NL8501554A - Beregeningsinstallatie. - Google Patents
Beregeningsinstallatie. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8501554A NL8501554A NL8501554A NL8501554A NL8501554A NL 8501554 A NL8501554 A NL 8501554A NL 8501554 A NL8501554 A NL 8501554A NL 8501554 A NL8501554 A NL 8501554A NL 8501554 A NL8501554 A NL 8501554A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- hose
- water
- sprinkler
- installation according
- installation
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01G—HORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
- A01G25/00—Watering gardens, fields, sports grounds or the like
- A01G25/09—Watering arrangements making use of movable installations on wheels or the like
- A01G25/095—Watering arrangements making use of movable installations on wheels or the like winch-driven
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Water Supply & Treatment (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Catching Or Destruction (AREA)
- Special Spraying Apparatus (AREA)
Description
Br/wd/37Cebeco -T- ·.$
Seregeningsinstallatie
De uitvinding betreft een installatie voor het beregenen van landerijen en in het bijzonder een installatie die gebruik maakt van een over het land uit te leggen waterslang, 5 Een bekend type beregeningsinstallatie omvat een waterslang van voldoende lengte om over een perceel land te worden uitgelegd, welke slang met ê'én einde op een wateraanvoertoestel kan worden aangesloten en aan het andere einde een op een slede gemonteerde sproeier 10 draagt. Daarbij is tevens een zogenaamde haspelautomaat of opwikkeltoestel aanwezig, waarmee de slang beginnend bij het aanvoereinde kan worden opgewikkeld. Voor de aanvang van het bedrijf wordt het opwikkeltoestel met de slang aan één einde van het te beregenen perceel 15 opgesteld en wordt, de slang zover afgewikkeld en over het land uitgelegd dat de daaraan bevestigde sproeier zich aan het verst verwijderde einde van het perceel bevindt.
Vervolgens wordt water onder druk vanuit het wateraanvoertoestel door de slang gevoerd en aan het afvoer-20 einde daarvan door de sproeier in de vorm van regen over het land verstoven. Tijdens het beregenen wordt het opwikkeltoestel zodanig bediend dat de slang beginnend bij het aanvoereinde geleidelijk zal worden opgewikkeld.
Dit heeft tot gevolg dat de op een slede gemonteerde 25 sproeier over het perceel land wordt getrokken en dat een brede strook van dit perceel door de sproeier wordt beregend. Nadat de slang zover is opgewikkeld dat de sproeier bij het opwikkeltoestel is aangekomen/ wordt de wateraanvoer gestopt en wordt de gehele installatie in 30 breedterichting van het perceel verplaatst, waarna de slang opnieuw kan worden uitgelegd en een volgende strook van het perceel kan worden beregend.
Bij installaties van dit type is, afhankelijk van de perceelslengte en van het bedrijfsstadium, altijd 8501554 -2- V i een kleiner of groter deel van de slang tijdens het gebruik in opgewikkelde toestand op het opwikkeltoestel aanwezig. Dit opgewikkelde deel van de slang dient steeds met water gevuld te zijn, omdat een in platte toestand 5 opgewikkelde slang geen water doorlaat. Aan deze eis wordt in de praktijk voldaan door de slang te maken uit een stug materiaal dat zijn ronde doorsnede behoudt, of anders door bij een slang uit flexibel .materiaal kleppen nabij het aanvoereinde en het afvoereinde aan te 10 brengen. Het gevolg is echter dat het opwikkeltoestel betrekkelijk groot en zwaar moet worden uitgevoerd, hetgeen de installatie kostbaar maakt, en ook dat het opwikkeltoestel met volledig opgewikkelde slang een groot gewicht heeft en alleen op percelen land met een stevige 15 ondergrond te gebruiken is.
De uitvinding beoogt nu de bekende installatie zodanig te verbeteren dat het opwikkeltoestel minder groot en zwaar van constructie en minder kostbaar behoeft te zijn en met volledig opgewikkelde slang een minder 20 groot gewicht heeft. Tevens beoogt zij daarbij een slang van flexibel materiaal te gebruiken.
De beregeningsinstallatie volgens de uitvinding omvat een flexibele waterslang van voldoende lengte om over een te beregenen perceel land te worden 25 uitgelegd, welke slang met het aanvoereinde kan worden aangesloten op een toestel voor het aanvoeren van water onder druk en aan het afvoereinde een sproeier met slede draagt, terwijl verder een met het aanvoereinde van de slang gekoppeld toestel voor het opwikkelen van de slang 30 aanwezig is. Deze installatie is gekenmerkt door een toestel voor het geleidelijk aantrekken van de sproeier naar het opwikkeltoestel als de slang is uitgelegd, en door afsluitmiddelen om te zorgen dat een eerste slangsectie (gerekend vanaf het aanvoereinde van de slang) steeds met 35 water gevuld blijft maar een tweede slangsectie (gerekend tot aan het afvoereinde van de slang) na wegvallen van de waterdruk kan leegstromen.
Met deze installatie kan het gestelde doel 850 1 55 4 * "* -3- uitstekend worden bereikt. Zij berust op de grondgedachte dat niet de gehele slang steeds met water gevuld behoeft te blijven, maar uitsluitend een deel daarvan, mits de slang tijdens het gebruik over het land blijft uitgelegd 5 en alleen de sproeier met het daaraan verbonden afvoereinde van de slang over het land wordt voortgetrokken.
Bij het gebruik van de installatie volgens de uitvinding wordt het opwikkeltoestel met de slang aan één 10 einde van een te beregenen perceel land geplaatst, waarna de slang zover wordt afgewikkeld en over het land uitgelegd dat de daaraan bevestigde sproeier zich aan het verst verwijderde einde van het perceel bevindt.
Vervolgens wordt water onder druk vanuit het 15 wateraanvoertoestel door de slang gevoerd en aan het afvoereinde daarvan door de sproeier in de vorm van regen over het land verstoven. Tijdens het beregenen wordt alleen de sproeier in de richting van het opwikkeltoestel over het land getrokken, zodat een brede 20 strook land wordt bestreken. De slang zelf wordt daarbij geleidelijk dubbelgevouwen maar blijft wel uitgelegd op het land aanwezig. Pas als de sproeier nabij het opwikkeltoestel is aangekomen, wordt de wateraanvoer gestopt en wordt de slang, beginnend bij het aanvoereinde 25 op het opwikkeltoestel opgewikkeld. Ben eerste slangsectie heeft daarbij, dankzij de genoemde afsluitmiddelen met water gevuld, maar een andere sectie zal tijdens het opwikkelen geleidelijk aan worden leeggedrukt, waarbij het water via de sproeier of een andere 30 opening ontwijkt. Deze tweede slangsectie wordt dan in platte toestand opgewikkeld en neemt daardoor minder plaats in.
Het gevolg is dat het opwikkeltoestel minder groot en zwaar van constructie en ook minder kostbaar behoeft te zijn dan bij de bekende installatie* Verder kan de 35 installatie ook bij landerijen met een minder stevige ondergrond worden gebruikt en is het transport over het land vergemakkelijkt.
De lengte van de slangsectie die met water 8501554 -4- t ί gevuld moet blijven is bij de installatie volgens de uitvinding alleen nog afhankelijk van de totale slanglengte en van de lengte van de te beregenen percelen. Aannemend dat de totale slanglengte zal worden 5 afgestemd op de maximaal te verwachten lengte van een perceel land, zal men de lengte van de steeds met water gevulde slangsectie bij voorkeur ongeveer gelijk kiezen aan het verschil tussen de. maximaal te verwachten en de minimaal te verwachten perceelslengte. De overblijvende 10 slangsectie zal dan tijdens het gebruik altijd volledig over het land zijn uitgelegd en behoeft niet met water gevuld te blijven, De afsluitmiddelen kunnen met voordeel bestaan uit een tweetal terugslagkleppen.
Het toestel voor het aantrekken van de 15 sproeier kan diverse vormen hebben maar bestaat bij voorkeur uit een lier met kabel, De lier kan stapsgewijs werken door middel van een palwiel met pallen. Bij voorkeur worden de pallen daarbij zodanig bediend dat de lineaire snelheid van de kabel bij het opwikkelen 20 nagenoeg gelijk blijft,
De installatie volgens de uitvinding omvat bij...............
voorkeur verder nog een toestel voor het ondersteunen van de slang tijdens het bedrijf. Dit toestel zorgt er voor dat de slang tijdens het voorttrekken van de sproeier zo 25 min mogelijk over de grond schuift, zodat beschadiging van aanwezige gewassen tot een minimum beperkt blijft.
Andere doeleinden en kenmerken van de uitvinding zullen blijken uit de navolgende figuurbeschrijving aan de hand van de bij wijze van 30 voorbeeld gegeven tekeningen.
Figuur 1 toont een uitvoeringsvorm van de installatie volgens de uitvinding in perspectief tijdens het bedrijf, figuur 2 toont dezelfde uitvoeringsvorm 35 tijdens het uitleggen van de slang over het land, figuur 3a en 3b laten zien hoe de installatie van figuur 1 en 2 over het land, resp. over de weg kan worden getransporteerd, 350 1 5 : -= & · figuur 4 toont de bij deze installatie gebruikte slang in volledig opgewikkelde toestand, figuur 5 toont een variant op de installatie van figuur 1 en laat tevens zien hoe een perceel land van 5 onregelmatige vorm met de installatie kan worden beregend, figuur 6-8 tonen een uitvoeringsvorm van het slangopwikkeltoestel uit de installatie op grotere schaal, resp. in zijaanzicht, vooraanzicht en 10 acnteraanzicnt, waarbij sommige delen zijn doorgesneden of weggebroken.
figuur 9-11 geven enkele details van het t toestel uit figuur 6-8 op grotere schaal weer, figuur 12 en 13 laten twee onderdelen 15 uit de installatie van figuur 1 up grotere schaal zien.
In figuur 1 wordt een uitvoeringsvorm van de beregeningsinstallatie volgens de uitvinding tijdens het gebruik getoond. Hoewel de onderdelen van de installatie slechts schematisch zijn weergegeven en hoewel nog 20 diverse varianten op de getekende vormen mogelijk zijn, is deze figuur uitstekend geschikt om het principe van de uitvinding te verklaren.
i
In de getekende installatie kan men een aantal hoofdonderdelen onderscheiden, namelijk een 25 wateraanvoertoestel 1, een slangopwikkeltoestel 2, een flexibele slang 3, een sproeier 4, een sproeieraantrekkingstoestel 5 en een slangondersteuningstoestel 6.
Het toestel 1 dient voor het aanvoeren van 30 water onder druk en omvat in de getekende uitvoering een door een motor 7 aangedreven pomp 8, alsmede een aanvoerleiding 9 en een afvoerleiding 10. De aanvoerleiding 9 kan op open water, bij voorbeeld een sloot of waterput worden aangesloten, terwijl de pomp 35 voor de nodige werkdruk tijdens het bedrijf {bijvoorbeeld 7-8 atmosfeer) zorgt. In de afvoerleiding IQ is een terugslagklep 11 aangebracht, die zich bij het wegvallen van de pompdruk automatisch sluit.
Het toestel 2 is bestemd voor het opwikkelen van de slang 3 en bestaat in de getekende vorm uit een sj5. fi A λ Λ ί i “6" haspel 12 die vrij draaibaar om een horizontale draaiingsas in een gestel 13 is gemonteerd. De haspel 12 heeft een centrale waterdoorvoer 14, waarop enerzijds de leiding 10 van het wateraa'nvoertoestel 1 en anderzijds i 5 het (niet zichtbare) aanvoereinde van de slang 3 kan worden aangesloten. Ter opwikkeling van de slang 3 kan de haspel 12 roterend worden aangedreven, bij voorbeeld door de motor 7 van het toestel, 1 door een in de wateraanvosr-leiding opgenomen waterturbine door een afzonderlijke 10 motor op het gestel 13 of door het drijfwerk van een landbouwtrekker.
De slang 3 is g.eheel van flexibel materiaal en heeft een lengte die is afgestemd op de maximaal te verwachten lengte van de te behandelen percelen. In de 15 slang bevindt zich een terugslagklep 15 die onder de werkdruk altijd open staat maar zich bij het wegvallen van de pompdruk automatisch sluit en er dan tezamen met de klep 11 voor zorgt dat een slangsectie A (tussen het aanvoereinde en de klep 15) steeds met water gevuld zal blijven. Dit water heeft dan 20 nog een druk van circa 2-3; atmosfeer. Tussen de klep 15 en het afvoereinde 16 van de slang blijft een slangsectie B over, die tijdens het bedrijf eveneens met water is gevuld maar waaruit het aanwezige water na wegvallen van de pompdruk kan wegstromen, of kan worden weggeperst, 25 De lengte van de slangsectie B wordt met voordeel afgestemd op de minimaal te verwachten lengte van de te behandelen percelen, zodat: de lengte van de slangsectie A dan ten naaste bij gelijk aan het verschil tussen de maximaal te verwachten en de minimaal te verwachten 30 perceelslengte zal zijn. De terugslagklep 15 kan elke gewenste constructie hebben, al zal men bij voorkeur een klep kiezen die in open stand zo weinig mogelijk weerstand aan het doorstromende wat^r biedt.
Aan het afvoereinde 16 van de slang 3 is een 35 sproeier 4 gekoppeld, bestaande uit een rechtop etaande sproeierbuis 17 met een zwenkbaar sproeiermondstuk 18, ondersteund door een slede 19.
De installatie ^omvat ook een sproeieraantrekkingstoestel 5 dat in de getekende vorm 40 bestaat uit een op het gestel 13 van het opwikkeltoestel 2 gemonteerde lier 20 met een kabel 21, waarvan het vrije einde aan de sproeier 4 is bevestigd. Met dit toestel kan 8501554 -7- i i i de 3proeier 4 tijdens het bedrijf geleidelijk naar het opwikkeltoestel 2 worden toegetrokken. De lier 20 kan worden aangedreven met behlulp van de motor 7 van het toestel 1, of anders met een waterturbine, met een 5 afzonderlijke niet-getekende motor, of met het drijfwerk van een landbouwtrekker,
In de installatie van figuur 1 is verder een slangondersteuningstoestel 6 aanwezig. Dit bestaat uit een wiel 22 met brede velg 23, dat vrij draaibaar om een | 10 horizontale draaiingsas op een slede 25 is gemonteerd.
De slang 3 wordt om de velg 23 gelegd, zodat in de slang een lus 25 ontstaatf die door het wiel 22 rechtop wordt gehouden. Bij aantrekken van de sproeier 4 door de lier 20 2al het afvoereidne van de slang 3 en 15 daardoor ook het toestel 6 worden meegetrokken, waarbij echter een lus 25 rechtop blijft staan zodat de kans op beschadiging van aanwezige gewassen gering is.
Voor de werking, van de getekende installatie t wordt verwezen naar de figuren t en 2.
20 Bij de aanvang van het bedrijf worden het wateraanvoertoestel 1 en het slangopwikkeltoestel 2 aan het ene einde van een te behandelen perceel opgesteld. De slang 3 bevindt zich dan in volledig opgewikkelde toestand en draagt het toestel 6 en de sproeier 4 aan i 25 zijn afvoereinde, dus tegen de haspel 12 geklemd.
Vervolgens worden het toestel 6 en de sproeier 4 opgenomen en met behulp van een landbouwtrekker 26 of dergelijke (figuur 2} in de richting van de pijl C naar het tegenoverliggende einde van het perceel 30 gebracht, waar beide toestellen gebruiksklaar worden neergezet. Door deze verplaatsing worden de slang 3 en de kabel 21 meegetrokken en automatisch van de haspel 12, resp. de lier 20 afgewikkeld. De haspel 12 en de lier 20 bevinden zich in de vrijloopstand en draaien 35 mee in de door pijlen D, E aangegeven richtingen, tot dat de slang over de gehele lengte van het perceel is uitgelegd. Afhankelijk van de perceelslengte zal het uitgelegde deel van de slang dan tenminste de lege slangsectie B omvatten plus nog een groter o£ kleiner 2501554 -8- gedeelte van de met water gevulde slangsectie A.
Hooft de alangseeti* B bij vuutbeeld een lengte van zuu meter op een totale slanglengte van 400 meter en ia het te behandelen perceel 300 meter lang, dan zal het 5 uitgelegde deel van de slang bestaan uit 200 meter lege slang plus honderd meter met water gevulde slang, terwijl op het toestel 2 nog 100 meter met water gevulde slang aanwezig is.
Nadat de leiding 9 op een waterbron, bij 10 voorbeeld een sloot is aangesloten wordt de pomp 8 in werking gesteld, zodat water onder druk via de slang 3 naar de sproeier 4 gaat en via het mondstuk 18 in de vorm van regen wordt verstoven. Daarbij wordt uiteraard ook de slangsectie B volledig met water gevuld. Tijdens 15 het beregenen zal het mondstuk een zwenkbeweging over een hoek van meer dan 180° {bij voorbeeld 220^) maken, zodat een breed gebied rondom de sproeier wordt bestreken (fig. 1).
Verder wordt de lier 20 in werking gesteld ter 20 opwikkeling van de kabel 21, waardoor de sproeier 4 geleidelijk in de richting van het slangopwikkeltoestel 2 wordt getrokken. De verplaatsingssnelheid bedraagt bij voorbeeld 30-90 m/h, Op de2e wijze beweegt de sproeier 4 zich over de gehele lengte van het perceel onder 25 beregening van een brede strook daarvan (fig. 1). De werkbreedte bedraagt bij voorbeeld 80-100 meter»
Tijdens de verplaatsing van de sproeier wordt het afvoeteinde 16 van de slang 3 in dezelfde richting meegenomen, zodat de slang geleidelijk aan wordt 30 dubbelgevouwen. Het toestel 6 zal eveneens in dezelfde richting maar met geringere snelheid volgen en zal daarbij de lus 25 in de slang steeds rechtop houden, zodat beschadiging van aanwezige gewassen tot een minimum blijft beperkt.
35 Als de sproeier 4 tijdens het bedrijf bij de opwikkelinrichting 2 is aangekomen, wordt de pomp 8 buiten werking gesteld, evenals de lier 20. De slang strekt zich dan nog (dubbelgevouwen) over circa de halve lengte van het perceel uit. Vervolgens wordt de haspel 1501 554 -9- 12 in rotatie gebracht teneinde de slang op te wikkelen.
Door het wegvallen van de pompdruk in de slang 3 zullen de terugslagkleppen 11 en 15 zich sluiten, hetgeen tot gevolg heeft dat de slangsectie A met water 5 gevuld blijft. Deze slangsectie zal dan ook in gevulde toestand op de haspel worden gewikkeld. In de slangsectie B daarentegen, waar geen terugslagklep aan het einde aanwezig isr 2al het water bij opwikkelen uit de slang worden weggeperst en via de sproeier 4 of een andere opening 10 kunnen uittreden. Deze slangsectie B wordt dan in platte toestand opgewikkeld, en neemt dan betrekkelijk weinig ruimte op de haspel in.
Set opwikkelen wordt voortgezet tot dat de sproeier 4 en het toestel 6 tegen de opgewikkelde slang 15 op de haspel 12 zijn geklemd. Vervolgens kan het opwikkeltoestel 2 met toebehoren, incl. het wateraanvoerstoestel 1 worden opgenomen (bij voorbeeld met de landbouwtrekker 26) en in breedterichting van het perceel worden verplaatst. Nadat het toestel 2 opnieuw is 20 neergezet, kunnen alle bewerkingen worden herhaald ter beregening van een volgende strook van het perceel.
Hetzelfde kan geschieden indien men van een eerste perceel naar een volgend perceel overgaat.
Zoals figuur 3a laat zien, is de installatie 25 gemakkel-ijk met een landbouwtrekker over het land te transporteren. Dient het transport over de weg plaats te vinden, dan kan men de sproeier 4 met het toestel 6 tegen de platte zijkant van het opwikkeltoestel 2 aanbrengen (fig. 3b).
30 In figuur 14 wordt de slang 3 in opgewikkelde toestand op de haspel 12 getoond. Duidelijk is te zien dat de beginwikkelingen 3’ van de slang nog met water gevuld zijn (tot aan de terugslagklep 15), terwijl de latere wikkelingen 3'1 leeg zijn. Dit betekent dat 35 de afmetingen van de haspel beperkt kunnen blijven en dat het gewicht van de haspel met opgewikkelde slang binnen redelijke grenzen blijft.
Figuur 5 laat zien hoe een perceel land van onregelmatige vorm met de installatie volgens de 40 uitvinding beregend kan worden. Daarbij heeft het S K 1 S ? i -10- wateraanvoertoestel 1 dit maal de vorm van een in breedterichting van het perceel gelegde drukleiding 27, die door een pomp 28 met water onder druk wordt gevoed en op regelmatige afstanden van elkaar aansluitpunten 29 5. heeft. De pomp 28 wordt door een motor 30 aangedreven en verkrijgt 2ijn water uit een put 31.
Verder zijn dezelfde onderdelen als in figuur 1 aanwezig, namelijk een slangopwikkeltoestel 2 en een slang 3, een sproeier 4, een sproeieraantrekkingstoestel 10 5 en een slangondersteuningstoestel 6. Een motor 32 of een waterturbine kan zowel het toestel 5 als het toestel 6 aandrijven.
Bij de aanvang van het bedrijf wordt het toestel 2 aan een rand van het perceel opgesteld, en wordt de slang 3 over de lengte van het perceel 15. uitgelegd door verplaatsing van de sproeier 4 met het toestel 6 naar de andere rand van het perceel* Vervolgens wordt het toestel 2 door een verbindingsleiding 33 op een der aansluitingspunten 29 van ae cruxwaterieiciing ΙΊ aangesloten, zodat water door de slang 3 stroomt en via 20 de sproeier 4 in de vorm van regen over het land wordt verstoven. De sproeier 4 wordt met behulp van het toestel 5 geleidelijk naar het opwikkeltoestel 2 toegetrokken, 20dat een brede strook 34 van het perceel 35 wordt beregend, Als de sproeier 4 bij het toestel 2 is 25 aangekomen, kan door bediening van het toestel 2 de slang 3 worden opgewikkeld, waarna het toestel 2 langs de drukleiding 27 kan worden verplaatst en alle verwerkingen kunnen worden herhaald ter beregening van een volgende strook van het perceel 35.
30 Ook bij deze uitvoeringsvorm van de installatie zijn terugslagkleppen 11 en 15 in resp. de verbindingsleiding 33 en de slang 3 aangebracht, zodat een slangsectie A altijd met water gevuld zal blijven en een slangsectie B kan leeglopen. De lengte van de slang** 35 sectie B is afgestemd op de minimale lengte F van het perceel 35, terwijl de totale lengte van de slang is afgestemd op de maximale lengte G van het perceel.
Hierdoor wordt enerzijds verzekerd dat het gedeelte van de slang dat tijdens het beregenen nog op de haspel 8501554 * « -11- is gewikkeld, altijd met water is gevuld, en anderzijds dat een groot deel van de slang in platte toestand kan worden opgewikkeld.
Enkele onderdelen van de 5 beregeningsinstallatie volgens de uitvinding worden in de figuren 6-13 op grotere schaal getoond,
De figuren 6-11 laten een practische uitvoeringsvorm van het opwikkeltoestel 2 met üoebehoren zien. Dit toestel omvat een haspel 12 die draaibaar om 1Q een horizontale draaiingsas in een gestel 13 is gemonteerd en zijn aandrijving ontvangt van een as 38 via een snaar 39 en twee snaarschijven 40, 41, De snaarschijf 40 is van een vrijloop 42 voorzien (figuur 8).
Het gestel 13 draagt ook de delen van het 15 waterleveringstoestel 1, namelijk een pomp 8 met aanvoerleiding 9 en afvoerleiding 10, welke laatste op een centrale waterdoorvoer 14 in de as van de haspel 12 is aangesloten, In de leiding 10 bevindt zich een terugslagklep 11 welke zich bij het wegvallen van de 20 pompdruk automatisch sluit, De pomp 8 en de nabijgelegen as 38 kunnen door een (niet getekende) motor worden aangedreven. Eventueel kan hiertoe het drijfwerk van een landbouwtrekker worden gebruikt.
Op de haspel 12 kan een slang 3 worden 25 gewikkeld, die in figuur 6 in afgewikkelde toestand en in figuur 7 in opgewikkelde toestand is getekend. Het aanvoereinde 45 van de slang 3 is gekoppeld aan een buis 46, die met de centrale waterdoorvoer 14 in de haspel 12 in verbinding staat. Bij het opwikkelen van de slang 3 30 zullen de beginwikkelingen 3’ met water zijn gevuld (fly, 7) «xi latei« wikkelingen 3M plat en leeg zijn,
Ter wille van een correct opwikkelen is een slanggeleiding 47 met verticale leistangen 48 en horizontale leistangen 49 aangebracht (fig. 7 en 11).
35 Deze slanggeleiding 47 kan langs de haspel 12 heen en weer bewegen (in de richting van de pijlen H, J), door middel van een worm 50 en een wormschroef 51 met dubbele spoed, welke laatste zijn aandrijving ontvangt van de 6 ^ Λ 1 5 o λ -12- haspel 12 via een snaar 52 en snaarschijven 53, 54, Intussen beweegt de slang 3 in de richting van één der pijlen K, L.
Het gestel 13 draagt verder een lier 20 met 5 kabel 21 voor het aantrekken van de sproeier 4. Deze lier 20 omvat een liertrommel 57 die door middel van astappen 58, 58 om een horizontale as draaibaar in het gestel 13 is gelegerd, en waarop de kabel 21 kan worden opgewikkeld, De liertrommel draagt een coaxiaal palwiel 10 59, dat kan samenwerken met twee pallen, namelijk een pal 60 aan een zwenkbaar op één der astappen 58 gemonteerde hefboom 61, en een pal 62 aan een vast met het gestel 13 verbonden hefboom 63,
Voor het opwikkelen van de kabel 21 dient 15 de zwenkhefboom 61 met de pal 60 heen en weer gezwenkt te worden* Hiertoe zijn twee enkelwerkende hydraulische cilinders 64, 65 met plunjers 66, 67 aanwezig die van weerszijden op de hefboom 61 aangrijpen en door een gemeenschappelijke hydromotor 68 worden bediend. Deze 20 hydromotor 68 kan op willekeurige wijze worden aangedreven, bij voorbeeld door het drijfwerk van een landbouwtrekker. De plunjer 66, die voor de heengaande slag zorgt, drukt tegen de zijkant van de hefboom 61 terwijl de plunjer 67, die voor de teruggaande slag 25 zorgt, door middel van een bout 69 zwenkbaar met de hefboom is verbonden.
De lierconstructie omvat verder een tasterarm 70 die met één einde 71 zwenkbaar aan het gestel 13 is bevestigd en aan het andere einde een rol 72 draagt 30 waarmee hij op de liertrommel 57 en de daarop gewikkelde kabel 21 rust. Deze tasterarm 70 draagt de hydraulische cilinder 64, terwijl de andere cilinder 65 bij 73 zwenkbaar met het gestel 13 is verbonden.
Tijdens het opwikkelen van de kabel 21 ter 35 aantrekking van de sproeier 4 worden de cilinders 64,65 ombeurten door de hydromotor 68 bediend, zodat de hefboom afwisselend een heengaande en een teruggaande 3lag maakt. Tijdens de heengaande slag wordt het palwiel 850 1 55 4 59 door de pal 60 over een bepaalde hoek gedraaid en tijdens de teruggaande slag beweegt de pal 60 vrij terug, terwijl de andere pal 62 het palwiel 59 blokkeert,
De tasterarm 70 rust intussen op het oppervlak van de 5 liertrommel 57, waarop de kabel wordt opgewikkeld.
Naarmate de dikte van de kabelwikkelingen op de liertrommel 57 groter wordt, neemt de tasterarm een andere hoekstand in en drukt de plunjer 66 op een verder van de astap 58 gelegen plaats tegen de zijkant van de 10 zwenkhefboom 61 aan. Als gevolg hiervan zal het opwikkelen van de kabel 21 en daardoor ook het aantrekken van de sproeier 4 steeds met ongeveer gelijke lineaire snelheid geschieden.
Voor het afwikkelen van de kabel 21, dat 15 op eenvoudige wijze kan geschieden door aan de met het vrije einde van de kabel verbonden sproeier 4 te trekken, dient de pal 62 door oplichten in de vrijloopstand te worden gezet.
In figuur 12 ziet men nog het 20 slangondersteuningstoestel 6 op grotere schaal weergegeven. Dit toestel 6 omvat een wiel 22 met brede velg 23, waaromheen de slang 3 kan worden gelegd, zodat in de slang een lus 25 ontstaat. Het wiel wordt ondersteund door een slede 24 en is vrij draaibaar om een 25 horizontale as daarin gemonteerd. Vleugelmoeren 75 dienen om het wiel bij het omleggen van de slang te kunnen demonteren. Aan de slede is een speciale driehoeksconstructie 76 aangebracht, zodat het gehele toestel 6 gemakkelijk door een landbouwtrekker (die een 30 bijpassende constructie draagt) kan worden opgetild,
In figuur 13 ziet men de sproeier 4 op grotere schaal weergegeven. Deze sproeier heeft een verticale sproeibuis 17 met zwenkbaar spuitmondstuk 18, gemonteerd op een slede 19. De sproeibuis is gekoppeld aan het 35 afvoereinde 16 van de slang 3. Aan de slede bevinden zich onderdelen van een constructie 77, waarmee het gehele toestel gemakkelijk door een landbouwtrekker kan worden opgetild.
3 5 A 1 5 5 L
-14-
Het spreekt vanzelf, dat op de weergegeven constructies vele varianten mogelijk zijn, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. Zo kan het water-aanvoertoestel 1 naar keuze een pomp omvatten of 5 drukleiding met verafgelegen pomp of turbine* De sproeier 4 en de toestellen 2, 5 en 6 kunnen een andere vorm hebben dan getekend. Het slangondersteuningstoestel 6 behoeft niet altijd aanwezig te zijn, want het is alleen nodig bij terreinen met ópstaande gewassen en 10 kan bij graslang achterwege blijven.
Ook de terugslagklep 15 in de slang 3 kan desgewenst door andere middelen worden vervangen. Zo kan de slang op dezelfde plaats zijn voorzien van een slangklem die tijdens het opwikkelen van de slang tegen 15 de haspel 12 stoot en daardoor de slang ter plaatse dichtdrukt. Ook is het mogelijk dat op de haspel een speciale sleuf voor het opnemen van de slangsectie B aanwezig is, welke sleuf van een wig voor het aandrukken van de slang is voorzien.
20 «ut '«* ¢3 •?^0 U -
Claims (11)
1. Beregeningsinstallatie, omvattende een flexibele waterslang van voldoende lengte om over een te beregenen perceel land te worden uitgelegd# welke slang met het aanvoereinde kan worden aangesloten op een 5 toestel voor het aanvoeren van water onder druk en aan het afvoereinde een sproeier met slede draagt, terwijl verder een met het aanvoereinde van de slang gekoppeld toestel voor het opwikkelen van de slang aanwezig is, gekenmerkt doors 10 een toestel voor het geleidelijk aantrekken van de sproeier naar het opwikkeltoestel, als de slang is uitgelegd# en afsluitmiddelen om te zorgen dat een eerste slangsectie (gerekend vanaf het aanvoereinde van de 15 slang) steeds met water gevuld blijft en dat een tweede slangsectie (gerekend tot aan het afvoereinde van de slang) na wegvallen van de waterdruk kan leegstromen.
2. Installatie volgens conclusie 1# met het kenmerk, dat de lengte van de steeds met water gevulde 20. slangsectie ongeveer gelijk wordt gekozen aan het verschil tussen de te verwachten maximale lengte en de te verwachten minimale lengte van een te beregenen perceel,
3. Installatie volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de afsluitmiddelen voor het met water 25 gevuld houden van een eerste slangsectie bestaan uit een tweetal terugslagkleppen,
4. Installatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het toestel voor het aantrekken van de sproeier een lier met kabel omvat.
5. Installatie volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de lier ter wille van het opwikkelen van de kabel een coaxiaal palwiel met pallen draagt, waarbij een der pallen is verbonden met een hydraulisch bedieningssysteem dat hem stapsgewijs een heengaande en •35 ö 1 55 4 -16- een teruggaande slag in de omtreksrichting van het palwiel verleent,
6. Installatie volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het hydraulische bedieningssysteem is 5 gekoppeld rast een tasterarm op de lier teneinde te zorgen dat de lineaire snelheid van de kabel bij het opwikkelen nagenoeg gelijk blijft.
7. Installatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het wateraanvoertoestel een pomp met aan- en' 0 afvoerleidingen ovmat.
8. Installatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het wateraanvoertoestel een vaste drukwaterleiding omvat.
9. Installatie volgens conclusie 1, met het 5 kenmerk, dat het slangopwikkeltoestel een haspel omvat die draaibaar in een gestel is gemonteerd.
10. Installatie volgens conclusie 1-19, met het kenmerk, dat tevens een toestel aanwezig is voor het ondersteunen van de slang tijdens het aantrekken van de ) sproeier.
11. Installatie volgens conclusie 10, met het kanmerk, dat het slangondersteuningstoestel bestaat uit een door een slede gesteund wiel met brede velg. 9501554
Priority Applications (3)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8501554A NL8501554A (nl) | 1985-05-30 | 1985-05-30 | Beregeningsinstallatie. |
FR8607817A FR2582474B1 (fr) | 1985-05-30 | 1986-05-30 | Installation d'arrosage du type comportant un arroseur a haute pression deplace en continu par tirage |
GB08613234A GB2176085A (en) | 1985-05-30 | 1986-05-30 | Sprinkler installation |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8501554A NL8501554A (nl) | 1985-05-30 | 1985-05-30 | Beregeningsinstallatie. |
NL8501554 | 1985-05-30 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8501554A true NL8501554A (nl) | 1986-12-16 |
Family
ID=19846067
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8501554A NL8501554A (nl) | 1985-05-30 | 1985-05-30 | Beregeningsinstallatie. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
FR (1) | FR2582474B1 (nl) |
GB (1) | GB2176085A (nl) |
NL (1) | NL8501554A (nl) |
Families Citing this family (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2628287B1 (fr) * | 1988-03-10 | 1991-05-10 | Portejoie Claude | Arroseur mobile |
ZA916998B (en) * | 1991-09-04 | 1992-05-27 | Vetsak | Irrigation equipment |
AT18346U1 (de) * | 2023-06-23 | 2024-10-15 | Czajkowski Masz Spolka Z Ograniczona Odpowiedzialnoscia | Vorrichtung zum Ändern einer Schlauchführung, insbesondere von Bewässerungsschläuchen |
Family Cites Families (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2122596A (en) * | 1936-11-23 | 1938-07-05 | March Automatic Irrigation Com | Sprinkler |
FR1578830A (nl) * | 1968-03-26 | 1969-08-22 | ||
DE7205619U (de) * | 1971-10-25 | 1972-05-25 | Bauer R Gmbh | Beregnungsvorrichtung |
DE2411417A1 (de) * | 1973-06-08 | 1975-01-02 | Manfred Beinlich | Beregnungsvorrichtung |
FR2485332B1 (fr) * | 1980-06-30 | 1987-03-27 | Depraetere Ghislain | Chariot traineau arroseur semi-automatique ou automatique a utilisations multiples avec differentes options |
-
1985
- 1985-05-30 NL NL8501554A patent/NL8501554A/nl not_active Application Discontinuation
-
1986
- 1986-05-30 GB GB08613234A patent/GB2176085A/en not_active Withdrawn
- 1986-05-30 FR FR8607817A patent/FR2582474B1/fr not_active Expired
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
GB8613234D0 (en) | 1986-07-02 |
FR2582474A1 (fr) | 1986-12-05 |
FR2582474B1 (fr) | 1988-08-05 |
GB2176085A (en) | 1986-12-17 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US3934655A (en) | Hydraulic post setting and wire dispensing apparatus | |
US3994766A (en) | Pipe cleaning and wrapping machine | |
US3968940A (en) | Apparatus for handling bales | |
US5956923A (en) | Method and apparatus for installing, retrieving and reusing protective coverings for plants, vines and trees | |
US4360167A (en) | Apparatus for the reduction of big cylindrical bales of hay, straw and the like and for the distribution thereof | |
US4488683A (en) | Self-propelled irrigation equipment | |
US4161253A (en) | Carrier and dispenser for cylindrical bales | |
US4176696A (en) | Fireplace wood cutting machine | |
US4473196A (en) | Hydraulically actuated wire roller for a tractor | |
CA2157620C (en) | Automatic sprinkler | |
US3235009A (en) | Traveling irrigation sprinkler and method of irrigation sprinkling | |
US3739985A (en) | Irrigation equipment for tractor | |
US3507336A (en) | Traveling irrigation sprinkler | |
US3628731A (en) | Constant speed drive means for irrigation machines | |
NL8501554A (nl) | Beregeningsinstallatie. | |
US3477643A (en) | Sprinkler irrigation device with improved hose handling means and method of deploying the same preparatory to a sprinkler irrigation cycle | |
US3346213A (en) | Hose reel assembly | |
US3703990A (en) | Sprinkler irrigation apparatus and method | |
US4232826A (en) | Liquid sludge disposal | |
US4106669A (en) | Sugar cane planting machines | |
Rolland | Mechanized sprinkler irrigation | |
US4926617A (en) | Apparatus for wrapping round bales | |
US3446235A (en) | Hose-handling apparatus,self-propelled,with horizontal drum | |
CN210580021U (zh) | 一种新型农业喷灌机 | |
US3394903A (en) | Snow fence erection and rewinding machine |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |