NL8303016A - Vacuuemfilterbandinstallatie. - Google Patents
Vacuuemfilterbandinstallatie. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8303016A NL8303016A NL8303016A NL8303016A NL8303016A NL 8303016 A NL8303016 A NL 8303016A NL 8303016 A NL8303016 A NL 8303016A NL 8303016 A NL8303016 A NL 8303016A NL 8303016 A NL8303016 A NL 8303016A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- belt
- vacuum chamber
- edge
- vacuum
- carrier
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B01—PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
- B01D—SEPARATION
- B01D33/00—Filters with filtering elements which move during the filtering operation
- B01D33/04—Filters with filtering elements which move during the filtering operation with filtering bands or the like supported on cylinders which are impervious for filtering
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B01—PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
- B01D—SEPARATION
- B01D33/00—Filters with filtering elements which move during the filtering operation
- B01D33/056—Construction of filtering bands or supporting belts, e.g. devices for centering, mounting or sealing the filtering bands or the supporting belts
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B01—PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
- B01D—SEPARATION
- B01D33/00—Filters with filtering elements which move during the filtering operation
- B01D33/70—Filters with filtering elements which move during the filtering operation having feed or discharge devices
- B01D33/74—Filters with filtering elements which move during the filtering operation having feed or discharge devices for discharging filtrate
- B01D33/745—Construction of suction casings, pans, or the like
Landscapes
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
- Filtration Of Liquid (AREA)
Description
» I
w * * t ^ ES 57
VACUUMFILTERBANDINSTALLATIE
Door aanvraagster wordt als uitvinder genoemd:
Ing. J. Rijpkema te Sneek
De uitvinding heeft betrekking op een vacuumfilterbandinstaliatie 5 omvattende een gesloten draagband, van een aandrijfsysteem voorziene omleidorganen voor het in een horizontale baan bewegen van een boven-lus van de draagband, ondersteuningsmiddelen voor het geleiden en ondersteunen van de draagband in zijn horizontale haandeel, een in het horizontale haandeel boven op de draagband liggend, en hiermee meebe-10 wegend filterdoek, en tenminste één vacuümkamer met een afvoer voor afgezogen vloeistof, welke vacuümkamer aansluit op kanalen vanaf de doekzijde door de draagband. Dergelijke inrichtingen worden in de techniek veel gebruikt voor het drogen, en eventueel uitwassen en uitlogen van slurriemengsels. Uitvoeringsvormen van dit type installaties 15 zijn bijv. beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 4,265,765 en 4,285,815.
Onder een vacuümkamer wordt hierbij een kamer verstaan waarin onderdruk in stand kan worden gehouden t.o.v. de ruimte boven de draagband en/of de te ontwateren slurrie.
20 Het filterdoek dient als scheidingselement tussen de vloeistof en de vaste stof van een te filtreren slurrie. Hierbij wordt de vloeistof via het filterdoek, door open sleuven in het bovenoppervlak van de draagband en door de kanalen afgevoerd naar de vacuumkast, en vandaar door leidingen evt. naar een filtraat-pomp. De vaste stof, welke op 25 het filterdoek achterblijft wordt, na evt. achtereenvolgens verschillende bewerkingen te hebben ondergaan, aan het eind^van het horizontale haandeel via een koekafvoerinrichting van het filterdoek verwijderd.
Bij de bekend gestelde inrichtingen van het beschreven type bevinden zich één of meer vacuümkamers omstreeks onder het midden van de 30 draagband. Tussen de bewegende draagband en de stilstaande vacuumkast 83-03016
A
* \ * - 2 - ES 57 moet dus via de kanalen vloeistof het filtraat doorgevoerd kunnen worden, doch tevens dient tussen de bewegende draagband en de vacuumkasi een dichtingsvlak aanwezig te zijn. Diverse constructies zijn voorgesteld voor het realiseren van deze afdichting. Gebleken is dat bij alle bestaande constructies, bij de één meer dan bij de ander, grote afdichtingskrach-ten op hun afdichtingsvlak onvermijdelijk, danwel noodzakelijk zijn om voldoende afdichting te krijgen. Bij langzaam draaiende draagbanden met bandsnelheden tot 10 m. per minuut blijkt dit in de praktijk niet tot grote technische moeilijkheden aanleiding te geven. Bij grotere snelheden echter ontstaan aanmerkelijke problemen, welke nog verergerd worden indien, t.b.v. een meer effectieve bedrijfsvoering, een hoger vacuum wordt toegepast. De afdichtingskrachten leiden daarbij tot grote wrij-vingskrachten op het afdichtingsvlak, hetgeen op zijn beurt weer leidt tot sterke slijtage van de draagband, de noodzaak van zware banden om de trekkracht te kunnen weerstaan, en grote aandrijfvermogens. Met name indien ter beperking van het filteroppervlak met dunnere koekdiktes, en dus zeer veel hogere bandsnelheden tot circa 60 m. per minuut en/of hoger vacuum gewerkt gaat worden, blijken de bestaande constructies te • j·*» kort te schieten.
De uitvinding stelt zich.nu ten doel voor deze problemen een oplossing te verschaffen. De uitvinding bestaat nu daarin, dat de vacuümkamer(s) langs tenminste een deel van tenminste één rand van de draagband is (zijn) opgesteld. Bij deze constructie kan dé draagband over vrijwel de gehele breedte worden ondersteund d.m.v. rollen, kettingen, al of niet gesmeerde draagvlakken. Gebleken is dat een gasdichte afdichting tussen de vacuümkamer en de rand(en) van de draagband met aanzienlijk geringere afdicht-krachten mogelijk is·. Immers, het gewicht van de band en de slurrie hoeven nu niet door de afdichting te worden opgevangen. Een bijkomend, aanmerkelijk, voordeel van de nieuwe constructie bestaat daarin dat, omdat de vacuumkamer(s) langs de rand van de installatie is (zijn) opgesteld, ze zeer goed toegankelijk is (zijn) voor onderhoudswerkzaamheden. Bijv. kan hij gedeeld worden uitgevoerd, zodanig dat het grootste deel van de kamer langs flenzen kan worden losgenomen en zijwaarts worden weggenomen.
De afdichting van een vacuümkamer tegen de draagband nabij een rand kan verkregen worden door de zijkant van de rand, al of niet m.b.v. elastische middelen langs de vacuümkamer te laten glijden. In dat geval i moeten de kanalen vanaf de doekzijde binnen de rand in deze zijkant uit- monden. Een eenvoudiger constructie, welke de voorkeur geniet, bestaat 11 eruit dat de delen van de draagband waarlangs een vacuümkamer verloopt, ^ tenminste ten dele , en liefst geheel, tot in de vacuümkamer reiken.
8303016 /Λ - 3 - ES 57 , ft.
De uitvinding kan worden toegepast bij bekende constructies van vacuumfilterbandinstallaties, waarbij de randen van de draagband schuin oplopend zijn uitgevoerd tot tenminste de hoogte tot waar de slurrie wordt opgebracht. Het filterdoek ligt dan tegen deze schuin oplopende ö randen aan. Deze hoog opstaande zijranden betekenen een aanmerkelijke complicatie van de band, welke daardoor aanmerkelijk kostbaarder wordt. Bovendien echter wordt de.band door deze hoog opstaande randen veel buigingsstijver, en vergt daardoor omleidrollen van zeer aanmerkelijke diameters, hetgeen de hele constructie van de inrichting omvangrijk en 10 duur maakt.
Een voorkeursuitvoeringsvorm van de nieuwe inrichting bestaat derhalve daarin dat boven elk der randen van de draagband in zijn horizontale banddeel en los van de draagband, een schuin naar buiten verlopende steun voor de geleiding van de rand van het filterdoek ter plaatse 15 aanwezig is, en dat tussen een bovenzijde van de rand van de draagband en de verlengde bovenwand van de vacuümkamer, welke aansluit op de steun, een opening vrijblijft, die in open verbinding staat met de vacuümkamer en met het filterdoek beneden het laagste niveau van de filterkoek. Doordat de rand van het filterdoek los van de draagband in opwaartse richting 20 aanligt op de steun, kan de te filtreren slurrie tot nabij de bovenrand van het doek op de installatie worden aangebracht. Dat betekent dat vloeistof welke door het filterdoek stroomt de opening tussen de draagband en de bovenwand van de vacuümkamer opvult, en daarmee gasdicht afsluit. In feite dient hiermee de opening voor hetzelfde deel als de kanalen tussen het bovenvlak van de draagband en de vrije rand van deze draagband, t.w. het onder invloed van vacuum in de vacuümkamer wegzuigen van vloeistof uit de slurrie. Daar de vloeistof zorgt voor een gasdïchte afsluiting van de nauwe spleet zijn geen afzonderlijke afdich-tingsmiddelen nodig om de draagband aan zijn bovenzijde af te dichten 3q tegen de vacuümkamer.
Bij de beschreven voorkeurs-uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding ligt het filterdoek met zijn rand niet aan op een verhoogde zijrand van de draagband, doch op een aparte steun, terwijl de draagband zelf aan de bovenzijde van zijn rand veel lager en zelfs vlak ' 35 kar. zijn. De draagband wordt daardoor veel eenvoudiger en soepeler van constructie. Hierboven werd reeds opgemerkt dat de opening tussen de bo-venzijde van de draagband en de vacuümkamer, evenals de kanalen, dient \tjf .voor de afvoer van filtraat. In een verbeterde constructie vallen deze I | opening en de kanalen zelfs samen, indien de kanalen naar de vacuümkamer i /Ό worden gevormd door dwars over het bovenvlak van de draagband tot aan de II rand ervan verlopende sleuven. Hierdoor wordt de vorm van de draagband 8303018 _____/4_ ♦ · - ·4 - ES 57 Λ aanmerkelijk eenvoudiger en goedkoper. Voor een goed bedrijf van de inrichting is het'voordelig gebleken indien de steun onder een hoek van minder dan 45° verloopt, en verder ook indien de steun nabij de einden van het horizontale haandeel geleidelijk onder een kleinere hoek ver-5 loopt. Dankzij deze laatste maatregel worden de randen van het filterdoek niet of nauwelijks extra uitgerekt, waardoor het filterdoek, ook na langdurig gebruik/ vlak blijft. Bij de eenvoudigste uitvoeringsvorm volgens de inrichting is "verder de steun vast verbonden aan de bovenzijde van de 10 vacuümkamer, en staat dus stil. Het filterdoek glijdt daarbij langs deze steun en wordt daarlangs getrokken door de draagband waarop het filterdoek ligt. Gebleken is dat dit in het overgrote merendeel van de gevallen niet tot complicaties aanleiding hoeft te geven. Eventueel kan men ter ondersteuning van de doekranden daaronder plaatselijk een grofmazig steun-15 doek laten meelopen. Mochten er niettemin complicaties optreden, dan verdient een uitvoeringsvorm van de inrichting de voorkeur waarbij tenminste een deel van de steun in het horizontale haandeel met de rand van het filterdoek meebeweegbaar is en via de nauwe spleet aansluit op de vacuümkamer. Het meebewegende deel van de steun kan daartoe zijn uitgevoerd in de vorm 20 van een aangedreven of door het filterdoek langs steunrollen meegesleurde band. Indien de onderrand van deze band voldoende laag is aangebracht, en in een vloeistofslot past hetwelk gevuld is met de af te filtreren vloeistof, is ook een vacuumdichte afsluiting mogelijk.
Het zal duidelijk zijn dat de beschreven inrichting in diverse 25 varianten kan worden uitgevoerd. Bijv. is het denkbaar om slechts langs één van de randen van de draagband vacuümkamers aan te brengen, De profilering in het bovenvlak van de draagband, en de kanalen moeten dan ook slechts naar deze zijde van de draagband afvloeien. De meest voor de hand liggende uitvoeringsvorm is echter om de vacuümkamers langs 30 beide zijden van de draagband over het gehele horizontale haandeel aan te brengen. Zelfs leent zich deze constructie in het bijzonder voor extra brede installaties met meerdere parallelle draagbanden, met ter weerszijde van de inrichting en tussen de draagbanden in vacuümkamers.
Nog meer in het bijzonder is het gebleken dat de inrichting zeer 35 geschikt kan worden aangepast aan een proces waarin de slurrie resp. de filterkoek afwisselend gespoeld wordt. Meer in het bijzonder indien het daarbij wencolijk is om het filtraat on v.c verwerkte cpoclvloeistof gescheiden af te voeren, kan de inrichting zodanig worden uitgevoerd dat alternerend ter weerszijde van de draagband vacuümkamers zijn aange-I | bracht, waarbij in de haandelen welke overeenkomen met de vacuümkamers
Ij 40 een één der zijden, sproeiers voor wasvloeistof boven de draagband zijn » 83 0 3 0 1 δ /5 *ES 57* - 5 - geplaatst.
In diverse gevallen, maar in het bijzonder indien vacuümkamers alternerend ter weerszijden van de draagband zijn opgesteld, kan het sporen van de draagband een probleem vormen. Een mogelijke verbetering be-5 staat dan daaruit dat de draagband aan de onderzijde in langsrichting van uitstulpingen is voorzien, welke samenwerken met gleuven in gelei-dingslichamen. Deze geleidingslichamen kunnen vaste geleidingen zijn, maar beter is het om hiervoor rollen te gebruiken. Andere mogelijkheden voor het sporen van de draagband zijn ook denkbaar bijv. met groeven 10 in de draagband.
Reeds eerder is opgemerkt dat voor de afdichting van de bovenzijde van de draagbandranden geen afdichtingsmiddelen nodig zijn. Dit is wel nodig voor de onderzijde, daar de randen afzonderlijk gasdicht moeten worden ondersteund. Bij voorkeur worden daartoe deze randen door vaste 15 geleidingen ondersteund, welke zijn vervaardigd uit een materiaal met een lage wrijvingscoëfficiënt uit de groep omvattende polytheen, polyolefinen en enkel- of meervoudig door halogenen gesubstitueerde varianten daarvan, en waarbij deze vaste geleidingen in de richting naar de vacuümkamer instelbaar zijn. Deze instelbaarheid is van belang 20 voor het kunnen variëren van de aandrukkracht op de geleiding. In breed-terichting. gezien heerst nl. over het deel van de geleiding dat naar binnen toe uitsteekt voorbij de schuine steun een drukverschil als gevolg van het in de vacuümkamer aangelegde vacuum. Door nu de geleidingen instelbaar te maken, kan de breedte van de zone waarover dit 25 drukverschil heerst vergroot resp. verkleind worden, en zodanig worden ingesteld dat de resulterende aandrukkracht net voldoende is om voldoende afdichting te bereiken.
Mocht hierdoor toch nog een te grote wrijvingskracht ontstaan, dan kan deze naar believen worden verminderd door in de geleidingen smeer-. kanalen aan te brengen die uitmonden naar de bovenzijde van de geleiding.
w Vrf
Afhankelijk van het gebruik van de inrichting en van de materiaalkeuze van de draagband en de geleidingen, kan meer of minder ernstige slijtage van het contactvlak tussen band en geleiding optreden. Indien deze slijtage aan de band ongewenst sterk is, verdient het volgens de 22 uitvinding aanbeveling om tussen de draagband en de geleiding een met de draagband meebewegende riem aan te brengen. Op zichzelf zijn derge-lijke constructies bij filterbandinstallaties bekend, zij het niet in 1 combinatie met de constructie van de filterbandinstallatie volgens de I uitvinding.
|l *0 Van belang tenslotte is het dat er ook een benoorlijke vacuumdichte afsluiting wordt verkregen van de vacuümkamer aan zijn beide uiteinden. Hiertoe is een constructie voorgcctold, waarbij aan de einden van iedere O v 0 y i w /5 * ’ * ES 57 - 6 - vacuümkamer, met een nauwe spleet rondom de randen van de draagband passende eindschotten zijn aangebracht, welke in de bandrichting een lengte hebben van tenminste drie (3) keer de steek waarop de sleuven in het bovenvlak van de draagband in de bandrichting achter elkaar 5 liggen, waarbij het eindschot aan de inloopzijde circa ter plaatse van het opbrengpunt van te filtreren materiaal is aangebracht, en het eindschot aan de uittreezijde aan zijn uitloopzijde is voorzien van flexibele flappen.
De uitvinding zal vervolgens worden toegelicht aan de hand van 10 enige figuren. Daarbij is ervan uitgegaan dat fiiterbandinstallaties van het bekend gestelde type van voldoende bekendheid zijn, en dus niet in hun algemeenheid nader behoeven te worden beschreven.
Fig. 1 geeft schematisch een langsaanzicht van een vacuumfilter-bandinstallatie van het bekend bestelde type weer.
15 Fig. 2 is een detail in dwarsdoorsnede op vergrote schaal van een rand van de draagband met directe omgeving volgens de uitvinding.
Fig. 3 toont een variant van het detail volgens fig. 2.
Fig. 4 toont een detail aan de inloopzijde van de vacuümkamer
Fig. 5 toont een vergelijkbaar detail aan de uitloopzijde van de • po vacuümkamer.
Fig. 6, 7, 8 en 9 tonen varianten van fig. 2.
Fig. 10 toont een detail voor het sturen van dér'draagband.
In fig. 1 is met verwijzingscijfer 1 een draagband weergegeven die bestaat uit met kanvas versterkt rubber. Bij de geschetste uitvoerings-25 vorm is deze draagband ca. 2,5 m. breed en tot 60 m. lang. De band wordt omgeleid over rollen 2 en 3, waarvan tenminste één wordt aangedreven met een niet afgebeeld aandrijforgaan.
Onder het bovenste horizontale baandeel 4 van band 1 is een vacuümkamer 5 opgesteld, die op meerdere plaatsen op een vacuumpomp kan zijn 30 aangesloten.
Een filterdoek 6 wordt via rollen 7 t/m 11 zodanig gespannen en rondgeleid dat het tussen rollen 2 en 3 op band 1 dezelfde baan 4 volgt.
Te behandelen slurriemateriaal wordt via voedtngskamer 12 op het filterdoek geleid en kan vervolgens zonodig door een voor het proces te 35 kiezen aantal sproeiers 13 worden bevochtigd met zulke vloeistoffen als K» nodig zijn voor het proces dat met de inrichting beoogd wordt. Het uit- 1 geloogde slik op het filterdoek wordt vervolgens ter plaatse van omleid- 1 rol 7 als een koek afgeworpen in de verzamelbak 14. Tijdens het verder I omleiden van band 1 en filterdoek 6 kunnen beide naar behoefte worden 40 gereinigd van aangekoekte bestanddelen.
8305013 /7 ES 5 f - 7 - t
Bij de bekende uitvoeringsvorm volgens fig. 1 glijdt de draagband 1 over vacuümkamer 5, waarbij kanalen dwars door de draagband \ in open verbinding moeten staan met een open spleet in het bovenvlak van de vacuümkamer 5. Wil toch van een goede vacuumafdichting sprake kunnen 5 zijn, dan dient draagband 1 met een hoge afdichtingskracht tegen de vacuümkamer 5 te worden aangedrukt. Dit zal zonder meer reeds het geval zijn door het feit dat de draagband tegen vacuümkamer 5 wordt aangezogen, t waardoor de aandrukkracht van de draagband veelal aanzienlijk groter is dan noodzakelijk is voor slechts de afdichting. Een en ander leidt tot 10 grote trekkrachten in de draagband, zware constructies, en andere nadelen zoals hierboven is uiteengezet.
Fig. 2 toont op vergrote schaal een detail van de inrichting volgens fig. 1, welke echter is gewijzigd overeenkomstig de uitvinding. Deze fig. toont met name een rand van de draagband 1 in dwarsdoorsnede met de 15 directe omgeving daarvan. Met name is hierop te zien dat de vacuümkamer 5 niet meer onder de band is aangebracht, doch ter zijde van de rand van draagband 1. Hoewel slechts één vacuümkamer naast één vrije rand van de draagband is afgebeeld, zal als regel op spiegelbeeldige wijze een vacuumkamer^naast de tegenoverliggende rand zijn geplaatst. Dwars over 20 de draagband zijn gleuven 15 aangebracht, welke nabij de rand overgaan in kanalen 16. Daar ter plaatse is de draagband met een vlakke bovenrand 17 verdikt waaronderdoor de kanalen 16 verlopen welke in de vacuümkamer 5 uitmonden. Vlakke bovenrand 17 kan direct bij de vervaardiging van draagband 1 hierop zijn aangebracht, doch ook is het denkbaar hem achteraf 25 door lijmen of vulcaniseren hieraan te bevestigen. Zelfs is het denkbaar vlakke bovenrand 17 geheel weg te laten, en in plaats daarvan kanalen 16 verdiept in de draagband 1 aan te brengen, zodanig dat zij toch blijven aansluiten op de open gleuven 15.
Door middel van flenzen 18 en 19 en bouten 20, resp. flenzen 21 en 20 22 en bouten 23 is deel 34. van de vacuümkamer losneembaar met de rest van de inrichting verbonden. Hierdoor is een goede toegankelijkheid tot de rand van de draagband 1 mogelijk terwijl verder een eenvoudig onderhoud van de vacuümkamer mogelijk is. Deel 34 is verder voorzien van een afvoerleiding 31 en een vloeistofafscheidingssysteem. Dit betreft echter 35 op zichzelf bij dit type installaties volkomen bekende elementen die niet nader behoeven te worden toegelicht. Aan de bovenzijde sluit vacuümkamer 5 aan via flenzen 18'en 19, aan een steun 24. Filterdoek 6 ligt over de gleuven 15, langs de verdikte rand 17, en verder tegen steun 24. Hierdoor wordt boven de draagband een concave ruimte gevormd, B &Q welke de slurrie kan bevatten. In de fig. is met 7 de ingedikte filter- lj 83 0 3 0 16 /8 , . ES 57 - 8 - koek aan het eind van de draagband aangegeven, en met verwijzingscijfer 25 het niveau tot waar de slurrie bij het begin van de draagband wordt opgebracht.
Vacuümkamer 5 sluit via flenzen 21, 22 aan op plaat 26 van het 5 gestel van de inrichting. Een geleidingsstrip 27 is d.m.v. bouten 29 en slobgaten instelbaar aan plaat 26 bevestigd. In de afgebeelde situatie bevindt zich, tussen de draagband .1 en de geleidingsstrip 27 nog een rubber riem 28, welke met de draagband meeloopt in het horizontale haandeel. Geleidingsstrip 27 is vervaardigd uit Teflon, doch kan eveneens 10 zijn vervaardigd uit een andere kunststof met goede glij-eigenschappen. Riem 28 glijdt over de geleidingsstrip 27 zodat eventuele slijtage op het glijvlak slechts optreedt aan de riem 28, en bij gevolgd niet aan draagband 1, Bij een niet al te zwaar belaste constructie waarbij de slijtage niet ernstig blijkt te zijn, is het ook denkbaar om de riem 28 15 weg te laten en draagband 1 direkt over geleidingsstrip 27 te laten glijden. Eventueel kan daarbij het naar de geleidingsstrip 27 gekeerde oppervlak van draagband 1 resp. van riem 28 zijn vervaardigd uit, of zijn bekleed met een materiaal met goede glij-eigënschappen.
Daar over de breedte van het glijvlak de statische gasdruk verloopt 20 tussen de atmosferische druk en de in de vacuümkamer 5 aangelegde onderdruk, zal er boven en. onder de draagband een drukverschil bestaan over de breedte van het deel van geleidingsstrip 28 hetwelk zich ter rechter zijde van steun 24 uitstrekt. Dit drukverschil is verantwoordelijk voor een voldoende afdichtingskracht op het glijvlak tussen draagband 1 en 25 geleidingsstrip 27. Met behulp van bouten 29 en slobgaten 30 nu is deze afdichtingskracht instelbaar, door het naar links, resp. naar rechts verplaatsen van de geleidingssstrip 27. Bij het aanzuigen van vloeistof uit de slurrie naar de vacuümkamer zal deze vloeistof niet slechts via gleuven 15 en kanalen 16 stromen, doch ook door het filterdoek en door 30 de gleuf 32 tussen de verdikte rand 17 en de steun 24. Hierdoor wordt een vloeistofslot verkregen hetwelk geen afdichtingskracht aan de bovenzijde van de rand van de draagband nodig maakt. Gebleken is dat bij een keuze van de spleet 32 welke voldoende is om de banddikte-tolerantie op te nemen een voldoend effectief waterslot in stand wordt gehouden.
35 Over het grootste deel van de breedte van draagband 1 wordt deze ondersteund door een geleideorgaan 33. Dit is slechts schematisch aange-geven, daar het kan bestaan uit een rollenbaan, uit een kettingconstruc- II , tie, of ook uit een eenvoudige vaste geleidebaan. In het laatste geval is / het zelfs nog denkbaar om de glijdende draagband te dragen door lucht of I *0 een smeervloeistof tussen de geleidebaan 33 en de draagband 1 toe te 1 8303Q13 /9 *- · - 9 - ES 57 voeren. Indien de draagband 1 voldoende breed is t.o.v. de laagdikte van de te filtreren slurrie, is de wrijvingsweerstand, welke de rand„van filterdoek 6 ondervindt van steun 24 verwaarloosbaar. Onder bijzondere omstandigheden van extra dikke slurrielagen en dun en rekbaar filterdoek, 5 moeten speciale maatregelen genomen worden om de wrijvingskracht tussen het filterdoek en steun 24 te verkleinen. In fig. 3 is daartoe een variant afgebeej-d van de constructie volgens fig. 2 waarmee dit bereikbaar is. Over steun 24 kan daarbij in de bewegingsrichting van het filterdoek een band 35 meebewegen* Deze band wordt daarbij ondersteund door rollen 10 36, welke hetzij vrij meedraaien met de bewegende filterdoek en band 35, danwel afzonderlijk kunnen worden aangedreven. Diverse varianten op deze constructie zijn overigens denkbaar. Aan de einden van de vacuümkamer moeten verder voorzieningen zijn aangebracht om te voorkomen dat omgevingslucht via de eindschotten naar binnen kan lekken. In fig. 4 is 15 een constructie van een eindschot aan de inloopzijde van de vacuumkast af geheeld. Dit eindschot 37 bestaat uit een blok ter lengte van circa 150 mm. hetwelk tegen de vacuumkast is bevestigd, en met een nauwe spleet om de rand van de band heen past. Door dit blok zeer nabij de plaats aan te brengen waar de slurrie op de filterdoek wordt gebracht, zal de nauwe 20 spleet tussen de draagband en blok 37 in hoofdzaak door filtervloeistof worden opgevuld, en daarbij voor voldoende afsluiting zorgdragen. Indien deze afsluiting onvoldoende zou blijken te zijn, is het mogelijk afzonderlijk vloeistof toe te voeren bijv. via'leiding 39 en opening 38 welke uitmondt tegenover de onderzijde van de draagband of direct op de filterband.
25 Aan het andere einde van de vacuümkamer is de filterkoek 7 droger, waardoor weinig filtervloeistof daar beschikbaar is voor het vormen van een vloeistofslot. In fig. 5 is een constructie aangegeven waarmee toch daar ter plaatse de vacuümkamer redelijk kan worden afgedicht tegen lekkage van omgevingslucht. Ook daartoe is een blok 40 ter lengte van circa 30 150 mm. aan de uitloopzijde van de vacuümkamer daartegenaan bevestigd.
Ook blok 40 past om de rand van de draagband 1 onder'vrijlating van slechts een nauwe spleet. In dit geval is echter aan de uittreezijde van blok 40 hiertegen een elastische flap 31 m.b.v. schroeven 42 bevestigd.
De elastische flap blijft onder invloed van de gasdruk tegen de rand van 35 fje draagband aan rusten, en verzorgt daardoor een voldoend goede vacuum-afdichting.
In de fig. 6, 7 en 3 zijn varianten op de constructie getoond waar- tbij draagband 1 nog op de gebruikelijk wijze is voorzien van een, er deel vanuit makende, steun 43 voor het filterdoek 6. Bij deze varianten is daardoor geen opening mogelijk tussen een steun voor het filterdoek 6 en 83 0 3 0 1 3 /io • — 10 — ES 57 de bovenzijde 17 van de rand van draagband 1. Dit heeft tot gevolg dat de gleuven 15 moeten overgaan in kanalen 16 welke binnen door de rand van de draagband verlopen. Fig. 6 toont een uitvoeringsvorm waarbij vacuümkamer 5 afdicht tegen de zijkant van de rand van de draagband 1.
5 De afdichting wordt verzorgd door twee elastische flappen 44 en 45 welke met bevestigingsmiddelen 46 aan de vacuumkast zijn bevestigd.
Fig. 7 toont een verdere variant, waarbij de rand van draagband 1 met zijn bovenzijde tot in de vacuümkamer reikt. Beneden de kanalen 16 vindt afdichting plaats tussen de zijkant van band 1 en een geleide-10 strip 48, terwijl aan de bovenzijde wordt afgedicht tegen een geleide-strip 47. Een bezwaar van beide constructies volgens fig. 6 en 7 bestaat daarin dat hoge eisen moeten worden gesteld aan de breedte-tolerantie van de draagband 1, speciaal indien vacuümkamers langs beide zijden van de band zijn aangebracht, en/of dat voor een zeer nauwkeurige rechtge-15 leiding van de band moet worden zorggedragen. Deze eisen gelden, evenals bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 2, in veel mindere mate bij de constructie volgens fig. 8. Daarbij reikt de rand van draagband 1 aan boven- en onderzijde tot in de vacuümkamer. Afdichting tegen de vacuümkamer vindt hier plaats m.b.v. elastische flappen 49 en 50 aan boven-20 en onderzijde van de draagband.
Het zal duidelijk zijn dat de afdichting 49 in fig. 8, resp. 47 in fig. 7, kunnen komen te vervallen bij toepassing v'§h de constructie volgens fig. 2 met een vaste steun 24. In fig. 9 is op deze uitvoeringsvorm volgens fig. 2 een nadere variant afgebeeld, waarbij de omsloten 25 kanalen 16 zijn komen te vervallen, doch de gleuven 15 tot aan de rand van de band doorlopen. Afhankelijk van de hoeveelheid af te voeren filtraat, de hoogte van het aangesloten vacuum en de snelheid van de band kan een diepte van de gleufvorm 15 experimenteel worden gevonden waarbij de gleuven met filtraat gevuld blijven, en daarbij voor voldoen-30 de vacuumafdichting zorgen. Niet getekend is de vorm van de inloop van de draagband 1 in de vacuümkamer. Teneinde te voorkomen dat de gleuven 15 bij deze inloop blijven haken moet blok 37 (zie fig. 4) een afgeronde inloop hebben, waardoor de draagband 1 met de gleuven 15 geleidelijk « naar binnen de vacuümkamer kan verlopen.
I 35 In fig. 10 is schematisch een deel van de draagband 1 in dwarsdoor- 1 snede afgebeeld op enige afstand van de rand. In het geval een breedte- 1' sturing van de draagband 1 vereist is, kan aan de onderzijde van deze draagband en in lengterichting ervan een uitstulping 51 zijn aangebracht, welke samenwerkt met een aangepast gevormd gleuf 52 in rollen 40 53. Deze rollen zijn op gebruikelijke wijze met tappen 55 gelagerd in de lagers 54.
83 0 5 0 1 8 /u * 'J' * - 11 - ES 57
Al naar behoefte kunnen meerdere van dergelijke voorzieningen voor de breedtesturing van draagband 1 zijn aangebracht.
'f
η ~ η 1 R
SS
Claims (15)
1. Vacuumfilterbandinstallatie, omvattende een gesloten draagband, van een aandrijfsysteem voorziene omleidorganen voor het in een horizontale baan bewegen van een bovenlus'van de draagband, ondersteunings-middelen voor het geleiden en ondersteunen van de draagband in zijn horizontale haandeel, een in het horizontale haandeel boven op de draagband liggend, en hiermee meebewegend filterdoek, en tenminste één vacuümkamer met een afvoer voor afgezogen vloeistof, welke vacuümkamer aansluit op kanalen vanaf de doekzijde door de draagband, met het kenmerk, dat de vacuümkamer(s) langs tenminste een deel van tenminste één rand van de draagband is (zijn) opgesteld.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de delen van een rand van de draagband waarlangs een vacuümkamer verloopt, tenminste ten dele tot in deze vacuümkamer reiken.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de genoemde delen van een rand van de draagband geheel in de vacuümkamer reiken. 4. ·Iririchting volgens een der conclusies 1 t/m 3, met het kenmerk, dat boven elk der randen van de draagband in zijn horizontale banddeel, en los van de draagband, een schuin naar buiten verlopende steun voor de geleiding van de rand van het filterdoek ter plaatse aanwezig is, en dat tussen een bovenzijde van de rand van de draagband en de verlengde bovenwand van de vacuümkamer, welke aansluit op de steun, een opening vrijblijft, die in open verbinding staat met de vacuümkamer, en met het filterdoek beneden het laagste niveau van de filterkoek.
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de kanalen vanaf de doekzijde van de draagband naar de vacuümkamer worden gevormd door dwars over het bovenvlak van de draagband tot aan de rand ervan verlopende sleuven.
6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de steun onder een hoek van minder dan 45° verloopt.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de steun nabij I de einden van het horizontale haandeel geleidelijk onder een kleine- ‘1 re hoek verloopt. II 8 3-0 3 0 1 6 f ......" ·- * ·* ~ ' ES 57 -13- *
8. Inrichting volgens een der conclusies 4 t/m 7, met het kenmerk, dat de steun vast verbonden is aan de bovenzijde van de vacuümkamer.
9. Inrichting volgens een der conclusies 4 t/m 7, met het kenmerk, dat tenminste een deel van de steun in het horizontale haandeel met de rand van l?et filterdoek mee beweegbaar is, en via de nauwe spleet aansluit op de vacuümkamer.
10. Inrichting volgens een der conclusies 1 t/m 9, met het kenmerk, dat hij meerdere parallelle draagbanden omvat met vacuümkamers ter weerszijden van de inrichting en/of tussen de draagbanden in.
11. Inrichting volgens een der conclusies 1 t/m 9, met het kenmerk, dat alternerend ter weerszijden van de draagband vacuümkamers zijn aangebracht, waarbij in de haandelen welke overeenkomen met vacuümkamers aan één der zijden, sproeiers voor wasvloeistof boven de draagband zijn geplaatst.
12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de draagband aan de onderzijde in langsrichting van uitstulpingen is voorzien, welke samenwerken met gleuven in geleidingslichamen, teneinde de draagband te sturen. '
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de geleidingslichamen uit rollen bestaan.
14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de randen der draagbanden afdichtend worden ondersteund door vaste geleidingen uit een materiaal met een lage wrijvingscoëfficient uit de groep omvattende polytheen, polyolefinen en enkel- of meervoudig door halogenen gesubstitueerde varianten daarvan, en waarbij deze vaste geleidingen in de richting naar de vacuümkamer instelbaar zijn.
15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de geleidingen van smeerkanalen zijn voorzien die aan het bovenoppervlak uitmonden. Ij 15. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat tussen : de draagband en de geleiding een met de draagband meebewegende riem ► is aangebracht. 0 1/ 'j \j i Ό f ' ·* 4 . * / * * , . , -14-
17. Inrichting volgens een der conclusies 5 t/m 16, met het kenmerk, dat aan de einden van iedere vacuumkast, met een nauwe spleet rondom de rand van de draagband passende, eindschotten aanwezig zijn met in de bandrichting een lengte van tenminste 3x de steek waarop de sleuven in het bovenvlak van de draagband in de bandrichting achter elkaar r liggen, waarbij het eindschot aan de inloopzijde circa ter plaatse van het opbrengpunt van te filtreren materiaal is aangebracht, en het eindschot aan de uittreezijde aan zijn uitloopzijde is voorzien van flexibele flappen. ·*·£» Λ 83 0 3 0 1 δ
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8303016A NL8303016A (nl) | 1983-08-30 | 1983-08-30 | Vacuuemfilterbandinstallatie. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8303016A NL8303016A (nl) | 1983-08-30 | 1983-08-30 | Vacuuemfilterbandinstallatie. |
NL8303016 | 1983-08-30 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8303016A true NL8303016A (nl) | 1985-03-18 |
Family
ID=19842322
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8303016A NL8303016A (nl) | 1983-08-30 | 1983-08-30 | Vacuuemfilterbandinstallatie. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL8303016A (nl) |
Cited By (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0688592A1 (en) * | 1994-06-09 | 1995-12-27 | Pannevis B.V. | Separating device |
EP0839562A1 (en) * | 1996-10-30 | 1998-05-06 | Pannevis B.V. | Endless band filter |
WO2001097948A2 (en) * | 2000-06-22 | 2001-12-27 | Pannevis B.V. | Apparatus and method for separation fluids from solids, providing suction on the sides and/or underneath a carrier belt |
-
1983
- 1983-08-30 NL NL8303016A patent/NL8303016A/nl not_active Application Discontinuation
Cited By (11)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0688592A1 (en) * | 1994-06-09 | 1995-12-27 | Pannevis B.V. | Separating device |
NL9400942A (nl) * | 1994-06-09 | 1996-01-02 | Pannevis Bv | Scheidingsinrichting. |
US5665225A (en) * | 1994-06-09 | 1997-09-09 | Pannevis B.V. | Separating device |
EP0839562A1 (en) * | 1996-10-30 | 1998-05-06 | Pannevis B.V. | Endless band filter |
NL1004385C2 (nl) * | 1996-10-30 | 1998-05-08 | Pannevis Bv | Scheidingsinrichting. |
US5914038A (en) * | 1996-10-30 | 1999-06-22 | Pannevis B.V. | Separating device |
WO2001097948A2 (en) * | 2000-06-22 | 2001-12-27 | Pannevis B.V. | Apparatus and method for separation fluids from solids, providing suction on the sides and/or underneath a carrier belt |
NL1015502C2 (nl) * | 2000-06-22 | 2002-01-18 | Pannevis Bv | Inrichting en werkwijze voor het scheiden van vloeistoffen van vaste stof voorzien van zijdelingse afzuiging door de draagband. |
WO2001097948A3 (en) * | 2000-06-22 | 2002-04-11 | Pannevis Bv | Apparatus and method for separation fluids from solids, providing suction on the sides and/or underneath a carrier belt |
JP2003535680A (ja) * | 2000-06-22 | 2003-12-02 | パネフィス・ベスローテン・フェンノートシャップ | 固体から液体を分離する装置および方法 |
AU2001267934B2 (en) * | 2000-06-22 | 2006-04-27 | Pannevis B.V. | Apparatus and method for separating fluids from solids, providing suction on the sides and/or underneath a carrier belt |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US3053319A (en) | Web dewatering apparatus | |
US3426908A (en) | Horizontal vacuum filter | |
US5022989A (en) | Belt filter press and belt for same | |
US4285816A (en) | Dewatering system | |
US5624579A (en) | Method of simultaneously indexing permanent and disposable filter media in a vacuum filter apparatus | |
SE505790C2 (sv) | Förfarande och anordning för tvättning av en fibersuspension vid medelkoncentration | |
US4483770A (en) | Fluid film bearing for use in horizontal belt vacuum filters | |
NL8303016A (nl) | Vacuuemfilterbandinstallatie. | |
JPH08500530A (ja) | 液体から固形物を分離するシステム | |
ATE22408T1 (de) | Kontinuierlich arbeitende presse. | |
NL1004385C2 (nl) | Scheidingsinrichting. | |
US4673514A (en) | Fluid film bearing for use in horizontal belt vacuum filters | |
US3563854A (en) | Sealing arrangement for a breast box of a papermaking machine | |
EP0615565A1 (en) | REGULATED JET INJECTION APPARATUS FOR A HEADBOX OF A PAPERMAKING MACHINE. | |
US4740305A (en) | Method and apparatus for treatment of a permeable web with a fluid | |
US2981329A (en) | Fluid floated belt for suction boxes | |
KR20240027254A (ko) | 수평 슬랫식 진공 탈수 장치 | |
EP0151481B1 (en) | Horizontal tray belt filter | |
US5238565A (en) | Liquid filtration apparatus with adjustable media guide and improved segregation of clean and contaminated liquid | |
CA1172969A (en) | Traveling belt filter | |
US3595400A (en) | Conveyor-type filter | |
US4614583A (en) | Horizontal belt filter with incremental belt advance | |
US4880538A (en) | Edge seal for liquid filtration apparatus | |
GB2031293A (en) | A filter belt press for dewatering sludge and similar substances, particularly for water purfication plants | |
IL31696A (en) | Conveyor |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BI | The patent application has been withdrawn |