NL8303941A - Inrichting voor het bewerken van struiken en andere planten. - Google Patents

Inrichting voor het bewerken van struiken en andere planten. Download PDF

Info

Publication number
NL8303941A
NL8303941A NL8303941A NL8303941A NL8303941A NL 8303941 A NL8303941 A NL 8303941A NL 8303941 A NL8303941 A NL 8303941A NL 8303941 A NL8303941 A NL 8303941A NL 8303941 A NL8303941 A NL 8303941A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
members
carrier
processing
working
arm
Prior art date
Application number
NL8303941A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8303941A priority Critical patent/NL8303941A/nl
Priority to GB8428549A priority patent/GB2149635B/en
Publication of NL8303941A publication Critical patent/NL8303941A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/835Mowers; Mowing apparatus of harvesters specially adapted for particular purposes
    • A01D34/86Mowers; Mowing apparatus of harvesters specially adapted for particular purposes for use on sloping ground, e.g. on embankments or in ditches
    • A01D34/866Mounting means
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G3/00Cutting implements specially adapted for horticultural purposes; Delimbing standing trees
    • A01G3/04Apparatus for trimming hedges, e.g. hedge shears
    • A01G3/0426Machines for pruning vegetation on embankments and road-sides

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Ecology (AREA)
  • Forests & Forestry (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)

Description

I t, 'l C. van der Lely N.V., Maasland
Inrichting voor het bewerken van struiken en andere planten
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bewerken van struiken*en andere planten, in het bijzonder voor het bewerken van heggen, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste één aan een drager aangebracht 5 aangedreven bewerkingsorgaan dat ten opzichte van en/of door middel van de drager verstelbaar en naar keuze in een van ten minste twee verschillende standen ten opzichte van het horizontale vlak instelbaar is..
Inrichtingen van deze soort zijn bekend en dienen 10 bijvoorbeeld voor het knippen van heggen en maaien van weg- en waterkanten.
Volgens de uitvinding wordt een dergelijke inrich-• ting verbeterd doordat de inrichting ten minste twee be-werkingsorganen omvat die ten opzichte van elkaar verstelbaar 15 zijn aangebracht en ten opzichte van elkaar onder verschillende hoeken aangebracht kunnen worden.
Hierbij kunnen in één bewerkingsgang bewerkingen uitgevoerd worden in twee vlakken die een hoek met elkaar maken. Zo kunnen bijvoorbeeld de bewerkingsorganen zodanig 20 ten opzichte van elkaar ingesteld worden dat tegelijkertijd de bovenkant en de zijkant van een heg bewerkt kunnen worden.
Ook zullen hierdoor andere, een hoek met elkaar insluitende, oppervlakken bewerkt kunnen worden bijv. langs kanten van wegen en watergangen. Met de inrichting volgens de uitvinding 25 wordt aldus sneller en gemakkelijker gewerkt waarbij de produktiviteit van de inrichting belangrijk wordt vergroot.
Een gunstig uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding wordt verkregen wanneer de bewerkingsorganen onafhankelijk van elkaar ten opzichte van de 30 drager verstelbaar en naar keuze in een van ten minste twee verschillende standen ten opzichte van de drager vastzetbaar zijn.
Volgens een verdere uitvindingsgedachte zijn bij de inrichting van de in de aanvang genoemde soort volgens de 35 uitvinding ten minste twee bewerkingsorganen aangebracht ’ 8303941 2 i 4 waarvan er een, gerekend in de tijdens bedrijf normale voortbewegingsrichting van de inrichting, meer naar voren is gelegen dan de ander. Hierbij kunnen de bewerkingsorganen zonder elkaar te hinderen gemakkelijk in de gewenste stand 5 ten opzichte van elkaar geplaatst worden.. De constructie van in het bijzonder de bevestiging van de bewerkingsorganen aan de drager kan hierdoor eenvoudig gehouden worden.
De bewerkingsorganen kunnen in een gunstige stand ten opzichte van elkaar aangebracht worden voor het bewerken van 10 op elkaar aansluitende vlakken door volgens een verder ' uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding twee bewerkingsorganen om scharnierassen beweegbaar aan een drager aan te brengen, waarbij de scharnierassen van de beide bewerkingsorganen samenvallen.
15 Volgens een verder uitvoeringsvoorbeeld omvat de inrichting volgens de uitvinding ten minste twee bewerkingsorganen die aan een gestel zijn gekoppeld dat scharnierbaar is verbonden met de drager. Het gestel kan hierbij ten opzichte van de drager in een gewenste stand gebracht 20 worden, waarbij de bewerkingsorganen weer ten opzichte van het gestel instelbaar zijn voor het verkrijger! van een gewenste positie van de bewerkingsorganen ten opzichte van elkaar.
Met behulp van het gestel aan de drager kan de inrichting van meer dan twee bewerkingsorganen worden voorzien, zodanig 25 dat ieder van de bewerkingsorganen verstelbaar is ten opzichte van de andere bewerkingsorganen.
Bij een verdere constructie van de inrichting volgens de uitvinding zijn de bewerkingsorganen verstelbaar aan de drager aangebracht om een scharnieras die zich dwars 30 op de normale voortbewegingsrichting van de inrichting uitstrekt. Hierdoor is ’het aantal standen waarin de · bewerkingsorganen gebracht kunnen worden gemakkelijk te vergroten. Het gebruik van de inrichting wordt op eenvoudige wijze gunstig beïnvloed wanneer zij van aankoppelmiddelen 35 is voorzien waarmede zij aan de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen van een tweetal uitvoeringsvoorbeelden 830394! --- - Λ * 3
Fig. 1 geeft een achteraanzicht weer van een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding
Fig. 2 geeft op vergrote schaal een deel van de uitvinding volgens fig. 1 weer, gezien in de richting volgens 5 de lijn II-II in fig. 1
Fig. 3 is een doorsnede volgens de lijn III - III in fig. 2
Fig. 4 geeft een achteraanzicht van de inrichting weer, waarbij de bewerkingsorganen in een andere stand 10 t.o.v. elkaar staan
Fig. 5 geeft een achteraanzicht van de inrichting weer, waarbij de drager en de bewerkingsorganen in weer een andere stand zijn aangebracht
Fig. 6 is een achteraanzicht van een tweede uitvoe-15 ringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding
Fig. 7 geeft een bovenaanzicht van een gedeelte van de inrichting volgens fig. 6 weer, gezien volgens de pijl VII in fig. 6
Fig. 8 geeft de inrichting volgens de fig. 6 en 7 20 weer waarbij de bewerkingsorganen in een andere stand staan opgesteld
Fig. 9 geeft in een achteraanzicht weer een andere opstelling van de bewerkingsorganen van de inrichting volgens de figuren 6 en 7 weer 25 Fig. 10 geeft een stand van de inrichting weer, waarbij de bewerkingsorganen evenwijdig aan en nabij de grond zijn aangebracht.
De inrichting volgens de figuren 1-5 omvat een drager 1 waaraan bewerkingsorganen 2 en 3 zijn aangebracht, 30 die om een scharnieras 4 ten opzichte van de drager 1 verstelbaar zijn. De drager 1 omvat aankoppelmiddelen 5 waarmede de inrichting aan de driepuntshefinrichting van een trekker 6 bevestigbaar is, zoals in fig. 1 is weergegeven.
De aankoppelmiddelen 5 omvatten een horizontale gestelbalk 10 33 die is voorzien van lippen 11 waarmede de aankoppelmiddelen aan de hefarmen 12 van de driepuntshefinrichting van een trekker gekoppeld kunnen worden. Aan de gestelbalk 5 is een gestelbeugel 13 bevestigd, waarvan de bovenzijde door middel van een topstang 14 met de bovenste bevestigingslippen 15 8 3 0 3 9 4 1 4 * % van de driepuntshefinrichting van de trekker koppelbaar is.
De drager 1 omvat een hoofdarm 17 die scharnierbaar om een scharnieras 18 met de gestelbalk 10 is verbonden.
Aan het van de scharnieras 18 afgekeerde einde van de 5 hoofdarm 17 is een zijarm 20 door middel van een scharnieras 19 scharnierbaar aangebracht. De scharnierassen 4, 18 en 19 liggen evenwijdig aan elkaar en strekken zich evenwijdig aan een vertikaal vlak uit dat zich in de richting uitstrekt waarin de inrichting tijdens normaal bedrijf wordt voortbewogen.
10 De hoofdarm 17 is door middel van een hydraulisch verstel-orgaan 21 verstelbaar en naar keuze in een van vele standen vastzetbaar om de scharnieras 18. Het hydraulisch verstelorgaan 21 is bevestigd aan een aan een uiteinde van de balk 10 bevestigde lip 22 en een aan de hoofdarm 17 bevestigde lip 23.
15 Het verstelorgaan 21 omvat een niet nader weergegeven cylinder en cylinderstang. Tussen de hoofdarm 17 en de zijarm 20 is een een cylinder en cylinderstang omvattend hydraulisch verstelorgaan 24 aangebracht. Het verstelorgaan 24 is verbonden met een lip 25 van de hoofdarm 17 en een verstelarm 20 26, die vast is bevestigd aan de zijarm 20. De verstelarm 26 strekt zich aan dè andere zijde van het scharnier 19 uit i als de zijarm 20, een en ander zoals uit fig. 1 blijkt.
Aan het van de scharnieras 19 afgekeerde einde van de zijarm 20 is deze voorziefi van lippen 30 en 31, die op 25 afstand van elkaar zijn gelegen en nabij de zijkanten van de arm zijn aangebracht. In de lippen 30 en 31 is een scharnier-pen 32 gelegerd, waarvan de hartlijn de scharnieras 4 vormt.
De scharnierpen 32 steekt aan weerszijden buiten de zijarm 20 uit en is ten opzichte van de normale voortbewegings-30 richting V van de inrichting aan het vooreinde aan een gestelbalk 33 bevestigd van een niet nader weergegeven gestel van het bewerkingsorg’aan 2. Het bewerkingsorgaan 2 ligt, gerekend in de richting V, meer naar voren dan de arm 20 en omvat een as 34 waaraan in dit uitvoeringsvoorbeeld klepelvormige 35 maaiorganen zijn aangebracht. De uiteinden van de klepels bewegen langs een om de as 34 concentrisch gelegen cylinder-mantel 35, om een deel waarvan een met de gestelbalk 33 verbonden kap 36 is aangebracht. De hartlijn 27 van de as 34 snijdt de scharnieras 4. Het vast aan de scharnierpen 32 8303941 * * 5 bevestigde bewerkingsorgaan 2 is via deze scharnierpen vast verbonden met een verstelbus 37, die tussen de lippen 30 en 31 vast aan de scharnierpen is bevestigd door een stift 38.
De verstelbus 37 omvat twee op afstand van elkaar gelegen 5 verstelarmen 39 (fig. 3), die door middel van scharnierpennen 40 met tussenarmen 41 scharnierend zijn gekoppeld. Het van de scharnierpennen 40 afgekeerde einde van de tussenarmen is via een scharnieras 42 gekoppeld met een leger 43 dat aan het uiteinde van een zuigerstang 44 is aangebracht. De 10 zuigerstang 44 is verschuifbaar in de cylinder 45 aangebracht, die door middel van een scharnierpen 46 scharnierend aan aan de zijarm 20 bevestigde lippen 47 is aangebracht. De zuigerstang 44 en de cylinder 45 vormen een hydraulisch verstel-orgaan 48. De scharnieras 42 is aan weerszijden van het 15 leger 43 ondersteund door de steunorganen 49, waarbij de tussenarmen 40 tussen de armen 49 en het leger 43 zijn aangebracht. De steunarmen 49 zijn door middel van scharnierpennen 50 scharnierend verbonden aan lippen 51, die aan de zijarm 20 zijn aangebracht. De assen 32, 40, 42 en 50 vormen 20 een vierhoekschamier, waarvan de assen 32 en 50 een vaste ligging hebben ten opzichte van de drager 1.
Het bewerkingsorgaan 3 is om de scharnieras 4 beweegbaar met de zijarm 20 verbonden door een koppelarm 55.
Gerekend in de rijrichting,V ligt het orgaan 3 achter de ' 25 drager 1. De koppelarm 55 omvat legerbussen’ 56 en 57 die aan weerszijden- van delip 31 zijn gelegen, waarbij de bus 56 langer is dan de bus 57 en aan de achterzijde van de arm 20 is gelegen. De legerbussen 56 en 57 omvatten verstelarmen 58 en 59, die onderling met elkaar zijn gekoppeld door een verbindings-30 plaat 60, die daarbij een verbinding vormt tussen de legerbussen 56 en 57. De koppelarm 55 is verdraaibaar om de scharnierpen 32 aangebracht en vast bevestigd aan een gestel 61 van het bewerkingsorgaan 3, dat overeenkomt met het bewerkingsorgaan 2. De hartlijn 28 van het orgaan 3 snijdt 35 de scharnieras 4. De lengte 62 van het orgaan 3 is ongeveer anderhalf maal zo groot als de lengte 63 van het bewerkingsorgaan 2. De lengte 62 van het bewerkingsorgaan 3 is in dit uitvoeringsvoorbeeld ongeveer 150 cm. Het bewerkingsorgaan 3 bezit om een as verdraaibare klepels waarvan de uiteinden 8303941
* V
6 langs de cilindermantel 64 bewegen en waarom een beschermings-kap 65 is aangebracht, die met het gestel 61 is verbonden.
De diameter van de cilindermantel 64 is gelijk aan de diameter van de cilindermantel 35. Door middel van een schar-5 nieras 66 is een met het hydraulischverstelorgaan 48 overeenkomend hydraulisch verstelorgaan 67 met de verstelarmen 58 en 59 verbonden. Het orgaan 67 is op dezelfde wijze aan de arm 20 aangebracht als het hydraulisch orgaan 48. De beide bewerkingsorganen 2 en 3 zijn voorzien van hydro-motoren 10 69 en 70, die via niet geheel weergegeven voedingsleidingen 71 zijn gekoppeld met een afvoerleiding 72 van een pomp 73.
De pomp 73 is aan de aankoppelmiddelen 5 aangebracht en via een leiding 74 gekoppeld met een door de aankoppelmiddelen ondersteund vloeistofreservoir 75. De motoren 69 en 70 zijn 15 voorzien van niet geheel weergegeven afvoerleidingen 76 die met de invoer 77 van het reservoir 75 zijn verbonden. Bij het gebruik van de inrichting wordt deze zoals in de fig. 1 is weergegeven, met de aankoppelmiddelen 5 aan de driepunts-hefinrichting van een trekker gekoppeld.· De inrichting is 20 hierdoor gemakkelijk te gebruiken. Hierbij kan de pomp 73 op niet nader weergegeven wijze met de aftakas van de trekker worden gekoppeld. Bij deze koppeling strekt de drager 1 zich evenwijdig uit aan een vlak dat loodrecht op de rijrichting V is gelegen, terwijl de scharnierassen 18,' 19 25 en 4 zich evenwijdig aan de rijrichting V uitstrekken.
In dit uitvoeringsvoorbeeld bestaan de bewerkingsorganen 2 en 3 uit klepelmaaiers, die door hydro-motoren 69 en 70 in draaiing worden gebracht. De bewerkingsorganen 2 en 3 kunnen hierbij gebruikt worden om struiken of andere planten 30 te maaien. In het in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn de bewerkingsorganen 2 en 3 onder een hoek van 90° t.o.v. elkaar opgesteld waarbij het bewerkingsorgaan 2 de bovenzijde en het bewerkingsorgaan 3 de zijde van een heg 78 kan bewerken. De bewerkingsorganen 2 en 3 kunnen echter 35 ook onder andere hoeken ten opzichte van elkaar opgesteld worden voor het bewerken van onder hoeken op elkaar aansluitende vlakken. De organen 2 en 3 kunnen in de gewenste stand gehouden worden ten opzichte van de zijarm 20 door de hydraulische verstelorganen 48 en 67. Deze hydraulische 8303941 7 i · verstelorganen 48 en 67 kunnen hydraulisch bediend worden door niet nader weergegeven mechanismen. Deze bediening kan bijvoorbeeld vanuit de trekker geschieden, waarbij de cylinders van de hydraulische organen door niet nader aangegeven 5 leidingen 79 gekoppeld kunnen worden met bijv. de pomp 73 of het hydraulisch circuit van de trekker 6 waaraan de inrichting is gekoppeld. De verstelorganen 48 en 67 kunnen onafhankelijk van elkaar bediend worden zodat de bewerkings-organen 2 en 3 onafhankelijk van elkaar om de scharnieras 4 10 verdraaibaar en naar keuze in één van vele standen ten opzichte van de drager 1 vastgezet kunnen worden. De bewerkingsorganen 2 en 3 zijn hierbij ieder t.o.v. de drager 1 om een scharnieras beweegbaar, welke scharnierassen samenvallen en gevormd worden door de scharnieras ‘4. De vierhoek scharnierverbinding 15 met de assen 4, 40, 42 en 50 geven hierbij een gewenste instelmogelijkheid voor het bewerkingsorgaan 2 zonder dat het orgaan 48 tegen de arm 20 vastloopt. De plaats van de bewerkingsorganen 2 en 3 t.o.v. de trekker kan verder worden versteld door de drager 1 t.o.v. de trekker te verstellen 20 door draaiing om dé scharnieras 18 en/of de zijarm 20 t.o.v. de hoofdarm 17 te verdraaien om de scharnieras 19. De drager 1 beweegt hierbij evenwijdig aan een vlak dat loodrecht op de rijrichting V staat. Deze verdraaiingen kunnen uitgevoerd — worden doorde hydraulische verstelorganen 21 resp. 24. Bedie- 25 ning van deze verstelorganen kan eveneens geschieden met een bedieningsorgaan dat bijvoorbeeld in de trekker aangébracht kan worden en dat gevoed kan worden door de pomp 73 of het hydraulisch systeem van de trekker waarbij de hydraulische organen 21 en 24 via niet nader weergegeven leidingen 79 30 met het betreffende vloeistof circuit gekoppeld kan zijn.
Door twee bewerkingsorganen aan de drager aan te brengen zoals de bewerkingsorganen 2 en 3 kunnen bepaalde bewerkingen gemakkelijker en sneller uitgevoerd worden. Zo kan het bewerken van de heg 78 in één bewerkingsgang geschieden aan 35 de bovenzijde en de zijkant zoals in fig. 1 is weergegeven.
Door de mogelijkheid de bewerkingsorganen onafhankelijk-van elkaar ten opzichte van de drager te verstellen kunnen bijv. zoals in fig. 4 is weergegeven de bewerkingsorganen evenwijdig aan elkaar opgesteld worden. Hierbij werkt tijdens het 8303941 ♦ % 8 % voortbewegen het orgaan 2 in het verlengde van het bewerkings-orgaan 3, gezien in achteraanzicht van de inrichting. Hierbij kan bijv. een hoge heg aan één zijde bewerkt worden in één bewerkingsgang. De beide bewerkingsorganen hebben hierbij 5 een gezamenlijke werkbreedte van ongeveer 220 cm. De onafhankelijke verstelling van de bewerkingsorganen 2 en 3 kan in het bijzonder geschieden doordat, gerekend in de normale voortbewegingsrichting V van de inrichting het ene bewerkings-orgaan meer· naar voren is gelegen dan het andere bewerkings-10 orgaan. Het bewerkingsorgaan 2 ligt hierbij met zijn gehèle in de rijrichting V gemeten breedte 52 voor het orgaan 3 dat een gelijke breedte 52 heeft. Het orgaan 2 ligt hierbij over een afstand 53 meer naar voren dan het orgaan 3. De afstand 53 is groter dan de breedte en in dit uitvoeringsvoorbeeld 15 ongeveer 1,7 maal de afstand 52. De organen 2 en 3 liggen op een afstand 68 van elkaar die groter is dan de breedte 54 van de arm 20. De bewerkingsorganen 2 en 3 kunnen ook gebruikt worden voor het bewerken van lagen gewas. Bijvoorbeeld voor hét maaien van gras. Hiervoor kunnen de bewerkingsorganen in 20 een stand gebracht worden zoals in fig. 5 is weergegeven.
In deze stand zijn in achteraanzicht gezien de bewerkingsorganen evenwijdig aan en nabij de bodem gelegen, waarbij zij in dit uitvoeringsvoorbeeld horizontaal zijn gelegen.
Indien een hellend vlak naast de trekker gemaaid moet worden, 25 kunnen de maaiorganen ook evenwijdig aan dit hellend vlak opgesteld worden. Het zal duidelijk zijn dat door instellen van de hydraulische verstelorganen 21, 24, 48 en/of 57 de bewerkingsorganen in een groot aantal posities t.o.v. de trekker en het horizontale vlak gebracht kunnen worden en 30t.o.v. elkaar in vele standen geplaatst kunnen worden.
Hiervoor is de in fig. 1 weergegeven ligging van de arm 26 zodanig gekozen dat het uiteinde van de arm 20 nabij de grond kan reiken met de armen 20 en 17 bijna in eikaars verlengde. Hoewel in dit uitvoeringsvoorbeeld de bewerkingsorganen 2 en 353 zijn uitgevoerd als snelroterende klepelmaaiers kunnen deze bewerkingsorganen ook anderssoortige bewerkingsorganen zijn. Voor het gebruik van maaiorganen kunnen andere maaiorganen dan klepelmaaiers aan de drager 1 bevestigd worden. Door - zoals in het bijzonder uit fig. 2 blijkt - de bewerkingsorganen 8303941 — * · 9 aan weerszijden van de drager 20 aan te brengen kan de constructie voor de bevestiging van de bewerkingsorganen aan de drager gunstig beïnvloed worden. Hoewel in dit uit-voeringsvoorbeeld de lengte 62 van het bewerkingsorgaan 3 5 groter is dan de lengte 63 van het bewerkingsorgaan 2, kunnen deze bewerkingsorganen ook t.o.v. elkaar andere lengten resp. werkbreedten hebben. Hoewel in dit uitvoeringsvoorbeeld twee klepelmaaiers aan de drager zijn aangebracht, kunnen ook twee bewerkingsorganen aan de drager zijn aangebracht, die 10 van elkaar verschillen. In dit uitvoeringsvoorbeeld worden de bewerkingsorganen 2 en 3 hydraulisch aangedreven. In principe zal het echter ook mogelijk zijn anderssoortige aandrijvingen voor de aan de drager 1 aan te brengen bewerkingsorganen toe te passen.
15 In de figuren 6 en 7 is een tweede uitvoeringsvoor beeld van een inrichting volgens de uitvinding weergegeven, die een drager 81 omvat waaraan de bewerkingsorganen 87, 88 en 89 zijn aangebracht. De drager 81 omvat aankoppel-middelen voor het bevestigen van de driepuntshefinrichting 20 van een trekker overeenkomstig de aankoppelmiddelen 5 in het eerste uitvoeringsvoorbeeld. Hierom zijn overeenkomstige onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven. Op dezelfde wijze als de drager 1 is de drager 81 voorzien van een hoofdarm en een zijarm, waarbij de hoofdarm 17 en de 25 bevestiging daarvan aan de aankoppelmiddelen op dezelfde wijze is uitgevoerd als in het eerste uitvoeringsvoorbeeld en daarom met dezelfde verwijzingscijfers is weergegeven.
De drager 81 is voorzien van een met de zijarm 20 overeenkomende zijarm 82, die op gelijke wijze als de zijarm 20 30 door middel van een scharnier en een verstelorgaan met de hoofdarm is bevestigd zodat overeenkomstige onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangegeven.
De zijarm 82 draagt door middel van een scharnieras 83 een gestel 84 dat bestaat uit twee een hoek van 90° 35 met elkaar insluitende gestelarmen 85 en 86. Het bewerkingsorgaan 87 is met een tot het gestel van het bewerkingsorgaan 87 behorende gestelbalk 90 door middel van scharnieras 91 scharnierend met de gestelarm 86 verbonden.
Het bewerkingsorgaan 87 kan door middel van een grendel- .
8303941 10 constructie 92 naar keuze in één van meerdere standen ten opzichte van de gestelarm 86 vastgezet worden. Door middel van een scharnieras 93 is aan het einde van de gestelarm 85 een tuimelarm 94 scharnierend bevestigd. De tuimelarm 94 5 kan door middel van een grendelconstructie 95 naar keuze in één van meerdere standen t.o.v. de gestelarm 85 vastgezet worden. De tuimelarm 94 strekt zich aan weerszijden van de as 93 althans ongeveer even ver uit. Aan de uiteinden van de tuimelarm 94 zijn armen 96 en 97 aangebracht, waaraan de 10 bewerkingsorganen 88 en 89 scharnierend zijn bevestigd, zodanig dat deze bewerkingsorganen kunnen scharnieren om scharnierassen 100 en 101 die de hartlijnen vormen van de armen 96 en 97. De bewerkingsorganen 88 en 89 zijn door middel . van grendelconstructies 98 en 99 naar keuze in één van meer-15 dere standen vastzetbaar t.o.v. de armen 96 resp. 97. De grendelconstructies 92, 95, 98 en 99 zijn in principe aan elkaar gelijk, waarbij deze constructie zoals nader is aangegeven voor de grendelconstructie 95 bestaat uit een aan de betreffende scharnieras aangebrachte grendelplaat 102 20 die is voorzien van meerdere gaten 103. De grendelplaat is aan één van de ten opzichte van elkaar scharnierbare delen bevestigd, terwijl aan het andere deel een grendelarm 104 is aangebracht met een grendelpen 105, die naar keuze in één van de gaten 103 aangebracht kan worden voor het vastzetten in 25 de gewenste stand van de betreffende organen ten opzichte van elkaar.
Het gestel 84 is verdraaibaar ten opzichte van de ♦ zijarm 82 om de scharnieras 83 door middel van een hydraulisch verstelorgaan 108, dat een cylinder 109 en een 30 zuigerstang 110 omvat. De cylinder 109 is door middel van een scharnieras 111 bevestigd aan vast aan de zijarm aangebrachte lippen 112, terwijl de zuigerstang 110 door middel van een scharnieras 113 is bevestigd aan aan het gestel 84 bevestigde lippen 114. Het deel 115 van de zijarm 82 35waaraan de lippen 112 en de scharnieras 83 zijn aangebracht is verdraaibaar t.o.v. het gedeelte 116 van de zijarm. De delen 115 en 116 liggen in eikaars verlengde en zijn schar-nierbaar ten opzichte van elkaar .om de hartlijn 117 van de zijarm 82. De scharnieras 117 strekt zich evenals de drager 81 8303941 « * 11 dwars op de rijrichting V uit. Hiervoor is het gedeelte 116 voorzien van lippen 119 waaraan een hydraulisch verstel-orgaan 118 scharnierbaar is bevestigd door scharnierassen 120.
5 Het hydraulisch verstelorgaan 118 is door middel van een scharnieras 121 scharnierend gekoppeld met een arm 122, die vast is bevestigd aan het gedeelte 115. De verstelor-ganen 108 en 118 zijn evenals voor de andere verstelorganen 48 en 67 is weergegeven, verbonden met een bedienings-10 mechanisme dat in de trekker 6 aangebracht kan worden en gevoed wordt door hefchydraulische systeem van de trekker of de pompen 73.
Bij het gebruik van de inrichting wordt deze, zoals in fig. 6 is weergegeven en overeenkomstig als voor het 15 eerste uitvoeringsvoorbeeld nader is aangeduid, door middel van'de aankoppelmiddelen 5 aan de driepuntshefinrichting van de trekker 6 gekoppeld. De pomp 73 kan hierbij met de aftakas van de trekker worden gekoppeld. De hoofdarm 17 is t.o.v. de aankoppelmiddelen in de gewenste stand te ver-20 draaien om de scharnier as door middel van het hydraulisch orgaan 21, terwijl de zijarm 82 ten opzichte van de hoofdarm 17 in de gewenste stand gedraaid kan worden om de scharnieras 19 door middel van het verstelorgaan 24. Op deze wijze kan de scharnieras 83 en daarmede de bewerkingsorganen 87, 88 en 25 89 op de gewenste afstand van de trekker aangebracht worden.
De stand van de bewerkingsorganen 87, 88 en 89 is verder in te stellen door het gestel 84 met behulp van het verstelorgaan 108 op de gewenste wijze t.o.v. de zijarm 82 te verdraaien. De bewerkingsorganen kunnen met de hand t.o.v.
30. de gestelarm 85 resp. 86 verdraaid worden door het verdraaien om de respectievelijke scharnierassen 91, 100 en 101. Met de grendelconstructies 92, 95, 98 en 99 kunnen de verschillende onderdelen in de gewenste standen vastgezet worden.
Hierbij kunnen, zoals in fig. 6 als voorbeeld is weergegeven, 35 de beide bewerkingsorganen 88 en 89 een kleine hoek met elkaar insluiten en onder een hoek van ongeveer 90° t.o.v. het bewerkingsorgaan 87 ingesteld worden. In deze stand kan bijvoorbeeld de bovenzijde van een heg geknipt worden door de organen 88 en 89, terwijl één zijde van de heg wordt 8303941 - 12 - bewerkt door het bewerkingsorgaan 87. Het zal duidelijk zijn dat de bewerkingsorganen door de vele verstelmogelijkheden in vele andere standen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de draagarm, alsmede ten opzichte van de trekker 6 ge-5 bracht kunnen worden. Voor het verdraaien van de organen om de scharnierassen 91, 100 en 101 is het van voordeel dat de zwaartepunten van deze organen nabij hun respectieve scharnierassen liggen. Hierdoor is verdraaiing van de organen met de hand gemakkelijk door te voeren, terwijl de betreffende grendel-10 constructies 92, 95, 98 en 99 daardoor minder belast worden.
De bewerkingsorganen 87, 88 en 89 zijn in dit uitvoeringsvoor-beeld, evenals in de figuren 1-5 als klepelmaaiers uitgevoerd. De bewerkingsorganen 87, 88 en 89 kunnen ook andere bewerkingsorganen zijn of onderling ten opzichte van elkaar ver-15 schillende bewerkingsorganen zijn. De weergegeven bewerkingsorganen 87, 88 hebben gelijke lengten 107, die ongeveer twee maal zo groot is als de lengte 106 van het orgaan 87. De organen 88 en 89 hebben hierbij gezamenlijk een gewicht dat ongeveer gelijk is aan het gewicht van het orgaan 87, Dit is van 20 voordeel voor de uitbalancering van het gestel 84. De lengten van dé organen kan ook anders gekozen worden. De organen 87, 88 en 89 hebben in dit uitvoeringsvoorbeeld een gezamenlijke lengte van ongeveer 270 cm.
De bewerkingsorganen 87, 88 en 89 worden evenals 25 in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld hydraulisch aangedreven, waarvoor zij zijn voorzien van hydraulische motoren 123, 124 en 125. Deze motoren kunnen evenals in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven, worden gevoed door de pomp 73, waarvoor de gewenste aansluiting tussen de pomp en de 30 motoren is door te voeren via flexibele leidingen, die zich langs de drager en de verschillende onderdelen kunnen uitstrekken. De motoren kunnen hierbij, evenals in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld, zijn voorzien van voedings- en afvoer-leidingen 71 resp 76. De organen 87, 88 en 89 zijn gemakkelijk 35 ten opzichte van elkaar te verdraaien doordat zij gerekend in de normale rijrichting V verplaatst ten opzichte van elkaar zijn, aangebracht, zodanig dat zij in de rijrichting over een afstand ten opzichte van elkaar verschoven liggen, die ten 8303941 a - 13 - minste gelijk is aan hun breedte 52, gemeten in de normale rijrichting. Het zal duidelijk zijn dat de betreffende bewer-kingsorganen ook, afhankelijk van hun gewenste bewegingsmogelijkheden ten opzichte van elkaar, anders gegroepeerd kunnen 5 zijn dan in de fig. 6 en 7 is weergegeven, waarbij het bewer-kingsorgaan 87 ten opzichte van de rijrichting V achter de drager 81 en de bewerkingsorganen 88 en 89 voor deze arm zijn gelegen.
Door de verstelmogelijkheden van de bewerkingsorganen 10 om hun scharnierassen, waarmede zij aan de zijarm zijn aangebracht, kunnen deze in vele standen gebracht worden. Hierbij zijn in de fig. 8, 9 en 10 enkele voorbeelden weergegeven waarin de bewerkingsorganen ten opzichte van elkaar geplaatst kunnen worden. In fig. 8 zijn de bewerkingsorganen gezien 15 in de normale voortbewegingsrichting V in één lijn geplaatst, waarbij zij bijvoorbeeld één zijde van een hoge heg 126 kunnen bewerken. In fig. 9 liggen de bewerkingsorganen 87 en 88 in de rijrichting V gezien in het verlengde van elkaar, terwijl het orgaan 89 zich daar loodrecht op uitstrekt om'bijvoorbeeld 20 resp. de zijkant en een bovenkant van een heg 126 te kunnen bewerken. In fig. 10 is een stand weergegeven waarbij de drie bewerkingsorganen in de rijrichting gezien in elkaais verlengde zijn gelegen om op de grond aanwezig gewas te kunnen bewerken. Al naar gelang de bewerkingen die de bewerkingsorganen moeten 25 uitvoeren kunnen zij van bepaalde vorm zijn.
De stand waarin de verschillende bewerkingsorganen geplaatst kunnen worden is verder nog instelbaar door het verdraaien van het deel 115 van de arm 82 ten opzichte van het deel 116 om de scharnieras 117. Hiervoor kan gebruik gemaakt 30 worden van het hydraulisch verstelorgaan 118. Een zich dwars op de rijrichting V uitstrekkende scharnieras, zoals de as 117, zal ook toegepast kunnen worden bij het uitvoeringsvoor-beeld volgens de fig. 1-5.
Door het aanbrengen van meerdere bewerkingsorganen 35 aan de drager 81 kan de inrichting zeer economisch gebruikt worden, daar in één arbeidsgang met meerdere bewerkingsorganen tegelijkertijd gewerkt kan worden. De aan de drager 81 bevestigde bewerkingsorganen behoeven niet alle van dezelfde soort te zijn doch kunnen onderling ook van elkaar verschillen, zo- 8303941 - 14 - dat meerdere uit te voeren gewenste bewerkingen in één ar-beidsgang doorgevoerd kunnen worden.
De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat hiervoor is beschreven, doch strekt zich ook uit tot datgene wat 5 in de tekeningen is weergegeven en daaruit volgt.
-Conclusies- * 8303941

Claims (39)

1. Inrichting voor het bewerken van struiken en andere planten,in het bijzonder voor het bewerken van heggen, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste één aan een drager aangebracht aangedreven bewerkingsorgaan dat ten op- 5 zichte van en/of door middel van de drager verstelbaar en naar keuze in één van ten minste twee verschillende standen ten opzichte van het horizontale vlak instelbaar is, met het kenmerk, dat de inrichting ten minste twee bewerkingsorganen omvat die ten opzichte van elkaar verstelbaar zijn aangebracht 10 en ten opzichte van elkaar onder verschillende hoeken aangebracht kunnen worden.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen onafhankelijk van elkaar ten opzichte van de drager verstelbaar en naar keuze in een van ten minste 15 twee verschillende standen ten opzichte van de drager vastzet-baar zijn.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een bewerkingsorgaan verstelbaar om een scharnieras aan de drager is aangebracht.
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de scharnieras althans in hoofdzaak evenwijdig ligt aan een vertikaal vlak dat zich in de normale voortbewegingsrich-ting van de inrichting uitstrekt.
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, 25 dat de scharnieras zich althans nagenoeg in de rijrichting uitstrekt.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat gerekend in de, tijdens bedrijf, normale voortbewegingsrichting van de inrichting één bewerkingsorgaan 30 meer naar voren ligt dan een ander bewerkingsorgaan.
7. Inrichting voor het bewerken van struiken en andere planten, in het bijzonder voor het bewerken van heggen, waarbij de inrichting ten minste één aan een drager aangebracht aangedreven bewerkingsorgaan omvat, dat ten opzichte van en/of 35 door middel van de drager verstelbaar en naar keuze in één van ten minste twee verschillende standen ten opzichte van het horizontale vlak instelbaar is, met het kenmerk, dat de^ 8303 94 t _ ! ✓ fc - 16 - inrichting ten minste twee bewerkingsorganen omvat waarvan er één, gerekend in de, tijdens bedrijf, normale voortbewe-gingsrichting van de inrichting, meer naar voren is gelegen dan de ander.
58. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het ken merk, dat het meer naar voren gelegen bewerkingsorgaan over een afstand ten opzichte van het andere bewerkingsorgaan meer naar voren is gelegen, die ten minste gelijk- is aan zijn eigen breedte, gezien in bovenaanzicht en gemeten in de normale voort-10 bewegingsrichting.
9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, * met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen zijn aangebracht aan een zich dwars op de normale voortbewegingsrichting van de inrichting uitstrekkende drager waarbij, gerekend in de 15 voortbewegingsrichting van de inrichting, ten minste één bewerkingsorgaan vóór en ten minste één bewerkingsorgaan achter de drager is gelegen.
10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat twee bewerkingsorganen om scharnierassen 20 beweegbaar aan een drager zijn aangebracht, waarbij de s ar-nierassen van de beide bewerkingsorganen samen vallen.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de drager een zijarm omvat waarvan het uiteinde is voorzien van twee op afstand van elkaar gelegen lippen waarin een 25 scharnierpen is gelegerd waaraan de beide verspreidorganen zijn aangebracht.
12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, met het kehmerk, dat aan de drager twee naast elkaar gelegen hydraulische verstelorganen zijn aangebracht, die ieder met een einde 30 scharnierend aan de drager zijn bevestigd, terwijl het andere einde is gekoppeld met een bewerkingsorgaan, een en ander zodanig dat de bewerkingsorganen onafhankelijk van elkaar door de verstelorganen ten opzichte van de drager verstelbaar en naar keuze in één van ten minste twee verschillende standen 35 vastzetbaar zijn.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat ten minste één verstelorgaan door middel van een vierhoek-scharnierverbinding met het betreffende bewerkingsorgaan is verbonden, waarbij twee van de scharnierassen van deze verbin- 8303941 ' _ - 17 - * ..- ding een vaste ligging hebben ten opzichte van de arm van de drager.
14. Inrichting volgens een der conclusies 1-10, met het kenmerk, dat de inrichting ten minste twee bewerkings- 5 organen omvat die aan een gestel zijn gekoppeld dat scharnier-baar is verbonden met de drager.
15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het gestel door een hydraulisch verstelorgaan naar keuze in een van ten minste twee verschillende standen ten opzichte 10 van de drager gebracht en vastgezet kan worden.
16. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat het gestel twee een hoek met elkaar makende gestel-armen bezit, aan elk waarvan ten minste één bewerkingsorgaan is aangebracht.
17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen scharnierbaar aan de gestelarmen zijn aangebracht en ieder naar keuze in een van ten minste twee verschillende standen vastzetbaar ten opzichte van de gestelarmen is.
18. Inrichting volgens conclusie 15, 16 of 17, met het kenmerk, dat aan één gestelarm ten minste twee bewerkingsorganen zijn aangebracht, die met een tuimelarm zijn verbonden, die scharnierbaar is ten opzichte van de gestelarm.
19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, 25 dat de tuimelarm althans nagenoeg met zijn midden scharnierbaar aan de gestelarm is aangebracht, terwijl de bewerkingsorganen scharnierbaar zijn bevestigd aan de uiteinden van de tuimelarmen en naar keuze in één van ten minste twee verschillende standen ten opzichte van de tuimelarm vastzetbaar zijn.
20. Inrichting volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat aan de andere gestelarm van het gestel slechts één bewerkingsorgaan is aangebracht, dat groter is dan althans een van de beide andere bewerkingsorganen.
21. Inrichting volgens een der conclusies 14 - 20, 35 met het kenmerk, dat het gewicht van twee bewerkingsorganen althans nagenoeg gelijk is aan het gewicht van het andere bewerkingsorgaan .
22. Inrichting volgens een der conclusies 14-21, met het kenmerk, dat het gestel zich althans nagenoeg even- 8303941 ) - 18 - / % wijdig uitstrekt aan een loodrecht op de normale voortbewe-gingsrichting van de inrichting staand vlak, waarbij twee bewerkingsorganen, gerekend in de voortbewegingsrichting, vóór het gestel zijn gelegen, terwijl één bewerkingsorgaan achter 5 het gestel is gelegen.
23. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen verstelbaar aan de drager zijn aangebracht om een scharnieras die zich althans nagenoeg dwars op de normale voortbewegingsrichting van de 10 inrichting uitstrekt.
24. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen hydraulisch verstelbaar om de dwars op de rijrichting gelegen scharnieras met de drager zijn gekoppeld.
25. Inrichting volgens conclusie 23 of 24, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen zijn aangebracht aan een deel van een zij arm van de drager dat scharnierbaar om de dwars op de rijrichting gelegen scharnieras beweegbaar is ten opzichte van het overige deel van de zijarm waarbij.deze delen 20 van de zijarm in eikaars verlengde zijn gelegen.
26. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen zijn aangebracht aan een zij arm van een drager die door middel van een scharnieras verdraaibaar en naar keuze in een van meerdere standen 25 vastzetbaar aan een hoofdarm is aangebracht, die van aankoppel-middelen is voorzien waarmede de inrichting aan een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is.
27. Inrichting volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat de hoofdarm scharnierbaar om een zich in de rijrichting 30 uitstrekkende as verstelbaar aan de aankoppelmiddelen is. aangebracht.
28. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen hydraulisch aandrijf-baar zijn en ieder is voorzien van een hydro-motor die is aan- 35 gesloten op een pomp.
29. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen maaiorganen zijn.
30. Inrichting volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat de maaiorganen klepelmaaiers zijn. 8303941 ^ - - - - - 19 -
31. Inrichting volgens conclusie 30, met het kenmerk, dat de klepels aan een snel roterende as zijn bevestigd.
32. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen zodanig op te stel- 5 len zijn dat gelijktijdig de bovenzijde en een zijkant.van een heg bewerkt kunnen worden.
33. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 1- 31, met het kenmerk, dat ten minste twee bewerkingsorganen parallel aan elkaar opgesteld kunnen worden zodat zij een- 10 zelfde vlak kunnen bewerken.
34. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat althans een bewerkingsorgaan met de hand verstelbaar is ten opzichte van de drager en naar keuze in één van meerdere standen vastzetbaar is.
35. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een bewerkingsorgaan om een scharnieras verdraaibaar is, die althans nagenoeg het zwaartepunt van het bewerkingsorgaan bevat.
36. Inrichting volgens een der voorgaande'conclusies, 20 met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen een gezamenlijke werkbreedte hebben van ongeveer 2,70 m.
37. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze van aankoppelmiddelen is voorzien waarmede zij aan de hefinrichting van een trekker of dergelijk 25 voertuig koppelbaar is.
38. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager twee ten opzichte van elkaar beweegbare armen bevat, die naar keuze in één van ten minste twee verschillende standen ten opzichte van elkaar vastzetbaar 30· zijn.
39. Inrichting zoals hiervoor is beschreven en in de tekeningen is weergegeven. -o-o-o-o-o-o- 8303941
NL8303941A 1983-11-17 1983-11-17 Inrichting voor het bewerken van struiken en andere planten. NL8303941A (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8303941A NL8303941A (nl) 1983-11-17 1983-11-17 Inrichting voor het bewerken van struiken en andere planten.
GB8428549A GB2149635B (en) 1983-11-17 1984-11-12 A machine, such as a hedge cutter, for performing operations on vegetation

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8303941A NL8303941A (nl) 1983-11-17 1983-11-17 Inrichting voor het bewerken van struiken en andere planten.
NL8303941 1983-11-17

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8303941A true NL8303941A (nl) 1985-06-17

Family

ID=19842721

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8303941A NL8303941A (nl) 1983-11-17 1983-11-17 Inrichting voor het bewerken van struiken en andere planten.

Country Status (2)

Country Link
GB (1) GB2149635B (nl)
NL (1) NL8303941A (nl)

Families Citing this family (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2604858A1 (fr) * 1986-10-14 1988-04-15 Joffroy Marcel Appareil pour la coupe de vegetaux, notamment pour le debroussaillage et l'elagage
GB8715779D0 (en) * 1987-07-04 1987-08-12 Econ Group Ltd Mower/hedger attachment
FR2659521B1 (fr) * 1990-03-14 1992-07-24 Salles Maurice Ensemble porte destine a recevoir divers types d'outils tels que outils de debroussaillage, fauchage et autres.
GB9217093D0 (en) * 1992-08-12 1992-09-23 Ling Jeffrey E A power mower/hedge trimmer
EP1262097A3 (en) * 2001-06-01 2004-01-21 Declan Harrington Verge trimming apparatus
GB0912405D0 (en) * 2009-07-17 2009-08-26 Collins Robert E Foliage cutting apparatus
US8112978B1 (en) * 2010-08-12 2012-02-14 Dyal Mitchell C Mobile hedging machine
US9049820B2 (en) 2013-03-15 2015-06-09 Skipper Grassing Inc. Rotary plant hedger
CN105993637A (zh) * 2015-01-25 2016-10-12 苏州多固工程设计有限公司 一种太阳能绿篱车的制造方法
FR3032597B1 (fr) * 2015-02-13 2017-08-25 Kirogn Dispositif de lamier, et module pour dispositif de lamier
DE102019003923A1 (de) * 2019-06-05 2020-12-10 John Christensen Anordnung aus Fahrzeug, Schneideinrichtung und Halterung zur Befestigung der Schneideinrichtung am Fahrzeug sowie Verfahren zur Verwendung der Anordnung
IT202000004099A1 (it) * 2020-02-27 2021-08-27 Marco Borsetto Gruppo di taglio
IT202200005609A1 (it) * 2022-03-22 2023-09-22 Simone Gnocco Gruppo di taglio a doppia trinciatrice
CN115500160B (zh) * 2022-11-17 2023-05-02 北京建工生态环境有限公司 一种园林灌木修剪打理机器人

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1479269A (en) * 1973-07-25 1977-07-13 Massey Ferguson Sa Crop harvesting and threshing machines

Also Published As

Publication number Publication date
GB2149635B (en) 1987-03-25
GB8428549D0 (en) 1984-12-19
GB2149635A (en) 1985-06-19

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8303941A (nl) Inrichting voor het bewerken van struiken en andere planten.
US6907719B2 (en) Agricultural implement comprising a transporting device
US6109012A (en) Hay-making machine
US4135349A (en) Crop shredder apparatus and adapter
ATE66777T1 (de) Landwirtschaftliche maeh- und heumaschine.
CZ174296A3 (en) Harvesting adapter of agricultural machines for harvesting and removal of stalk plants, for instance maize plants
US3624698A (en) Brush-moving attachment for tractor
CA2323948C (en) Mowing implement
NL8203610A (nl) Meerrijige maismaai- en/of -snijhakmachine.
NZ204080A (en) Plow with adjustable plowstrip width and steerable support wheel
US3540195A (en) Mowing machines
US3706191A (en) Raking implements
NL8105770A (nl) Landbouwwerktuig.
US6629406B2 (en) Apparatus for pruning field crops and low bushes
EP0192917B1 (en) Arrangement in agricultural disk implements
US3796268A (en) One-row crop cutting or digging machine
NL1007596C1 (nl) Opklapbare inrichting voor het bewerken van zich op de grond bevindend gewas.
NL8500187A (nl) Grondbewerkingsmachine.
CZ102194A3 (en) Supporting frame for rotary cutting apparatus of large working width
NL8602125A (nl) Landbouwmachine voor het bewerken van gewas.
GB2147183A (en) Agricultural equipment
NL1006225C1 (nl) Inrichting voor het bewerken van een grasmat, in het bijzonder van een sportveld.
JP4523701B2 (ja) 農産物収穫機
NL1001172C2 (nl) Inrichting voor het bewerken van landbouwgewas, zoals een maaimachine.
NL9300974A (nl) Hooibouwmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed