NL8203763A - Vulventiel voor een doseer- of vulinrichting. - Google Patents

Description

_____* * 82.5134/Rey/sme

Korte aanduiding: Vulventiel voor een doseer- of vulinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een vulventiel voor een doseer- of vulinrichting, omvattende een van een afsluit-orgaan voorziene vulbuis, die aan zijn uiteinde is voorzien van één of meer uitstroomopeningen en anderzijds in ver-5 binding staat met een reservoir voor vulvloeistof.

Een dergelijk vulventiel is in een groot aantal uitvoeringsvormen bekend, en wordt bijvoorbeeld toegepast bij een plunjer-doseervuller. Tijdens de persslag van de plunjer opent het afsluitorgaan van de vulbuis zich en stroomt een door 10 de slag van de plunjer bepaalde hoeveelheid vulvloeistof via de uitstrooïBopeningen in een onder de vulbuis geplaatste houder. Aan het einde van de plunjerslag wordt de afsluiter in de vulbuis gesloten en wordt een nieuwe houder onder de vulbuis gebracht. Na het sluiten van de afsluiter zal in het algemeen 15 nog wat vulvloeistof uit de uitstroomopeningen treden, wat in het bijzonder bij visceuze vloeistoffen aanleiding zal ' geven tot druppelvorming. Dergelijke druppels geven niet alleen verlies aan vulvloeistof, doch kunnen tevens vervuiling van de te vullen houders of van de transportinrichting voor deze 20 houders veroorzaken. Het aan de buitenkant vervuilen van de houders kan moeilijkheden opleveren bij het aanbrengen van een afsluitdeksel, terwijl tevens een eventuele opdruk van de houder zou kunnen worden aangetast.

De uitvinding beoogt een vulventiel voor een doseer- of 25 vulinrichting te verschaffen met goede vuleigenschappen, waarbij tevens het bovengenoemde nadeel wordt vermeden. Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat nabij de uitstroomopeningen een afzuigkanaal uitmondt voor het afzuigen van de vulvloeistof, die na het afsluiten van de vul-30 buis nog door de uitstroomopeningen naar buiten treedt,

In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding is het uiteinde van de vulbuis zodanig uitgevoerd, dat de na het afsluiten van de vulbuis naar buiten tredende vloeistof naar het afzuigkanaal woidt geleid.

35 Bij vulventielen voor kleine doseringen is de vulbuis 8203763 - 2 - m 9 ; ♦ » * aan de onderzijde afgesloten en bevinden de uitstroomopeningen zich in de zijwand of in de onderwand hiervan. Volgens de uitvinding is het uiteinde van een dergelijke vulbuis kegelvormig uitgevoerd en loopt het afzuigkanaal coaxiaal binnen 5 de vulbuis en mondt uit in de top van de kegel. De nog uit de in de zijwand of de kegelwand van de vulbuis aangebrachte uitstroomopeningen stromende vulvloeistof loopt via het kegelvlak omlaag en wordt nabij de kegeltop afgezogen via het afzuigkanaal, zodat geen druppelvormig kan optreden.

10 Bij vulventielen voor grote doseringen heeft de vulbuis een grote diameter en is aan de onderkant open. Bij dergelijke vulventielen is het afzuigkanaal bij voorkeur aangesloten op een concentrisch om het uiteinde van de vulbuis aangebrachte ringvormige ruimte.

15 In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding is hierbij in het open uiteinde van de vulbuis een hulpklep aangebracht, die onder veerdruk tegen de onderste rand van de vulbuis aanligt, welke hulpklep een kegelvormige omtrekscppervlak dat heeft,/samenwerkt met de overeenkomstig afgeschuinde rand van 20 de vulbuis en waarbij de buitenste rand van de hulpklep zich tenminste uitstrekt tot het de buitenoppervlak van de vulbuis. Op deze wijze vindt een gelijkmatige kegelvormige uitstroming van de vulvloeistof plaats, terwijl de hulpklep aan het einde van de persslag van de plunjer de vulbuis aan 25 de onderkant automatisch afsluit en mogelijke, nog uitstromende vulvloeistof via de buitenste rand van de klep naar het ringvormige afzuiglanaaLwordt geleid, zodat ook hier druppel-vorming op doelmatige wijze wordt voorkomen.

Teneinde goede vuleigenschappen te verkrijgen, heeft 30 volgens de uitvinding het bovenoppervlak van de hulpklep één of meer verhogingen die een onderbreking geven in het door de uitstromende vulvloeistof gevormde vlies. Bij het vullen van houders doet zich vaak het probleem voor dat de lucht uit de houder niet de mogelijkheid heeft, om via de vulopening 35 te ontsnappen. Dit is zeker het geval indien de uitstroming volgens een gesloten kegelvormig vlies plaatsvindt en de vulopening volledig door dit vlies wordt afgesloten. De verhogingen op de bovenkant van de hulpklep verschaffen 8203763 - 3 - echter onderbrekingen in dit vlies, zodat de lucht gemakkelijk kan ontsnappen en de goede vuleigenschappen van het vulventiel worden gewaarborgd.

De hulpklep heeft tevens het voordeel dat de vulbuis wordt 5 afgesloten indien de doseerinrichting bijvoorbeeld bij een storing wordt stopgezet, terwijl de plunjer zijn persslag nog niet heeft voltooid. Normaliter zou de op dat moment onder de plunjer aanwezige hoeveelheid vulvloeistof via de uitstroom-openingen wegstromen, waardoor een overdosering optreedt daar 10 ook de vloeistof in de zogenaamde schadelijke ruimten wegstroomt. Bij het weer in werking stellen van de inrichting zal dientengevolge bij de eerstvolgende vulling een onderdosering optreden.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van 15 de tekening.

Fig. 1 toont een gedeeltelijke doseerinrichting met een vulventiel volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een andere uitvoeringsvorm van het vulventiel volgens de uitvinding, dat geschikt is voor kleine doserin-20 gen.

Fig. 3 toont een nog andere uitvoeringsvorm van het do-seerventiel volgens de uitvinding, dat geschikt is voor grote ' doseringen.

In fig. 1 is gedeeltelijk een plunjer-doseerinrichting 1 25 met een vulventiel 2 weergegeven. De doseerinrichting omvat een reservoir 3 voor vultfoeistof, dat via een door een klep 4 af te sluiten opening 5 in verbinding staat met een ruimte 6, waarin een door een afsluitorgaan 8 afsluitbare uitlaatopening 9, waarop door middel van een moer 10 een vulbuis 11 is aange-30 sloten. In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn de openingen 5 en 9 boven elkaar aangebracht om een gemeenschappelijke verticale hartlijn, waarbij de klep 4 en het afsluitorgaan 8 op een gemeenschappelijke bedieningsstang 12 zijn aangebracht, zodat indien de opening 5 wordt geopend, de opening 9 wordt 35 afgesloten en vice versa.

De vulbuis 11 is aan de onderkant kegelvormig uitgevoerd waarbij in het kegelvlak een aantal uitstroomopeningen 13 8203763 9 - 4 - * zijn aangebracht. Coaxiaal binnen de vulbuis bevindt zich een afzuigkanaal 14, dat uitmondt in de top van het kegelvormige oppervlak van de vulbuis en via de zijwand van de vulbuis is aangesloten op een niet-weergegeven vacuümpomp. In de in 5 fig. 1 getekende situatie staat de plunjer 7 op het punt om omhoog te bewegen, waarbij vulvloeistof vanuit het reservoir 3 via de opening 5 naar de ruimte 6 zal stromen. Indien de plunjer 7 zijn hoogste stand heeft bereikt, wordt de opening 5 gesloten en derhalve de opening 9 vrij gegeven. Door de 10 naar beneden gerichte persslag van de plunjer 7 zal een met deze slag overeenkomende hoeveelheid vulvbeistof vanuit de ruimte 6 door de opening 9 en de uitstroomopeningen 13 in een onder de vulbuis geplaatste niet-weergegeven houder stromen. Aan het einde van de slag wordt de opening 9 weer geslo-15 ten door het afsluitorgaan 8 en wordt de gevulde houder vervangen door een lege. Na het afsluiten van de opening 9 zal in het algemeen nog enige vloeistof vanuit de vulbuis door de openingen 13 naar buiten treden, welke vloeistof langs het kegelvormige vlak van de vulbuis omlaag zal stromen en door 20 het afzuigkanaal zal worden opgezogen. Het kegelvormige oppervlak voorkomt in combinatie met het afzuigkanaal 14 dat het vulventiel nadruppelt indien de houder is gevuld en moet worden verwisseld. Hierdoor wordt vervuiling van de houders en/of van de onder het vulventiel doorlopende transportinrichting voor 25 de houders voorkomen.

In fig. 2 is een andere uitvoeringsvorm van de vulbuis weergegeven, die in het bijzonder geschikt is voor het vullen van flesvormige houders, zoals de in de tekening weergegeven houder 15. De vulbuis 16 is hierbij cilindervormig, terwijl het 30 afzuigkanaal 17 aan zijn uiteinde is voorzien van een verbreding 18 die tussen zich zelf en het onderste uiteinde van de vulbuis een ringvormige uitstroomopening 19 vrijlaat. Het aan de opening 19 grenzende vlak van de verbreding 18 is kegelvormig uitgevoerd, met eventuele verhogingen, zodat de 35 uitstromende vloeistof een rondgaande of onderbroken kegelvormig vlies vormt. Het naar beraden gerichte oppervlak van de verbreding 18 is eveneens kegelvormig uitgevoerd, waarbij het afzuigkanaal evenals bij de voorgaande uitvoeringsvorm in 8203763 ' * ; ·. - ’ ' i -5- de top van het kegelvlak uitmondt.Op deze wijze stroomt de na het afsluiten van de vulbuis nog uit de opening 19 tredende vulvloeistof langs het kegelvormige onderste vlak van de verbreding en wordt vervolgens via het afvoerkanaal 17 weg-5 gezogen. Deze uitvoeringsvorm van het vulventiel, die bijzonder geschikt is voor het vullen van flessen met een relatief smalle vulopening, heeft nog het bijkomende voordeel, dat de in de fles aanwezige lucht eveneens via het afzuigkanaal 17 kan ontwijken. Bij de conventionele vulventielen wordt het 10 ontsnappen van de lucht vaak belemmerd door de vulbuis en door het hieruit tredende scherm van vloeistof.

In fig. 3 is een vulventiel voor grote doseringen weergegeven, waarbij het afsluitorgaan wordt gevormd door een kogelklep 20. De vulbuis 21 heeft een relatief grote diameter 15 en is aan de onderzijde open. In de onderste opening van de vulbuis is een hulpklep 22 aangebracht, die met een klepsteel 23 in een binnen de vulbuis aangebrachte geleiding 24 is opgehangen, en door middel van een veer 25 tegen de onderkant van de vulbuis rust. Het omtreksoppervlak van de klep 22 is kegel-20 vormig uitgevoerd en werkt samen met de overeenkomstig afgeschuinde onderkant van de vulbuis. De buitenste rand van de klep kan hierbij een weinig buiten het buitenoppervlak van - de vulbuis uitsteken.

Concentrisch om het buitenoppervlak van de vulbuis is 25 een mantel 26 aangebracht, die een ringvormige ruimte om de vulbuis vormt, welke ruimte is aangesloten op een afvoerkanaal 27·

Indien de kogelklep 20 zich in de weergegeven gesloten stand bevindt, is de vulbuis door de klep 22 afgesloten. In-30 dien de kogelklep 20 wordt geopend, en een hoeveelheid vulvloeistof door de doseerinrichting wordt afgegeven, zal de tegen de druk van de veer 25 in werkende druk van de vulvloeistof de klep 22 doen openen. Aan het einde van de persslag van cfe plunjer zal de klep 22 de opening van de vulbuis 35 21 door de werking vai de veer 23 automatisch afsluiten. Even tueel nog naar buiten tredende vulvloeistof wordt via de enigszins uitstekende rand van de klep 22 naar de ringvormige ruimte geleid en afgezogen.

8203763 11 - 6 -

Bovendien zijn op de bovenkant van de hulpklep een aantal verhogingen of ruggen 28 aangebracht, die zich vanaf de klepsteel 23 in radiale richting naar de buitenomtrek uitstrekken. Deze ruggen hebben tot doel om een onderbreking te 5 bewerkstelligen in het door de uitstromende vloeistof gevormde vlies. Via deze onderbrekingen kan de in de houder aanwezige lucht gemakkelijk ontsnappen en wordt een verbetering van de vuleigenschappen van het vulventiel verkregen.

Deze uitvoering met hulpklep heeft nog het bijkomende 10 voordeel, dat indien de doseerinrichting bijvoorbeeld bij een storing wordt stilgezet, terwijl de plunjer.zijn persslag nog niet heeft voltooid, de klep 22 de vulbuis afsluit,zodat de onder de plunjer en in de ruimte 6 aanwezige'vulvloeistof niet kan wegstromen. Bij de conventionele doseerinrichtingen 15 treedt in dergelijke gevallen namelijk een overdosering op doordat de hoeveelheid uitstromende vloeistof hierbij niet wordt bepaald door de zuigerslag van de plunjer, doch tevens de gehele ruimte 6 leegstroomt (zie ook fig. 1). Indien de doseerinrichting vervolgens weer wordt aangezet, zal bij 20 de eerstvolgende vulling een onderdosering optreden.

8203763

Claims (5)

1. Vulventiel voor een doseer- of vulinrichting, omvattende een van een afsluitorgaan voorziene vulbuis, die aan zijn uiteinde is voorzien van één of meer uitstroomopeningen en anderzijds in verbinding staat met een reservoir voor vul- 5 vloeistof, met het kenmerk, dat nabij de uitstroomopeningen een afzuigkanaal uitmondt voor het afzuigen van vulvloeistof, die na het afsluiten van de vulbuis via de uitstroomopeningen naar buiten treedt.

2. Vulventiel volgens conclusie 1, met het ken- 10 merk, dat het uiteinde van de vulbuis zodanig is uitgevoerd, dat de na het afsluiten van de vulbuis naar buiten tredende vloeistof naar de monding van het afzuigkanaal wordt geleid.

3. Vulventiel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het uiteinde van de vulbuis kegelvormig is en 1. het afzuigkanaal coaxiaal binnen de vulbuis loopt en uitmondt in de top van de kegel.

4. Vulventiel volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat het afzuigkanaal is aangesloten op een concentrisch om het uiteinde van de vulbuis aangebrachte 20 ringvormige ruimte.

5. Vulventiel volgens conclusie 4,met het ken-m e r k, dat in het open onderste uiteinde van de vulbuis een hulpklep is aangebracht, die onder veerdruk tegen de onderste rand van de vulbuis aanligt.

6. Vulventiel volgens conclusie 5, met het ken merk, dat.de hulpklep een kegelvormige omtreksoppervlak heeft, dat samenwerkt met de overeenkomstig afgeschuinde rand van de vulbuis en de buitenste rand van de hulpklep zich tenminste uitstrekt tot het buitenoppervlak van de vul-30 buis. 8203763 - 8 -

7. Vulventiel volgens conclusie 5 of 6,met het kenmerk, dat het bovenoppervlak van de hulpklep één of meer verhogingen heeft, die een onderbreking geven in het door de uitstromende vulvloeistof gevormde vlies.

5 S. Vulventiel volgens conclusie J, met het kenmerk, dat de verhogingen, bestaan uit één of meer radiaal op het bovenoppervlak van de klep aangebrachte ruggen. 8203763