NL8702733A - Een voorziening, waarmee de luchtstroom in een open of gesloten ruimte naar behoefte kan worden ingesteld tussen 100% ventilatielucht tot 100 % recirculatielucht en elke gewenste tussenverhouding en waarbij het gewichtsvolume van de aangevoerde lucht vrijwel gelijk blijft aan dat van de afgevoerde, resp. gerecirculeerde lucht. - Google Patents

Description

V

f -1-

Korte aanduiding: Een voorziening, waarmee de luchtstroom in een open of gesloten ruimte naar behoefte kan worden ingesteld tussen 100% ventilatielucht tot 100 % recircula-tielucht en elke gewenste tussenverhouding en waarbij het 5 gewichtsvolume van de aangevoerde lucht vrijwel gelijk blijft aan dat van de afgevoerde, resp. gerecirculeerde lucht.

Het autoschade-herstelbedrijf kent de volgende opeenvolgende 10 werkzaamheden: A. Plaatwerk: richten, uitdeuken en de construc tie van de auto herstellen.

B. Voorbewerking: "strakzetten" van het oppervlak, gronden en schuren.

15 C. Afplakken en spuiten.

Tot voor ca. 10 jaar geleden werd aan deze opeenvolging van werkzaamheden bij het indelen van een werkplaats betrekkelijk weinig aandacht besteed. Nu echter ook in dit vakgebied efficiëntie en productiviteit steeds belangrijker worden, 20 wordt de werkplaats-indeling steeds scherper afgestemd op deze werk-volgorde.

Ca. 10 jaar geleden heb ik hiervoor een afzuigvloer ontwikkeld volgens ingesloten principeschets, die tot nu toe door alle fabrikanten wordt geleverd onder de betiteling: 25 "Open spuitvloer."

Deze constructie staat (soms met velen naast elkaar) in de werkplaats opgesteld: Tijdens het produceren van schuurstof wordt gerecurculeerd ( klep K gesloten.) Voor het verspuiten van grondlak wordt klep K meer of minder opengedraaid tot 30 de gewenste ventilatie is bereikt; ongezonde oplosmiddelen en lakdeeltjes worden dan dus naar buiten afgevoerd.

Dit systeem heeft echter twee nadelen, die steeds zwaarder beginnen te wegen: A. De afgeblazen lucht moet in het gebouw worden aangevuld 35 en zonder extra voorzieningen betekent dat ofwel een sterke afkoeling van de ruimte, ofwel het ontstaan van een hoge onderdruk in de werkplaats, waarmee een belangrijk stuk 87027 33 4 -2- recirculatie blijft gehandhaafd.

B. De luchthoeveelheid, die wordt afgeblazen en die het plafondfilter dus "te kort" komt, wordt uit de werkplaats aangevuld, hetgeen betekent, dat het object wordt bestreken 5 met stoffige werkplaatslucht.

Tijdens het verspuiten van grondlak is stofinval nog niet zo'n groot bezwaar maar in de steeds verder voortschrijdende werkplek-specialiseringwordt het stadium van voorbewerking steeds belangrijker en hoe langer hoe meer aangegrepen om 10 kleine schades terplekke te spuiten en m.b.v. Infra-Rood- stralers te drogen, dit om sneller te kunnen werken, manoeuvreren te voorkomen en de spuitkabine te ontlasten.

De opdracht, die ik me dan ook enkele jaren geleden gesteld heb, is een systeem te bedenken, dat: 15 1. Niet persé tegen een buitenmuur van de werkplaats behoeft te worden geplaatst, maar ook geschikt is als doorrij-onder-breking in de routing.

2. Een constante stofvrijë luchtstroom over het object produceert.

20 3. Een simpele en continuë regelbaarheid van het recirculatie- percentage, dat in zichzelf behelst,.dat de hoeveelheid af-zuiglucht steeds gelijk blijft aan de hoeveelheid "plafondlucht" zodat, hoewel een open constructie, deze voorziening geen stof lucht zal bijsuppleren uit de omgeving, noch lakdamp in 25 in de werkplaats zal verspreiden.

Hiervoor heb ik inmiddels enkele ideëen uitgewerkt, die ook al in practijk zijn gebracht, maar die gemeen hebben, dat zij ofwel alleen in enkele stappen de mengverhouding kunnen regelen, ofwel zó kostbaar worden, dat zij uit bedrijfs-ëcono-30 mische overwegingen niet toepasbaar zijn. (Zie octrooiaanvrage nr. 8600818)

Met het hieronder aangegeven principe wordt aan genoemde eisen voldaan en is het mogelijk allerlei uitvoeringen te bouwen, die voor een bepaalde werkplaats-routing gewenst zijn.

87027 33 -3- \

Toelichtinq op het ontwerp; Zie schets 87.168 De ventilatoren A en B zijn zodanig gedimensioneerd, dat bij geheel gëopende kleppen Kl en K2, de hoeveelheid Q1 gelijk is aan Q2.

5 De kleppen Kl en K2 werken analoog, d.w.z. dat beide kleppen steeds de zelfde stand hebben en omdat de snelheden hierover gelijk zijn, zal in elke stand ook de veroorzaakte luchtweerstand gelijk zijn. Hierdoor zal Q3 vrijwel gelijk zijn aan Q4.

Naarmate de kleppen Kl en K2 verder dichtgedraaid worden, 10 zal hun luchtweerstand toenemen en daarmee het drukverschil over Filter-1 en daarmee de hoeveelheid recirculatielucht Q5.

Het essentiële element in de vinding is dus de combinatie van de beide kleppen met filter F-l, die niet in de eerste plaats dienst doet als filter maar als luchthoeveelheid-afhankelijke 15 weerstand en die combinatie zou ik dan ook zomogelijk geoctrooieerd willen hebben.

Het filtermateriaal voor F-l dient dus zodanig gekozen te worden, dat haar luchtweerstand in de zelfde grootte-orde ligt als de som van de klepweerstanden om een zo zuiver moge-20 lijke regeling te verkrijgen; in elk geval dient de beginweer-stand van F-l hoger te liggen dan de "open,'-weerstand van de beide kleppen om te voorkomen, dat er ook bij geheel gëopende kleppen reeds sprake zou zijn van een gedeeltelijke recirculatie, waarbij overigens enkele procenten recirculatie van 25 geen betekenis is.

Bij geheel gëopende kleppen is er dus sprake van twee gescheiden ventilator-circuits; bij geheel gesloten kleppen zijn de ventilatoren in tandem-opstelling geschakeld.

In deze laatste situatie dient de weerstand over F-l in de 30 zelfde grootte-orde te liggen als die van som van de luchtweerstanden over de gëopende kleppen + de weerstand daar achter en over het gehele debiet van mengmogelijkheden, zal de luchtomzet Q1 dan dus vrijwel constant zijn, waarbij de verhouding recirculatielucht tot ventilatielucht bepaald wordt 35 door Q-5 tot [Ql - Q5]

Het principe van de vinding wordt niet bëinvloed door de richting van de luchtstromen Q3 en Q4.

87027 33

Claims (4)

1. Inrichting voor het verplaatsen van de lucht door een open of gesloten ruimte, voorzien van twee continu draaiende ventilatoren, waarbij met de ene ventilator via een aanzuigkoker lucht wordt aangevoerd in de betreffende ruimte, terwijl m.b.v 5 de andere ventilator een zelfde hoeveelheid lucht uit de betreffende ruimte wordt afgezogen en afgevoerd via een afvoer-koker, met het kenmerk, dat de aan- en afvoerkoker over een gedeelte een gemeenschappelijke scheidingswand bezitten, terwijl het begin van de aanvoerkoker en het einde van de af-10 voerkoker zijn voorzien van afsluitbare kleppen, die parallel ' worden bediend.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een gedeelte van de gemeenschappelijke scheidingswand bestaat uit een daartoe geschikt stoffiltermateriaal, dat dienst doet als 15 permeabele wand met toenemende luchtweerstand bij toename van de erdoor passerende hoeveelheid lucht per tijdseenheid.

3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de essentiële elementen zodanig zijn gekozen en gedimensioneerd, dat:

20. A. Bij geheel gëopende kleppen de aan- en afvoerlucht in hoofd zaak langs de filterwand zullen passeren, met een verwaarloos baar gedeelte, dat hierdoor zal penetreren, zodat in die situatie gesproken kan worden van in hoofdzaak gescheiden luchtwegen, waardoor de ruimte in kwestie wordt geventileerd. 25. B. Bij geheel gesloten kleppen het totaal van de afvoerlucht via de filterwand wordt gerecirculeerd, waardoor dus ook de lucht in de betreffende ruimte volledig wordt gerecirculeerd. C. Bij elke willekeurige tussenstand van de kleppen er een daarbij behorende drukverschil over de f-ilterwand zal ontstaan 30 met de daarbij behorende hoeveelheid penetrerende lucht, die als gerecirculeerde lucht deel uitmaakt van de in de ruimte ingebrachte lucht. 87027 33