NL8502743A - Gas-/drinkwateraansluitingsonderbreker. - Google Patents

Description

» o* - 1 - (ιAS-/ DRINKWATMiAANÖJjUlÏlNtöfJiNJJJlttilKiiK^

De uitvinding heeft betrekking op een apparaat, dat, eventueel ondergronds, als een tussenschakel deel kan uitmaken van een gas- of drinkwater aansluiting, waarmee een gas- of drinkvaterinstallatie in een pand met de daarmee gekoppelde verbruikstoestellen, doorgaans voor huishoude-5 lijke verbruiksdoeleinden, met een hoofdleiding van het openbare gas- of drinkwaternet verbonden is. De aansluiting is in dit geval een buisvormige verbinding, waardoor het gas, dan wel het drinkwater vanuit het openbare net eerst nog in een gas- of drinkwaterverbruiksmeter en van daaruit in de desbetreffende installatie wordt gevoerd, 10 Met behulp van bedoeld apparaat is het mogelijk, indien deze deel uitmaakt van de aansluiting, om zonder direkte menselijke ingreep in de aansluiting, de toevoer van het gas of het drinkwater naar het pand te onderbreken.

Het apparaat wordt langs elektrische weg en daarmee op afstand, 15 met behulp van een zichzelf uitschakelende elektrische stroom, vanuit de één van twee mogelijke toestanden in de andere toestand gebracht, de sper- of de doorlaattoestand. In de doorlaattoestand vindt normale toevoer van het gas of het drinkwater vanuit het net naar de verbruikersinstallatie plaats en in de spertoestand is de toevoer onderbroken.

20 De aandrijfkracht voor de toestandsverandering wordt langs elek tromagnetische weg opgewekt.

Hen mechanische zelfvergrendeling dient als borg voor de geselecteerde sper- of doorlaat^toe)stand, om te voorkomen, dat het apparaat uit zichzelf van stand zou kunnen veranderen.

25 Het doel van het apparaat is het vereenvoudigen van procedures, waarvan het onderbreken van de levering van gas- en/of drinkwater er deel van uitmaakt. Nog steeds moet, om de levering te kunnen onderbreken, toegang tot het pand worden verkregen, of in het geval van ontzegging van toegang, het nodige graafwerk in openbare grond, doorgaans het voetpad, 30 worden verricht. Bij verkregen toegang tot het pand wordt de hoofdkraan, als onderdeel van de aansluiting, dichtgedraaid en verzegeld en wordt in uitzonderlijke gevallen tevens de verbruiksmeter verwijderd. Deze onderbreking is, als onrechtmatig verbruik beoogd wordt, vrij eenvoudig ongedaan te maken, door de verzegeling te verbreken, in de plaats van de verwijderde meter een doorverbing te maken en de hoofdkraan weer te openen.

35 Bij geweigerde toegang wordt gegraven in de grond ten einde de aanslui- 3552 743 4 - 2 - ting bloot te leggen, deze te doorsnijden en de open buiseinden tegen eventueel binnendringend grondwater af te dichten, of vaar de situatie het toelaat, de aansluiting af te koppelen van de hoofdleiding in het openbare net. Toepassing van de onderbreker maakt de beschreven handelingen ter on-5 derbreking van de toevoer van het medium overbodig.

De koppeling van de aansluiting met de hoofdleiding wordt als het begin van de aansluiting beschouwd en de aansluiting op de verbruiksmeter als het einde ervan. Het apparaat, de (gas-/drinkwateraansluitings-jonderbreker, deel uitmakend van de aansluiting, zal zich dan op een geschikte, 10 eventueel ondergronds gekozen plaats tussen het begin en het einde van de aansluiting bevinden. Door deze opstelling van de onderbreker wordt, zoals dit in fig. 1 wordt weergegeven, de aansluiting in twee delen gesplitst, in de tekening (fig. Ij voorzien van resp. de aanduiding 1 en 2. Beide delen zijn op de onderbreker aangesloten middels de tot de onderbreker beho-15 rende spruitstukken, in de tekening (fig. Ij voorzien van de aanduiding 3 resp. 4. Deze spruitstukken maken deel uit van het onderhuis van de onderbreker. Dit onderhuis is in fig. 1 aangeduid met 5·

Brvan uitgaand, dat het deel 1 van de aansluiting aan het andere einde op de hoofdleiding is aangesloten, dan zal via dit deel en het 20 spruitstuk 3, waarmee deel 1 gekoppeld is, het stromende medium in de onderbreker worden gebracht. De weg waarlangs het medium de onderbreker verlaat is dus spruitstuk 4. Van de onderbreker, via spruitstuk 4 en deel 2 van de aansluiting, wordt het daii verder gevoerd naar de verbruiksinstallatie van de verbruiker.

25 De feitelijke werking van de onderbreker berust op net in een, zich in het onderhuis 5 bevindende cilindrische ruimte passende en om de cilinderas draaibare massieve cilinder, die voorzien is van een cilindrische boring in radiale richting, de onderbrekerklep.

In de doorlaatstand valt de as van deze boring in de onderbreker-30 klep samen met de assen van beide spruitstukken, zodat in het onderhuis een open verbinding bestaat tussen de uitmondingen van deze spruitstukken in het onderhuis, waardoor het medium ongehinder van spruistuk 1 en de opening in de onderbrekerklep, de boring, naar spruitstuk 2 kan doorstromen.

35 In de sperstand staat de as van de boring in de onderbrekerklep dwars op de as van elk van de spruitstukken. Hierdoor worden de uitmon-dingsopeningen van de spruitstukken in de cilindrische ruimte van het onderhuis door de onderbrekerklep afgedicht, waarmee het doorstromen van het 850 2 7 4 3 i. Λ - 3 - medium van het ene spruitstuk naar het andere is geblokkeerd en de toevoer naar de verbruikersinstallatie is onderbroken.

Het mechanisme dat de onderbrekerklep in het onderhuis 5 aandrijft bevindt zich in het bovenhuis van de onderbreker, in de tekening (fig. l) 5 met 6 aangeduid.

De aandrijfkracht voor de standsverandering van de onderbreker wordt langs elektromagnetische weg opgewekt. De elektrische stroom voor de opwekking van deze aandrijfkracht wordt aangevoerd via een drie-aderige kabel naar het bovenhuis 6. De kabel is in de tekening (fig. 1), althans 10 ten dele, aangeduid met 7· lie wijze waarop het aandrijfmechanisme werkt, zal schematisch aan de hand van fig. 2 worden toegelicht.

Het systeem bevat twee spoelen, aangeduid met regp. 8 en 9 in fig. 2. Haar het in de toelichting om het beginsel vein de werking gaat, 15 zijn deze spoelen in fig.,12 als rechte spoelen afgebeeld en wel zodanig, dat de assen van deze spoelen in eikaars verlengde liggen. In de praktische uitvoering zijn spoelen echter gekromd en zijn de assen van deze spoelen een cirkelboog. Twee weekijzeren staafjes, in de tekening (fig. 2) van de aanduiding 10 resp. 11 voorzien, zijn aan weerszijden van een ge-20 meenschappelijke drager, in fig. 2 aangeduid met 12, bevestigd. Beide spoelen 8 en 9 zijn zodanig ten opzichte van elkaar opgesteld, dat de drager met staafjes, ‘indien deze in beweging is, de verplaatsing plaats vindt langs de samenvallende assen van deze spoelen. Dus ook de assen van de staafjes vallen samen met die van de spoelen. De beweging van de drager 25 met staafjes in de gegeven voorstelling rechtlijnig. In de praktische uitvoering zijn ook de staafjes gekromd en zullen zich dan langs een cirkelboog bewegen, in de russtand, hetgeen overeenkomt met hetzij de sper-, hetzij de doorlaatstand van de onderbreker, zal een van beide staafjes zich altijd in één van beide spoelen bevinden en in de andere ruststand, 30 want het zijn er twee, geldt hetzelfde voor de andere staaf en de andere spoel.

Aan de drager 12 zijn twee dubbele sleepkontakten, aangeduid met 13 resp. 14 in fig. 2, bevestigd. Van elk van beide dubbele kontakten, is er één die permanent in kontakt is met een bijbehorende geleidende strip.

35 Deze strippen zijn in de tekening (fig. 2) aangeduid met 15 resp. 16. Van 13 is er een kontakt dat, zoals fig. 2 weergeeft, permanent verbinding heeft met 15 en voor 14 geldt hetzelfde ten opzichte van strip 16. In één van de ruststanden maakt het andere kontakt van één beide dubbele kontak—

3502 7 iZ

ϊ ί - 4 - ten verbinding met een andere bijbehorende geleidende strip, terwijl het andere kontakt van de andere dubbelkontakt vrij staat van een daarbij behorende strip. In de andere russtand geldt het omgekeerde. Deze strippen, in fig. 2 voorzien van de aanduiding 17 resp. 18, zijn korter van lengte 5 dan de strippen waarmee een permanent kontakt bestaat. In de in fig. 2 getekende russtand is er dus een kontakt tussen 13 en de kortere strip 17 terwijl in deze stand, 14 vrij staat van strip 18. In de andere rustposi-tie betekent het, dat 13 vrij staat van strip 17 en kontakt 14 juist verbinding maakt met strip 18.

10 Wordt in de getekende stand via één van de kabeladers stroom ge voerd naar strip 17, dan zal spoel 9 worden bekrachtigd en ontstaat daarin een magnetisch veld en wordt staaf 11 aangetrokken. Drager met staafjes bewegen zich naar rechts, waardoor kontakt 13 strip 17 loslaat en de elek- 15 trische stroomtoevoer naar spoel 9 afgebroken wordt. In de beweging van de drager met staafjes naar rechts ontstaat door 14 een doorverbinding tussen de strippen 16 en 18. Wordt dus nu via een andere ader van de kabel, in fig. 2 met 7 aangeduid, stroom naar strip 18 gebracht, dan zal spoel 8 worden bekrachtigd en zal de drager met staafjes vanuit de andere rustpo- 20 sitie zich weer bewegen naar de getekende rustpositie in fig. 2. De beweging van de drager met weekijzeren staafjes van de ene rustpositie naar de andere, die in fig. 2 als rechtlijnig is voorgesteld, komt in de praktische uitvoering overeen met een beweging over een cirkelboog over een hoek van 72/2 radialen.

25 In de drager is, zoals fig. 2 dit laat zien, een cilindrische uit sparing aangebracht, waarin een spiraalveertje en een kogeltje past. In de russtand wordt het kogeltje door het veertje tegen een uitsparing in de zich tegenover de drager bevindende wand aangedrukt, waardoor wordt voorkomen, dat de drager zich spontaan uit de ruststand zou kunnen bewegen.

30 Deze vorm van zeifvergrendeling vindt plaats in beide ruststanden.

Op beide spoelen zijn stuitringen van vrij zacht materiaal aangebracht, waarmee kan worden voorkomen, dat de drager in de bweging naar een spoel toe, al te hard tegen zo'n spoel zal stoten.

De uitvoeringsvorm van de {gas-/drinkwateraansluitings-jonderbre— 35 ker zal aan de hand van tekeningen nader worden beschreven en toegelicht.

ïig. 3 laat in perspectief, het bovenhuis 6 los van het onderhuis 5 zien. Het onderhuis wordt in het bovenhuis geschroefd.

*'ig, 4 toont van het onderhuis het boven- en het zij-aanzicht, dit laatste dwars op de assen van de spruitstukken 3 en 4, 3 links en 4 · 3 35 fl 9 7 /1 3

ij -J J .. ί a V

* - .4 - 5 - rechts. Tevens is een halve doorsnede aangebracht, waarbij het vlak van de doorsnede zodanig gekozen is, dat de as van een spruitstuk, in dit geval 4 en de as van de in fig. 4 met 19 aangeduide cilinderklep, in dit vlak gelegen zijn, en de as van de cilinderklep tevens de begrenzing van de door-5 snede is.

Het onderhuis, in de uiterlijke vorm, bestaat uit twee hoofdonderdelen, met name het met in fig. 4 onder nr. 20 aangeduide kleppenhuis en de met nr. 21 aangeduide bodemplaat.

Fig. 5 geeft weer, hoe bodemplaat en kleppenhuis, het laatste zon-10 der spruitstukken, en de in te klemmen afdichtring, in de figuren 4 en 5 met 22 aangeduid, in elkaar worden geschroefd. Deze afdichtring voorkomt, ingeklemd zijnde, dat het zich in het onderhuis bevindende medium via de schroefverbinding naar buiten toe zou kunnen weglekken.

Ook de spruitstukken worden in het kleppen geschroefd. Zoals fig.

15 4 laat zien, zijn de spruitstukken voorzien van een flensrand, in deze tekening aangegeven met nr. 24. Deze flensrand dient om de, met in fig. 4 met nr. 25 aangeduide afdichtring tussen de flensrand en het kleppenhuis in te klemmen. Hiermee wordt voorkomem, dat langs de schroefverbinding van spruitstuk met het kleppenhuis het medium weglekt.

20 De cilinderklep, geplaatst in het onderhuis, is gelagerd in zowel de bodemplaat als in de bovenzijde van het kleppenhuis. Fig. 4 laat zien, dat in de lagering in het kleppenhuis tweè keerringen, beide in deze tekening met de gemeenschappelijke nummeraanduiding 23 weergegeven, zijn aangebracht. Met behulp van deze keerringen, wordt voorkomen, dat het medium 25 via de lagering in het kleppenhuis, naar het bovenhuis kan weglekken.

De aandrijfas van de cilinderklep gaat, zoals weergegeven in fig.

4 (bovenaanzicht), over in een as met als doorsnede een vierkant, in de tekening aangeduid met 26.

Fig. 6 toont de externe samenstelling stelling van het bovenhuis 30 van de onderbreker, bestaande uit twee hoofdonderdelen, de met in fig. 6 onder het nr.<27 aangedüide grondplaat' en het onder het nr. 28 aangeduide deksel of kap. Deze kap 28 wordt met behulp van vier boutjes 29 op de grondplaat, met daar tussen in een afdichtpakking, in de tekening aangeduid 30, bevestigd. Deze afdichtpakking dient om binnendringen van grond-35 water in het bovenhuis tegen te gaan. In de kap bevindt zich een ventiel, in fig. 6 met 31 aangegeven, waardoor, indien nodig, lucht of eventueel een ander gas in het bovenhuis van de in volledige staat gemonteerde onderbreker (zoals weergegeven in fig. 1) kan worden gepompt ten einde de druk in het bovenhuis te verhogen. De verhoogde druk in het bovenhuis -5 : i 9 7 Π i '· - 6 - voorkomt, evenals de keerringen in de lagering in het kleppenhuis, dat als gevolg van drukverhogingen of drukstoten in de aanvoer, het zich in het kleppenhuis bevindende medium naar het bovenhuis zou kunnen lekken.

Up de grondplaat bevinden zich de elektrische stroom geleidende 5 strippen, in de tekening (fig. 6) aangeduid met de nummers 15, 17, 16 en 18, in kombinaties in overeenstemming met die, zoals, ter verduidelijking van de werking van het aandrijfmechanisme, in fig. 2 schematisch is weergegeven. Op de grondplaat (27) bevinden zich tevens strippen voor de retourstroom, in fig. 6 met de gemeenschappelijke nummering 32 aangeduid.

10 De strippen nr. 17 en nr. 18 zijn gekoppeld met elk een aansluit- blokje. (Jok de strippen nr. 32 zijn gekoppeld met een aansluitblokje.

De aansluitblokjes, het zijn er dus drie, bevinden zich in een kamertje dat deel uitmaakt van de grondplaat. In de tekening (fig. 6) is dit kamertje aangeduid met nr. 33· Van de drie-aderige kabel, waarlangs het 15 aandrijfmechanisme elektrisch wordt gevoed (zie fig. 2), wordt elk van de aders op eenzich in het kamertje (33) bevindende aansluitblokje aangesloten, per ader een blokje.

Het kamertje (33^ ie afsluitbaar door middel van een dekseltje, in fig. 6 aangeduuid met nr. 3^· Dit dekseltje wordt met behulp van boutjes, 20 in de tekening (fig. 6) met 35 aangeduid, aan de grondplaat bevestigd.

In afgesloten toestand van het kamertje (33) is tevens pakking, in fig. 6 aangeduid met nr. 36, ingeklemd, zodat in geval van een ondergrondse opstelling van de aansluitingsonderbreker, geen grondwater langs de dekselrand het kamertje kan binnendringen.

25 tiet dekseltje (33) is voorzien van een kabeldoorvoerbuisje met in het midden in de langsrichting ervan een diafragma, waarvan de opening voldoende groot is om een drie-aderig kabeltje (met een diameter in de grootte-orde van die van een kogelpen^ er doorheen te kunnen voeren. Dit doorvoerbuisje is in de tekening (fig. 6) aangegeven met nr. 37· 30 Over het doorvoerbuisje (37) wordt ter afsluiting een afsluitdop, met in de kop ervan een opening waar de drie-aderige kabel er doorheen kan, heen geschroefd. De afsluitdop is in fig. 6 aangeduid met nr. 38.

In het doorvoerbuisje (37) past een ring van (zeer) elastisch materiaal. Deze ring is in de tekening (fig. 6) aangeduid met nr. 39· De 35 ring is van dusdanige lengte, dat bij het afsluiten van het doorvoerbuisje, nadat vorenbedoelde drie-aderige kabel door het afsluitdopje, de ring en kabeldoorvoerbuisje te zijn gebracht, deze ring van elastisch materiaal bij het stevig aandraaien van de afsluitdop, door de diafragma in het doorvoerbuisje en de kop van het afsluitdopje, in elkaar wordt gedrukt, 3502 743 ƒ % - 7 - zodat ook langs deze weg het grondwater bij een ondergrondse opstelling van de onderbreker niet het kamertje (33) kan binnenlekken.

Upgemerkt zij, dat, indien de grondplaat (27) van metaal is vervaardigd, in de tekening is van de veronderstelling uitgegaan dat deze van 5 een (isolerendj kunstmateriaal is vervaardigd, dan zijn de strippen en de aansluitblokjes in een laag isolerende kunststof ingebed.

De grondplaat laat in de tekening (fig. 6), in verband met de zelfvergrendeling van het aandrijfmechanisme (zie ook fig. 2), beide daartoe bestemde groeven, aangeduid met de gemeenschappelijke nummering 10 40, zien.

•big. 7 toont de grondplaat (27) in een zijaanzicht, gezien in de richting van het kamertje (33) met aansluitblokjes, en in bovenaanzicht zien. Het eerdergenoemde aanzicht toont tevens de opstelling van de reeds eerdergenoemde aansluitblokjes, die in deze tekening (fig. 7) genuumerd 15 zijn als 41, 42 en 43. Met deze blokjes zijn resp. de geleidende strippen 17, 32 en 18 verbonden, hetgeen het bovenaanzicht van fig. 7 ten overvloede laat zien.

b'ig. 8 en fig. 9 laten het aandrijfmechanisme in een reële uitvoeringsvorm in een vrije opstelling zien vanuit diverse aanzichten, één 20 en ander overeenstemmend met het schema weergegeven in fig. 2. De beide magneetspoelen zijn in deze tekeningen (fig. 8 en fig. 9) aangeduid met resp. nr. 8 en 9 en zijn in de reële uitvoeringsvorm gekromd en bovendien zijn de wikkelingen ondergebracht in een ferro-magnetische behuizing, in fig. 8 en fig. 9 aangegeven met nr. 44.

25 De aansluitdraden van de spoelen lopen, ten einde de spoelen met het oog op de elektrische voeding op de strippen te kunnen aansluiten, uit in aansluitklemmen. Twee aansluitklemmen zijn in de tekeningen (fig. 8 en fig. 9) aangeduid met resp. nr. 45 en 46 en maken deel uit van resp. spoel nr. 8 en spoel nr. 9* De twee andere aansluitklemmen hebben de gemeen— 30 schappelijke nummering 47, waarbij dus elke spoel een aansluitklem nr. 47 heeft.

Aansluitklem nr. 45 wordt aangesloten op strip nr. 15 en aansluitklem nr. 46 op strip nr. l6. De aansluitklemmen nr. 47 (voor de retour-stroomj worden op de strippen nr. 32 aangesloten.

35 - De drager, in fig. 8 en fig. 9 aangegeven met nr. 12, beschrijft in de reële uitvoeringsvorm bij een standsverandering van de onderbreker een draaiende beweging. De drager loopt, ten einde deze in de kap (28J van het bovenhuis te kunnen lageren, uit in een as met een kleinere diameter.

De drager past aan de onderzijde op de in een met een vierkantige 3502 743 4 * - 8 - doorsnede uitlopende as {26) van de cilinderklep, die in het bovenhuis van de onderbreker (zie ook fig. 3) uitkomt.

Aan de drager (12j zijn de te magnetiseren weekijzeren staven, in de reële uitvoeringsvorm gekromd, bevestigd. Deze staven zijn in de teke-5 ningen (fig.8 en fig. 9) aangegeven met resp. het nr. 10 en nr. 11. Deze staven kunnen zich vrij, onder overigens de invloed van de langs magnetische weg opgewekte krachten, binnen de spoelen bewegen. In het onderhavige geval, in spoel nr. 8 en steekt enigermate aan de achterkant van deze spoel uit.

10 Zoals de tekeningen (fig. 8 en fig. 9) het laten zien, zijn aan de onderzijde van de drager twee dubbele kontakten (zie ook fig. 2) beves·* tigd en in deze tekeningen aangeduid met resp. het nr, 13 en het nr. 14. Kontakt nr. 13 draagt zorg voor de doorverbinding van strip nr. 15 met strip nr, 17 en kontakt nr. 14 doet dat voor de strip nr. 16 met strip nr.

15 18.

Ji’ig. 8 en fig. 9 laten elk in één van de aanzichten in verband met de zelfvergrendeling van het aandrijfmechanisme het kogeltje in de drager (zie ook fig. 2) zien. Het kogeltje is in fig. 8 en in fig. 9 aangeduid met nr. 48.

20 Jbig. 10 toont het bovenhuis in een volledig gemonteerde staat en wel in een doorsnede gaande door de draaias van de drager en in de richting van het kamertje (33J, dat de aansluitblokjes bevat, gezien. Ueze doorsnede laat tevens zien, hoe de as met kleinere diameter van de drager in de kap van het bovenhuis gelagerd is.

25 Opgemerkt zij, dat in het onderhavige geval het onderhuis, zoals fig. 3 het laat zien, middels een schroefverbinding aan het bovenhuis is bevestigd. Uit kan echter ook door middel van bouten.

Het zij eveneens opgemerkt, dat in de weergave van de gas-/drink-wateraansluitingsonderbreker noch van een gegeven maatvoering, noch van 30 gegeven maatverhoudingen is uitgegaan, daar deze in de praktische uitvoering worden bepaald door een aantal gegevens, zoals de te^verwachten maximale verbruikshoeveelheid per éénheid van tijd, de druk van het stromende medium, de grootte van de inwendig op te brengen krachten, enz.

» Λ Λ T ^ V, Ί <3 / ƒ .J, -¾

Mr ΛΜ £ 5 Our

Claims (2)

1. 3. Het onderhuis van de gas-/drinkwateraansluitingsonderbreker 15 volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de functie ervan het doorlaten, dan wel het blokkeren van het stromende medium, gas of water, van het desbetreffende openbare net via de aansluitleiding naar de desbetreffende installatie in het pand van de verbruiker inhoudt, waarbij deze functie wordt vervuld door een in de cilindrische ruimte van het onderhuis passen-20 de en van een boring voorziene massieve cilinder, die de mediumstroom van het ene spruitstuk als onderdeel van het onderhuis, door het onderhuis naar het andere spruitstuk, eveneens een onderdeel van het onderhuis, toelaat, doordat de massieve cilinder met de boringsopening, zich in die stand bevindt, waarin de weg van het ene spruitstuk naar het andere vrij 25 is, dan wel de mediumstroom van het ene spruitstuk naar het andere blokkeert, door met het massieve deel van de cilinder de in het onderhuis uitmondende openingen van beide spruitstukken te versperren.
2. 4. Het bovenhuis van de gas-/drinkwateraansluitingsonderbreker volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat deze het elektromagnetische aan- 30 drijfmechanisme bevat, waarmee door bekrachtiging met een elektrische stroom volgens conclusie 1, de van een boringsopening voorziene massieve cilinder volgens conclusie 3i hetzij vanuit een het stromingsmedium doorlatende stand in de blokkerende stand, hetzij vanuit het stromingsmedium blokkerende stand in een doorlatende stand wordt gebracht, waarbij de in-35 genomen stand door de zelf vergrendeling van het aandrijfmechanisme gehandhaafd blijft, tenzij door opnieuw elektrisch te bekrachtigen het aandrijfmechanisme uit de ingenomen stand wordt gebracht. ?‘y'ï 74 3