NL8204742A - Balenoppakklauwinrichting. - Google Patents

Description

* · ' f VO 3866

Titel: Balenonpakklauwinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een aan een terreinlast-voertuig koppelbare oppakklauwinrichting voor hantering van een tot balen geperst materiaal, in het bijzonder van veeteeltruwvoer in baalvorm, omvattende een dragerbalk, die bij koppeling van de inrichting aan het 5 terreinlastvoertuig haaks staat op de rijrichting van het voertuig, en met welke drager een of meer hydraulisch bedienbare klauworganen verbonden zijn.

Een dergelijke inrichting is bekend uit Landbouwmechanisatie 32 (1981) 12 (december) en wordt in de uitvoeringsvorm van een zogenaamde 10 , driepaksklauwinrichting toegepast naast een zogenaamde grootpakpers, die bestemd is voor het persen van voorgedroogd gras, hooi, luzerne, stro en andere tot grote balen persbare produkten. De met de grootpakpers verkregen balen hebben daarbij afmetingen van 1,6ö x 1,20 x 0,70 & en worden bij elkaar gehouden doordat met behulp van daartoe op de grootpakpers 15 aangebrachte voorzieningen een aantal, veelal vier, binddraden om de balen haaks op de lengterichting daarvan zijn vastgezet.

In dwarsdoorsnede gezien blijken de balen in de praktijk niet de vorm te hebben van een regelmatige rechthoek maar is de bovenzijde van de de grootpakpers verlatende baal hol, de onderzijde daarvan bol gevormd.

20 De oorzaak van dit verschijnsel lijkt daarin te moeten worden gezocht dat het zich in het perskanaal bevindende te persen materiaal in de hoogte gezien een ongelijkestapeldichtheid bezit in die zin, dat de onderste zone een grotere stapeldichtheid bezit dan de bovenste zone. De binddraden worden los om de baal geslagen terwijl deze onder persdruk staat. Wanneer 25 de persdruk wordt weggenomen zet de baal uit doordat het geperste materiaal terugveert en zich rondom tegen de binddraden vastzet. Het terug'/eren vindt in sterkere mate plaat3 in het onderste deel van de baal door de daar wegens de grotere stapeldichtheid grotere beschikbare hoeveelheid materiaal met het eerder genoemde gevolg van de baalvorm.

30 Bij de bekende oppakklauwinrichting is de dragerbalk een enkelvoudige, niet samengestelde balk en kan daaraan bevestigd tot drie klauworganen dragen, te weten één, gezien in de rijrichting van het ter- 8204 742 m % -2- reinlastvoertuig zoals een terreinheftruck, wiellader o? laadschop in het midden aan de voorlangszijde van de balk en de beide andere aan de kopse einden daarvan.

De oppakklauworganen bevatten elk een aantal» bijvoorbeeld 5 drie, scherppuntige analoog gevormde gekromde klauwen, waarbij deze oppakklauworganen en daardoor de respectieve klauwen hydraulisch in het verticale vlak op-en-neer beweegbaar zijn. De hydraulische bediening van de oppakkl'auwinrichting respectievelijk van de klauworganen vindt plaats via het hydraulische systeem van het terreinlastvoertuig. De di-10 recte aandrijfniddelen voor de klauworganen zoals de hydrocilinders worden daarbij ook door de dragerbalk gedragen. Sr rekening mee houdend dat met pak steeds een combinatie van twee of meer balen wordt bedoeld,worden met de bekende driepaksklauwinrichting drie balen tezamen opgepakt en bijvoorbeeld op een transportwagen, veelal een platte open wagen, van 15 de zijkanten af geladen om verder te worden vervoerd, bijvoorbeeld naar de kuilvoerplaats, De drie op te pakken balen worden daarbij tot een pak verenigd naast elkaar op de grond opgesteld met de zijden van 1,20 m m eikaars verlengde. 3ij het oppakken wordt eerst de middelste baal gegrepen en vervolgens de beide buitenste balen waarbij de met de kopse einden van 20 de dragerbalk verbonden klauwen in de kopse vlakken van het pak worden gedreven onder het uitoefenen van een samenpersdruk in de len^erichtxng van het pak.

Het beladen van de vervcersvagen met het door de driepaksklauwinrichting opgepakte balentrio vindt dan zodanig plaats dat de 25 lengterichting van het pak evenwijdig is aan de lengterichting van de vervoerswegen en derhalve met de afmeting van 1,60 m dwars op de lengterichting van de wagen. De dwarsafmeting van de wagen wordt daarbij normaliter zo gekozen, dat de pakken in twee rijen naast elkaar in de lengterichting van de wagen kunnen worden gestapeld. De totale breedte 30 van de vracht op de wagen bedraagt derhalve 3,20 m. Het transporteren van een dergelijk brede lading door de bebouwde kom van een stad of dorp is wettelijk niet zonder meer toegestaan.

Met de bekende oppakklauwinrichting worden de pakken op de kuilvoerplaats zodanig gestapeld, dat da vlakken van de balen met 8204742 * % -3- de maten 1,60 x 1,20 m het draagvlak van de stapel vormen en de afmeting van 0,70 m verticaal gericht is.

Met de bekende oppakklauwinrichting worden de pakken analoog aan de wijze waarop zij op de transportwagen geladen zijn op de plaats 5 van bestemming, bijvoorbeeld de kuilvoerplaats, weer van de wagen afgenomen d.w.z. van de zijkant van de wagen af in pakken van 3 balen ineens waarbij binnen het pak de balen weer met de afmeting van 1,20 m in eikaars verlengde liggen. Het stapelen van de pakken op de kuilvoerplaats vindt zodanig plaats, dat werkend van het kopse vlak van de te vormen kuilvoer-10 stapel af een uiteindelijke kuilvoerstapel wordt verkregen met een vorm die te beschrijven is als een langwerpig parallelopipedum met nagenoeg rechthoekige dwarsdoorsneden waarbij de pakken worden neergezet met de afmeting van 1,60 m in de lengterichting van de uiteindelijke kuilvoerstapel en dus de afïneting van 1,20 m van elk van de drie balen in eikaars 15 verlengde en dus dwars op de lengterichting van de uiteindelijke kuilvoerstapel. De breedte van deze kuilvoerstapel bedraagt dus 3 x 1,20 = 3,60 o. Deze wijze van stapelen brengt met zich dat de balen die, op elkaar gestapeld, de vertikale langszijvlakken van de kuilvoerstapel vormen neiging vertonen tot het buitenwaarts omvallen omdat de geronde vorm van elk van de af-20 zonderlijke balen, die het gevolg is van het door middel van de binddraden samenbinden van de balen, in die richting verloopt. Hierdoor worden in de praktijk de balen niet hoger gestapeld dan drie lagen op elkaar zodat dus de totale hoogte van de uiteindelijke kuilvoerstapel 3 x 0,70 = 2,10 m bedraagt.

Doel van de uitvinding is een oppakklauwinrichting waarmede het 25 mogelijk is een transportwagen zodanig te beladen dat de ladingsbreedte de wettelijk toegestane breedte niet overschrijdt en dus de veiligheid van het vervoer automatisch verzekerd is met bij een gegeven ladingscapaciteit van de transportwagen binnen de gestelde veiligheidseisen maximale beiadingsgewicht; na het lossen van de wagen de pakken zodanig kunnen worden gestapeld dat met 30 behoud van het draagvlak, per baal gezien van het zijvlak met de afmetingen 1,6o x 1,20 m de geronde vorm van de balen verloopt in de dwarsrichting van de uiteindelijk op te bouwen kuilvoerstapel, terwijl met de beoogde oppakklauwinrichting pakken van verschillende breedte moeten kunnen worden opgepakt, deze dus universeler toepasbaar is.

8204742 I

-1+- m «

Volgens de uitvinding worden de in de voorgaande alinea gestelde doeleinden "bereikt door verschaffing van een oppakklauwinrichting van de in de aanhef vermelde soort, die daardoor gekenmerkt is, dat de klauworganen onderling parallel en zijwaarts ten opzichte van elkaar heen-5 en-weer "beweegbaar met de dragerbalk verbonden zijn in een haaks op de balk staande richting.

Volgens een nadere uitwerking van de inrichting volgens de uitvinding, die daarbij ten minste voorzien is van drie klauworganen, heeft deze verder tot kenmerk, dat de klauworganen voor de zijwaartse 10 beweegbaarheid ten opzichte van elkaar verbonden zijn met een uit een of meer telescoperende balkensamenstellen gevormde dragerbalk.

De mogelijkheid de lengte van de dragerbalk te wijzigen doordat deze volgens de uitvinding uitgevoerd is als een telescoperend balk'ensamenstel, maakt dat pakken met een variatie in breedte kunnen 15 worden gehanteerd. Aldus kan met een oppakklauwinrichting volgens"de uitvinding ineens tot 3 balen van het veeteeltruwvoer zoals vocr-gedrcogd gras enz., verenigd tot een pak met de zijden van 1,60 m in eikaars verlengde, dus met een totale paklengte van 4,80 m, worden cpgepakt. Bij het van de zijkant af beladen van een transportwagen met het pak om 20 het ruwvoer naar de kuilvoerplaats te vervoeren zal deze grootste afmeting van het pak van k,80 m gebruikelijkerwijze in de langsrichting van de wagen worden gelegd maar zal bij het in twee rijen naast elkaar stapelen van de pakken op de transportwagen daarbij automatisch leiden tot een lading waarvan de totale breedte 2 x 1,20 = 2,b0 m bedraagt.

25 Ben dergelijke vrachtbreedte voldoet aan de wettelijke norm en met een aldus beladen wagen kan zonder bezwaar ook door de bebouwde kom van een stad of dorp worden gereden.

Met dezelfde oppakklauwinrichting volgens de uitvinding kunnen ook kleinere pakken, bijvoorbeeld gevormd uit slechts twee balen of zelfs 30 een enkele baal, worden gehanteerd zoals later nog zal worden toegelicht.

Indien met de inrichting volgens de uitvinding een pak is opgepakt kan door middel van een inwaartse telescoperende beweging in de langsrichting van het pak een - variabele - samenpersdruk worden uitgeoefend. Om hierbij verzekerd te zijn van een goede greep op het pak is 8204 742 -5- * * het doelmatig indien het klauworgaan dat, zoals op zichzelf bekend is, bij koppeling van de inrichting aan het terreinlastvoertuig een in het verticale vlak op-en-neer beveegbare gekromd orgaan omvat, uitgevoerd is als een samenstel van het gekromde orgaan als een bovenste klauvhelft en.een 5 daarmede samenverkende onderste klauvhelft, vaarbij bij voorkeur de met de bovenste klauvhelft samenverkende onderste klauvhelft in hoofdzaak - recht en niet beveegbaar is, derhalve een steekorgaan is. Volgens een bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm zal men daarbij de bevegingslijn en de stand van de bovenste klauvhelft ten opzichte van de onderste klauv-10 helft zodanig kiezen, dat het met de oppakklauvinrichting op te pakken pak een opvaartse en in de rijrichting gezien achterwaartse beveging ondergaat, vaarbij de bovenste klauvhelften in het bovenvlak van de onderscheiden balen dringen. Door deze laatstgenoemde maatregel steken de klauwen niet buiten het pak uit vaardoor de pakken ook tegen een muur kunnen vorden 15 geplaatst of zelftin een hoek, bijvoorbeeld van een loods, kunnen worden weggezet.

Bij het ten opzichte van het beladen van de transportwagen in omgekeerde volgorde veer daarvan afnemen van de pakken en het op de kuil-voerplaats opstapelen van de pakken van de te vormen kopse vlakken van de 20 kuilvoerstapel af, resulteert een kuilvoerstapel waarvan de breedte 3 x 1,60 = k,80 m bedraagt en verloopt, per baal gezien, de geronde vorm in de dwarsrichting van de kuilvoerstapel. Hierdoor vertonen slechts de balen, die op elkaar gestapeld de kopse vlakken van de kuilvoerstapel vormen, neiging tot buitenwaarts omvallen. In verband echter met het aanmerkelijk kleinere 25 oppervlak van de kopse vlakken van de kuilvoerstapel in vergelijking tot de vertikale langszijvlakken daarvan, waarvan de lengte tot enkele tientallen meters kan bedragen, is bij de neiging tot omvallen in langsrichting van de balen aan de kopse einden van de kuilvoerstapel een aanmerkelijk kleiner aantal betrokken dan bij de met de thans in de techniek gebruikte oppakklauv-30 inrichting samengestelde kuilvoerstapel waarvan de tot de vertikale langszij vlakken behorende balen de neiging tot omvallen vertonen. Dit heeft mede tot gevolg dat door toepassing van de oppakklauvinrichting volgens de uitvinding kuilvoerstapels kunnen vorden ongebouwd die hoger zijn.

8204742 f -6-

In de praktijk kunnen door toepassing van de oppakklauv-inrichting volgens de uitvinding doelmatig kuilvoerstapels worden ongebouwd die tot ^ lagen balen omvatten en waarvan de totale hoogte dus k x 0,70 = 2,80 m bedraagt. Hierdoor wordt ook een hoger nuttig 5 rendement bereikt van. het voor de kuilvoerstapel beschikbare bodem-oppervlak. Door bovendien van de bovenste laag de balen ten opzichte van die van de daaronder liggende laag in verstek te stapelen, wordt het omvallen van de stapel aan de kopse vlakken van de kuilvoerstapel ook nog tegen gegaan.

10 De uitvinding wordt aan de hand van de tekening, die een uitvoeringsvoorbeeld van de cppakklauwinrichting weergeeft, nader toegelicht. In de tekening toont figuur 1 in bovenaanzicht een driepaks-oppakklauwinrichting volgens de uitvinding waarvan de dragerbalk niet buitenwaarts is ge-15 telescopeerd; figuur 2 de driepaksklauwinrichting in vooraanzicht; figuur 3 een doorsnede volgens de lijn III-IIÏ in figuur 1; figuur h sen doorsnede volgens de lijn IV-IV in figuur 1; figuur 5 een doorsnede volgens de lijn V-V in figuur 3; 20 en tonen figuur 6-9 schematisch in bovenaanzicht twee met de driepaksklauwinrichting bereikbare inklemmogelijkheden, te weten van een pak uit 3 balen (figuur 6 en figuur 7) respectievelijk van een uit 2 balen samengesteld pak (figuur 8 en figuur 9).

25 In de tekening wordt door 1 een driepaksoppakklauwinrichting aangegeven met dragerbalk 2, die een samenstel is van twee paren t t telescomerends kokerbalkensamenstellen 3> 3 en k, b . De telescoperende * kokerbalkensamenstellen, behorend tot het paar 3, 3 , bevatten buitenbalken 5 ' ' · · * resp. 5 en binnenbalken 6 resp. 6 terwijl het paar h, 4 buitenbalken 30 7 resp. 7 en binnenbalken resp. 8 bevatten.

Verbonden met de dragerbalk zijn drie klauwen 9, 10 en .11,

Met de uiteinden van de buiten- en binnenwaarts telescoperende

I I

binnenbalken 6, 6 van de balkensamenstellen 3, 3 is een draagfreem 9 door lassen vast verbonden, van welk draagfreem twee freembalken 18 en 2.1 8204742 -7- deel uitmaken. Met de uiteinden van de freembalk 18 zijn bovenklauwen 12 f en 15 verbonden en met de uiteinden van de freembalk 21 onderklauwen 12 » en 15 .

Het'draagfreem 9 draagt voorts een hydro cilinder-zuiger-5 samenstel 2k, dat zodanig op het.draagfreem 9 is opgesteld, dat door tussenkomst daarvan de freembalk 18 kan worden geroteerd en daardoor de bovenklauwen 12, 15 in het vertikale vlak op-en-neer kunnen worden bewogen en daarbij voor het vastgrijpen resp. loslaten van de baalvormige I » lading samenwerkende met de vaste, tandvormige onderklauwen 12 resp. 15 .

I I

JO De positie van de samenwerkende boven- en onderklauwen 12, 12 en 15, 15 is bij hun bevestiging aan het draagfreem 9 zodanig gekozen dat bij het vastgrijpen van de baalvormige lading deze een achter- en opwaartse beweging verkrijgt.

Analoog aan de ophangconstructie, behorende tot de balken-t * 1 -I5. samenstellen 3, 3 , zijn van de balkensamenstellen k, k de buiten- en binnenwaarts telescoperende binnenbalken 8, 8 vast verbonden met draagfreem 11, omvattend freembalken 20 en 23 aan de uiteinden waarvan bevestigd zijn de onderling voor het vastgrijpen en loslaten van de baalvormige lading samenwerkende bovenklauwen 1^ en 17 resp. onderklauwen ! 1 2Q 1U , 17 , welke laatste weer als vaste tandvormige elementen zijn uitgevoerd.

Het draagfreem 11 is verder voorzien van het hydro cilinder- zuigersamenstel 25 waarmede uiteindelijk de fcovenklauwen 1¼ en 17 in het vertikale vlak ook weer synchroon op-en-neer beweegbaar zijn.

25 Tussen de met behulp van de telescoperende binnenbalken t t 6, 6 resp. 8, 8 buiten- en binnenwaarts beweegbare draagfreems 9 en 11 is een derde draagfreem 10 aangebracht, die echter vast verbonden is met I » de buitenbalken 5, 5 » 7, 7 en daardoor niet-beweegbaar, maar plaatsgebonden is. In analogie aan de beweegbare draagfreems 9 en 11 is het 30 vaste draagfreem 10 overigens voorzien van freembalken 19 en 22; in het vertikale vlak op-en-neer beweegbare bovenklauwen 13 en 16 resp. vaste, 1 * tandvormige onderklauwen 13 en 16 en een hydro cilinder-zuigersamenstel 26. De voor het buiten- en binnenwaarts bewegen van het draag- f t freem 9 met de bovenklauwen 12, 15 en onderklauwen 12 , 15 samenwerkende 8204742 t % -8- f telescoperende balkensamenstellen 3, 3 zijn voorzien van een niet nader te beschrijven blckkeerelement 27 ter begrenzing van de telescoperende beweging van de binnenbalken. Analoog zijn de telescoperende balkensamen- stellen k, U voorzien van een blokkeringselement 28.

I I

5 De telescopeerbeweging van de binnenbalken 6, 6 resp. 8, 8 vindt plaats via het hydro cilinder-zuigersamenstel 29 res. 30.

De driepaksoppakklauw 1 is uiteraard verder voorzien van niet nader getoonde koppelingsmiddelén waarmede hij met b.v. een wiellader kan warden gekoppeld en van aansluitmiddelen waarmede het hydraulische systeem 10 van de driepaksoppakklauw 1 op het hydraulische systeem van de wiellader kan werden aangesloten.

Met de driepaksoppakklauw kan als volgt worden gewerkt.

De bij het oogsten van bijvoorbeeld voorgedroogd kuilgras door middel van een zogenaamde grootpakpers gevormde en door binddraden 15 3Ö samengehouden balen met de afmetingen 1,6ö x 1,20 x 0,70 a worden in groepen van 3 balen 31, 32, 33 (fig. 6) naast elkaar gelegd en tot een pak geformeerd. De juiste breedte van de dragerbalk wordt ingesteld door de f ! binnenbalken 6, 6 en 8, 8 buitenwaarts te bewegen tot de maximum uitgeschoven stand. Vervolgens wordt de oppakklauwinrichting in de richting 20 van het pak getransporteerd, de onderklauwen in het pak gestoken en het pak verder vastgegrepen door het neerwaarts bewegen van de bovenklauwen en binnendringen van deze klauwen in het bovenvlak van de balen. Door

1 I

de binnenbalken 6, 6 resp. 8, 8 binnenwaarts te bewegen wordt het pak in de richting van de pijlen A (fig. β) samengeperst. In deze toestand 25 laat het pak zich gemakkelijk tillen en kan naar een transportwagen worden verreden.

De drie balen kunnen ook tot een pak worden geformeerd zoals thans op het betreffende gebied van de techniek gebruikelijk is en in

II

figuur 7 is getoond, De binnenbalken 6, 6 resp. 8, 8 zullen dan, bepaald 30 door instelling van de blokkeringselementen 27 en 28, over een geringere afstand naar buiten worden bewogen.

Met de driepaksoppakklauwinrichting kunnen ook uit twee balen 34, 35 geformeerde pakken worden gehanteerd zoals in de figuur 3 resp. 9 is getoond.

820 4 742 -9-

Uiteraard kunnen aan de inrichting zoals hierboven besproken en in de tekening getoond is wijzigingen worden aangebracht zonder dat men het kader van de uitvinding verlaat.

8204742

Claims (6)

1. Aan een terreinlastvoertuig kopnelbare oppakklauwinrichting voor hantering van een tot halen geperst materiaal, in het bijzonder van veeteeltruwvoer in baalvorm, omvattende een dragerbalk, die bij koppeling van de inrichting aan het terreinlastvoertuig haaks staat op de rijrichting van 5 het voertuig, en met welke drager een of meer hydraulisch bedienbare klauworganen verbonden zijn, met het kenmerk, dat de klauworganen onderling parallel en zijwaarts ten opzichte van elkaar heen-en-veer beweegbaar met de dragerbalk verbonden zijn in een haaks op de balk staande richting.

2. Inrichting volgens conclusie 1, voorzien van ten minste drie klauworganen, met het kenmerk, dat de klauworganen voor de zijwaartse beweegbaarheid ten opzichte van elkaar verbonden zijn met een uit een of meer tele'scoperende balkensamenstellen gevormde dragerbalk.

3. Inrichting volgens, conclusies 1-2, waarbij het klauwoigaan 15 bij koppeling van de inrichting aan het terrreinlastvoertuig een in het verticals vlak op-en-neer beweegbaar gekromlorgaan omvat, met het kenmerk, dat het klauworgaan een samenstel is van het gekromde orgaan als een bovenste klauwhelft en een daarmede samenwerkende onderste klauw-helft.

20 Inrichting volgens conclusie 3,met het ken merk, dat de met de bovenste klauwhelft samenwerkende onderste klauwhelft in hoofdzaak recht en niet beweegbaar is.

5. Inrichting volgens conclusie U, m e t het kenmerk, dat de bewegingslijn en de stand van de bovenste klauwhelft ten 25 opzichte van de onderste klauwhelft zodanig gekozen zijn, dat het met de oppakklauwinrichting op te pakken pak een opwaartse en in de rijrichting gezien achterwaartse beweging ondergaat, waarbij de bovenste klauwhelft en in het bovenvlakvan.de onderscheiden banen dringen.·

6. Inrichting volgens conclusies 2-5, met het ken- 30 merk, dat de dragerbalk twee paren talescoperende onderling evenwijdige balkensamenstellen omvat en de inrichting drie paren klauworganen bevat, 8204742 % -11- te verdelen in twee buitenste en een binnenste paar waarbij de twee buitenste paren vast verbonden zijn elk aan êên paar van de corresponderende telescoperende balken, behorend tot elk van de beide paren teles-coperende balkensamenstellen en het binnenste paar verbonden is met de 5 vaste balken van het, in de rijrichting gezien, voorste paar telescoperende balkensamenstellen. --Μ X 8204742