NL8304431A - Werkwijze voor het nagenoeg constant houden van het co2-gehalte in tapbier en inrichting voor toepassing van de werkwijze. - Google Patents

Description

< \ - 1 -

Werkwijze voor het nagenoeg' constant houden van het C02-gehalte in tapbier eii inrichting voor toepassing van de werkwijze.

De uitvinding heeft allereerst betrekking op een werkwijze voor het nagenoeg constant houden van het CC^-gehalte in tapbier.

Het CO2-gehalte in tapbier is in het bijzonder 5 van invloed op: a) de smaak van het bier? b) het prikkelend gevoel op de tong van de consument, welke prikkeling het smaakgevoel beïnvloedt; c} het volume van het geproduceerde.schuim 10 bij het tappen van het bier? en dl de houdbaarheid van het schuim.

Het is bekend dat het C02-gehalte van tapbier wordt bepaald door de druk van het C02-gas dat zich boven het bier in een vat bevindt en door de temperatuur 15 van het bier.

Wanneer het biervat zich bevindt in een koelcel zal de temperatuur van het bier nagenoeg constant zijn en bij voorkeur circa 8°C bedragen. Bij een dergelijke constante temperatuur kan ook het CC^-gehalte nagenoeg 20 constant worden gehouden door een juiste instelling van het reduceerventiel, dat zich bevindt tussen de gasfles met CO2 en het biervat, waarbij in de gasfles een druk heerst van ongeveer 6000 kPa en in het biervat van omstreeks 200 kPa absoluut.

25 Door een nauwkeurige afregeling van het reduceerventiel kan het C02 gehalte van het getapte bier nagenoeg constant worden gehouden bij opslag van het bier in een koelcel.

Opslag in een koelcel is echter relatief duur 30 en wordt in het algemeen slechts toegepast bij een grote omzet. Bij een geringere omzet wordt wel getracht het bier op te slaan in een kelder, zodat het toch een relatief constante temperatuur bezit. Met het temperatuurverschil, dat optreedt tussen het winter-35 en het zomerseizoen kan rekening worden gehouden door 8304431 • · V - 2 - periodieke verstelling van het reduceerventiel, maar het zal duidelijk zijn dat dit nooit op optimale, wijze kan plaatsvinden.

De geschetste moeilijkheden worden nog vergroot 5 wanneer ook geen kelder ter beschikking staat voor de opslag van het biervat, maar de opslag moet plaatsvinden in een ruimte waarin de temperatuur aanmerkelijk kan variëren. In een dergelijk geval zal ook de kwaliteit van het getapte bier aan sterke wijzigingen onderhevig zijn.

10 De uitvinding beoogt nu een werkwijze te verschaf fen waardoor deze bezwaren in hoge mate worden opgeheven.

Volgens de uitvinding wordt er in voorzien, dat het reduceerventiel, dienende voor het verlagen van de druk van het CC^-gas dat zich in een gasfles bevindt of dat 15 reeds op een lagere druk is gebracht, zodanig is uitgevoerd dat de druk van het aan het biervat toegevoerde C02-gas wordt geregeld in afhankelijkheid van de omgevingstemperatuur waaraan het biervat is blootgesteld.

Op deze wijze kan steeds een evenwichtstoestand 20 worden verkregen, waarbij de hoeveelheid in het bier opgelost C02-gas nagenoeg constant is. Daarbij levert het nauwelijks bezwaar op, dat bij opslag van het bier in een warme ruimte het uit het vat afgevoerde bier, alvorens uit de tapkraan te stromen, eerst een doorstroomkoeler 25 passeert, daar hierdoor het C02~gehalte nauwelijk wordt beïnvloed.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor toepassing van de bovenbeschreven werkwijze, welke inrichting daardoor is gekenmerkt, dat het 30 reduceerventiel een klephuis omvat met daarin een klep- zitting waar een klep tegenaan wordt gedrukt onder invloed van een veer en van de gasdruk die direkt wordt geleverd door de gasfles ofwel door een daarop aangesloten primair reduceerventiel, welke klep wordt bestuurd door een met 35 een temperatuurgevoelig medium gevulde balg zodanig dat bij stijgende omgevingstemperatuur de klep onder invloed van de door de balg geleverde kracht kan worden geopend voor het verhogen van de druk vanjhet C02~gas dat via 83 0 4 4 3 1 - 3 - 4 * de klep aan het biervat wordt' toegëvoerd, waarbij een membraan is aangebracht dat tussen de; klep en de balg in kan worden vastgeklemd en dat de ruimte, waarin de afvoerzijde van de klep uitmondt, en welke ruimte in 5 verbinding staat met het biervat, naar buiten toe afsluit.

Zoals uit het bovenstaande blijkt, levert het toepassen van een dergelijke inrichting aanzienlijke m voordelen op, terwijl de kosten van een dergelijke in-10 richting slechts een fraktie zijn van de kosten die gepaard gaan met de opslag van de biervaten in een koelcel.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is de klep verbonden met een drukstuk dat 15 normaal tegen het membraan aanligt en dat een opening in het membraan af kan sluiten zodanig dat bij het stijgen van de druk in de secundaire ruimte tussen het biervat en de regelinrichting in, tot boven een bepaalde waarde het membraan tegen de kracht van de balg in van 20 het drukstuk wordt afbewogen, waardoor de Opening in " het membraan wordt vrijgegeven en de druk in deze ruimte wordt verlaagd.

Om er voor te zorgen dat na de fabricage van het reduceerventiel dit zo nauwkeurig mogelijk 25 aan de gestelde eisen voldoet, kan er in worden voorzien, dat de door de balg uitgeoefende begindruk instelbaar is door middel van een stelschroef die verdraaibaar is in een vast deel van het huis of in een vast met het huis verbonden deel.

30 Volgens een verdere uitwerking van de uit vinding wordt er in voorzien, dat het membraan cirkelvormig is en dat aan de klepzijde ervan een schotel aanwezig is waarvan de, van het vlak van de schotel afstekende, rand samen met de rand van het membraan en 35 met een aan de andere zijde van het membraan liggend ringvormig element wordt ingeklemd, waarbij aan de zijde van het ringvormige element het membraan wordt 8304431 ‘ - 4 - ondersteund door een tegen het membraan en de balg._ aanliggende tweede schotel waarvan de uitstekende.rand. naar de balg is toegericht en tegen het ringvormige element aan kan komen te liggen ter begrenzing van de 5 verplaatsing van het membraan.

Hierdoor kan een goede krachtsoverdracht worden bereikt van de op het membraan uitgeoefende druk, terwijl tevens het membraan wordt beschermd tegen overbelasting doordat het membraan slechts een beperkte 10 vervorming kan ondergaan.

De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in de tekening, waarin: fig. 1 schematisch de werkwijze volgens de 15 onderhavige uitvinding weergeeft, en fig. 2 een doorsnede en gedeeltelijk aanzicht toont van het reduceerventiel volgens de onderhavige uitvinding.

Fig. 1 toont het biervat 1 dat door middel van de 20 biervataansluiting 2 is aangesloten op een tapkraan 3.

De aansluiting 2 is door middel van de leiding 4 verbonden met de gasfles 5 waarin zich CC^-gas bevindt. De in de gasfles 5 heersende druk van ongeveer 6000 kPa kan door het gebruikelijke primaire reduceerventiel 6 worden 25 gereduceerd tot ongeveer 300 kPa en het op deze wijze verkregen gas met verlaagde druk wordt via het secundaire reduceerventiel 7 toegevoerd aan het biervat 1.

Het secundaire reduceerventiel 7 is weergegeven in fig. 2.

30 Het ventièl omvat een huis 10 met daarin een toevoerkanaal 11 en een afvoerkanaal 12. Het toevoer-kanaal 11 kan door middel van schroefdraad 13 worden aangesloten op de leiding, die komt vanaf het reduceerventiel 6. In het afvoerkanaal 12 kan door middel van 35 de schroefdraad 14 een aansluitstuk 15 worden aangebracht, dat ten opzichte van het huis 10 kan worden afgedicht door middel van de rubber O-ring 16, voor het op het afvoerkanaal 12 aansluiten van een leiding die naar het biervat loopt.

40 In het huis 10 is het zittingelement 17 aange- 8304431 - 5 - bracht, dat ten opzichte van het huis wordt afgedicht door de rubber O-ring 18 .en dat in het huis 10 wordt- . vastgehouden doordat het aan de bovenzijde is voorzien van enkele uitstekende delen 19, die aanliggen tegen 5 een schotel 20. De schotel 20 wordt tezamen met het membraan 21 en de ring 22, die is voorzien van de opstaande rand 23, tegen het huis 10 aangedrukt gehouden door middel van de kap 24, die met behulp van de schroefdraad 25 op het huis is vastgeschroefd. De kap 24 is niet geheel 10 gesloten maar voorzien van enkele sleuven 26.

Tegen de onderrand van het zittingelement 17 aan ligt de klep 27, die is voorzien van een klepbedekking 28 uit rubber of een dergelijk materiaal. Voor het aandrukken van de klep 27 tegen het zittingelement 17 15 dient de veer 29.

Boven de klep 27 bevindt zich het drukstuk 30, dat vrij door de schotel 20 heenloopt, en waarvan het kopvlak 31 aanligt tegen het membraan 21, zodanig dat de in het membraan 21 aanwezige opening 32 door het 20 kopvlak 31 van het drukstuk 30 wordt afgedicht.

De tussen de klep en het membraan 21 aanwezige ruimte 33 staat met het afvoerkanaal 12 in verbinding door middel van de boring 34.

Boven het membraan 21 bevindt zich de schotel 25 35, die aanligt tegen de balg 36, waarvan de juiste indrukking kan worden verkregen met behulp van de stel-schroef 37, die door middel van de schroefdraad 38 samenwerkt met de kap 24.

Na de juiste afstelling van de stelschroef 37 30 kan de in de kap 24 aanwezige Boring 39 worden afgesloten door middel van een dop 40. De dop 40 kan eventueel in de kap worden vastgelijmd of verzegeld, zodat geen verstelling van de balg 36 door onbevoegden plaats kan vinden.

35 De werking van de inrichting is nu als volgt.

In fig. 2 is het reduceerventiel in de gesloten stand weergegeven, wat betekent dat er geen C02-gas door het ventiel heenstroomt.

In de ruimte 33 van het huis heerst dezelfde 40 druk als die welke aanwezig is in het Biervat waarmee 8304431

« V

- 6 - de.aansluitng 15 is verbonden..wanneer nu bier uit -het vat wordt afgetapt dan wordt de druk onder hét - ' membraan 21 lager, zodat de evenwichtssituatie wordt verstoord. De kracht die door de in het biervat heersende 5 druk op het membraan naar boven toe wordt uitgeoefend zal afnemen, zodat de kracht van de balg 36 gaat overheersen. De balg 36 zal zich hierdoor naar beneden toe verplaatsen en via het drukstuk 30 de klep 27 van het zittingelement 17 aftillen tegen de kracht van de veer 10 29 en tegen de door het primaire reduceerventiel 6 geleverde druk in. De klep 27 zal zich weer sluiten wanneer de druk in het biervat 1 zodanig is toegenomen dat via het membraan 21 een voldoende kracht omhoog kan worden uitgeoefend., zodat de balg 36 zich weer in de 15 oorspronkelijke stand bevindt.

Een te grote verplaatsing van het membraan 21 onder werking van de balg 36 zal worden voorkomen doordat de buitenrand van de schotel 35 op een gegeven moment in aanraking komt met de opstaande rand 23 van de 20 ring 22.

Wanneer in de ruimte die zich bevindt tussen het biervat 1 en het reduceerventiel 7 en daardoor in de ruimte 33 van het reduceerventiel 7 een te hoge druk zou optreden, zal de balg 36 via het memhraan 21 en de 25 schotel 35 omhoog worden gedrukt, waardoor het bovenvlak 31 van het drukstuk 3Q vrijkomt van het membraan 21, zodat de daarin aangebrachte opening 32 wordt vrijgegeven en gas naar buiten toe kan worden afgeblazen via de in de kap 24 aanwezige sleuven 26.

30 Het zal duidelijk zijn dat slechts, een mogelijke uitvoeringsvorm van de uitvinding in de tekening is weergegeven en in het bovenstaande is beschreven, en dat vele wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten de uitvindingsgedachte te vallen.

35 Zo is het uiteraard mogelijk het reduceerventiel 7 zodanig uit te voeren, dat daaraan gelijk de volle in de gasfles 5 heersende druk van 6000 kPa kan worden toegevoerd, waardoor het primaire reduceerventiel 6 zou kunnen vervallen.

40 - conclusies - 8304431

Claims (6)

1- Werkwijze voor het nagenoeg constant houden van het CC^-gehalte in tapbier, met het kenmerk, dat het reduceerventiel, dienend voor het verlagen van de druk van het O^-gas dat zich in een gasfles 5 bevindt of dat reeds op een lagere druk is gebracht, zodanig is uitgevoerd dat de druk van het aan het biervat toegevoerde C02~gas wordt geregeld in afhankelijkheid van de omgevingstemperatuur waaraan het biervat is blootgesteld.

2. Inrichting voor toepassing van de werkwijze volgens conclusie 1, welke inrichting daardoor is gekenmerkt dat het reduceerventiel (7) een klephuis (10) omvat met daarin een klepzitting (17) waar een klep (27) tegenaan kan worden gedrukt onder 15 invloed van een veer (29) en van de gasdruk die direkt wordt geleverd door de gasfles ofwel door een daarop aangesloten primair reduceerventiel (6), ~ welke klep (27) wordt bestuurd door een met een temperatuurgevoelig medium gevulde balg (36) zodanig 20 dat bij stijgende omgevingstemperatuur de klep (27) onder invloed van de door de balg (36) geleverde kracht kan worden geopend voor het verhogen van de druk van het CC^-gas dat via de klep (27) aan het biervat (1) wordt toegevoerd, waarbij een membraan (21) is aange-25 bracht dat tussen de klep (27) en de balg (36) in kan worden vastgeklemd en dat de ruimte (33) , waarin de afvoerzijde van de klep (27) uitmondt en welke ruimte (33) in verbinding staat met het biervat (1), naar buiten toe afsluit.

3. Inrichting volgens conclusie 2,met het kenmerk, dat de klep (27) is verbonden met een drukstuk (30) dat normaal tegen het membraan (21) aanligt en dat een opening (32) in het membraan (21) af kan sluiten zodanig dat bij het stijgen van de druk 35 in de ruimte tussen het biervat (1) en de regelinrichting tot boven een bepaalde waarde het membraan (21) tegen de 8304431 - 8 - kracht van de balg (36). in van het- drukst uk (3Q.) "wordt af bewogen waardoor de opening (32) in het membraan (21) ! wordt vrijgegeven en de druk in de genoemde ruimte wordt verlaagd.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, m e t het kenmerk, dat de door de balg (36) uitgeoefende begindruk instelbaar is door middel van een stelschroef (37) die verdraaibaar is in een vast deel van het huis (10) of in een vast met het huis (10) verbonden deel (24).

5. Inrichting volgens êén der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat het membraan (21) cirkelvormig is en dat aan de klepzijde ervan een. schotel (20) aanwezig is waarvan de, van het vlak van de schotel (20) afstekende, rand samen met de rand van het membraan (21) 15 emmet een aan de andere zijde van het membraan liggend ringvormig element (22,23) wordt ingeklemd, waarbij aan de zijde van het ringvormige element (22,23) het membraan (21) wordt ondersteund door een tegen het membraan en de balg aanliggende tweede schotel (35) waarvan de 20 uitstekende rand naar de balg (36) is toegericht en tegen het ringvormige element (22,23) aan kan komen te liggen ter begrenzing van de verplaatsing van het membraan (21).

6. Werkwijze en inrichting als beschreven en/of weergegeven in de tekening. 8304431