conclusies 1..4, bestemd voor een koker met op de bodem aangebrachte stroomge- 20 leiders, met het kenmerk, dat het klauwlichaam is voorzien van een draaibare kern, waaruit de stroomcontact-veren naar buiten steken, en wel zodanig, dat bij het insteken van het klauwlichaam deze veren met de desbetreffende bodemge-leiders in contact kunnen worden gebracht.

6. Contactonderdeel volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat de draaibare kern van een terugstel veer is voorzien, die in de ontspannen toestand de kern zodanig richt, dat bij het insteken van dit lichaam in een koker de stroomcontactveren tegenover de stroomgeleiders zijn gelegen, 30 welke veer bij het draaien van de bodemplaat voor het vergrendelen daarvan wordt gespannen. .8800582