NL8203979A - Inrichting voor het verzwakken van een analoog signaal. - Google Patents

Description

r ^ , 1 ' PHN 10.473 1 N.V. Philips1 Gloeilairpenfairieken te Eindhoven.

"Inrichting voer het verzwakken van een analoog signaal".

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verzwakken van een analoog signaal bevattende tenminste één ladder-netwerk, dat is voorzien van een ingang en een uitgang voor het analoge signaal en van een aantal van N trappen, welke tussen de 5 ingang en uitgang van het laddemetwerk kunnen warden geschakeld net behulp van N schakelaars, welke door stuurmiddelen worden gestuurd zodanig, dat de schakelaars gerekend vanaf de uitgang van het ladder-netwerk opeenvolgend warden gesloten en gerekend vanaf de ingang van het laddemetwerk opeenvolgend worden geopend.

10 Een dergelijke inrichting kan worden toegepast als regeling voor bijvoorbeeld het zgn. rood, groen en blauw signaal in een televisleapparaat of als volume- of toonregeling in audio-apparatuur.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het artikel "A CMOS Digitally Controlled Audio Attenuator far HIFI-Systems", IEEE Jnl. of 15 Solid State Circuit Vol. SC 16, No. 1, Fetr. 1981, pp. 15-20.

Bij de in fig. 4 van dit artikel getoonde inrichting is de uitgang van het laddemetwerk aangesloten op de ingang van een semmator, die gevormd wordt door een tegengekpppelde operationele versterker.

Door vanaf de uitgang van het laddemetwerk gerekend een aantal/ 20 door een bepaalde code geprogrammeerde, schakelaars te sluiten worden een vooraf bepaald aantal trappen van het laddemetwerk op de ingang van de sarmater aangesloten. De schakelaars worden gestuurd door een N-bits digitaal signaal. Dit N-bits digitaal signaal wordt geleverd door een decodeer inrichting, waaraan een binair gecodeerd 25 digitaal signaal wordt toegevoerd.

Een dergelijke wijze van aansturen van de schakelaars maakt de inrichting echter ingewikkeld, daar de inrichting voorzien dient te zijn van middelen voor het genereren van een binair gecodeerd digitaal signaal en van middelen voor het decoderen van dit signaal, 30 terwijl het binair gecodeerde signaal eerst uit een analoog stuursignaal moet warden verkregen. Het is dan ook het deel van de uitvinding een inrichting voor het verzwakken van een analoog signaal aan te geven, die indien een analoog stuursignaal aanwezig is, op een- 8203979 PHN 10.473 2 i % voudige wijze kan warden gestuurd.

Ben inrichting van een in de aanhef genoemde soort wordt daartoe gekenmerkt, doordat-destxiurnuddeJen warden gevormd door een aantal van N kcnparatoren met eerste en tweede ingangen, welke 5 eerste ingangen zijn gekoppeld met een regelspanningsbran en welke tweede ingangen zijn gekoppeld met een referentiespanningsbrcn, waarbij één van de spanningsbronnen door middel van een spannings-deler met de betreffende ingangen is gekoppeld. Volgens de uitvinding wordt elke schakelaar rechtstreeks gestuurd door een kcnperatar, 10 die het signaal voor het sluiten en openen van de schakelaar levert.

De komperatoren warden op eenvoudige wijze gestuurd door een regel-spanning in de verm van een gelijkspanning. Hierbij kunnen de eerste ingangen met de regelspanningsbran en de tweede ingangen door middel van de spanningsdeIer met de referentjespanningsbron zijn gekoppeld 15 of de eerste ingangen door middel van de spanningsdeler met de regelspanningsbran en de tweede ingangen met de referentiespanningsbron zijn gekoppeld. Is in bijvoorbeeld het eerste geval de regelspanning aan de eerste ingang van een kcnperatar hoger dan de fractie van de referentiespanning aan de tweede ingang van die kcnperatar, dan stuurt 20 de kcnperatar de desbetreffende schakelaar dicht. Bij een toenemende regelspanning sturen de opeenvolgende koiperatoren de opeenvolgende schakelaars gerekend vanaf de uitgang van het laddemetwerk dicht.

De uitvinding verschaft op deze wijze een inrichting voor het verzwakken van analoge signalen, waarbij geen binair gecodeerde signalen 25 en geen inrichting voer het decoderen van deze signalen meer benodigd zijn.

De inrichting volgens de uitvinding heeft verder het voordeel, dat de verzwakking van het analoge signaal als functie van de regelspanning, de zogenaamde regelkranme, door verschillende variabelen 30 kan warden ingesteld. Dit maakt het mogelijk nagenoeg elke gewenste regelkranme te realiseren.

Volgens een eerste uitvoeringsvorm waarbij elke trap van het laddemetwerk wordt gevormd door een serieweerstand en een tak-weerstand, wordt de verzwakking van het ingangssignaal als functie 35 van de regelspanning bepaald door het verloop van de verzwakking van de trappen van het laddemetwerk.

Een tweede uitvoeringsvorm wordt gekenmerkt, doordat de verzwakking van alle trappen van het laddemetwerk onderling nagenoeg 8203979 f * PHN 10.473 3 l r > gelijk is. Hiermee wordt de verzwakking van het ingangssignaal als functie van de regelspanning een logarithmische functie.

Ben derde uitvoeringsvorm wordt gekenmerkt, doordat de verzwakking van tenminste één van de trappen verschilt van die van 5 de overige trappen. Door één of neer trappen een andere verzwakking te geval kunnen verschillende regelkrcnnen worden verkregen.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm kan een andere verzwakking van één of meer trappen worden verkregen, doordat de verhouding tussen de serieweerstand en de takweerstand van tenminste één van de 10 trappen verschilt van die van de overige trappen. Ben andere verzwakking van één of meer trappen kan volgens weer een verdere uitvoeringsvorm ook warden verkregen doordat de verhouding tussen de serieweerstand en de takweerstand van alle trappen gelijk is en doordat de grootte van de weerstanden van tenminste één van de trappen verschilt 15 van die van de overige trappen.

Ben vierde uitvoeringsvorm wardt gekenmerkt, doordat de verzwakking van het ingangssignaal tevens wordt bepaald doordat ten minste één van de stappen van de spanningsdeler in grootte verschilt van de overige stappen van de spanningsdeler. De stapgrootte van de 20 spanningsdeler is een tweede variabele waarmee de regelkrcnne kan warden beïnvloed. Door de verschillende stapgroottes worden de opeenvolgende trappen van het laddemetwerk steeds bij een andere spannings-toename van de regelspanning ingeschakeld.

Een vijfde uitvoeringsvorm, waarbij de schakelaars elk worden 25 gevormd door een eerste en een tweede transistor van onderling hetzelfde geleldingstype, van welke eerste transistor de kollektor met een takweerstand en de emitter met de uitgang is gekoppeld en van welke tweede transistor de kollektor met de takweerstand en de emitter met een aansluitpunt op een vaste spanning is gekoppeld, wordt geken-30 merkt, doordat de kenperatoren elk worden gevormd door een derde en een vierde transistor van onderling hetzelfde geleidingstype tegengesteld aan dat van de eerste en tweede transistor, welke derde en vierde transistor als een verschilpaar zijn geschakeld met een weerstand tussen de emitters, waarbij de basis van de derde transistor met de 35 regelspanningshron en de kollektor met de basis van de eerste transistor is gekoppeld en waarbij de basis van de vierde transistor met de referent ie spanningsbron en de kollektor met de basis van de tweede t transistor is gekoppeld. Is de regelspanning of de fraktie daarvan 8203979 * PHN 10.473 4 op de basis van de derde transistor groter dan de vaste spanning op de basis van de vierde transistor, dan geleidt de derde transistor en spert de vierde transistor. In dat geval geleidt tevens de eerste transistor en spert de tweede transistor. Is de regelspanning of de fraktie daar-5 van kleiner dan de vaste spanning dan vindt het omgekeerde plaats.

Om de overgang tussen de geleidende toestanden van de derde en vierde transistor en dus van de eerste en tweede transistor geleidelijker te laten verlopen en daarmee het inschakelen van de desbetreffende trap van bet laddemetwerk geleidelijker te laten verlopen, is tussen 10 de emitters van de derde en vierde transistor een weerstand geschakeld, waardoor een tegenkoppeling wordt verkregen. Doordat de trappen van het laddemetwerk meer geleidelijk worden ingeschakeld, verkrijgt de regelkrame een meer vloeiend verloop.

Een zesde uitvoeringsvorm wordt gekenmerkt, doordat in de 15 emitter Ie iding van de eerste en de tweede transistor een onderling gelijke weerstand is opgenomen, welke weerstand deel uitmaakt van de takweerstand. Bij een geleidelijke overgang tussen de geleidende toestanden van de eerste en tweede transistor, treedt er een toestand op waarbij heide transistoren zich in de geleidende toestand bevinden.

20 Cm in dat geval te voorkomen, dat de eerste en tweede transistor de ingang van de versterker kortsluiten, wordt een gedeelte van de takweerstand in de emitter leiding van de eerste en tweede transistor opgenaren.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van bij-25 gaande tekening, waarin figuur 1 het principeschema van een inrichting voor het verzwakken van een analoog signaal volgens de uitvinding toont, figuur 2a een eerste uitvoeringsvorm van een laddemetwerk voor de inrichting van figuur 1 toont, 30 figuur 2b en 2c een trap van een tweede en een derde uitvoeringsvorm van een laddemetwerk voor de inrichting van fig. 1 tonen, figuur 3 een vierde uitvoeringsvorm van een laddemetwerk voor de inrichting van fig. 1 toont en figuur 4 een praktisch uitvoeringsvoorbee ld van een kcmperator met 35 schakelaar voor een inrichting van fig. 1 toont.

In figuur 1 is het principeschema van een inrichting volgens de uitvinding weergegeven. De inrichting bevat een met een stippellijn aangegeven verzwakker 1 met een ingang 2 voor het toe- 8203979 PHN 10.473 5 4 voeren van het analoge signaal en een uitgang 3 voor het af nemen van het verzwakte analoge signaal. De verzwakker 1 bevat een ladder-netwerk 4, dat wordt geverrad door een aantal trappen t/m TN, waarbij elke trap wordt gevormd door een serieweerstand R<, en een 5 taksBerstand Elk van de tropen Tj t/m ^ vormt een belaste spanningsdeler, die wordt belast door de voorafgaande spanningsdeler.

De eerste trap T, «ordt belast door een afstatóeerstand R*. De verschillende stromen, die ten gevolge van de spanningsdelers door de takweerstanden t/m vloeien, kunnen worden gesatineerd door 10 deze stromen toe te voeren aan de inverterende ingang 5 van een operationele versterker 6, die is tegengekoppeld door een weerstand ^ en waarvan de niet-inverterende ingang 7 met een punt cp een vaste potentiaal is gekoppeld. De verschillende stromen door de weerstanden t/m worden door schakelaars t/m ófwel naar de virtueel 15 geaarde inverterende ingang 5 van de versterker 6 gevoerd ófwel naar aarde afgevoerd. De schakelaars S1 t/m worden zodanig gestuurd, dat telkens de trappen met een rangnummer lager dan (1^ k^N) met de inverterende ingang 5 en de trappen met een rangnummer hoger dan Tk met aarde zijn gekoppeld. Het op deze wijze sturen van de schake-20 laars t/m geschiedt door de komperatoren C1 t/m C^, waarvan de inverterende ingangen door de serieschakeling van weerstanden t/m zijn gekoppeld met een referentiespanningshran 8 en waarvan de niet-inverterende ingangen zijn gekoppeld met een regelgelij kspannings-bron 9. De referentiespanning van de referentiespanningsbron 8 wordt 25 door de weerstanden t/m opgedeeld in N deelreferentiespanningen, zodanig dat de spanning op de inverterende ingangen van de komperatoren t/m C^j toeneemt met oplopend rangnummer. De regelgelijkspanning van bron 9 op de niet-inverterende ingang van een karperator (1-£k éN) wordt nu vergeleken met de deelreferentiespanning op de 30 inverterende ingang van de desbetreffende karperator C^. Is de regelgeli jkspanning groter dan de deelreferentiespanning dan stuurt de karperator de bijbehorende schakelaar zodanig, dat de bijbehorende trap Tk (met 1ék^N) met de inverterende ingang 5 van de versterker 6 wordt gekoppeld. Is de regelgeli jkspanning kleiner dan de 35 deelreferentiespanning, dan wordt de betreffende trap Tk naar aarde gekoppeld.

De complete schakeling werkt als volgt. Het te verzwakken analoge signaal wordt toegevberd aan de ingang 2. Uitgegaan wordt 8203979 PEN 10.473 6 van de toestand, dat alle trappen t/m net aarde zijn gekoppeld.

Laat men de regelspanning nu toenemen, dan sturen de opeenvolgende kanperataren t/m de opeenvolgende schakelaars S1 t/m zodanig, dat de opeenvolgende trappen t/m TN op de inverterende ingang 5 5 van de versterker 6 worden aangesloten. Op deze manier werden één voor één alle taks tranen van de trappen t/m TN naar de versterker 6 gevoerd. Op de uitgang 3 van de versterker 6 verschijnt hierdoor een steeds minder verzwakt ofwel toenemend signaal.

Naast de getoonde uitvoeringsvorm is het natuurlijk ook 10 mogelijk om de inverterende ingangen van de kamperataren t/m met de referentiespanningsbran 8 en de niet-inverterende ingangen door middel van een spanningsdeler met de regelgelijkspanningsbron 9 te koppelen. De regelgelijkspanningsbron 9 dient dan wel zo te warden aangesloten op de spanningsdeler, dat de deelregelspanning af neemt met oplopend 15 rangnummer van de kanperataren.

De wijze waarop het ingangssignaal wordt verzwakt als functie van de regelspanning, de zogenaamde regelkrarme, wordt door een aantal variabelen bepaald. Ten eerste kan de regelkramme worden ingesteld door de keuze en ophouw van het laddemetwerk.

20 Een eerste uitvoeringsvorm van een laddemetwerk voor de in richting van figuur 1 wordt toegelicht aan de hand van figuur 2a. Hst laddemetwerk is opgebouwd uit een aantal gelijke trappen met een serie-weerstand Rg = R en een takweerstand = 2R. Bij deze weerstandswaarden is de spanningsdeling van elke trap gelijk aan 0,5 zodat de stroom door 25 een takweerstand RT telkens 2 x zo groot is als de stroom door de takweerstand van de voorgaande trap. Hst inschakelen van een trap op de inverterende ingang van de versterker geeft dan een vermindering van de verzwakking van het ingangssignaal met -KS dB per trap. Is alleen de eerste trap op de inverterende ingang van de versterker aangesloten dan wordt 30 het ingangssignaal (N-1) x 6 dB keer verzwakt. Zijn alle trappen op de inverterende ingang aangesloten dan is de uitgangsspanning V «*- *=· (zie fig. 1). Door RN^2R te kiezen, kan het uitgangssignaal Vu nagenoeg gelijk aan het ingangssignaal worden gemaakt.

Door een andere verhouding tussen de serieweerstand Rg en een 35 takweerstand ί^, te kiezen kan een andere verzwakking per trap worden verkregen. In figuur 2b is een trap van een tweede uitvoeringsvorm van een laddemetwerk weergegeven. Het laddemetwerk is opgebouwd uit trappen met een serieweerstand Rg = ½R en een takweerstand R^, = 4R, waarmee een ver- 3203979 PHN 10.473 7 zwakking van ongeveer 3 dB per trap wordt verkregen. In figuur 2c is een derde uitvoeringsvorm van een laddemetwerk weergegeven. De serie-weerstand Rg = j R en de takweerstand = 6R, waarmee een verzwakking van ongeveer 2 dB per trap wordt verkregen, s In plaats van het laddemetwerk pp te bouwen uit trappen, die alle dezelfde verzwakking geven is het eveneens mogelijk het laddemetwerk op te bouwen uit trappen, waarvan de verzwakking niet even groot is. Volgens een niet getoonde uitvoeringsvorm kan dit worden gerealiseerd door het laddemetwerk op te bouwen met bijvoorbeeld de in fig. 2a en 2b ge-10 toonde trappen. Een andere wijze waarop dit kan warden gerealiseerd, wordt toegelicht aan de hand van figuur 3, die een vierde uitvoeringsvorm van een laddemetwerk weergeeft. Het laddemetwerk is opgebouwd uit takken, die alle dezelfde verhouding tussen de serieweerstand Rg en de takweerstand bezitten. In het getoonde laddemetwerk bedraagt deze verhou-15 ding ^S/R^ * R/2R. Van de eerste trap en de tweede trap T2 is de grootte van de serieweerstand gelijk aan Rg = R^ en de takweerstand gelijk aan Hj, = 2Rj , terwijl van de overige trappen de grootte van de serieweerstand gelijk is aan Rg * R2 en 1^, * 2^ De stroom door de takweerstand R^, van de tweede trap T2 is weer 2 * zo groot als de stroom door de takweerstand % 20 van de eerste trap T,. De stroan door de derde trap T3 is echter njet 2 x zo groot als de strcas door de takweerstand ü,, ven de t*ede trap T2 daar de grootte van de belastingweerstand van de derde trap T, ongelijk aan 2E, is. Afhankelijk van het verschil van de «aerstandswaarden B, en Rj wordt na verloop van enkele trappen de stroom door een takweerstand weer 25 2 x zo groot als de stroom door de takweerstand van de vorige trap. Door de grootte van de serie- en takweerstanden van één of meer trappen ongelijk aan die van de andere trappen te kiezen is het dus mogelijk cm de regelkrcrare in te stellen.

Ben tweede variabele waarmee de regelkraime kan worden 30 bepaald is de grootte van de weerstanden R^ t/m (zie fig. 1) via welke de inverterende ingangen van de karperataren t/m met de referentiespanningsbron 8 zijn gekoppeld. Zijn de weerstanden R^ t/m R^ even groot, dan sturen de kcnperatoren t/m de opeenvolgende schakelaars S1 t/m telkens na gelijke spanningstoenames van de regelgelijk-35 spanning van bron 9. Door bijvoorbeeld de weerstandswaarde van naar R^ te laten toenamen, is voer het inschakelen van elke volgende trap een grotere toename van de regelspanning benodigd, waardoor een ander verloop van de regelkraime wordt verkregen.

8203979 PHN 10.473 8

Naast alle hiervoor beschreven wijzen is het ook mogelijk door kanbinaties daarvan het verloop van de regelkrame te bepalen.

Ben praktische uitvoeringsvorm van een kcnperator net schakelaar wordt nader toegelicht aan de hand van figuur 4. De karperator wordt 5 gevormd door twee NRJ-transistoren en T^, die als verschilpaar zijn geschakeld. In de emitterleidingen van de transistor en zijn gelijke weerstanden 10 opgenaten. Op het gemeenschappelijke aansluitpunt van de weerstanden 10 is verder een stroombron 11 aangesloten voor de gelijk-strocminstelling van het verschilpaar - T^. De basis van transistor 10 is gekoppeld met de regelgelijkspanningsbron 9 en de basis van transistor Tj is door middel van de spanningsdeler met de referentiespanningsbron 8 gekoppeld. De kollektor van transistor is gekoppeld met de basis van een transistor en de kollektor van transistor is gekoppeld met de basis van een transistor De twee ENP-tr ans is toren en T2 vormen een 15 schakelaar, die door de komperator gestuurd wordt. De trap van het ladder-netwerk wordt in dit voorbeeld gevormd door een 3 dB verzwakkingstrap met een serieweerstand 14 met een weerstandswaarde *|R en een takweerstand 15a + 15b met een weerstandswaarde van totaal 4R. De kollektcren van de trans is toren en T2 zijn gekoppeld met de weerstand 15a met een waarde 20 van 3R. De emitter van transistor is gekoppeld met de ingang 5 van de sanmeerversterker, waarbij in de emitter leiding een weerstand 15b meteen waarde R is opgenaten. De verhouding tussen de weerstanden 15a en 15b kan willekeurig worden gekozen als de son van deze weerstanden maar gelijk is aan 4R. Ce emitter van transistor T2 is gekoppeld met ingang 7, waarbij in de 25 emitterleiding eveneens een weerstand 15b met een waarde R is opgenaten.

De werking van de schakeling is als volgt. Is de regelspanning op de basis van transistor groter dan de referentiespanning op de basis van transistor T^, dan geleidt transistor en spert transistor Tj. De kollektorstroan van transistor stuurt dan de hasisemitter-30 overgang van transistor in de geleidende toestand, terwijl de basis-emitterovergang van transistor T2 is gesperd. De taks troon door de weerstand 15a en de weerstand 15b in de emitterleiding van transistor T.j wordt dan toegevoerd aan de ingang 5 van de sonmeerversterker. Is de regelspanning cp de basis van transistor kleiner dan de 35 referentiespanning op de basis van transistor T^, dan spert transistor en dus ook transistor en geleidt transistor Tj en dus ook transistor T^. De takstroam door de weerstand 15a en de weerstand 15b in de emitterleiding van transistor T2 wordt dan naar ingang 7 af gevoerd.

8203972 t PHN 10.473 9

Door het opnemen van de emitterweerstand 10 in de emitterleMingen van de transistaren en vindt er een geleidelijke avergang plaats tussen de geleidende toestand van transistor en de geleidende toestand van transistor T4· Hierdoor vindt er ook een geleidelijke over-5 gang plaats tussen de geleidende toestanden van transistor en transistor T2/ waarbij een toestand optreedt dat beide transistaren geleiden. Om in dat geval te voorkanen, dat de transistaren de ingangen van de scraneerversterker kortsluiten is in elk van de emitterleidingen een deel van de takweerstand nl. de weerstand 15b opgencmen.

10 Bij de getoonde uitvoeringsvormen sturen de konperatoren C1 t/m Cjj de schakelaars S1 t/m van één laddemetwerk aan. Hst is echter ook mogelijk, dat door de kanperatcren C1 t/m schakelaars van meerdere netwerken worden aangestuurd, zoals kan worden toegepast bij volume- c.g. toonregeling voor stereogeluidsweergave.

15 20 25 30 35 I::" 820 3 9 7 9

Claims (9)

1. Inrichting voer het verzwakken van een analoog signaal, bevattende ten minste één laddemetwerk, dat is voorzien van een ingang en een uitgang voor het analoge signaal en van een aantal van N trappen, welke tussen de ingang en uitgang van bet laddemetwerk 5 kunnen worden geschakeld met behulp van N schakelaars, welke door stuurmiddelen worden gestuurd zodanig, dat de schakelaars gerekend vanaf de uitgang van het laddemetwerk opeenvolgend worden gesloten, en gerekend vanaf de ingang van het laddemetwerk opeenvolgend worden geopend, met het kenmerk de dat stuurmiddelen warden gevormd door een 10 aantal van N kanperatoren met eerste en tweede ingangen, welke eerste ingangen zijn gekoppeld met een regelspanningsbran en welke tweede ingangen zijn gekoppeld met een referentiespanningsbron, waarbij één van de spanningsbronnen door middel van een spanningsdeler met de betreffende ingangen is gekoppeld.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij elke trap van het laddemetwerk wordt gevormd door een serieweerstand en een takweerstand, met het kenmerk, dat de verzwakking van het ingangssignaal als funktie van de regelspanning wordt bepaald door het verloop van de verzwakking van de trappen van het laddemetwerk.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de verzwakking van alle trappen van het laddemetwerk onderling nagenoeg gelijk is.

4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de verzwakking van tenminste één van de trappen verschilt van die van de 25 overige trappen.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de verhouding tussen de serieweerstand en de takweerstand van tenminste één van de trappen verschilt van die van de overige trappen.

6. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de 30 verhouding tussen de serieweerstand en de takweerstand van alle trappen gelijk is en dat de grootte van de weerstanden van ten minste één van de trappen verschilt van die van de overige trappen.

7. Inrichting volgens één der conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk, dat de verzwakking van het ingangssignaal als funktie van de regel- 35 spanning tevens wordt bepaald doordat ten minste één van de stappen van de spanningsdeler in grootte verschilt van de overige stappen van de spanningsdeler.

8. Inrichting volgens één der conclusies 2 t/m 7, waarbij de 3203979 r PHN 10.473 11 schakelaars elk woeden gevormd door een eerste en een tweede transistor van onderling hetzelfde geleidingstype, van welke eerste transistor de koUektor net een takweerstand en de emitter met de uitgang is gekoppeld en van welke tweede transistor de kollektor met de takweerstand en 5 de emitter met een aansluitpunt op een vaste spanning is gekoppeld, met het kenmerk, dat de konperatoren elk worden gevorad door een derde en een vierde transistor van onderling hetzelfde geleidingstype tegengesteld aan dat van de eerste en tweede transistor, welke derde en vierde transistor als een verschilpaar zijn geschakeld met een weerstand 10 tussen de emitters, waarbij de basis van de derde transistor met de regelspanningshron en de kollektor met de basis van de eerste transistor is gekoppeld en waarbij de basis van de vierde transistor met de referentiespanningsbron en de kollektor met de basis van de tweede transistor is gekoppeld.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat in de emitter leiding van de eerste en de tweede transistor een onderling gelijke weerstand is opgenemen, welke weerstand deel uitmaakt van de takweerstand. 20 25 30 8203979 35