NL8303827A - Inrichting voor het dragen van een lichaam. - Google Patents

Description

4 ** * ♦ P HP/EA/Ebbink-1

INRICHTING VOOR HET DRAGEN VAN EEN LICHAAM

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het dragen van een lichaam, omvattende een draaglaag die inwerkt op op een steunlaag afsteunende veermiddelen.

Een dergelijke inrichting is bekend, en bestaat 5 bijvoorbeeld uit een van spiraalveren voorzien matras. Als gevolg van de veerkarakteristiek van de in het matras gebruikte veren, zal voor de ene persoon de vering worden gekenmerkt als 'hard' en door een ander persoon als 'zacht'. Bovendien is het bij dit bekende matras niet mogelijk om tij-10 dens het gebruik van het matras de veerkracht daarvan te beïnvloeden.

De uitvinding beoogt de inrichting van de in de aanhef genoemde soort zodanig te verbeteren, dat in afhankelijkheid van de keuze van de gebruiker de veerkracht in 15 hoofdzaak instelbaar is en naar behoefte bijgesteld kan worden. Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt, doordat de inrichting van de in de aanhef genoemde soort voorts gekenmerkt wordt door een tussen de draaglaag en de steunlaag aangebrachte stuitlaag, waarbij een afstand tussen de draag-20 laag en de stuitlaag middels instelmiddelen instelbaar is.

In een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat de stuitlaag uit ten minste één van gaten voorziene plaat, waarbij de veermiddelen zich door de gaten heen uitstrekken. Indien daarbij de stuitlaag bestaat uit een aantal 25 platen, waarbij van elke plaat afzonderlijk de afstand tot de draaglaag instelbaar is, kan de veerkracht sectorieel worden ingesteld en bijvoorbeeld in afhankelijkheid van de plaats waar de benen, het bekken, de schouders en het hoofd op het bed komen te rusten.

30 Bij een tweede uitvoeringsvoorbeeld overeenkomstig de uitvinding is de stuitlaag gevormd door een aantal door in de steunlaag aangebrachte gaten geleide lichamen, die afsteunen op een bodemorgaan, dat bijvoorbeeld uit ten minste één borgplaat bestaat. In dit geval wordt dus de stuitlaag ge-35 vormd door de kopse vlakken van de lichamen, waarbij een bijzonder voordelige konstruktie ontstaat, indien de lichamen 8303827 t * - 2 - zich door de veermiddelen heen uitstrekken.

Indien de inrichting een deel van een bed vormt en de stuitlaag in langsrichting van het bed in doorsnede in hoofdzaak de vorm heeft van de rugzijde van het menselijk 5 lichaam, ontstaat een bed, dat bijvoorbeeld ook voor therapeutische doeleinden gebruikt kan worden, in geval de vorm van de rug van de gebruiker van het bed moet worden bijgesteld.

Indien het wenselijk is om niet alleen de afstand 10 waarover de veer zijn verende werking kan uitoefenen in te stellen, maar tevens de veerkarakteristiek aan te passen aan de behoefte van de gebruiker, verdient het voorkeur om overeenkomstig de uitvinding een borgplaat te gebruiken, waarvan een afstand tot de draaglaag instelbaar is middels andere 15 instelmiddelen, en welke borgplaat met de veermiddelen in aangrijping gebracht kan worden.

In principe kunnen overeenkomstig de uitvinding de veermiddelen spiraalveren, schotelveren, veerkrachtig kunststof materiaal en/of een waterlichaam omvatten.

20 Genoemde en andere kenmerken zullen aan de hand van een aantal uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting overeenkomstig de uitvinding bij wijze van voorbeeld worden verduidelijkt, onder verwijzing naar de bijgaande tekeningen.

In de tekeningen stellen voor: 25 Fig. 1 een perspektivisch deels weggebroken aan zicht van een inrichting overeenkomstig de uitvinding;

Fig. 2, 3 en 4 elk een doorsnede over de lijn II-II uit fig. 1 met de stuitlaag in resp. de bovenste, een tussen-gelegen en onderste positie; 30 Fig. 5 en 6 elk een andere variant van de in fig. 3 getoonde inrichting;

Fig. 7 een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting overeenkomstig de uitvinding;

Fig. 8 een bovenaanzicht overeenkomstig de lijn 35 VIII-VIII uit fig. 7;

Fig. 9 en 10 een met fig. 3 resp. fig. 4 overeenkomstig aanzicht waarbij als veermiddelen een waterlichaam wordt gebruikt; 8303827 * * - 3 -

Fig. 11 een variant van detail XI uit fig. 1, waarbij tevens een bergplaat is aangebracht rond de veermiddelen; en

Fig. 12, 13, 14 elk een voorbeeld van andere bij de 5 inrichting overeenkomstig de uitvinding te gebruiken veermiddelen.

Fig. 1 toont de inrichting 1 overeenkomstig de uitvinding voor het dragen van een lichaam. De inrichting 1 omvat een binnen een lijst 2 aangebrachte draaglaag 3 die in-10 werkt op op een steunlaag 4 afsteunende veermiddelen 5, in dit geval spiraalveren 6. Tussen de draaglaag 3 en de steunlaag 4 is een stuitlaag 7 aangebracht die bij fig. 1 bestaat uit een van gaten 8 voorziene plaat 9, waarbij de spiraalveren 6 zich in groepen van vier door de gaten 8 heen uitstrek-15 ken. Langs de buitenomtreksrand 10 is de plaat 9 voorzien van daarin bevestigde bouten 11 die in in de lijst 2 aangebrachte sleufgaten 12 zijn geleid, en tesamen met de vleugelmoeren 13 de instelmiddelen 14 vormen, waarmee de plaat 9 vast bevestigd kan worden binnen de lijst 2, zodat een afstand a^ tussen 20 <Je draaglaag 3 en de stuitlaag 7 instelbaar is. Zoals duidelijk is op te maken uit de figuren 2, 3 en 4, is de veerkracht van de inrichting 1 overeenkomstig de uitvinding naar keuze instelbaar, door een afstand a tussen de draaglaag 3 en de stuitlaag 7 in te stellen. Bij fig. 2 rust de draaglaag 3 25 direkt op de stuitlaag 7, en is de veerkracht van de inrichting 1 in dit geval beperkt tot de veerkracht die aanwezig is binnen de draaglaag 3. Bij fig. 3 bestaat er een afstand a tussen de draaglaag 3 en de stuitlaag 7, en kan de draaglaag 3 over de afstand a heen inwerken op de veermiddelen 5, voor-30 aleer de draaglaag 3 stuit op de stuitlaag 7. Zodoende is in vergelijking met fig. 2, bij fig. 3 enige veerkracht aanwezig, zodat in dit geval de inrichting 1 overeenkomstig de uitvinding als minder hard wordt ervaren. Bij fig. 4 bevindt de stuitlaag 7 zich in zijn onderste stand en kan de draag-35 laag 3 over een maximale afstand a inwerken op de veermiddelen 5, zodat de inrichting 3 in de situatie zoals getoond in fig. 4 door een gebruiker als het zachts qua veerwerking wordt ervaren.

8303327 « .

\ ‘ - 4 -

In geval van fig. 5 bestaat de stuitlaag 7 uit een aantal platen 15, 16, 17, waarbij van elke plaat afzonderlijk de afstand a tussen de respektievelijke stuitlagen 15, 16 en 17 en de draaglaag 3 kan worden ingesteld. Zodoende kan sec-5 torieel in afhankelijkheid van een plaatselijk te dragen deel van het lichaam de veerkracht daaraan aangepast worden.

Bij de in fig. 6 getoonde situatie bestaat de stuitlaag 7 uit een plaat 18 die in doorsnede in hoofdzaak de vorm heeft van de rugzijde van het menselijk lichaam. Zodoen-10 de kan echter met één enkele plaat 18 de veerkracht bij een juiste positionering van het lichaam ten opzichte van deze plaat 18 een variabele veerkracht worden verkregen voor verschillende te dragen delen van het lichaam. Eveneens is het op deze wijze mogelijk om voor therapeutische doeleinden met 15 behulp van de plaat 18 correcties van de stand van het lichaam. van de gebruiker van de inrichting 1 aan te passen.

Fig. 7 toont een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting 19 overeenkomstig de uitvinding. In dit geval wordt de stuitlaat 7 gevormd door de kopse vlakken 20 van 20 lichamen 21 die afsteunen op een bodemorgaan, in dit geval bestaande uit één enkele bodemplaat 22, en daarop bevestigd zijn met behulp van bouten 23. De lichamen 21 zijn door in de steunlaag 4 aangebrachte gaten 24 heen aangebracht en strekken zich verder door de veermiddelen 5 heen uit. Met behulp 25 van de instelmiddelen 14 is een afstand a tussen de kopse vlakken 20 van de lichamen 21 en de draaglaag 3 naar keuze door de gebruiker instelbaar voor het verkrijgen van het ef-fekt zoals beschreven voor de figuren 2-4. Overeenkomstig fig. 5 en 6 kunnen eveneens een aantal bodemplaten worden 30 toegepast.

Fig. 8 toont de inrichting 19 overeenkomstig fig. 7 in bovenaanzicht, waarbij duidelijk is te zien, dat de lichamen 21 door de gaten 24 heen zijn aangebracht, terwijl zij voorts worden omgeven door de veermiddelen 5, die in dit ge-35 val bestaan uit spiraalveren 25 die in bovenaanzicht een in hoofdzaak vierkante vorm hebben.

Bij de variant zoals getoond in de figuren 9 en 10 is eveneens de stuitlaag 7 tussen de draaglaag 3 en de steun- 8303827

* J

- 5 - laag 4 aangebracht, waarbij in dit geval als veermiddelen 5 een waterlichaam 26, bijvoorbeeld een waterzak 26, wordt gebruikt, waarbij voorgevormde uitstulpingen 27 zich door in de stuitlaag 7 aangebrachte gaten 8 heen uitstrekken. Zodoende 5 wordt op de hierboven beschreven wijze de veerkracht van de inrichting 28 overeenkomstig de uitvinding verwezenlijkt.

Zoals getoond in fig. 10 zijn de uitstulpingen 27 voorzien van een zogenaamde harmonicavorm 29, zodat bij het belasten van de veermiddelen via de draaglaag 3 er zoveel 10 mogelijk zorg voor wordt gedragen dat de uitstulpingen 27 zich via de gaten 8 terugtrekken tot in het onderste deel van het waterlichaam 26. Voorts is over de uitstulpingen heen een vlies 30 aangebracht, dat de hiervoor genoemde funktie verder bevordert.

15 Zoals getoond in fig. 11 kan bij een verdere ont wikkeling van de uitvinding overeenkomstig de uitvinding naast een stuitlaag 7 tevens een als borgplaat 31 uitgevoerd borgorgaan worden gebruikt, die is voorzien van gaten 32 en een uitsparing 33 die kan samenwerken met het nauwste deel 34 20 van de in dit geval als schotelveren 35 uitgevoerde veermiddelen 5. Zodoende wordt de mogelijkheid verkregen, dat niet alleen de weglengte waarover de veer gebruikt kan worden, inkortbaar is met behulp van de stuitlaat 7, maar dat tevens de veerkarakteristiek kan worden aangepast, doordat zoals in 25 volle lijnen in fig. 11 wordt weergegeven, de veer met behulp van de borgplaat 31 in een bepaalde positie ten opzichte van de draaglaag 3 wordt geborgd. In de getoonde situatie nemen slechts de bovenste drie schotelveren 35 deel aan de veerwer-king bij belasting van de draaglaag 3. Het borgorgaan kan 30 eveneens zijn uitgevoerd als een aantal stangen met haken die dezelfde functie hebben als de uitsparing 33.

De figuren 12, 13 en 14 tonen verschillende uitvoeringsvormen van de te gebruiken veermiddelen 5. Bij gebruik van de veren zoals getoond in fig. 12 en 13, dient voor een 35 goed verband tussen de veren onderling op bekende wijze gebruik te worden gemaakt van onderlinge bevestigingsmiddelen 36. Bij gebruik van schotelveren 35 kan van deze onderlinge bevestigingsmiddelen 36 worden afgezien, omdat een reeks spi- 8303527 t * - 6 - raalveren 35 geregisteerd kan worden met behulp van een stang 37 die bevestigd is aan de draaglaag 3 en met een weinig speling geleid is door een gat 38 in de steunlaag 4.

Ofschoon de uitvinding van de inrichting voor het 5 dragen van een lichaam slechts bij wijze van voorbeeld is beschreven bij gebruik van een bed, zal het duidelijk zijn dat de uitvinding ook voor andere inrichtingen voor het dragen van een lichaam, bijvoorbeeld een zitting van een zetel, gebruikt kan worden.

8303827

Claims (9)

1. Inrichting voor het dragen van een lichaam, omvattende een draaglaag die inwerkt op op een steunlaag afsteunende veermiddelen, gekenmerkt door een tussen de draaglaag en de steunlaag aangebrachte stuitlaag, waarbij 5 een afstand tussen de draaglaag en de stuitlaag middels in-stelmiddelen instelbaar is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stuitlaag bestaat uit ten minste één van gaten voorziene plaat, waarbij de veermiddelen zich door de 10 gaten heen uitstrekken.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stuitlaag is gevormd door een aantal door in de steunlaag aangebrachte gaten geleide lichamen, die afsteunen op een bodemplaat.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het ken merk, dat het bodemorgaan bestaat uit ten minste één bodemplaat.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de lichamen zich door de veermiddelen heen 20 uitstrekken.

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de stuitlaag bestaat uit een aantal platen, waarbij van elke plaat afzonderlijk de afstand tot de draaglaag instelbaar is.

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat de inrichting een deel van een bed vormt en dat de stuitlaag in langsrichting van het bed in doorsnede in hoofdzaak de vorm heeft van de rugzijde van het menselijk lichaam.

8. Inrichting volgens één van de voorgaande conclu sies, gekenmerkt door een borgorgaan, waarvan een afstand tot de draaglaag instelbaar is middels andere instel-middelen, en welk borgorgaan met de veermiddelen in aangrij-ping gebracht kan worden.

9. Inrichting volgens één van de voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat de veermiddelen, spiraalve- 8303827 - 8 - ren, schotelveren, veerkrachtig kunststof materiaal, een luchtlichaam en/of een waterlichaam omvatten. 8303827