NL8400998A

NL8400998A - Gording voor een schuinlopende dakbedekking.

Info

Publication number: NL8400998A
Application number: NL8400998A
Authority: NL
Original assignee: Wuppermann Gmbh Theodor
Priority date: 1983-04-29
Filing date: 1984-03-29
Publication date: 1984-11-16
Also published as: FR2545131A1; DE3315694A1; ATA101384A; BE899529A; AT382187B; GB2138861B; FR2545131B1; CH663439A5; GB2138861A

Description

? * ··*- *· * \ ____ 's \

Gording voor een schuinlopende dakbedekking

De uitvinding betreft een gording bestaande uit een van een lijf en flenzen voorzien profiel, bijvoorbeeld een I-, ü-, C-of Z- profiel, voor een schuinlopende dakbedekking, waarbij de flenzen van het gordingprofiel met het lijf een van 90° afwijkende hoek inslui-5 ten en de grootte wideze hoek zodanig is bepaald, dat de hoofdas voor het kleinere traagheidsmcment van de profieldoorsnede tenminste ongeveer met de richting van de door de gording op te nemen dakbelasting samenvalt.

Een dergelijke gording is bekend uit DE-PS 17 59 866.

10 Door de uitvoering van de gording wordt bereikt dat de profieldoorsnede hiervan in hoofdzaak alleen aan een buigbelasting in de richting van de hoofdas voor het kleinere hoofdtraagheidsmoment is blootgesteld, andat de richting van de hoofdas voor het kleinere hoofdtraagheids-en weerstandsmoment niet of slechts weiniqr van de richting van de 15 hoofdbelasting afwijkt. Een af steunen van de gording dwars ten opzichte van de spanrichting is dan niet vereist.

De uitvinding beoogt de vorm van de gording met betrekking tot zijn sterkte qp buiging, stoot en kantelen te verbeteren en hiervoor hogere waarden te bereiken. De uitvinding wordt bij 20 de beschreven gording hierdoor gekenmerkt, doordat het lijf aan de beide einden voorzien is van een in de richting van de flens terug springend verloopt onder een hoek ten opzichte van de flens kleiner dan 90° en doordat aan het eind van de flenzen een naar binnen weggebogen lip is aangebracht, die in een bepaalde lengteverhouding 25 staat ten opzichte van de zijde van de flens.

Door een dergelijke uitvoering van de doorsnede van de gording kan het stootvlak van het lijf en van de flens verkleind en zodoende de op te vangen stootspanningen verhoogd worden. Door het vergroten van de meedragende breedte van de flens en het lijf wordt 30 de ongevoeligheid van het profiel tegen stoten belangrijk vergroot.

Ook wordt het lijfvlak ter plaatse van de grootste schuif spanning verstijfd hetgeen tevens leidt tot een vergroting van het draagvermogen van het profiel op buiging. De lippen verbeteren bovendien de stijfheid 8400998 ·' w - 2 - van het profiel, in het bijzonder wanneer deze ter plaatse van de druk zijn 'gelegen, en verbeteren de knikvoorwaarden in het raam van de totale doorsnede van het profiel. De vergrote meedragende breedte van de flenzen van het profiel laat een ten opzichte van de gebruike-5 lijke maat verhoogde buigdrukspanning en ook kritische stootspannin-gen op het profiel toe. Wanneer aan deze eisen streng de hand wordt gehouden blijft na het bereiken van de strekgrens afhankelijk van de materiaaldikte een restmoment over, dat een berekening volgens de draagbelastingmethode, respectievelijk een deel-draagbelastingmethode $ 10 mogelijk maakt.

Bij voorkeur wordt de hoek tussen de flens en het naar achterspringend deel van het lijf gehouden in een bereik van ongeveer 60° om aan het inspanningseifeet voor het vlak van de flens een beoogde werkzame grootte te geven.

15 Ook de ligging van de hoek van de lip ten opzichte van het verstijfd vlaktedéel van de flens is van betekenis. Het meest werkzaam staan in dit geval de lippen vertikaal ten opzichte van het vlak van de flens, omdat dan een uitwijkbeweging ten opzichte van andere hoekstanden pas zeer veel later wordt ingeleid.

20 Overeenkomstig een ander kenmerk van de uitvinding moet de flensbreedte ongeveer gehouden worden in het bereik van het twintig-t±'VBsrtigvoudigev^aleriaaldikte van de profielstaaf en weliswaar gerékend onder aftrekking van de afrondingsstralen aan de kanten van de flens. Bij een dergelijke verhouding kan de flensbreedte als 25 een buigdrager zonder vermindering evenzo volledig gebruikt vrorden als de slagspanning. Hierbij komen destaggolven bij voorkeur ongeveer te liggen ter plaatse van de bevestigingsafstanden van het profiel met de dakbedekking. De verhouding van de lengte van de lippen ten opzichte van de door de stralen verminderde flensbreedte ligt bij 30 voorkeur in het bereik van 1: 1,8, waarbij het bereik zich tot ongeveer 2,5 kan uitstrekken.

Een uitvoeringsvoorbeeld overeenkomstig de uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving en bijgevoegde tekening, waarbij de figuur een gording volgens de uit-35 vinding in doorsnede en schematisch weergeeft.

8400998 v V? - 3 -

De als een Z-profiel uitgevoerde gording 1 bezit een lijf 2 en flenzen 3 en 4. Hierbij sluiten de flenzen 3 en 4 van het gordingprofiel 1 met het lijf 2 een van 90° afwijkende scherpe hoek in. Deze hoek is alnaargelang de helling van het dak en de hoogte van de 5 gording verschillend en is zo gekozen, dat de hoofdas voor het kleinere traagheidsnrment van de profieldoorsnede tenminste ongeveer samenvalt met de richting van de door de gording op te nemen dakbelasting. In het algemeen ligt de helling van het dak bij industriële bouwwerken beneden 15°. Het bereik van de hoek strékt zich uit vanaf ongeveer 17° 10 tot 0°. Het gemiddelde bereik ligt bij 6°.

Het ten opzichte van de flenzen 3 en 4 van het profiel schuinlcpend lijf 2 bezit in doorsnede gezien in het eindbe-reik een terugspringend verloop 5 en 6. Dit terugspringend verloop is zodanig dat de hoek tussen de flens 3 en het terugspringend gedeel-15 te 5, respectievelijk tussen de flens 4 en het terugspringend gedeelte 6 kleiner is dan 90°. Bij voorkeur is de hoek gamma 60°. Voorts zijn op de buitenzijden van de flenzen 3 en 4 afbuigingen, respectievelijk lippen 7 en 8 aangebracht, waarbij de lippen bij voorkeur vertikaal, respectievelijk ongeveer vertikaal ten opzichte van de vlakken van de 20 flenzen 3 en 4 moeten staan cm een optimale verstijving van de flenzen te verkrijgen. Met 9 en 10 zijn afrondingen tussen het terugspringend gedeelte ai de flens alsook tussen de flens en de lip aangegeven.

De materiaaldikte van de profiel kan liggen tussen ongeveer 1,5 tot 4 itm. De meest gebruikelijke dikte ligt bij 2 itm.

25 De breedte B van de flenzen komt bij voorkeur overeen met het ongeveer twintig- tot veertigvoudige van de materiaaldikte van de profiel staaf hetgeen bij het profiel optimaal bijdraagt aan de te benutten buig- en kritische stootspanning. De verhouding van de hoogte L van de lippen ten opzichte van de flensbreedte B ligt ongeveer in het bereik van 30 1:2 tot 1:2,5. Het is voorts doelmatig het terugspringend gedeelte 5, 6 op het schuinlopend lijf 2 ongeveer te laten beginnen in het vlak van de hoogte van de lippen 7, 8 op het lijf. Hierdoor wordt een ongeveer maximale buig- en stootstijfbeid van het profiel verkregen.

Bi de praktijk is gebleken dat men met een bepaald 35 bereik van de hoogte van de gordingen uitkant, zodat een vereenvoudigde 8400998 9 " - 4 - y. '</ qua kosten gunstige profielfabricage mogelijk wordt. Onder voorwaarden dat de flensbreedte bij alle hoogten van de gordingen onveranderd blijft bestaan en een gelijkblijvende helling van het lijf gekozen wordt, kan een voor alle bouwtechnische gevallen gunstige dwarsdoor-5 snede verkregen worden. Wanneer men de hoogte volgens de praktijk legt in een bereik tussen 180 en 300jnmen aan het lijf een helling van 6° geeft, worden bijvoorbeeld de volgende voor de praktijk optimale hellingen voor het dak verkregen: 10 H = 180 mm helling van de hoofdas gelijk aan de optimale helling van het dak 12° H = 240 irm helling van de hoofdas gelijk aan de 15 optimale helling van het dak 6° H = 300 mm helling van de hoofdas gelijk aan de optimale helling van het dak · 3°

Proeven hebben aangetoond dat de optimale doorsneden van 20 de profielen ook bij afwijking van de voor genoemde, meestal gebruikelijke dakhellingen boven de invloed van de torsiewerking van de verschillende dakbedékkingsuitvoeringen een ten opzichte van de stijfheid en stabiliteit gedrag, dat de afwijkingen mede dekt, vertonen, dat een breed toepassingsgebied zonder wezenlijke beïnvloeding van het draag-25 vermogen toelaat.

8400998

Claims

1. Gording bestaande uit een van een lijf en flenzen voorzien profiel, bijvoorbeeld een I-, U-, C- of Z-profiel, voor een schuinlcpende dakbedekking, waarbij de flenzen van het gordingprofiel met het lijf een van 90° afwijkende hoek insluiten en waarbij de 5 grootte en deze hoek zodanig is bepaald dat de hoofdas voor het kleinere traagheidsjponsnt van de profieldoorsnede tenminste ongeveer samenvalt met de richting van de door de gording op te nemen dakbelasting, met het kenmerk, dat het lijf (2) aan de beide einden voorzien is van een ten opzichte van de flens (3, 4) terugspringend verloop (5, 6) onder 10 een hoek met de flens kleiner dan 90° en dat aan het eind van de flenzen (3, 4) een naar binnen weggetogen lip (7, 8) is aangébracht.

2. Gording volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de hoek tussen de flens (3, 4) en het terugspringend gedeelte (5, 6) van het lijf 60°, respectievelijk ongeveer 60° bedraagt.

3. Gording volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, dat de lippen (7, 8) vertikaal staan ten opzichte van het vlak van de flenzen (3, 4).

4. Gording volgens een der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de flensbreedte (B) ligt in het bereik van het twintig- 20 tot veertigvoudige van de materiaaldikte van de profielstaaf (1).

5. Gording volgens een der conclusies 1 tot 4 met het kenmerk, dat de verhouding van de hoogte van de lippen (7, 8) ten opzichte van de flensbreedte (B) ligt in het bereik van 1:1,8 tot 1:2,5.

6. Gording volgens een der conclusies 1 tot 5 met het 25 kenmerk, dat het begin van het terugspringend gedeelte (5, 6) op het schuine lijf (2) ongeveer ligt in het vlak van de hoogte van de lippen (7, 8). 8400998