NL8600618A - Transportdoosinterieur. - Google Patents

Description

Ü'~- - ï -1- VO 8080 'Transportdoosinterieur.

De uitvinding heeft betrekking op een transporthou-der, in het bijzonder een interieur voor een transport-, eventueel tevens uitstaldoos, in de vorm van een in de doos passend inzetstuk, voorzien van een bodem, twee 5 opstaande langswanden en tenminste één ópstaande kopwand.

Dergelijke doosinterieurs worden gebruikt bij het transport van kwetsbare bloemen, zoals gerbera's, om te verhinderen dat tijdens transport de bloemen zodanig met elkaar of met de transportdooswanden in aanraking 10 komen dat kroonbladen worden beschadigd waardoor de relatief kostbare bloemen in waarde achteruit gaan.

Een bekend doosinterieur voor het transport van gerbera's is in het bodemdeel voorzien van gaten waar de bloemen met hun steel door heen worden gestoken zodat zij vrijwel 15 alleen met de kelk en de kroon boven de interieurbodem uitsteken en wel met een zodanige onderlinge afstand dat kroonbladen van aangrenzende bloemen niet, althans niet zodanig met elkaar in aanraking kunnen komen dat zij elkaar beschadigen. Met de stelen tegen de onderzijde 20 van de interieurbodem gelegd wordt het interieur in een transpottdoos neergelaten. De stelen bevinden zich dan tussen de interieurbodem en de doosbodem en de bloemen steken met hun kroon boven de interieurbodem uit op afstand onder een op de doos te plaatsen deksel. Bij 25 lange transportdozen kunnen twee interieurs of inzetstuk-ken met bloemen tegenover elkaar in de doos worden geplaatst met de niet van een kopwand voorziene einden naar elkaar toegekeerd. Het aantal aldus in een doos te verpakken bloemen wordt bepaald door de lengte en de breedte van 30 de doos die veelal om transporttechnische redenen vastliggen .

Om in langsrichting van de doos de bloemen zo -.··*·> ;*

f , V

- V '.· * V- 'i -2- dicht mogelijk bij elkaar te kunnen plaatsen kunnen in opeenvolgende dwarsrijen de bloemen telkens over de halve steekafstand in de dwarsrijen zijn versprongen, zodat opeenvolgende dwarsrijen dichter bij elkaar kunnen 5 liggen dan de steekafstand in elke dwarsrij.

In de breedterichting van de doos wordt het maximaal aantal te verpakken bloemen beperkt doordat de aan de einden van de dwarsrijen gelegen bloemen op een zodanige afstand moeten blijven van verticale wanddelen dat de 10 k-roonbladen niet in de abrupte overgang tussen het horizontale bodemvlak en de opstaande langszijwanden van het interieur worden gevouwen of geknakt.

De uitvinding beoogt een doosxinterieur waarbij de beschikbare binnenruimte van een doos en derhalve 15 van een de dooscontouren volgend inzetstuk, beter kan worden benut, met name meer bloemen naast elkaar kunnen worden verpakt zonder gevaar voor beschadiging.

Hiertoe sluiten tenminste de langszijwanden van het inzetstuk via hellende overgangswanden op de bodem 20 aan.

• Vrijwel direkt naast een hellende overgangswand kunnen steel-doorlaatgaten in de interieurbodem zijn aangebracht omdat de naar de betreffende zijde toegekeerde kroonbladen van een ingestoken bloem op de hellende 25 overgangswand kunnen rusten en geen abrupte 90°-overgang van de bodem met een opstaande zijwand ontmoeten. Aldus kunnen, gezien in dwarsrichting van een transportdoos met bepaalde afmetingen, meer bloemen naast elkaar worden verpakt dan in een doos, resp. een interieur, waarbij 30 de bodem direkt onder een hoek van 90° aansluit op opstaande zijwanden.

In nadere uitwerking van de uitvinding kan, bij een inzetstuk of interieur, waarbij in de bodem gelijkmatig verdeelde bloemsteeldoorlaatgaten zijn aangebracht, 35 het gatenpatroon zich in de hellende overgangswanden voortzetten. Hierdoor wordt een nog betere benutting . · Λ Λ .) **} ·* ; >>·\ i .

.. V ^ V v- j V

* Λ -3- van de doosinhoud in breedterichting verkregen. limners worden kroonbladen van een door een hellende overgangswand gefixeerde bloem, ook al is de bloemkroon groter dan de breedte van de hellende wand, niet geknakt omdat 5 de hellende wand een stompe hoek in de orde van grootte van 135° maakt met zowel de opstaande zijwand als met de bodem.

Ook in de lengterichting kan de doosinhoud beter worden benut door volgens de uitvinding de of elke kopwand 10 via een hellende overgangswand op de bodem te laten aansluiten. Hierdoor kan de bovenste dwarsrij van bloemen dichter bij de kopwand worden gepositioneerd.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een plano voor het daaruit vormen van een transporthouder 15 waarvan de opstaande wanden via hellende' övergangswanden aansluiten op de bodem.

Bij voorkeur zijn de langswanden en de kopwand zodanig onderling en met de bodem verbonden dat het inzetstuk in een gerede, echter plat gevouwen opbergstand, 20 waarin de resp. ópstaande wanden over de bodemwand zijn .neergeslagen, aan de gebruiker kan worden geleverd zodat deze de inzetstukken uit genoemde, zgn. paraatstand, uitsluitend door het rechtop zetten van de neergeslagen wanden, naar de gebruiksstand kan overbrengen.

25 Ter verduidelijking van de uitvinding zullen, onder verwijzing naar de tekening, enige uitvoeringsvoor-beelden van het transportdoosinterieur worden beschreven.

Fig. 1 is een perspectief aanzicht van een deel van een transportdoos met daarin een inzetstuk volgens 30 de uitvinding en een aantal verpakte bloemen; fign. 2 en 4 zijn perspectief aanzichten van het inzetstuk in de gebruiksstand; fign. 4a en 4b tonen resp. een tussenstand en een plat gevouwen hoekgedeelte van het inzetstuk volgens 35 fig. 4; en fign. 3 en 5 tonen de resp. plano's.

-4-

¢1 X

Volgens de tekening, in het bijzonder fig. 1, kan voor het verpakken van bloemen gebruik worden gemaakt van een langwerpige transportdoos met een bodem 1, langs-zijwanden 2 en kopwanden 3, welke doos door een deksel 5 4 afsluitbaar is. De bloemen zijn met hun steel 5 gestoken door gaten in een in de transportdoos ingelaten inzetstuk met een bodem 6, opstaande langszijwanden 7 en een kopwand 8, die door resp. hellende overgangswanden 7' en 8' met de interieurbodem 6 zijn verbonden, zodat niet alleen 10 tussen de doosbodem 1 en de inzetstukbodem 6 een ruimte & aanwezig is maar ook bij' de overgangen van de doosbodem 1 op de langszijwanden 2 en de kopwand 3 ruimten A open blijven waarin bloemstelen 5 kunnen liggen. De bloemkronen 9 liggen onderling gespatieerd over de gehele interieur-15 lengte en breedte verspreid tot vlak bij de opstaande wanden 2 en 3 van de transportdoos (resp. de opstaande langswanden 7, resp. 8 van het interieur), hetgeen zonder kans op beschadiging mogelijk is omdat de kroonbladen zich uitsluitend uitstrekken over platte oppervlakken 20 of oppervlakken die slechts stompe hoeken insluiten.

Voor een gedetailleerde beschrijving van een uitvoeringsvorm van een interieur of inzetstuk wordt verwezen naar fig. 2 en 3. In fig. 2 is een voor gebruik gereed inzetstuk in perspectief afgebeeld met een bodem 25 6, opstaande langszijwanden 7 en een kopwand 8. De langszi jwanden zijn met de bodem 6 verbonden via hellende overgangswanden 7'. De kopwand 8 sluit direkt aan op de bodem 6. In de bodem 6 zijn gelijkmatig verdeeld, bloemsteel-doorlaatgaten 10 aangebracht waarbij het 30 gatenpatroon zich ook voortzet in de hellende overgangswanden 7' met gaten 10'.

In de bijbehorende plano (fig. 3) zijn vouwlijnen 11, 12 en 13 aangegeven, alsmede verbindingsflappen 14 en tussenpanelen 15. De flappen 14 zijn via vouwlijnen 35 16 met de tussenpanelen 15 verbonden en de tussenpanelen 15 zijn via vouwlijnen 17 verbonden met de langszijwandpa- - s > £ -5- nelen 7. In de kopwand 8 zijn over ongeveer 45° hellende vouwlijnen 18 weergegeven die zich van de vrije rand van de kopwand uitstrekken, naar punten die binnenwaarts zijn versprongen van de bodemwandhoeken en in hoofdzaak 5' driehoekige verbindingszones 19 begrenzen. De bovenkant (gezien in fig. 3) van de verbindingsflappen 14 wordt gelijmd tegen de onderkant (fig. 3) van de verbindingszones 19, zodat op een, onder verwijzing naar fig. 4, fig. 4a, fig. 4b nader te beschrijven wijze het inzetstuk uit 10 een bewaarstand, waarbij de wanden 7, 7' en 8 op de bodem 6 zijn neergeslagen, alleen door opzetten van de wanden 7, 7' en 8 in de in fig. 2 afgebeelde gebruiks-stand kan worden gebracht.

Het interieur of inzetstuk volgens fig. 4 en 5 15 onderscheidt zich van dat volgens fig. 2 en 3 door een overgangspaneel 8' tussen de kopwand 8 en de bodem 6, resp. onderling verbonden door vouwlijnen 20 en 13, zodat de in fig. 1 met A aangegeven ruimte ook aanwezig is aan de kopse kant van het inzetstuk. Hierdoor kunnen 20 de bloemen 9 dichter bij de kopwand 8 worden geplaatst dan in het interieur volgens fig. 2 en 3.

In fig. 4a is aangegeven dat het in fig. 4 in opgezette gebruiksstand afgebeelde inzetstuk door het binnenwaarts vouwen van de kopwand 8 over de bodem 6 25 en het vervolgens over de bodem 6 neerslaan van de langs-zijwanden 7, in een platte bewaarstand kan worden gebracht en omgekeerd. Met L zijn in fig. 4 de onderling verlijmde zones van de verbindingsflappen 14 en de verbindingszones 19 van de kopwand 8 aangegeven. Fig. 4b toont in bovenaan-30 zicht een plat gevouwen hoekzone van het doosinterieur volgens fig. 4 dat ook is aangegeven in fig. 1.

Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot de beschreven uitvoeringsvoorbeelden. Zo kunnen andere hoekverbindingen tussen opstaande delen van het 35 interieur of het inzetstuk worden toegepast, al dan niet met de mogelijkheid het interieur uit een platte gebruikstoestand naar een gerede gebruiksstand over te brengen. Verder kan het interieur, afhankelijk van - ; , - .o -6- * - & * de specifieke toepassing, ook zijn uitgerust met twee kopwanden, al dan niet met hellende overgangswanden bij de aansluiting op de interieurbodem.

Wezenlijk voor de transporthouder is dat er hellen-5 de overgangswanden zijn tussen het bodemdeel en aangrenzende opstaande zijwanden zodat verpakte voorwerpen niet in aanraking komen met een abrupte, 90° overgang van bodem naar opstaande wanden.

.. -V J

Claims (5)

1. Transporthouder, in het bijzonder interieur voor een transport-, eventueel tevens uitstaldoos, in de vorm van een in de doos passend inzetstuk, voorzien van een bodem, twee opstaande langswanden en tenminste 5 één opstaande kopwand, met het kenmerk, dat tenminste de langszijwanden van het inzetstuk via hellende overgangs-wanden op de bodem aansluiten.

2. Inzetstuk volgens conclusie 1, waarbij in de bodem gelijkmatig verdeelde blpemsteel-doorlaatgaten 10 zijn aangebracht, met het kenmerk, dat het gatenpatroon zich in de hellende overgangswanden voortzet.

3. Inzetstuk volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat ook de of elke kopwand via een hellende overgangswand op de bodem aansluit.

4. Plano voor het vervaardigen van een inzetstuk volgens conclusie 1 of 2, voorzien van een bodempaneel (6) dat via vouwlijnen (13, 11) is verbonden met een kopwandpaneel (8) en met twee overgangswandpanelen (7*), die weer via vouwlijnen (12) zijn. verbonden met langszij-20 wandpanelen (7), waarbij de aan de zijde van de kopwand gelegen einden van de langszijwandpanelen (7) via vouwlijnen (17) zijn verbonden met tussenpanelen (15) die weer via vouwlijnen (16) zijn verbonden met verbindingsflappen (14) die b.v. door verlijmen (L) in opgezette toestand 25 met het kopwandpaneel (8) verbindbaar zijn.

5. Plano volgens conclusie 4, voor het vervaardigen van een inzetstuk volgens conclusie 3, gekenmerkt door een overgangswand (8') tussen het bodempaneel (6) en het kopwandpaneel (8), onderling verbonden door vouwlijnen 30 (13, resp. 20).