NL8702883A - Kettingenvelopconstructie. - Google Patents

Description

* N034898 1 * A.

Kettingenvelopconstructie.

De uitvinding heeft betrekking op een kettingenvelopconstructie en heeft in het bijzonder betrekking op kettingformulieren waarvan een deel van het samenstel gebieden draagt met warm!askleefstof zodat het kettingformulier kan worden gescheiden in formulierstukken, waarbij de 5 formulierstukken worden gevouwen om een paar vouwlijnen voor het vormen van een envelopconstructie waarbij de envelopconstructie wordt geleid door een warmlasmechanisme om de envelopconstructie door lassen te sluiten. Voorbeelden van dergelijke constructies zijn beschreven in de Britse octrooi schriften nrs. 1.600.806, 1.595.018, 1.594.798 en 10 1.564.423. In het bijzonder beschrijft het Britse octrooischrift nr. 1.594.798 een kettingenvelopconstructie met dwarse perforaties voor het verdelen van een constructie in envelopstukken, waarbij elk envelopstuk een paar verzwakkingslijnen bezit om de envelop in Z-vorm te kunnen vouwen. Elke envelopstuk bezit warm!askleefstof om de gevou-15 wen envelop te kunnen sluiten.

In verband met het gebruik van giroformulieren in Europa meer in het bijzonder voor toepassingen bij optische tekenherkenning (Optica!

Character Recognition (OCR) zijn er regelingen welke vereisen dat de formulieren voldoen aan stringente regels met betrekking tot strikte 20 toleranties en kwaliteitscontrole. Deze regels vereisen dat het niet is toegestaan dat de zijde van het formulier dat is bestemd om te worden geplaatst in de OCR-machine een afscheurgedeelte bezit.

In de envelopconstructie die wordt vervaardigd door twee delen van een kettingformulier door warmlasen met elkaar te verbinden, waarvan 25 een deel warm!askleefstof draagt om de twee banen aan elkaar te bevestigen bevatten dergelijke envelopconstructies aan de rand afscheurge-bieden welke randgebieden zijn gescheiden van het lijf van de envelop door lijnen van afscheurperforaties. Dientengevolge bezit, als dergelijke randgebieden worden verwijderd, het overige envelopgedeelte ge-30 kartelde randen die niet geschikt zijn om nauwkeurig te worden geplaatst bijvoorbeeld in een machine voor het optisch aflezen en herkennen van tekens. Dergelijke constructies zijn niet acceptabel voor deskundigen die gebruik maken van dergelijke constructies.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een verbeterd 35 kettingformuliersamenstel te verschaffen dat kan worden gebruikt bij een warm!asbewerking en dat toch geschikt is om als giroformulier te worden gebruikt.

2 Ί.

Verder is een doel van de onderhavige uitvinding om een ketting-formulier te verschaffen dat door een drukeenheid kan worden gevoerd om er gegevens op aan te brengen, om te worden gevoerd door een warmlasmechanisme en een vouwmechanisme om een verzendenvelop te verschaffen 5 dat accepteerbaar is voor de postautoriteiten en welke een formulier geeft dat geschikt is om te worden verwerkt door OCR-apparatuur. Volgens de onderhavige uitvinding bevat een kettingenvelopconstructie een baan die door verzwakkingslijnen is verdeeld in afzonderlijke envelop-stukken, waarbij elk envelopstuk tussenliggende verzwakkingslijnen belt) vat om de envelopstukken te vouwen in delen en rand!ijnen van in de lengterichting lopende perforaties om randde!en te kunnen afscheiden en gebieden met warml askleefstof om de gevouwen gebieden aan elkaar te bevestigen, met het kenmerk dat aan een zijde van een deel van elk envelopstuk een uitgeponst gebied is aangebracht waardoor, als een 15 envelopstuk wordt gevouwen om een paar tussenliggende verzwakkingslijnen het uitgeponste gebied ligt tussen twee randgebieden welke lijnen bevatten om de twee randgebieden aan elkaar te bevestigen door zelf-lassende kleefstof en waarbij de rand van het tussenliggende gedeelte wordt gevormd door een zijde van het uitgeponste gebied.

20 Een kettingenvelopconstructie volgens de onderhavige uitvinding zal nu worden beschreven bij wijze van voorbeeld aan de hand van de bijgaande tekeningen.

Fig. 1 geeft een aanzicht weer van een envelopstuk van het kettingformulier.

25 Fig. 2 geeft een schematisch aanzicht weer van een kettingformu lier dat wordt verwerkt.

Fig. 3 geeft een aanzicht weer van een enkel envelopstuk waarbij het onderste gedeelte is overgevouwen.

Fig. 4 geeft een aanzicht weer van een van de delen van een enkel 30 envelopstuk.

Fig. 5 geeft eenzelfde aanzicht weer als fig. 1 van een gewijzigde uitvoeringsvorm.

Zoals weergegeven in fig. 1 bevat het kettingformulier 1 een ononderbroken vel dat is verdeeld in envelopstukken 2 aangegeven in fig. 1 35 door de accolade 2a via dwarslopende verzwakkingslijnen gevormd door afscheurperforaties 2. Lijnen van randvoedingsopeningen 4 zijn in elk van de twee langsranden van het kettingformulier aangebracht terwijl lijnen van afscheurperforaties zijn aangebracht binnen de lijnen 4 van voedingsopeningen en welke zich ook in lengterichting van het ketting-40 formulier uitstrekken.

. 8 7 G 2 £ . ; k 3 , Λ

Elk envelopstuk 2 wordt begrensd door de lijn van dwarse perforaties 3 en wordt verdeeld in drie in lengterichting lopende delen 6, 7, 8 door lijnen van tussenliggende verzwakkingslijnen die worden gevormd door lijnen van afscheurperforaties 9, 10 welke lijnen 9, 10 zich dwars 5 over de gehele breedte van het kettingformulier uitstrekken.

Lijnen 11, 12 van warm!askleefstof zijn aangebracht in de randen van elk envelopstuk. De eerste lijn van kleefstof 11 strekt zich uit in de linker rand (zoals weergegeven in fig. 1) vanaf de voorrand van het envelopstuk gevormd door de dwarsperforaties 3 gezien in de bewegings-10 richting van het kettingformulier door een drukeenheid of dergelijke waar gegevens worden aangebracht op het kettingformulier over ongeveer tweederde van de enveloplengte vanaf de voorrand van elk envelopstuk bij de lijn 3 die in dwarsrichting loopt tot juist op korte afstand van de dwars!ijn van perforaties 10. De tweede lijn van kleefstof 12 strekt 15 zich uit in de rechter rand vanaf de voorrand van het envelopstuk 2 bij de dwarslopende perforatie!ijn 3 over ongeveer eenderde van de envelop-1 engte tot juist op korte afstand van de dwarslijn van perforaties 9.

Een uitgeponst gebied 13 is verwijderd uit elk van de delen 8 van elk envelopstuk 2 in de nabijheid van de rand. Dit gebied 13 ligt in 20 lijn met de tweede lijn van warmlaskleefstof 12 en bedekt ook de in lengterichting lopende rand!ijn 5 van afscheurperforaties aan die zijde van het envelopstuk tussen het lijf van het envelopgedeelte 8 en de af-scheurrand welke de voedingsopening 4 bevat.

Een uitgeponst gebied heeft een breedte iets groter is dan de 25 breedte van de lijn 12 van warmlaskleefstof. Het uitgeponste gebied strekt zich uit tot voorbij de dwarsperforatielijn 10 en tot voorbij de dwarsperforatielijn 3 terwijl op geschikte wijze elk van de einden van het uitgeponste gebied een halfcirkelvormige vorm bezit. De zijden van het uitgeponste gebied 13 zijn recht en strekken zich evenwijdig aan de 30 aangrenzende in lengterichting lopende zijrand van het kettingformulier uit.

In een gewijzigde uitvoeringsvorm van de uitvinding zoals weergegeven in fig. 5 bezit het uitgeponste gebied 13 een driehoekig weggesneden gedeelte 13a dat ligt aan het vooreinde van elk van de uitgepon-35 ste gebieden 13. Dit weggesneden gedeelte maakt het mogelijk dat het deel, als dit wordt gevoerd in een OCR-machine geen voorlopende niet-rechte rand bezit.

Het kettingformulier bevat andere kenmerken welke een onderdeel vormen van normale warmlasbare envelopprodukten. In het bijzonder bevat 40 het centrale in lengterichting lopende deel 7 een venster 14 bedekt . 8> / 4 t door een doorzichtige strook waarbij dit venster 14 op gelijke afstand met een adresgebied 15 is geplaatst op het derde in lengterichting lopende deel van het envelopstuk.

Het envelopstuk draagt gedrukte gebieden met inbegrip van gebieden 5 die een opdruk en lijnen in halftoon dragen voor het vormen van gebieden waarop gegevens kunnen worden aangebracht gedurende de bewerking.

Het derde deel van het envelopstuk 7 draagt gebieden 16 voor het registreren van gegevens die geschikt zijn om met een optisch tekenher-kenningsmechanisme (OCR-mechanisme) te worden herkend. Zoals hierna 10 duidelijk zal worden hebben de perforatie!ijnen 3 zwakkere perforaties (dat wil zeggen dat de perforatielijnen gemakkelijker barsten) dan de perforatielijn 9, 10.

In fig. 2 is schematisch een computerprinter 20 weergegeven waardoorheen het in fig. 1 weergegeven kettingenenvelopsamenstel wordt ge-15 leid om daarop informatie aan te brengen voor het verwerken. De kettingenvelop wordt dan geleid door een afscheider/1asmechanisme dat in hoofdzaak van de soort kan zijn zoals beschreven in het octrooi nr. 140.464 voortvloeiende uit de europese octrooiaanvrage nr. 84.303.293.9. Het afscheidingsgedeelte van het mechanisme dient om 20 de randen van de kettingenvelop welke de voedingsopening 4 bevatten af te scheiden maar welke de lijnen 11, 12 van het warm!assen laten bestaan. Het bevat ook een mechanisme zoals een scheurmechanisme om het vel in afzonderlijke envelopstukken 2 te verdelen die worden begrensd door de lijnen van dwarse afscheurperforaties 3.

25 Het scheidings/1asmechanisme 21 bevat een mechanisme met een C-vormige vouwer om het onderste eenderde gedeelte 8 van elk envelopstuk naar boven te vouwen om de lijn van dwarsperforaties 10 naar het tussenliggende deel 7.

Zoals weergegeven in fig. 3 is het deel 8 weergegeven in een posi-30 tie waarin dit is gevouwen over het tussenliggende deel 7. Het uit een C-vouwer bestaand mechanisme dient ook om het bovenste eenderde gedeelte 6 van elk envelopstuk te vouwen om de lijn van dwarsperforaties 9 naar het dan reeds gevouwen gedeelte 8. Het afscheidings/1asmechanisme bevat ook een 1 asmechanisme om de lijnen van warmlasmateriaal 11, 12 35 plakkerig te maken om de randde!en van het envelopformulier vormende stuk aan elkaar te bevestigen om een envelopsamenstel te verschaffen zoals schematisch bij 22 weer is weergegeven om te worden geleid naar een postgelegenheid 23.

Verwijzend naar fig. 4 van de tekeningen is daarin het derde in 40 lengterichting lopende deel 8 van elk envelopstuk weergegeven dat het . 8 7 r-: . t: b 5 * gebied 16 bevat dat blokken bezit om tekens voor optische tekenherkenning te ontvangen die op dit deel 8 van het envelopsamenstel worden aangebracht door de computerdrukker. De tekens zijn van een zodanige soort dat deze kunnen worden herkend door OCR (Optical Character 5 Recognition-apparatuur).

Het deel 8 bevat ook een lijn 24 van afscheurperforaties zodat een uiteindelijke ontvanger van het envelopsamenstel het deel 8 van het envelopstuk kan scheiden en dan het deel 8a links van de lijn van afscheurperforaties voor z'n dossiers en voor het vasthouden van het deel 10 8b voor verdere verwerking met inbegrip van verwerking door een machine welke een OCR-afleesmechanisme bevat.

Opgemerkt wordt dat, als het deel 8 wordt gevouwen naar de delen 7 de rand van het uitgeponste gebied eindigt op korte afstand van de lijn van in lengterichting lopende perforaties 5 en dat de lijn van kleef-15 stof 12 ligt aan de zijde van de lijn van perforaties 5 zodanig dat de lijn van kleefstof 12 niet ligt over de rand van het deel 8. Als daarom het deel 8 wordt afgescheiden door afscheuring langs de lijn van perforaties 5 is de rand van het uitgeponste gebied recht en vrij van kleefstof.

20 Bij het gebruik wordt het kettingformulier geleid door de compu-terprinter 20 waarmee informatie en tekens wordt aangebracht op de delen van elk envelopstuk 2. Het kettingformulier wordt dan geleid naar het scheidings/lasmechanisme waar de randen worden afgescheiden, het kettingformulier wordt gescheiden in envelopstukken, de envelopstukken 25 in de vorm van een C worden gevouwen en de gevouwen delen door warm!assen met elkaar worden verbonden. De gevouwen en aan elkaar bevestigde envelopstukken vormen dan een envelopsamenstel dat wordt verzonden naar de ontvanger wiens naam is aangebracht op het adresgebied van het deel 8 en die zichtbaar is door het venster 14.

30 De ontvanger ontvangt dan de envelop en scheurt de randen van de envelop begrensd door de in lengterichting lopende lijn van afscheurperforaties 5 af. De ontvanger scheidt dan het deel 8 af en indien geschikt dan het deel 8a en zendt het deel 8b naar de geschikte afdeling waar het deel 8b wordt verwerkt in het OCR-afleesmechanisme. Omdat de 35 rechter zijrand van het deel 8 van het envelopsamenstel is gevormd vanaf het uitgeponste gebied 13 is deze rand van het deel 8 zuiver en geschikt om te worden geplaatst in het OCR-afleesmechanisme. Ook omdat het uitgeponste gebied is weggesneden en breder is dan de lijn van kleefstof 12 kan de lijn van kleefstof 12 in aanraking komen met het 40 randgebied van het deel 7 van het envelopstuk waardoor de rand van het Μ 6 t ...

uitgeponste gebied 13 vrij kan worden gelaten van warmlaskleefstof.

Om deze reden is het nodig dat het uitgeponste gebied 13 zich uitstrekt over de gehele lengte van het derde gedeelte van elk envelopstuk 8 van het kettingformulier. Om veiligheidsredenen verdient het de voor-5 keur dat het uitgeponste gebied zich niet te ver uitstrekt in de andere delen 6, 7 van het envelopstuk. De voor- en achtereinden van het uitgeponste gebied hebben bij voorkeur een halfcirkelvormige vorm.

Andere wijzigingen kunnen worden aangebracht aan het kettingformulier. Dit kan bijvoorbeeld zijn voorzien van lijmpunten 16 aan de voor-10 rand van elk envelopstuk om het envelopstuk te bevestigen in de vorm van een envelop als het wordt gevouwen.

0 T 0 * O r- 3 4 v $ kt* '

Claims (8)

1. Kettingformulierconstructie dat een vel omvat dat door verzwak-kingslijnen is verdeeld in afzonderlijke envelopstukken, waarbij elk envelopstuk tussenliggende verzwakkingslijnen bevat om de envelopstukken 5 te kunnen vouwen in delen en randlijnen van in lengterichting lopende perforaties om randgebieden te kunnen afscheiden en gebieden met warm-laskleefstof om de gevouwen gebieden aan elkaar te bevestigen, met het kenmerk, dat een uitgeponst gebied (13) is aangebracht aan een zijde van een deel van elk envelopstuk (2a) waardoor, als een envelopstuk (2a) 10 wordt gevouwen om een paar tussenliggende verzwakkingslijnen (9, 10) het uitgeponste gebied (13) ligt tussen twee randgebieden welke kleefstof bevatten om de twee randgebieden aan elkaar te kunnen bevestigen door zelf-lassende kleefstof (11, 12) en waarbij de rand van het tussenliggende deel is gevormd door een zijde van het uitgeponste gebied (13).

2. Kettingenvelopconstructie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het uitgeponste gebied zich in lengterichting van de envelopstukken uitstrekt in lijn met de overeenkomstige lijnen van kleefstof.

3. Kettingenvelopconstructie volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de verzwakkingslijnen (3) zijn gevormd door lijnen van dwars- 20 perforaties om elk envelopstuk te kunnen vouwen in een Z-vorm terwijl het uitgeponste gebied is geplaatst in een van de buitenste delen (6, 7, 8. van elk envelopstuk.

4. Kettingenvelopconstructie volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het uitgeponste gebied (13) van elk envelopstuk (2a) zich 25 uitstrekt tussen een verzwakkingslijn (2) en een van de lijnen van dwarsperforaties (9, 10).

5. Kettingenvelopconstructie volgens copnclusie 4, met het kenmerk, dat het uitgeponste gebied (3a) zich uitstrekt tot voorbij de verzwakkingslijn (2) en een van de lijnen van dwarsperforaties (9, 10) en 30 eindigt in een deel met halfcirkelvormige vorm.

6. Kettingenvelopconstructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het uitgeponste gebied een driehoekig weggesneden gedeelte bezit aan een einde van het uitgeponste gebied.

7. Kettingenvelopconstructie volgens conclusie 3, met het kenmerk, 35 dat de lijnen van dwarsperforaties (3) zwakker zijn dan de tussenliggende lijnen van dwarsperforaties (9, 10).

8. Kettingenvelopconstructie volgens een van de conclusies 3-7, met het kenmerk, dat een deel van een van de lijnen van in lengterichting lopende perforaties (5) is bedekt door het uitgeponste gebied (13). 40 ===== . 8 7 i ..