NL8203644A - Munitie uit een stuk. - Google Patents

Description

Munitie uit één stuk.

De uitvinding heeft betrekking op munitie uit één stuk met een brisant projectiel voorzien van een ontsteker.

Munitie van de hier bedoelde soort is bijvoorbeeld bekend uit "Waffen-technisches Taschenbuch", van Rheinmetall, derde oplage, 1977, bladzijde 502, Figuur 1125. Hij is uitgevoerd als volkaliber-munitie en vertoont derhalve een grote stromingsdoorsnede, zodat wegens de daaruit voortvloeiende snelheidsdaling grote gevechtsafstanden slechts met een gekromde vluchtbaan en. een grote vluchttijd kunnen worden verkregen. Dit is vooral bijzonder nadelig, als snel bewegende doelen moeten worden bestreden met splinterwerking en gasdruk.

De uitvinding beoogt munitie van de hier bedoelde soort te verschaffen die een zeer geschikte vluchtbaan van het projectiel mogelijk maakt.

Daartoe is munitie volgens de uitvinding gekenmerkt doordat het brisante projectiel is uitgevoerd als een onderkaliber-projectiel en bij voorkeur is vervaardigd van een materiaal met een hoge dichtheid en is voorzien van een afwerpbare aandrijfspiegel of aandrijfkooi.

De uitvinding wordt hieronder nader toegelicht aan de hand van de tekening, die betrekking heeft op vier uitvoeringsvoorbeelden van munitie volgens de uitvinding.

Figuren 1 en 2 zijn langsdoorsneden door een eerste en. tweede uit-voeringsvoorbeeld bestemd voor stabilisatie met vinnen en voorzien van een huls voor de aandrijvende lading.

Figuren 3 en 4 zijn langsdoorsneden door een projectiel volgens de uitvinding dat door rotatie wordt gestabiliseerd.

Een patroon volgens de uitvinding is voorzien van een onderkaliber-brisant projectiel 10 met een projectielmantel 20 van een gesinterde legering van zware metalen met hoog aandeel aan. bij voorkeur wolfraam en/of tenminste één andere component met hoge dichtheid. De projectielmantel 20 is aan de. omtrek voorzien van een op niet nader afgeheelde wijze in segmenten verdeelde poel-aandrijfspiegel 24 waarvan het gasdruk-opneemvlak 32 zich tot ver naar voren uitstrekt. De poel-aandrijfspiegel 24 is via een opsluitsgebied 34 (waarbij overeenkomstige niet afgebeelde opsluitmiddelen ter plaatse van een omtreksoppervlak 36 en een daar onmiddellijk aangrenzend tegenoppervlak 25 behoren) verbonden met de projectielmantel· 20 teneinde daaraan axiaal bevestigd te zijn bij het doorlopen van de loop. Het projectiel 10 volgens Figuur 1 is voorzien van een top 21, bijvoorbeeld vervaardigd uit een reactief materiaal, die via een tap 21' is verbonden met de projectielmantel 20. Aan de achterzijde is een stabilisatie inrichting 28 met vinnen bevestigd aan het projectiel 10.

Langs de omtrek van de poe1-aandrijfspiegel 24 is een band 26 aangebracht.

De projectielmantel 20 omsluit een springlading 30. Daarop sluit aan de achterzijde een niet nader afgebeelde bodemontsteker 22 aan. Een inwendige ruimte 27 aan de achterzijde is aanwezig, bijvoorbeeld voor het opnemen van een niet afgebeelde lichtspoorlading of een andere inrichting. Een aandrijf-ladinghuls 40 van metaal met een inwendige ruimte 42 voor het opnemen van een niet afgebeelde aandrijvende lading die zich vanaf het binnenste huls-bodemoppervlak 48 uitstrekt tot het gasdrukopneemvlak 32, heeft over zijn gehele lengte tussen een hulsbodem 44 en een voorste ringvormig kopvlak 46 een ronde doorsnede met nagenoeg gelijke buitendiameter. Daardoor verkrijgt men. een zeer goed verpakkingsvolume, waarvan de voordelen uitvoerig zijn beschreven in de Duitse octrooiaanvrage P 31 48 829.3.

Het uitvoeringsvoorbeeld volgens Figuur 2 heeft betrekking op een variant met een naar verhouding kleinere springlading 30', waarbij het gehele topdeel 23 uit het materiaal met hoge dichtheid van de projectielmantel 20 bestaat.

Volgens Figuur 3 is een mantellichaam 62 rotatiesymmetrisch uitgevoerd en voorzien van een centrale boring 64 met een voorste bevestigingsgebiéd 66 en een achterste bevestigingsgebied 68 en een kraag daartussen. In het achterste deel van de 'boring 64 is een bodemontsteker 22 aangebracht, die aan de voorzijde rust tegen de kraag en aan de achterzijde grenst aan een ruimte 42 voor een lichtspoorlading 78. De houder 76 is door middel van een schroefdraad 82 vastgezet in het achterste bevestigingsgebied 68. Een toplichaam 72 is voorzien van een achterwaartse verlenging 70 waarmee hij door middel van een schroefdraad 60 is vastgezet in het voorste bevestigingsgebied 66.

Het toplichaam 72 sluit een holle ruimte 86 die een door de boring 64 gevormde holle ruimte voor het opnemen van een springlading 30 aan de voorzijde begrenst.

Volgens Figuur 4 is het toplichaam 74 massief uitgevoerd, waardoor een ander doorboringsgedrag ontstaat, bijvoorbeeld ten opzichte van gepantserde doelen. In beide gevallen kan het materiaal van het toplichaam 72 en 74 overeenkomen met het materiaal van de projectielmantel 60, in .het bijzonder ten aanzien van zijn dichtheid.

Met voordeel maken beide uitvoeringsvoorbeelden volgens de Figuren 3 en 4 gebruik van een gelijke projectielmantel 60, waarbij naar keuze kan worden beschikt over een toplichaam 72 of een toplichaam 74 teneinde het projectiel te voltooien overeenkomstig het beoogde doel. Op deze wijze verkrijgt men een zeer eenvoudige en weinig kostbare munitie-eenheid.

Ma het inschroeven van het betreffende toplichaam 72 resp. 74 in de projectielmantel 60 vindt verdere afwerking plaats door het aan de achterzijde inbrengen van de springlading 30. Vervolgens wordt de bodemontsteker 22 ingebracht en vastgezet door het inschroeven van de houder 76 voor de lichtspoorlading 78.

Dankzij de hoge dichtheid en de onderkaliber-uitvoering van het brisante projectiel 10 of 60 (daardoor verkrijgt men een naar verhouding kleine stromingsdoorsnede) vertoont het brisante projectiel 10 of 60 een zeer gestrekte vluchtbaan, zodat het geschikt is voor de bestrijding van snelbewegende doelen onder toepassing van de splinterwerking en de brisante werking. Bij de met een instelbare vertraging werkende bodemontsteker 22 kunnen met een brisant projectiel 10 of 60 ook licht tot matig gepantserde doelen met succes worden bestreden. Naast de verkregen eindballistische prestatieverhoging verkrijgt men als verdere prestatieverhogende maatregel een tenminste gedeeltelijk verbrandbare aandrijfladinghuls of een rechtstreeks, dat wil zeggen zonder aandrijfladinghuls, als één stuk met het projectiel verbonden aandrijfladinglichaam, waardoor het bij de inzet overblijven van lege hulsen verminderd of geheel vermeden kan worden.

Claims (11)

1. Munitie uit één stuk, met een brisant projectiel voorzien van een ontsteker, met het kenmerk dat het brisante projectiel (10; 60) als onder-kaliber-projectiel is uitgevoerd en bij voorkeur is vervaardigd van een materiaal met hoge dichtheid en is voorzien van een afwerpbare aandrijf-spiegel of aandrijfkooi.

2. Munitie volgens conclusie 1, gekenmerkt door de toepassing van een gesinterde legering van zware metalen met een hoog aandeel aan bij voorkeur wolfraam en/of tenminste één andere component met hoge dichtheid, tenminste voor een projectieImantel (20) en een mantellichaam (62).

3. Munitie volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat; a) het brisante projectiel (60) een hoofdzakelijk buisvormig mantellichaam (62) omvat, b) waarbij in een centrale boring (64) van het mantellichaam (62) een voorste bevestigingsgebied (66) en een achterste bevestigingsgebied (68) aanwezig zijn, c) waarbij het voorste bevestigingsgebied (66) dient voor het opnemen van een achterste uitsteeksel (70) van een toplichaam (72; 74) en c) het achterste bevestigingsgebied (68) dient voor het opnemen van een houder (76) voor een lichtspoorlading (78).

4. Munitie volgens conclusie 3, gekenmerkt door een bevestiging in het betreffende bevestigingsgebied (66; 68) door middel van een schroefdraad (80; 82) .

5. Munitie volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk dat tenminste het uitsteeksel (70) een holle ruimte (84) bevat voor het opnemen van een deel van een springlading (30).

6. Munitie volgens conclusie 5, gekenmerkt door een holle ruimte (86) in het toplichaam (72) voor het opnemen van een deel van de springlading (30) .

7. Munitie volgens een of meer der conclusies 1 t/m 6, gekenmerkt door een zich met zijn gasdruk-opneemvlak (32) ver tot in het voorste deel van het brisante projectiel (10) uitstrekkende poel-aandrijfspiegel (24) en een stabilisatie inrichting (28) aan de achterzijde.

8. Munitie volgens een of meer der conclusies 1 t/m 7, gekenmerkt door grotendeels constante buitendiameter langs het overwegende langsaxiale deel van de betreffende munitie.

9. Munitie volgens een of meer der conclusies 1 t/m 8, gekenmerkt door een aandrijfladinghuls (40) van metaal.

10. Munitie volgens een of meer der conclusies 1 t/m 8, gekenmerkt door een tenminste gedeeltelijk verbrandbare aandrijfladinghuls.

11. Munitie volgens een of meer der conclusies 1 t/m 8, gekenmerkt door een hulsloos aandrijfladinglichaam dat als één stuk is verbonden met het brisante projectiel (10).