NL8403234A - Schakeleenheid en een drukinsteleenheid daarvoor. - Google Patents

Description

* ¢. 4 * < * P HP/EA/E1-Ο-Mat ic-5

SCHAKELEENHEID EN EEN DRUKINSTELEENHEID DAARVOOR

De uitvinding heeft betrekking op een met een onder druk staand medium bekrachtigbare schakeleenheid, omvattende een schakelaar die is voorzien van een zuigerkamer met daarin ten minste één heen en weer beweegbare zuiger die van een 5 eerste kamer een tweede kamer afscheidt, waarbij in de eerste kamer een mediumleiding uitmondt, en van een drijfwerk dat de zuiger koppelt met een schakelorgaan.

Een dergelijke schakeleenheid is bekend en omvat tevens in de tweede kamer aangebrachte veermiddelen voor het 10 bij het wegvallen van de door het medium opgewekte druk naar de oorspronkelijke stand terugbewegen van de zuiger, zodat de schakelaar tussen twee standen beweegbaar is. Door het gebruik van deze veermiddelen heeft deze bekende schakeleenheid het nadeel, dat als gevolg van materiaalvermoeiingsverschijn-15 selen de veermiddelen na enige tijd hun veerkracht ten dele verliezen, zodat de schakelaar niet meer optimaal en betrouwbaar zijn funktie vervult. Bovendien staan de veermiddelen en het inwendig oppervlak van de tweede kamer bloot aan corrosie als gevolg van tot in de tweede kamer aangezogen buitenlucht.

20 Dit nadeel kan echter worden opgeheven, door in de schakel-eenheid nieuwe veermiddelen aan te brengen, hetgeen echter aanzienlijke montagekosten en een tijdelijk buiten gebruik zijn van de schakeleenheid met zich meebrengt.

De uitvinding beoogt een in dit opzicht verbeterde 25 schakeleenheid te verschaffen die de hierboven genoemde nadelen niet heeft, omdat de veermiddelen afwezig zijn. Bij de schakeleenheid overeenkomstig de uitvinding zijn de veermiddelen vervangen door middelen voor het in de tweede kamer opwekken van een ten opzichte van de in de eerste kamer heer-30 sende druk, gereduceerde druk. Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt, doordat de schakeleenheid tevens gekenmerkt wordt door een met de schakelaar gekoppelde drukin-steleenheid die is voorzien van een mediuminlaat die enerzijds via een hogedrukmediumkanaal in verbinding staat met de 35 mediumleiding en anderzijds via een drukreductie-eenheid en 8403234 ^ i i - 2 - een lagedrukmediumkanaal in verbinding staat met de tweede kamer.

Opgemerkt wordt, dat een schakeleenheid bekend is, waarbij via twee aparte drukleidingen vanaf een centraal punt 5 aan de eerste en de tweede kamer media worden toegevoegd, waarbij tussen deze media een verschildruk aanwezig is. Deze andere bekende schakeleenheid heeft daardoor het nadeel, dat naar elke schakeleenheid twee drukleidingen moeten worden toegevoerd, hetgeen bij de installatie relatief veel kosten 10 met zich meebrengt. Bovendien is het hierbij niet mogelijk om voor verschillende schakeleenheden verschillende drukverschillen tussen de beide media toe te passen, hetgeen de toepasbaarheid van verschillende typen schakeleenheden met verschillende volume voor de eerste en de tweede kamer nagenoeg 15 onmogelijk maakt.

Indien in het hogedrukmediumkanaal een onderdruk-begrenzingsventiel is aangebracht, dient een minimale primaire mediumdruk aanwezig te zijn, voor het bekrachtigen van de schakeleenheid.

20 Indien het onderdrukbegrenzingsventiel schakelt tussen een eerste stand, waarbij de mediuminlaat is versperd en het hogedrukmediumkanaal in verbinding staat met een in de buitenlucht uitmondende uitlaat, en een tweede stand, waarbij de mediuminlaat in verbinding staat· met het hogedrukmediumka-25 naai en de in de buitenlucht uitmondende uitlaat is versperd, wordt het voordeel bereikt, dat bij het dalen van de primaire druk tot onder een minimale waarde, de toevoer van het medium met de primaire druk wordt geblokkeerd, en tegelijkertijd de in de eerste kamer aanwezige druk naar de buitenlucht wordt 30 afgelaten, zodat de schakeleenheid naar een stand beweegt, die tevens een veiligheidsstand is.

Indien in het lagedrukmediumkanaal een overdrukbe-grenzingsventiel is aangebracht, wordt de secundaire druk begrenst tot een maximale waarde, zodat het onder alle om-35 standigheden mogelijk is, de schakeleenheid tussen de beide standen te schakelen.

Indien in het lagedrukmediumkanaal een onderdrukbegrenzingsventiel is aangebracht, wordt bereikt, dat ten alle 8403234 * * - 3 - tijde in de tweede kamer een secundaire mediumdruk wordt gehandhaafd, die voldoende is om de schakeleenheid naar de failsafe-stand te bewegen.

Indien in het hogedrukmediumkanaal een schakelor-5 gaan is aangebracht, dat schakelt tussen een eerste stand, waarbij de mediuminlaat in verbinding staat met de eerste kamer, en een tweede stand, waarbij de verbinding tussen de mediuminlaat en de eerste kamer is versperd en daarbij de eerste kamer in verbinding staat met de buitenlucht, kan men 10 op eenvoudige wijze de schakeleenheid bedienen, omdat met het schakelorgaan in de eerste stand medium met de primaire druk tot in de kamer wordt gebracht, en met het schakelorgaan in de tweede stand de in de eerste kamer heersende druk wordt afgelaten naar de buitenlucht.

15 Een failsafe-schakeleenheid wordt verkregen, indien het schakelorgaan uitwendig bekrachtigbaar is, en dat bij bekrachtiging het schakelorgaan in de eerste stand staat.

Een bijzonder aantrekkelijke schakeleenheid wordt verkregen, indien de drukinsteleenheid als een integraal blok 20 is uitgevoerd en de mediuminlaat via gasdichte aansluitmidde-len is gekoppeld met enerzijds de mediumleiding en anderzijds een in de schakelaar aangebracht deel van het lagedrukmedium-kanaal. Zodoende kan de drukschakeleenheid vooraf als één geheel worden vervaardigd en eventueel tevens worden toege-25 past bij bestaande schakelaars, indien binnen bepaalde tolerantiegrenzen de uitlaten van de drukschakeleenheid corresponderen met de inlaten van de schakelaar voor de lagedruk-resp. hogedrukmediumkanalen.

Door een optimale keuze van de verhouding tussen 30 het volume van de tweede kamer en het slagvolume, dat bij voorkeur groter is dan 1 en meer bij voorkeur in hoofdzaak gelijk is aan 1,4, wordt bij een gereduceerde druk in de tweede kamer die in hoofdzaak gelijk is aan 2,5 bar door het comprimeren van het medium in de tweede kamer door het ver-35 plaatsen van de cilinder, daarin een drukverhoging opgewekt, die in hoofdzaak gelijk is aan 1 bar.

Een ander aspect van de uitvinding heeft betrekking op de drukinsteleenheid te gebruiken bij een schakeleenheid.

8403234 # ΐ - 4 -

Deze drukinsteleenheid overeenkomstig de uitvinding wordt gekenmerkt door een integraal blok dat een mediuminlaat, de drukreductie-eenheid en een hoge- en lagedrukmediumkanaal omvat en is voorzien van gasdichte aansluitmiddelen voor kop-5 peling van deze kanalen met respektievelijk in de schakeleen-heid aangebrachte mediumleiding en lagedrukmediumdeelkanaal.

Genoemde en andere kenmerken zullen aan de hand van een bij wijze van voorbeeld gegeven, niet-limitatief uitvoe-ringsvoorbeeld van de schakeleenheid overeenkomstig de uit-10 vinding worden verduidelijkt, onder verwijzing naar de bijgaande tekening.

In de tekening stellen voor:

Pig. 1 een pers'pektivisch, deels weggebroken en geëxplodeerd aanzicht van een schakeleenheid overeenkomstig 15 de uitvinding voor het bedienen van een afsluiter? en

Pig. 2 t/m 5 doorsneden over de lijn II-II uit fig. 1, van dezelfde schakelaar voorzien van een andere drukinsteleenheid in verschillende werkzame toestanden.

.Pig. 1 toont een met een onder druk staand medium 20 1, bijvoorbeeld een gas, bekrachtigbare schakeleenheid 2 voor het bedienen van een in een leidingstuk 3 aangebrachte afsluiter 4. De schakeleenheid 2 omvat een schakelaar 5 en een daarop aangebrachte drukinsteleenheid 6 volgens de uitvinding.

25 De schakelaar 5 is voorzien van een zuigerkamer 7 met daarin twee gekoppeld heen en weer beweegbare zuigers 8, 9 die van een tussen de beide zuigers 8, 9 gelegen eerste kamer 10 aan gene zijde van de zuigers 8, 9 gelegen tweede kamers 11 afscheidt. In de eerste kamer 10 mondt een medium-30 leiding 12 uit.

Elke zuiger 8, 9 is voorzien van drie geleidingsor-ganen 13, 14 en 15, waarbij het geleidingsorgaan 15 is voorzien van een tandheugel 16 dat in aangrijping staat met een op een draaias 17 aangebrachte rondsel 18. Hierbij vormen de 35 tandheugels 16 en het rondsel 18 het drijfwerk dat de beide zuigers 8, 9 koppelt met een schakelorgaan dat wordt voorgesteld door de draai-as 17 die enerzijds via de asstomp 19 met de hand bediend kan worden, en anderzijds op niet-getoonde 84 0 3 2-3 4 ' / i - 5 - wijze is voorzien van een met een afsluitereinde 20 complementaire vorm.

De zuigerkamer 7 wordt gevormd door een cilindrisch stuk en twee met behulp van bevestigingsmiddelen 22 daarop 5 aangebrachte kappen 23.

De drukinsteleenheid 6 is voorzien van een medium-inlaat 24 die enerzijds via een hogedrukmediumkanaal 25 in verbinding staat met de mediumleiding 12, en anderzijds via een drukreductie-eenheid 26 en een lagedrukmediumkanaal 27 in 10 verbinding staat met de beide tweede kamers 11. De drukreductie-eenheid 26 overeenkomstig fig. 1, bestaat uit een kogel 28 die onder instelbare veervoorspanning staat van een veer 29 en gedrukt wordt tegen een zitting 30. Bij het oplopen van de druk in het lagedrukmediumkanaal 27, waarbij het 15 transport van het medium 1 wordt beperkt via een instelbare smoor 31, zal de kogel vrij komen van de zitting 30 en stroomt medium via een doorgang 32 naar de buitenlucht, zodat in het lagedrukmediumkanaal 27 en in de beide tweede kamers 11 een druk wordt gehandhaafd die gereduceerd is ten opzichte 20 van de druk die heerst in de eerste kamer 10 en welke wordt aangeboden via het medium 1 langs de mediuminlaat 24.

De figuren 2 t/m 5 tonen een met de schakelaar 5 gekoppelde andere drukinsteleenheid 40 die eveneens is voorzien van de mediuminlaat 24 die enerzijds via het hogedrukme-25diumkanaal 25 in verbinding staat met de mediumleiding 12 die uitmondt in de eerste kamer 10, en anderzijds via een drukreductie-eenheid 41 en het lagedrukmediumkanaal 27 in verbinding staat met de beide tweede kamers 11.

In het hogedrukmediumkanaal 25 is een onderdrukbe-30 grenzingsventiel 42 opgenomen. Dit ventiel 42 blijft zolang het hogedrukmediumkanaal 25 versperren, totdat de veer de mediuminlaat 24 aangeboden ingangsdruk een vooraf gekozen minimum waarde overschrijdt. Eerst dan opent het ventiel 42 en stroomt het medium naar de drukreductie-eenheid 41. De 35 drukreductie-eenheid 41 heeft ten doel een van de primaire druk afgeleide secundaire druk (de werkzame druk in de tweede kamers) te vormen en constant te houden, onafhankelijk van een veranderende primaire druk en van elk mediumverbruik. De 8403234 - 6 - primaire druk moet altijd hoger zijn dan de secundaire (werk) druk.

De drukreductie-eenheid 41 stelt met behulp van een membraan 43 de secundaire druk in. Een zijde 44 van het mem-5 braan 43 staat bloot aan de primaire druk, terwijl op de andere zijde 45 een veer 46 inwerkt, waarvan de veerkracht met behulp van een stelschroef 47 instelbaar is. Bij het oplopen van de secundaire druk, beweegt het membraan 43 zich tegen de veer 46 in, en wijzigt met behulp van een aan het membraan 43 10 bevestigd kleplichaam 48 de werkzame doorsnede van een klep-zitting 49. Bij een verdere toename van de secundaire druk komt het kleplichaam 48 op de klepzitting 49 te liggen en sluit de doorgang af. Op dat moment wordt de maximale secundaire druk in het lagedrukmediumkanaal 27 bereikt. Indien de 15 druk in de tweede kamers 11 daalt, dan beweegt het membraan 43 zich naar de in streeplijnen weergegeven positie, en kan medium met de hoge primaire druk het kleplichaam 48 passeren, totdat de maximale instelbare secundaire druk opnieuw bereikt is.

20 In het lagedrukmediumkanaal 27 is tevens een onder- drukbegrenzingsventiel 50 aangebracht. Daalt of wordt de primaire druk plotseling weggenomen, dan verhindert het onder-drukbegrenzingsventiel 50 dat de in de tweede kamers 11 heersende mediumdruk eveneens daalt of wegvalt (zie eveneens fig. 25 4).

Tenslotte is in het lagedrukmediumkanaal 27 een overdrukbegrenzingsventiel 51 opgenomen.

De drukinsteleenheid 40 is tevens voorzien van een in het hogedrukmediumkanaal 25 opgenomen, elektrisch bekrach-30 tigbaar schakelorgaan 52, dat schakelt tussen een eerste stand waarbij de mediuminlaat 24 in verbinding staat met de eerste kamer 10 (fig. 3), en een tweede stand, waarbij de verbinding tussen de mediuminlaat 24 en de eerste kamer 11 is versperd, en de eerste kamer 11 in verbinding staat met de 35 buitenlucht (fig. 2). Het schakelorgaan 52 is voorzien van een magneet 53 die inwerkt op een onder veerkracht van een veer 54 werkend anker 55. Bij het bekrachtigen van de magneet 53 wordt het anker 55 tegen de veerkracht van de veer 54 in 840 323 4 - 7 - bewogen en staat de mediuminlaat 24 via het hogedrukmediumka-naal 25 en de mediumleiding 12 in verbinding met de eerste kamer 10. Tegelijkertijd is met behulp van het anker 55 een met de buitenlucht in verbinding staande uitlaat 56 versperd 5 (fig. 3). Met het schakelorgaan 52 in de bekrachtigde stand (zie fig. 3), zijn de zuigers 8 en 9 van elkaar af bewogen. Indien de bekrachtiging van het schakelorgaan 52 wordt onderbroken, ontlucht de eerste kamer 10 via de uitlaat 56, zodat onder invloed van de in de beide tweede kamers 11 heersende, 10 lagere overdruk, de zuigers 8 en 9 naar elkaar toe bewogen worden. Doordat het anker 55 het hogedrukmediumkanaal 25 verspert, indien het schakelorgaan 52 onbekrachtigd is, wordt voorkomen, dat het medium aangeboden aan de mediuminlaat 24 wegstroomt naar de buitenlucht.

15 Teneinde de zuigers 8 en 9 altijd naar elkaar toe te laten bewegen tot in een failsafe-situatie, verdient het voorkeur een zodanig onderdrukbegrenzingsventiel 42 te gebruiken, dat in het geval waarbij de primaire druk tot onder een minimum waarde daalt, de mediumleiding 24 wordt afgeslo-20 ten, en tegelijkertijd het hogedrukmediumkanaal 25 in verbinding komt te staan met de buitenlucht, zodat ook bij een langzaam dalende primaire druk de failsafe-situatie wordt bereikt.

Het onderdrukbegrenzingsventiel 42 is dan ook uit-25 gerust met een ventielschotel 57, die, indien de primaire druk een minimum waarde onderschrijft, tegen een ventielzit-ting 58 wordt gedrukt met behulp van de veer 59. Tegelijkertijd komt het hogedrukmediumkanaal 25 via een doorgang 60 rondom de schotelsteel 61 in verbinding te staan met een uit-30 laat 62 die uitmondt in de buitenlucht (fig. 4). Zodoende wordt bereikt, dat bij het onderschrijden van de minimale primaire druk, terwijl desondanks het schakelorgaan 52 is bekrachtigd, de eerste kamer 10 wordt ontlucht, en de beide zuigers 8 en 9 naar elkaar toe bewegen en daarmee de 35 failsafe-stand innemen.

Het overdrukbegrenzingsventiel 51 heeft als functie, dat indien als gevolg van een speling 63 tussen bijvoorbeeld een afdichtring 64 van de zuiger 8 medium met een hoge 8403234 * 4 - 8 - druk vloeit vanuit de eerste kamer 10 naar de tweede kamer 11, deze hogere druk via een uitlaat 65 wordt afgegeven naar de buitenlucht, totdat wederom een maximale secundaire druk is bereikt. Doordat onder deze omstandigheden het onderdruk-5 begrenzingsventiel 50 het lagedrukmediumkanaal 27 verspert, is voldoende druk in de beide tweede kamers 11 aanwezig, om ofwel bij een niet-bekrachtigd schakelorgaan 52 en/of het onderdrukbegrenzingsventiel 42 in een de mediuminlaat 24 versperrende stand, de zuigers 8 en 9 naar elkaar toe kunnen 10 worden bewogen, teneinde de failsafe-stand wederom te bereiken.

Aangezien de drukinstelheden in principe verwijderbaar zijn van de schakelaar 5, dienen tussen de schakelaar 5 en de beide drukinsteleenheden gasdichte 15 aansluitmiddelen 66 aanwezig te zijn.

Voor een optimaal funktioneren van de schakeleen-heid verdient het voorkeur dat dit drukverschil zo klein mogelijk is. Dit kan worden bereikt door het slagvolume van de beide zuigers 8, 9 ten minste groter te kiezen dan het volume 20 van de beide kamers 11 en indien de verhouding tussen het volume van de beide tweede kamers 11 en het slagvolume van de beide zuigers 8, 9 gelijk is aan 1,4 en de gereduceerde druk in de beide tweede kamers 11 ingesteld wordt op een waarde die in hoofdzaak gelijk is aan 2,5 bar, is het drukverschil 25 maximaal gelijk aan 1 bar.

Het zal duidelijk zijn, dat de drukinsteleenheid op verschillende type schakelaars kan worden gebruikt, waarbij afhankelijk van de slagvolumina van de zuigers 8, 9 en de volumina van de beide tweede kamers 11 met behulp van de 30 drukreduceer-eenheid altijd een instelbare druk in de beide tweede kamers 11 kan worden ingesteld, zodat een optimaal drukverschil dat ontstaat bij het bewegen van de beide zuigers 8, 9 kan worden gevonden, en een optimaal moment kan worden uitgeoefend op de draai-as 17 voor het bedienen van de 35 met de draai-as 17 te koppelen afsluiter. Voorts zal het duidelijk zijn, dat de drukinsteleenheid 6 zodanig is geconstrueerd, dat bij het wegvallen van de druk op de mediuminlaat of een onderschrijden van een vooraf ingestelde waarde, de 8403234 * * - 9 - druk in de eerste kamer 10 wegvalt en zodoende de zuigers naar een stand worden bewogen, die in hoofdzaak kan overeenkomen met een failsafe-stand van de met de schakeleenheid 2 te bedienen schakelaar.

5 Ofschoon beschreven aan een schakelaar voorzien van twee gekoppelde zuigers, zal het duidelijk zijn, dat de druk-insteleenheid eveneens kan worden gebruikt bij een schakelaar die slechts voorzien is van één enkele zuiger, en zodoende van één enkele tweede kamer 11.

10 Bij voorkeur wordt als medium lucht gebruikt, maar andere gasvormige media en eventueel vloeibare media zijn in principe eveneens bruikbaar.

i 840 323 4

Claims (17)

1. Met een onder druk staand medium bekrachtigbare schakeleenheid, omvattende een schakelaar die is voorzien van een zuigerkamer met daarin ten minste één heen en weer beweegbare zuiger die van een eerste kamer een tweede kamer 5 afscheidt, waarbij in de eerste kamer een mediumleiding uitmondt, en van een drijfwerk dat de zuiger koppelt met een schakelorgaan, gekenmerkt door een met de schakelaar gekoppelde drukinsteleenheid die is voorzien van een medi-uminlaat die enerzijds via een hogedrukmediumkanaal in ver-10 binding staat met de mediumleiding en anderzijds via een drukreductie-eenheid en een lagedrukmediumkanaal in verbinding staat met de tweede kamer.

2. Schakeleenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in het hogedrukmediumkanaal een onderdruk- 15 begrenzingsventiel is aangebracht.

3. Schakeleenheid volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het onderdrukbegrenzingsventiel schakelt tussen een eerste stand, waarbij de mediuminlaat is versperd en het hogedrukmediumkanaal in verbinding staat met een in de 20 buitenlucht uitmondende uitlaat, en een tweede stand, waarbij de mediuminlaat in verbinding staat met het hogedrukmediumkanaal en de in de buitenlucht uitmondende uitlaat is versperd.

4. Schakeleenheid volgens conclusie 1, 2 of 3, met 25 het kenmerk, dat in het lagedrukmediumkanaal een over- drukbegrenzingsventiel is aangebracht.

5. Schakeleenheid volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in het lagedrukmediumkanaal een onderdrukbegrenzingsventiel is aangebracht.

6. Schakeleenheid volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in het hogedrukmediumkanaal een schakelorgaan ié aangebracht, dat schakelt tussen een eerste stand, waarbij de mediuminlaat in verbinding staat met de eerste kamer, en een tweede stand, waarbij de verbin-35 ding tussen de mediuminlaat en de eerste kamer is versperd en daarbij de eerste kamer in verbinding staat met de buiten- 840 323 4 « c ► - 11 - lucht.

7. Schakeleenheid volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het schakelorgaan uitwendig bekrachtigbaar is, en dat bij bekrachtiging het schakelorgaan in de eerste 5 stand staat.

8. Schakeleenheid volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drukinsteleenheid als een integraal blok is uitgevoerd en de mediuminlaat via gasdichte aansluitmiddelen is gekoppeld met enerzijds de me- 10 diumleiding en anderzijds een in de schakelaar aangebracht deel van het lagedrukmediumkanaal.

9. Schakeleenheid volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verhouding tussen het volume van de tweede kamer en het slagvolume van de zui- 15 ger groter is dan 1.

10. Schakeleenheid volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de verhouding in hoofdzaak gelijk is aan 1,4 en de gereduceerde druk in de tweede kamer in hoofdzaak gelijk is aan 2,5 bar.

11. Drukinsteleenheid bestemd voor toepassing bij de schakeleenheid volgens conclusie 1-10, gekenmerkt door een integraal blok dat een mediuminlaat, de drukreduc-tie-eenheid en een hoge- en lagedrukmediumkanaal omvat en is voorzien van gasdichte aansluitmiddelen voor koppeling van 25 deze kanalen met respektievelijk in de schakeleenheid aangebrachte mediumleiding en lagedrukmediumdeelkanaal.

12. Drukinsteleenheid volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat in het hogedrukmediumkanaal een onderdruk-begrenzingsventiel is aangebracht.

13. Drukinsteleenheid volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat het onderdrukbegrenzingsventiel schakelt tussen een eerste stand, waarbij de mediuminlaat is versperd en het hogedrukmediumkanaal in verbinding staat met een in de buitenlucht uitmondende uitlaat, en een tweede 35 stand, waarbij de mediuminlaat in verbinding staat met het hogedrukmediumkanaal en de in de buitenlucht uitmondende uitlaat is versperd.

14. Drukinsteleenheid volgens conclusie 11, 12 of 8403234 *v * -. V ' - 12 - 13, met het kenmerk, dat in het lagedrukmediumkanaal een overdrukbegrenzingsventiel is aangebracht.

15. Drukinsteleenheid volgens conclusie 11-14, met het kenmerk, dat in het lagedrukmediumkanaal een onder- 5 drukbegrenzingsventiel is aangebracht.

16. Drukinsteleenheid volgens conclusie 11-15, met het k e n m e r k, dat in het hogedrukmediumkanaal een scha-kelorgaan is aangebracht,, dat schakelt tussen een eerste stand, waarbij de mediuminlaat in verbinding staat met de 10 eerste kamer, en een tweede stand, waarbij de verbinding tussen de mediuminlaat en de eerste kamer is versperd en daarbij de eerste kamer in verbinding staat met de buitenlucht.

17. Drukinsteleenheid volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het schakelorgaan uitwendig bekrachtigbaar 15 is, en dat bij bekrachtiging het schakelorgaan in de eerste stand staat. 8403234