NL8502493A - Stelsel voor het tegen diefstal beveiligen van elektrische toestellen, en voor dit stelsel bestemde wandcontactdoos. - Google Patents

Description

·* v

Lx 85 5069 ttn/Tg

Stelsel voor het tegen diefstal beveiligen van elektrische toestellen, en voor dit stelsel bestemde wandcontactdoos.

Diefstal van elektrische toestellen is een steeds toenemend euvel. Dit geldt niet alleen voor in warenhuizen of dergelijke uitgestalde toestellen, doch ook voor in bedrijven en kantoren in gebruik zijnde toestellen. Er bestaat derhalve een behoefte aan een 5 eenvoudig beveiligingsstelsel voor dergelijke toestellen, dat met zo weinig mogelijk ingrepen en hulpmiddelen kan worden verwezenlijkt, en dat in het bijzonder zodanig is uitgevoerd, dat de aanwezigheid ervan niet zichtbaar is, en de werking ervan niet door een onbevoegde kan worden uitgeschakeld.

Ί0 De uitvinding verschaft een voor dit doel geschikt stelsel, dat wordt gekenmerkt door een wandcontactdoos, die een bij het insteken van een contactstop te sluiten schakelaar omvat, welke schakelaar enerzijds met de fase-aansluiting van de contactdoos is verbonden, en anderzijds met een schakeldraad dient te worden verbon-15 den, die naar een alarmrelais voert, dat anderzijds met de nulspanning van het net is verbonden, een en ander zodanig, dat bij het openen van deze schakelaar door het uittrekken van de contactstop of het uitvallen van een netspanning alarm wordt gegeven.

Daarbij behoeft voor elke te beveiligen contactdoos alleen 20 een eenvoudige schakelaar te worden aangebracht, terwijl in de lei-dingbuis een bijkomende schakeldraad moet worden bijgetrokken, hetgeen betrekkelijk eenvoudig is. Bij het doorknippen van het verbin-dingssnoer van het te beveiligen toestel ontstaat kortsluiting, zodat dan de netspanning van de desbetreffende aansluiting wegvalt, 25 zodat dan ook alarm wordt gegeven.

In het bijzonder is in de verbinding met het alarmrelais een stroombegrenzer opgenomen, die de ruststroom tot een geringe waarde beperkt.

Met een enkele schakeldraad kan ook een aantal dergelijke 30 contactdozen worden beveiligd, waarbij dan de schakelaars daarvan Êé i 2 4 S 3 ______ _____ - 2 - in serie zijn geschakeld, en alleen die van de eerste met de fase-aansluiting wordt verbonden.

De contactdoos van de uitvinding kan van een mikroschake-laar zijn voorzien, die op de isolerende voet van deze contactdoos 5 is bevestigd, en die door middel van een contactpen van een contact-stop kan worden bediend.

Daarbij kan in het bijzonder aan de achterzijde van de afdekplaat van de contactdoos een onder veerspanning staande draaibare afschermschijf voor de doorsteekopeningen van deze afdekplaat 10 zijn aangebracht, waarbij dan de mikroschakelaar met een gedeelte van deze afschermschijf in aangrijping kan komen om bij het draaien daarvan te worden bediend. Het is ook mogelijk de isolerende voet in het verlengde van de as van tenminste een contactbus ervan te doorboren, en aldaar het bedieningsonderdeel van de mikroschakelaar 15 te plaatsen.

Een andere uitvoering van deze contactdoos omvat een aan een eind ingespannen contactveer, waarvan het andere eind nabij de met de faseleiding te verbinden contactbus is gelegen, een en ander zodanig, dat bij het insteken van een contactpen de uitgebogen con-20 tactbus deze veer kan raken.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een tekening; hierin toont; fig. 1 een beginselschema van een stelsel volgens de uitvinding; 25 fig. 2A en B een afbeelding in uiteengeschoven perspectief resp. achteraanzicht van een onderdeel van een eerste uitvoeringsvorm van een voor dit stelsel bestemde wandcontactdoos; fig. 3 een doorsnede door een tweede uitvoeringsvorm van deze contactdoos; en 30 fig. 4 een aanzicht van een derde uitvoeringsvorm van deze contactdoos.

In fig. 1 is een schema van het alarmstelsel volgens de uitvinding weergegeven. Dit omvat in een (schematisch aangeduide) 3502 49 3 ,ρ*.

- 3 - leidingbuis 1 opgenomen leidingdraden, en wel een fasedraad 2 (bruin), 2 een nuldrqad 3 (blauw), en een aarddraad 4 (groen-geel) van 2,5 mm , 2 alsmede een schakeldraad (zwart) 5 van 1,5 mm .

Een wandcontactdoos 6 omvat de gebruikelijke contactbussen 5 7 en 8, die met de draden 2 resp. 3, alsmede aardingsveren 9, die met de draad 4 zijn verbonden. Deze doos is verder voorzien van een schakelaar 10, waarvan de ene aansluiting met de fasecontactbus 7, en de andere met de schakeldraad 5 is verbonden.

De schakelaar 10 is ingericht om te worden gesloten, wan-10 neer een contactstop in de contactdoos wordt gestoken, en wordt weer geopend, wanneer de stop wordt uitgetrokken.

In een geschikt punt is een alarmrelais 11 door tussenkomst van een stroombegrenzingsweerstand 12 met de draden 3 en 5 verbonden. Deze weerstand 12 begrenst de stroom door het relais Π 15 bij gesloten schakelaar 10 tot een geschikte geringe waarde, bijvoorbeeld minder dan 25 mA. Uiteraard kan in de verbinding naar dit relais een gelijkrichter zijn opgenomen, of kan dit relais van andere bekende middelen voor het verbeteren van de aantrekking bij wisselstroombekrachtiging zijn voorzien.

20 Het relais 11 bezit een verbreekcontact 11a, dat in serie met een alarmtoestel 13 met een stroombron 14 is verbonden. Wanneer de schakelaar 10 van de contactdoos 6 is gesloten, is het relais 11 bekrachtigd, en is het alarmtoestel 13 dus uitgeschakeld. Wanneer de contactstop wordt uitgetrokken, wordt de schakelaar 10 geopend, 25 en valt het relais 11 af, zodat het toestel 13 door het sluiten van het contact 11a wordt ingeschakeld. Er wordt dan een waarschuwing gegeven, dat het te beveiligen toestel is losgekoppeld. Wanneer bij dit toestel het aansluitsnoer wordt doorgeknipt, ontstaat er kortsluiting, zodat ook dan het relais 11 afvalt en alarm wordt gegeven.

30 Om te vermijden, dat het alarm na het uittrekken van de contactstop weer wordt uitgeschakeld door het insteken van een andere contactstop, kan bijvoorbeeld in serie met het alarmtoestel 13 een vergrendelrelais 15 worden geschakeld, waarvan het verbreek- 850 2 49 3 - 4 - contact 15a in de keten van het relais 11 is opgenomen. Het relais 11 blijft dan afgevallen, zolang het contact 15a open is.

Het alarmtoestel 13 kan weer worden uitgeschakeld door met behulp van een schakelaar 16 de keten van het grendelrelais 11 te 5 openen, terwijl ook of in plaats daarvan met behulp van een schakelaar 17 het relais 11 weer kan worden bekrachtigd om het contact 11a te openen.

Het zal duidelijk zijn, dat ook andere vergrendelings- en uitschakelschakelingen kunnen worden toegepast.

10 Het is mogelijk verschillende contactdozen 6 met een re lais 11 te verbinden. De schakelaars 10 kunnen dan in serie worden geschakeld, waarbij alleen de eerste met de draad 3 is verbonden, zodat in elk buisgedeelte 1 slechts een schakeldraad 5 aanwezig behoeft te zijn. Het is ook mogelijk een parallelschakeling toe te 15 passen door in elke contactdoos 6 een begrenzingsweerstand in de draad 5 op te nemen, die zodanig is gekozen, dat het relais 11 afvalt, zodra een van de schakelaars 10 wordt geopend. De serieschake-laar is echter eenvoudiger en veiliger.

Het voordeel van deze keten is, dat geen afzonderlijke 20 signaalleidingen nodig zijn, en dat met een enkele schakeldraad 5 van de gangbare en toegelaten soort kan worden gewerkt, die zonder moeite in de buis 1 kan worden aangebracht, terwijl de aanwezigheid van deze beveiligingsmiddelen verder onzichtbaar is,

De schakelaar 10 kan op verschillende wijzen worden uitge-25 voerd. In fig. 2..4 zijn enige voorbeelden daarvan weergegeven.

Bij de in fig. 2A en B afgeheelde uitvoeringsvorm is op de achterzijde van het isolerende dragerlichaam 18 van de contactdoos 6 een steunplaatje 19 door middel van schroeven 20 bevestigd, welk plaatje een mikroschakelaar 10 draagt. Het bedieningsonderdeel 30 21 daarvan steekt naar voren naar de voorplaat 22, die een bekend zgn. kinderbeveiligingsplaatje 23 draagt, dat rond een middenpen 24 draaibaar is, en door een veer naar een stand wordt gedreven, waarin het de contactpengaten 25 in de voorplaat 22 afdekt. Wanneer twee 8502 493 Λ' - - 5 - contactpennen van een contactstop tegelijk in de gaten 25 worden gestoken, drukken deze pennen afgeschuinde randen van dit plaatje 23 opzij. Het bedieningsonderdeel 21 is zodanig geplaatst, dat het door het wegdraaiende plaatje 23 kan worden geraakt, waardoor dan de 5 schakelaar wordt bediend.

Deze uitvoeringsvorm is gunstig, daar geen bijkomende ruimte in een inbouwdoos vereist is, en alleen een gangbaar kinderbeveiligings-plaatje moet worden aangebracht, terwijl de schroeven 20 in gaten van het lichaam 18 kunnen worden geschroefd, of daarin al aanwezig zijn. 10 Bij een gewijzigde uitvoeringsvorm volgens fig. 3 is in de bodem van het isolerende lichaam 18 onder de contactbussen 7 en 8 een doorgaande opening 2ó aangebracht, die achter het bedieningsonderdeel 21 van de mikroschakelaar 10 is gelegen, welk bedieningsonderdeel zonodig van een verlengstuk 21" kan zijn voorzien, dat in 15 de holte van de contactbus steekt. In het afgebeelde geval is de schakelaar 10 in een bodemuitsparing van het lichaam 18 aangebracht, zodat deze geen bijkomende ruimte vereist. Deze uitvoering is in het bijzonder geschikt voor opbouwcontactdozen.

Fig. 4 toont nog een andere uitvoeringsvorm, waarbij de 20 schakelaar 10 wordt gevormd door een contactveer 10’, die door middel van een schroef 27 op het lichaam 18 van de contnctdoos is vastgemaakt, welke schroef tevens als aansluitschroef voor de draad 5 dient. Het andere uiteinde van de veer 10' blijft op enige afstand van de contactbus 7. Zodra een contactpen van een contactstop in de 25 bus 7 wordt gestoken, wordt deze uitgespreid, en komt deze met de contactveer 10' in aanraking. Deze uitvoering is de eenvoudigste. Overigens zijn nog vele andere wijzen van bevestigen van de veer 10' mogelijk, bijv. door deze in een kunststoflichaam op te nemen, dat op een geschikte wijze op de contactdoos wordt bevestigd, bijv. op 30 de metalen bevestigingsplaat 28, of door middel van een schroef, die in een voor het bevestigen van de plaat 28 dienende bus 29 wordt geschroefg, welk kunststoflichaam verder is ingericht voor het opnemen van een met de veer 10' verbonden aansluitschroef.

:.-02 49 3

Claims (7)

1. Stelsel voor het tegen diefstal beveiligen van elektrische toestellen, gekenmerkt door een wandcontactdoos (ó), die een bij het insteken van een contactstop te sluiten schakelaar ¢10) omvat, die enerzijds net de fase-aansluiting (2) van de contactdoos (6) is ver-5 bonden, en anderzijds met een schakeldraad (5) dient te worden verbonden, die naar een alarmrelais (11) voert, dat anderzijds met de nulspanning (3) van het net is verbonden, een en ander zodanig, dat bij het openen van deze schakelaar door het uittrekken van de contactstop of het uitvallen van de netspanning alarm wordt gegeven.

2. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de verbinding met het alarmrelais (11) een stroombegrenzer (12) is opgenomen.

3. Stelsel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat voor het beveiligen van een aantal contactdozen (6) de schakelaars (10) er- 15 van in serie in de schckeldraad (5) zijn opgenomen, terwijl alleen de eerste met de fase-aansluiting (2) is verbonden.

4. Contactdoos voor een stelsel volgens een van de conclusies 1..3, met het kenmerk, dat deze van een mikroschakelaar (10) is voorzien, die op de isolerende voet (18) van de contactdoos (6) is beves-. 20 tigd, en die door middel van een contactpen van een contactstop kan worden bediend.

5. Contactdoos volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat aan de achterzijde van de afdekplaat(22) van de contactdoos (6) een onder veerspanning staande draaibare afdekschijf (23) voor de door- 25 steekopeningen (25) van deze plaat is aangebracht, waarbij de mikroschakelaar (10, 21) met een gedeelte van deze schijf (23) in aangrij-ping kan komen om bij het draaien daarvan te worden bediend.

6. Contactdoos volgens conclusie 4, met het k e n m e r k, dat de isolerende voet (18) in het verlengde van de as van tenminste een 30 contactbus (7, 8) van de contactdoos (6) is doorboord (26), en dat v 5 ö 2 4 9 3 r -7- het bedieningsonderdeel (21*) van de mikroschakelaar (10) in of achter deze doorboring (26) is gelegen.

7. Contactdoos volgens conclusie 4, gekenmerkt door een aan een eind ingespannen contactveer (10‘), waarvan het andere eind nabij de 5 met de faseleiding (2) te verbinden contactbus (7) is gelegen, een en ander zodanig, dat bij het insteken van een contactpen de uitgebogen contactbus (7) deze veer (10') kan raken. S50 2 49 3