NL8202434A - Werkwijze en inrichting voor het gelijktijdig toedienen van vloeistof aan boven elkaar opgestelde gewas bevattende houders. - Google Patents

Description

-1- 22573/CV/tl s'

Korte Aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het gelijktijdig toedienen van vloeistof aan boven elkaar opgestelde gewas bevattende houder 3 · 5 De uitvinding heat betrekking op een werkwijze voor het gelijktij dig toedienen van vloeistof aan hoven elkaar opgestelde,gewas bevattende houders,waarbij voor iedere houder althans een sproeiorgaan wordt benut.

Gewassen worden veelvuldig in in het algemeen geklimatiseerde ruimtesopgekweekt,waarbij de gewassen voor een zo goed mogelijke benut-10 ting van de ter beschikking staande ruimte zijn opgenomen in boven elkaar opgestelde houders,die bijvoorbeeld kunnen worden gevormd door teeltmateriaal bevattende bakken,goten of dergelijke.

Om een zo gelijkmatig mogelijke groei van de op verschillende niveau's gelegen gewassen te kunnen waarborgen is het nodig om onder meer 15 er voor te zorgen,dat bij de toediening van de groei - beïnvloedende vloeistoffen,zoals bijvoorbeeld water,aan ieder van de boven elkaar gelegen houders een zelfde hoeveelheid vloeistof wordt toegediend.

^ Volgens de uitvinding kan dit nu op eenvoudige wijze worden bereikt doordat aan ieder van de sproeiorganen vloeistof wordt toegevoerd vanuit 20 een ruimte waarin het vloeistofniveau op een bepaalde hoogte boven de uitstroomopening (en) van het desbetreffende sproeiorgaan wordt gehouden, zodanig,dat de vloeistof uitsluitend onder invloed van de zwaartekracht naar de uitstroomopening (en) zal toestromen.

De werkwijze volgens de uitvinding kan op eenvoudige wijze worden -25 toegepast onder gebruikmaking van een inrichting,welke is voorzien van een aantal boven elkaar opgestelde reservoirs,op ieder waarvan althans een sproeiorgaan is aangesloten,terwijl iedere reservoir is voorzien van een overloop,welke op een bepaalde afstand boven de aansluiting van het sproeiorgaan aan het reservoir is gelegen.

30 Bij gebruikmaking van de constructie volgens de uitvinding zal, uiteraard bij toepassing van gelijke sproeiorganen voor alle boven elkaar gelegen houders,zijn gewaarborgd,dat per tijdseenheid uit alle sproeiorganen eenzelfde hoeveelheid water zal uittreden zonder enige beïnvloeding veroorzaakt door verschillen in hoogteligging van de sproeiorganen.

35 De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren.

.829 2 4 34 % -2- 22573/CV/tl

, x 'JV

¥ *

Fig. 1 toont schematisch een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont schematisch een doorsnede over een deel van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.

5 Fig. 3 toont een doorsnede over een deel van fig.2,gezien volgens de lijn III- III in fig.2.

De in fig.1 weergegeven inrichting omvat een door loopwielen 1, bij voorkeur zelf instellende loopwielen^ondersteund gestel 2,dat dient ter ondersteuning van een zich omhoog uitstrekkende kolom 3. In de kolom 10 3 is een niet nader weergegeven leiding opgenomen,welke aan het boven einde van de kolom uitmondt in een afvoertuit 4. Deze leiding kan bijvoorbeeld met behulp van niet nader weergegeven middelen op het waterleidingnet worden aangesloten.

Verder zijn aan de kolom 3 op regelmatige onderlinge afstand boven 15 elkaar gëfegen reservoirs 5 bevestigd. Nabij het ondereinde van ieder reservoir is op het reservoir een sproeiorgaan in de vorm van een zich. in horizontale richting uitstrekkende pijp 6 aangebracht, t»elke pijp 6 *-aan zijn ondereinde zal zijn voorzien van een bepaald aantal afvoer-of sproeiopeningen.

20 Verder is op ieder van de reservoirs 5 op een bepaalde vaste af stand boven de aansluiting van de pijp 6 een een overloop vormende af-voerleiding 7 aangesloten,welke afvoerleiding zich vanaf het desbetreffende reservoir naar beneden toe uitstrekt en met zijn ondereinde is aangesloten op-een daaronder liggend reservoir.

25 De op het onderste reservoir aangesloten leiding 7 is met een opvangbak of dergelijke verbonden.

Indien nu via de afvoertuit water wordt toegevoerd zullen alle reservoirs zich vullen tot op een niveau bepaald door de overloop gevormd door de op het boveneinde van ieder reservoir aangesloten afvoerleiding 30 7. Dientengevolge zal voor alle sproeipijpen 6 de druk,welke wordt uitge oefend op de via de uitstroomopeningen van de sproeipijpen uittredende vloeistof gelijk zijn,waardoor uit ieder van de sproeipijpen 6,vooropgezet,dat zij gelijk van constructie zijn,per tijdseenheid eenzelfde hoeveelheid water zal uittreden. Tijdens bedrijf kunnen dan ook de sproeipijpen 35 zodanig worden opgesteld,dat zij zich over boven elkaar gelegen houders 8202434

V V

»* -3- 22573/CV/tl t 6 uitstreken en daarbij eventueel nog ten opzichte van de houders verplaatst worden, zodat een gelijkmatige besproeiing van de zich in de houders bevindende gewassen kan plaatsvinden terwijl aan ieder van de boven elkaar gelegen houders eenzelfde hoeveelheid vloeistof per tijdseenheid zal 5 worden toegevoerd.

Uiteraard zijn er binnen de geest en beschermingsomvang van de uitvinding wijzigingen en/of aanvullingen op de hierboven omschreven uitvoering denkbaar.

Zo toont fig.2 een deel van een constructie,waarbij de verticaal 10 staande kolom is vervangen door een aantal boven elkaar gelegen en op elkaar aansluitende buisstukken 8. Ieder van de buisstukken is aan zijn ondereinde afgesloten door een bodemplaat 9,welke is voorzien van een gat 10. Op de bodemplaat 9 van ieder buisstuk J3. is een zich vanaf de bodemplaat 9 omhoog uitstrekkende pijp 11 bevestigd,zodanig,dat het gat 15 10 in open verbinding staat met het ondereinde van de pijp 11. Alle pijpstukken 11 ,die in de op elkaar aangesloten buisstukken 8 zijn aangebracht zijn van gelijke hoogte. Aan de boveneinden van de buisstukken •11 zijn half ronde kappen 12 bevestigd, zodanig,dat de boveneinde van de buisstukken 11 slechts toegankelijk zijn nabij de zijkanten van de kappen 20 12.

Verder is op ieder van de buisstukken 8 op een bepaalde vaste afstand onder het boveneinde van een in een desbetreffend buisstuk 8 gelegen pijp 11 een een sproeiorgaan vormende,zich in horizontale richting uitstrekkende buis 13 aangesloten,welke buis 13 zal zijn voorzien van 25 een bepaald aantal niet nader weergegeven afvoer- of sproeiopeningen.

Vloeistof, bijvoorbeeld water kan in de richting volgens pijl A (fig.2) worden toegevoerd in het bovenste buisstuk 2,en het zal duidelijk zijn,dat zich in ieder buisstuk de vloeistof instelt tot op een niveau althans nagenoeg gelijk aan het boveneinde van de pijp 11,terwijl 30 een overmaat aan toegevoerde vloeistof via het inwendige van de pijp 11 zal wegstromen naar een lager gelegen buisstuk. Uit het onderste buisstuk kan vloeistof weer worden afgeveerd naar een opvangreservoir of dergelijke.

Ook bij toepassing van deze constructie is dus bewerkstelligd,dat 35 tijdens bedrijf de druk uitgeoefend op de uit de sproeiorganen 13 uit- 8202434 -4- 22573/CV/tl stromende vloeistof voor alle sproeiorganen gelijk zal zijn}zodat ook hier op eenvoudige wijze gewaarborgd kan worden,dat tijdens bedrijf op alle niveaub per tijdseenheid eenzelfde hoeveelheid vloeistof uit de sproeiorganen 13 zal uittreden.

5 Door het aanbrengen van de kappen 12 op de boveneinden van de buizen 11 wordt voorkomen,dat via de buisstukken 8 naar beneden stromende vloeistof eventueel rechtstreeks via de pijpen wegstroomt zonder dat de reservoirs,gevormd door de onderste gedeelten van de buisstukken 8 worden gevuld tot op het gewenste niveau bepaald door de door de boven-10 einden van de pijpen 11 gevormde overlopen.

Uiteraard kan op ieder reservoir meer dan een sproeipijp 6 of 13 worden aangesloten,terwijl ook sproeiorganen of vloeistoftoevoerorganen, welke een andere vorm. hebben dan de hierboven beschreven en in de figuren afgeheelde sproeipijpen.kunnen worden benut.

15 Verder behoeft de inrichting uiteraard niet te zijn aangebracht op een verrijdbaar gestel,maar kan de inrichting bijvoorbeeld stationair zijn opgesteld nabij een houders bevattend rek resp, in een dergelijk rek zijn ingebouwd,waarbij eventueel de sproeiorganen bijvoorbeeld om de lengteas van de kolom 3 of dergelijke verdraaibaar kunnen zijn opge-20 steld 0m de de gewassen bevattende houders geheel te kunnen bestrijken.

8202434

Claims (8)

1. Werkwijze voor het gelijktijdig toedienen van vloeistof aan boven elkaar opgestelde,gewas bevattende houders,waadij voor iedere houder althans een sproeiorgaan wordt benut,met het kenmerk,dat aan ieder van de sproeiorganen vloeistof wordt toegevoerd vanuit een ruimte waarin het 5 vloeistofniveau op bepaalde hoogte boven de uitstroomopening (en) van het desbetreffende sproeiorgaan wordt gehouden,zodanig,dat de vloeistof uitsluitend onder invloed van de zwaartekracht naar de uitstroomopening (en) zal toestromen.

2. Inrichting bestemd voor het uitvoeren van de werkwijze volgens 10 conclusie l,met het kenmerk,dat de inrichting is voorzien van een aantal boven elkaar opgestelde reservoirs op ieder waarvan althans een sproeiorgaan is aangesloten,terwijl ieder reservoir is voorzien van een overloop, welke op een bepaalde afstand boven de aansluiting var het sproeiorgaan aan het reservoir is gelegen.

3. Inrichting volgens conclusie 2 ,met het kenmerk,dat een aantal boven elkaar gelegen reservoirs op regelmatige afstand van elkaar aan een kolom zijn bevestigd,terwijl op het ondereinde van ieder reservoir -een sproeiorgaan is aangesloten en op het boveneinde van het reservoir een afvoerleiding.

4. Inrichting volgens conclusie 3,met het kenmerk,dat een afvoerleiding van een reservoir met zijn ondereinde is aangesloten op een lager liggend reservoir.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een aantal zich omhoog uitstrekkende ' 25 in eikaars verlengde gelegen buisstukken,die ieder zijn voorzien van een onderwand met een centraal gat waarop een zich in het buisstuk omhoog uitstrekkende pijp van een bepaalde lengte is aangesloten,terwijl op enige afstand onder het boveneinde van de pijp op het buisstuk een sproeiorgaan is aangesloten.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk,dat de pijp is voorzien van een afdekkap,zodanig,dat de pijp slechts via aan de zijkanten van drdekkap gelegen openingen toegankelijk is.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat een sproeiorgaan wordt gevormd door een zich althans in hoofdzaak 35 horizontale richting uitstrekkende en van een aantal sproeiopeningen voorziene buis. 8202434 -6- 22573/CV/tl

8. Inrichting volgens een der conclusies 2- 7,met het kenmerk,dat de inrichting is aangebracht op een verrijdbaar gestel. 8202434