NL8702611A

NL8702611A - Werkwijze en inrichting voor het controleren van de toestand van betonnen rioolbuizen.

Info

Publication number: NL8702611A
Application number: NL8702611A
Authority: NL
Original assignee: Rotterdam Gemeente
Priority date: 1987-11-02
Filing date: 1987-11-02
Publication date: 1989-03-01
Also published as: DK609388A; DK609388D0; NL184584B; BE1001130A7; DE3836267A1; EP0315277A1; NL184584C

Description

i 'W.* P & c

W 5661-3 Ned.dB/LdB V

t -1- *

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het controleren van de toestand van betonnen rioolbuizen.

De uitvinding betreft een werkwijze voor het controleren van de toestand van betonnen rioolbuizen.

Rioolbuizen worden tot nu toe op verschillende wijzen gecontroleerd om de toestand ervan te kunnen bepalen (aanwezigheid van gaten, poreusheid, 5 aangetast zijn door chemicaliën).

Eén daarvan is dat een man, gehuld in geschikte kleding en voorzien van een gasmasker, via een kolk in de buis afdaalt en daarin een visuele inspectie maakt. Afgezien van het feit dat buizen met een kleinere dan een bepaalde diameter niet op deze wijze gecontroleerd kunnen worden en het 10 onaangenaam werk is, is het hiermee niet mogelijk een monster van de beton te nemen om dit in een laboratorium te laten onderzoeken.

Een andere methode is een wagentje of andere drager door de buis te bewegen, waarop video-apparatuur is gemonteerd, waarvan het signaal naar een zich in de nabijheid bevindende wagen met aflees-apparatuur wordt 15 overgebracht. Ook dit betreft een uitsluitend visuele controle en deze is bovendien duur door de benodigde apparatuur.

Tenslotte wordt soms een deel van de buis ontgraven, waarna men de controle aan de buitenzijde kan uitvoeren en eventueel een monster kan uitboren voor nader onderzoek. Het nadeel is dat bij onder wegen 20 of straten gelegen rioleringen de straat of weg vrij langdurig moet worden afgesloten voor het verkeer en veel graafwerk moet worden gedaan om de buis bloot te leggen.

De uitvinding beoogt het opheffen van de genoemde nadelen en het verschaffen van een relatief goedkope en snelle werkwijze.

25 Dit wordt volgens de uitvinding bereikt door de stappen van het van het wegdek af boren van een schacht boven en tot op de rioolbuis, het daarin plaatsen van een geleidingsbuis, het schoonzuigen van de ruimte in de geleidingsbuis, het boren van een gat in de rioolbuis en het daarin plaatsen van een spreidplug, geschroefd op het ondereinde van een stang, 30 waar omheen los een cilindrisch lichaam met verbrede kop, direct boven de plug is aangebracht, het met een holle boor, voorzien van kernvasthoud- organen, uitboren van een kern uit de rioolbuis rond de geplaatste plug en het uit de schacht ophalen van de boor met de cilinder en de kern.

Bij voorkeur wordt na het uitnemen van de kern uit de rioolbuis in het 35 verkregen gat via de schacht een afdichtplug van rubber of kunststof geplaatst.

Het voordeel van de nieuwe werkwijze is dat slechts enkele straat- .8702611 f y Λ * -2- stenen verwijderd behoeven te worden, de straat niet behoeft te worden afgesloten (slechts een plaatselijke afscheiding) en dat men zonder toegang tot het inwendige van de buis een betonmonster in handen krijgt, dat verder onderzocht kan worden.

5 De uitvinding omvat ook een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

Deze inrichting is gekenmerkt door een schroefstang, op het ondereinde waarvan een spreidplug schroefbaar is, waarbij los om de stang boven de plug tussen axiale aanslagen aan de stang een cilindrisch lichaam is ge- 10 plaatst, welk lichaam aan het boveneinde een verbede kop heeft, waarvan het bovenste deel als zoekdeel voor de boor geleidelijk in diameter toenemend, bijvoorbeeld halfbolvormig of conisch, is uitgevoerd.

Bij voorkeur gaat het zoekdeel van het cilindrische lichaam via een schouder in het onderste deel van dit lichaam over en is binnen de holle 15 boor een element van verend materiaal aangebracht, dat een axiale, over de gehele lengte ervan lopende sleuf heeft en nabij de snij rand van de boor, axiaal op een afstand daarboven gelegen, is voorzien van een aantal regelmatig over de omtrek verdeelde verende lippen, die de uitgeboorde kern vasthouden.

20 De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin enkele stadia van de werkwijze getoond worden en delen van de inrichting schematisch zijn weergegeven.

Fig. 1 toont schematisch de werkwijze.

Fig. IA toont een rioolbuis met daar boven geplaatste geleidingsbuis.

25 Fig. 1B toont het boren van het gat voor de plug.

Fig. 1C toont het plaatsen van de plug.

Fig. 1D toont het naar omlaag bewegen van de boor.

Fig. IE toont de boor in de stand vlak voor het begin van het boren.

Fig. 1F toont de inrichting na het uitboren van de kern.

30 Fig. 2 toont een langsdoorsnede door de stang met plug en cilindrisch lichaam.

Fig. 3 toont het element van verend materiaal.

Fig. 4 toont de boor met daarbinnen het verende element en omlaag gebracht over het cilindrische lichaam.

35 In fig. IA is een deel weergegeven van een rioolbuis 1, ingegraven in de grond 2 op een diepte van 2-4 meter.

Wanneer na jaren gebruik de toestand van de rioolbuis gecontroleerd moet worden, gaat men bij de werkwijze volgens de uitvinding als volgt te werk. Afhankelijk van de vraag of zich in de grond uitsluitend zand of 40 aarde of ook gesteente bevindt, wordt boven de rioolbuis met een grondboor 870261 1 ΒΜ»·“ j \ -3- * of een andere boor een schacht 3 gegraven. De plaats van de rioolbuis is over het algemeen gemakkelijk te bepalen daar deze verloopt volgens een rechte lijn tussen twee kolken, welke aan het straat- of ander aardoppervlak zichtbaar zijn.

5 Vervolgens wordt in de schacht 3 een ongeveer met de diameter daarvan overeenkomende geleidingsbuis 4 geplaatst. Daarna wordt met een niet-weer-gegeven buis, verbonden met een zuigpomp, het inwendige van de buis 4 schoon gezogen, in het bijzonder de bovenzijde van de rioolbuis 1 aan het ondereinde van de geleidingsbuis 4.

10 Volgens fig. 1B wordt nu met een boor 5, gemonteerd aan het ondereinde van een lange boorstang 6, een gat in de buis 1 geboord, bestemd voor het daarin aanbrengen van een plug, waarop later wordt teruggekomen.

Nu wordt eerst het samenstel volgens fig. 2 besproken. Dit bestaat uit een schroefstang 7, waar omheen los in de draairichting rond de hartlijn 15 van de schroefstang 7 een cilindrisch lichaam 8 is geplaatst. Het lichaam is axiaal vastgelegd op de stang 7 door aanslagen, bijvoorbeeld de weergegeven moeren 9 en onderlegringen 10. Het lichaam 8 heeft een kop 11 met een grotere diameter dan de rest van het lichaam en deze kop gaat via een schouder 12 in het onderste deel over. Het boveneinde van de kop 11 is 20 weergegeven in fig. 2 als bolkapvormig. Het bolkapvormige deel 13 dient als zoekdeel voor de boor, hetgeen later wordt besproken. Het zoekdeel kan ook een andere dan de weergegeven bolkapvorm hebben, bijvoorbeeld conisch.

In ieder geval moet de diameter van het boveneinde geleidelijk toenemen naar het cilindrische deel van de kop 11.

25 Op het ondereinde van de schroefstang 7 wordt nu een plug 14 geschroefd. Dit kan bijvoorbeeld een metalen plug zijn, zoals van messing en de plug is aan het ondereinde voorzien van een aantal inkepingen 15.

Nu wordt weer verwezen naar fig. 1C,waaruit blijkt dat het zojuist besproken samenstel is bevestigd aan het ondereinde van een stang 16.

30 Het ondereinde van de stang 16 is bijvoorbeeld met een niet-weergegeven moer verbonden met het boveneinde van de schroefstang 7. Wordt nu de stang 16 omlaag gebracht, dan kan men de plug 15 steken in het door de boor 5 gevormde gat in de rioolbuis. De diameter van het gat is zodanig gekozen, dat de plug daarin weerstand ondervindt, zodat bij draaien van de stang 16 35 om zijn hartlijn het ondereinde van de stang 7 verder in de plug 14 naar omlaag wordt geschroefd en daarbij in het gedeelte met de inkepingen 15 komt, waardoor de plugbenen tussen deze inkepingen worden gespreid en de plug vast wordt verankerd in de rioolbuis 1.

Nu wordt eerst de boor volgens fig. 4 besproken. Deze boor bestaat 40 uit een holle cilinder 17, die aan de bovenzijde met een bovenwand 18 8702611 f ' -4- is afgesloten, waarop zich een bevestigingsorgaan 19 bevindt, waarmee de boor aan het ondereinde van een boorstang 20 kan worden bevestigd.

Aan het ondereinde heeft de boor 17 snijorganen 20, bij voorkeur van diamant, waarmee het door rotatie van de boor mogelijk is een kern uit de 5 buis 1 te snijden.

In zijn inwendige» draagt de boorcilinder 17 een element 21 van verend materiaal, bijvoorbeeld verenstaal, welk element in het algemeen cilindrisch is en bestaat uit een onderste ring 22, die echter gedeeld is door een axiale sleuf 23, en welke ring naar boven verlopende veerarmen 24 10 heeft. Aan de binnenzijde van de ring 22 zijn, gelijkmatig over de omtrek verdeeld, een aantal naar binnen stekende verende lippen 25, gedeeltelijk uit het ringmateriaal gesneden, aangebracht. Door zijn veerkracht ligt het element 21 na plaatsing binnen de boor 17 aan tegen de binnenwand van het cilindrische hoordeel 17.

15 Uitgaande van fig. 1C wordt eerst de stang 16 losgeschroefd van de stang 17. Dit is mogelijk zonder daarbij de schroefstang 7 weer uit de in de buis 1 aangebrachte plug te draaien wanneer men ervoor zorgt dat de schroefverbinding met de stang 16 gemakkelijker losdraaibaar is dan die tussen de stang 7 en de plug. Dit is mogelijk door een speciaal soort 20 schroefdraad of door het aanbrengen van vet in de schroefverbinding.

Vervolgens wordt nu volgens fig. 1D de boor 17 aan zijn boorstang 20 binnen de buis 4 omlaag gebracht, waarbij het verende element 21 via het zoekdeel 13 van het lichaam 8 dit deel kan passeren. Nadat de verende lippen 25 de schouder 12 zijn gepasseerd, veren deze terug, zodat de 25 schouder 12 een vertikale aanslag vormt voor het element 21. De snij-elementen 20 van de boor liggen lager dan het ondereinde van het element 21 en zij snijden vervolgens door de buis 1, zodat daarvan een kern 26 wordt gescheiden. Tijdens het boren beweegt het element 21 om deze kern heen mee naar omlaag daar de bovenwand 18 een aanslag vormt voor de armen 30 24 en worden de verende lippen 25 door de kern verend teruggedrukt, zodat zij stevig tegen de kern aanliggen en deze vasthouden. Wordt nu de boorstang 20 naar omhoog teruggetrokken, dan blijft de kern 26 in de boor hangen en kan door losdraaien van de plug 14 de kern van de schroefstang verwijderd worden.

35 Zoals gezegd kan het in de buis 1 gemaakte gat 27 worden afgesloten met een niet weergegeven plug van rubber of kunststof.

Het is duidelijk dat via de armen 24 van het element 21, die tegen de binnenwand van de boor 17 liggen, bij het terugtrekken van de boor door de verende lippen 25 de kern en via de plug 14 en de stang 7 ook het 40 cilindrische lichaam 8 wordt meegenomen.

8702611

Claims

1. Werkwijze voor het controleren van de toestand van betonnen rioolbuizen, gekenmerkt door het van het wegdek af boren van een schacht (3) boven en tot op de rioolbuis (1), het daarin plaatsen van een gelei-dingsbuis (4), het schoonzuigen van de ruimte in de geleidingsbuis, het 5 boren van een gat in de rioolbuis en het daarin plaatsen van een spreidplug (14), geschroefd op het ondereinde van een stang (7), waar omheen los een cilindrisch lichaam (8) met verbrede kop (11) direct boven de plug is aangebracht, het met een holle boor (17), voorzien van kern-vasthoudorganen (25), uitboren van een kern (26) uit de rioolbuis (1) 10 rond de geplaatste plug (14) en het uit de schacht (3, 4) ophalen van de boor (17) met de cilinder (8) en de kern (26).

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat na het uitnemen van de kern (26) uit de rioolbuis (1) in het verkregen gat (27) via de schacht (3, 4) een afdichtplug van rubber of kunststof wordt geplaatst.

3. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt door een schroefstang (7), op het ondereinde waarvan een spreidplug (14) schroefbaar is, waarbij los om de stang boven de plug tussen axiale aanslagen (9, 10) aan de stang een cilindrisch lichaam (8) is geplaatst, welk lichaam aan het boveneinde een verbrede kop (11) heeft, 20 waarvan het bovenste deel als zoekdeel (13) voor de boor (17) geleidelijk in diameter toenemend, bijvoorbeeld halfbolvormig of conisch, is uitgevoerd.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het zoekdeel (13) van het cilindrische lichaam (8) via een schouder (12) in het onderste deel van dit lichaam overgaat en binnen de holle boor (17) een bus (21) 25 van verend materiaal is aangebracht, die een axiale, over de gehele lengte ervan lopende sleuf (23) heeft en nabij de snijrand (2Ö) van de boor, axiaal op een afstand daar boven gelegen, is voorzien van een aantal regelmatig over de omtrek verdeelde verende lippen (25), die de uitgeboorde kern (26) vasthouden. 30 ----------- 8702611